Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2019, 165525 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2019, 165525 | Verordeningen |
Vaststellen van de beleidsnota Deelmobiliteit Kansen voor de Stad en het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, gemeente Amsterdam
Vast te stellen de beleidsnota “Deelmobiliteit, kansen voor de stad”. Met als belangrijkste punten:
Amsterdam wil leren wat de nieuwste generatie deelvoertuigen (auto’s uitgezonderd) kan bijdragen aan onze doelstellingen. We starten daarom met een gecontroleerde pilot met deelbromfietsen en gecontroleerde experimenten met andere deelvoertuigen voor de periode 2019 – 2021 met een mogelijke verlenging met één jaar. Omdat:
Amsterdam stelt een ontheffingsmogelijkheid in om kleinschalige en/of lokale experimenten mogelijk te maken met (elektrische) deel(bak)fietsen en mogelijk ook andere nieuwe deelvoertuigen (auto’s uitgezonderd). Voor deze experimenten dient er sprake te zijn van een gebied met een mobiliteitsopgave of een Mobility-as-a-Service experiment. Zoals bijvoorbeeld de Zuidas waar Hello Bike al actief is. Een mogelijke toekomstige locatie is Sloterdijk.
Amsterdam wil dat deelvoertuigen daadwerkelijk gebruikt worden en zo min mogelijk stilstaan in de openbare ruimte. Een van de vergunningsvoorwaarden voor deelbromfietsen is dat ze niet langer dan 24 uur mogen stilstaan. De pilot met deelbromfietsen is pas succesvol als de deelbromfietsen meerdere keren per dag gebruikt worden.
Regulering: In de volgende gebieden is het verboden om deelbromfietsen aan te bieden, maar is het wel mogelijk om tijdelijk te pauzeren in de reguliere parkeervoorzieningen:
De reguliere aanwijsgebieden (conform regels voor particuliere bromfietsen) met uitzondering van alle NS-stations en metrostations. Dit betreft de parkeervoorzieningen bij de ponten over het IJ en in en rond uitgaansgebieden als het Leidseplein, Rembrandtplein en de Eerste van der Helststraat tussen Gerard Douplein en Sarphatipark, rondom de Rode Loper en de Hallen.
Vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 augustus 2008 (Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 155/390), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van13 maart 2019 (Gemeenteblad 2019, 68146).
Na artikel 2.50 wordt een nieuw artikel 2.50A opgenomen dat als volgt komt te luiden:
Artikel 2.50A Ter gebruik aanbieden van voertuigen op of aan de weg
Het college kan ter bescherming van de in het derde lid genoemde belangen per categorie of type voertuig besluiten een plafond instellen voor het maximum aantal voertuigen waarvoor vergunning verleend kan worden en besluiten een plafond in te stellen voor het maximum aantal te verlenen vergunningen.
Indien voor een categorie of type voertuig een vergunningplafond geldt, maakt het college een tijdvak bekend waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend. Overstijgt het aantal vergunningaanvragen het vergunningenplafond, dan wordt aan de hand van vooraf door het college vastgestelde nadere regels een vergelijkende toets uitgevoerd om te bepalen welke aanvrager(s) een vergunning wordt gegund.
Indien een vergelijkende toets als bedoeld in het vijfde lid, onder b, wordt uitgevoerd, dan maken de elementen van het in de vergunningaanvraag omschreven ‘bedrijfsconcept’, voor zover niet strijdig met de bij of krachtens deze verordening gestelde regels, onderdeel uit van de vergunning indien deze wordt verleend.
Kennis te nemen van de toelichting op artikel 2.50A die na de toelichting op artikel 2.50 in de toelichting op de APV wordt opgenomen.
Artikel 2.50A Ter gebruik aanbieden van voertuigen op of aan de weg
Het artikel heeft betrekking op voertuigen in de breedste zin van het woord. In de in artikel 1.1 onderdeel 8 van deze verordening opgenomen omschrijving van het begrip voertuig worden ook enkele typen (kleinere) voertuigen uitgezonderd. Artikel 2.50A heeft nadrukkelijk ook betrekking op deze in artikel 1.1 van het begrip uitgezonderde typen voertuigen. Het verbod ziet derhalve ook op het aanbieden van segways, steps en andere kleinere voertuigen.
Met de in het eerste lid opgenomen zinsnede ‘of anderszins met commerciële doeleinden’ wordt het volgende bedoeld. Ook als het gebruik van het voertuig voor de gebruiker gratis is in de zin dat deze daarvoor niet hoeft te betalen, is het aanbieden niet toegestaan als de aanbieder andere commerciële doeleinden heeft met het gebruik van het voertuig. Bijvoorbeeld door het maken van reclame voor een product of een dienst of het genereren en verzamelen van data.
Het aanbieden kan op verschillende wijzen plaatsvinden. De aanbieder kan fysiek aanwezig zijn om het publiek te interesseren voor het gebruikmaken van de voertuigen, maar het aanbod kan ook online gedaan worden of met behulp van een applicatie op een smartphone die de gebruiker in staat stelt het voertuig te gebruiken en deze te ontgrendelen.
Zonder de in het tweede lid genoemde uitzondering zouden ook zogenaamde deelauto’s waarvoor op basis van de Parkeerverordening een autodeelvergunning is verstrekt, onder het in het eerste lid genoemde verbod vallen. Deze deelauto’s vallen niet onder het in het eerste lid genoemde verbod.
Gegeven de in het derde lid genoemde belangen kan het noodzakelijk zijn grenzen te stellen aan de aantallen deelvoertuigen waarvoor een vergunning kan worden verleend. Het vijfde lid maakt het mogelijk om zowel voor een categorie voertuig (bijvoorbeeld fiets of bromfiets) als een type voertuig (bijvoorbeeld elektrisch of niet) een maximum te stellen aan het aantal vergunningen (bijvoorbeeld 1, 3 of 5 exploitanten) of het aantal voertuigen. Op die manier kan bijvoorbeeld gekozen worden voor 3 vergunningen voor maximaal 1500 voertuigen per vergunning of maximaal 5 vergunningen voor 500 voertuigen per vergunning.
Wanneer een vergunningenplafond wordt ingesteld, is de kans groot dat niet alle belangstellenden voor een vergunning een vergunning kunnen krijgen. In geval van een dergelijke zogenaamde schaarse vergunning mag de vergunning niet voor onbepaalde tijd worden gegeven. Indien na ommekomst van de vergunningduur opnieuw vergunningen worden vergeven, maken alle geïnteresseerde partijen weer een kans op een vergunning.
De vergunningen zullen op transparante wijze en aan de hand van een van tevoren vastgestelde verdeelmethode verleend worden.
Het college legt in nadere regels vast (lid 4) op welke wijze aan de hand van een vergelijkende toets wordt bepaald welke aanvrager(s) in aanmerking kom(t(en) voor een vergunning. In de vergelijkende toets kunnen gegadigden voor een vergunning gevraagd worden in hun vergunningaanvraag een plan te presenteren dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan door het college van tevoren vastgestelde criteria. Na een beoordeling van alle aanvragen wordt vastgesteld welke aanvragen het beste scoren. De aanvragen met de beste score komen in aanmerking voor een vergunning.
Wanneer vergunningen worden verleend aan de hand van een vergelijkende toets, komen de best scorende aanvragen in aanmerking voor een vergunning. Andere aanvragen worden afgewezen. De aanvragers die een vergunning krijgen zullen deze daadwerkelijk moeten gebruiken in overeenstemming met het (bedrijfs)concept dat ze in hun aanvraag hebben aangeboden en dat als beste is beoordeeld. Zouden ze door het college als positief beoordeelde elementen niet toepassen, dan zou dit niet eerlijk zijn ten opzichte van de aanvragers die geen vergunning hebben gekregen. Daarom maken de elementen van het in de vergunningaanvraag omschreven (bedrijfs)concept ook onderdeel uit van de vergunning. Houdt de vergunninghouder zich niet aan zijn eigen plan, dan handelt de vergunninghouder in strijd met de vergunningsvoorwaarden en kan het college de vergunning intrekken. De vergunning kan dan eventueel opnieuw worden verleend, aan een andere gegadigde.
Op het moment dat een voertuig als bedoeld in het eerste lid in gebruik is bij een gebruiker wordt deze niet aangeboden door de vergunninghouder. Gebruikers kunnen het voertuig mogelijk tijdelijk willen stallen om na enige tijd weer te gebruiken zonder de gebruiks- of huurperiode te beëindigen. Op die manier blijft het voertuig voor de gebruiker beschikbaar. Voor het stallen van het voertuig door de gebruiker gelden in beginsel de reguliere parkeerregels die voor alle (vergelijkbare) voertuigen gelden. Zo zijn er plekken waar alleen in de aanwezige parkeervoorzieningen geparkeerd mag worden. Die regels gelden voor bewoners die hun eigen vervoermiddel willen parkeren, maar ook voor het parkeren van een gehuurd voertuig.
Van het plaatsen van een voertuig door een gebruiker kan worden onderscheiden het aanbieden van het voertuig door een partij op grond van het in de eerste lid bedoelde vergunning. Ook bij het aanbieden van voertuigen door de vergunninghouder dienen in beginsel de reguliere parkeerregels te worden gevolgd.
Het college kan op grond van het zevende lid plekken aanwijzen waar het plaatsen (door gebruikers) van voertuigen als bedoeld in het eerste lid en/of het aanbieden (door vergunninghouders) van deze voertuigen, in afwijking van de reguliere parkeerregels niet is toegestaan.
Het negende lid van dit artikel maakt het mogelijk om voor bepaalde voertuigen, bepaalde plekken of bepaalde partijen een uitzondering op het verbod te maken. Op die manier kunnen lokale experimenten met deelvoertuigen mogelijk worden gemaakt. Ten behoeve van het experiment kan dan ontheffing worden verleend. Het zal dan in de regel gaan om heel specifieke en/of tijdelijke situaties. Uit de beleidsnota die tegelijkertijd met onderhavige wijziging van de APV wordt behandeld, volgt dat (in eerste instantie) alleen voor gebieden met een mobiliteitsopgave of voor experimenten in het kader van Mobility-as-a-Service een ontheffing mogelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-165525.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.