Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2019, 1644 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2019, 1644 | Verordeningen |
Eerste wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 30 november 2018, registratienummer 18MO05262;
gelet op de artikelen 1.3, 3.5.1, 3.6.1 en 3.6.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;
De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 worden gewijzigd als volgt:
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a Informele dienstverlening en ondersteuning
Artikel 3, tweede lid, onder c, komt als volgt te luiden:
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a Bijdrage algemeen gebruikelijke kosten
Een cliënt die verblijft in de crisisopvang huiselijk geweld is na acht weken verblijf een bijdrage voor algemeen gebruikelijke kosten, als bedoeld in artikel 4.1.1 van de verordening, verschuldigd van € 37,35 per week.
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
In bijlage 3 komt de alinea “Maximale pgb-bedragen vervoersvoorzieningen maatwerkvoorzieningen” als volgt te luiden:
Pgb en financiële maatwerkvoorziening voor sociaal/recreatief vervoer
Aan bijlage 4 wordt een tabel toegevoegd:
Vervoer van en naar dagbesteding en dagbehandeling jeugdhulp
De toelichting bij de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting bij artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
Na de toelichting bij artikel 2 wordt een toelichting ingevoegd, luidende:
Artikel 2a informele ondersteuning
In de verordening is opgenomen dat voor de vaststelling van de hoogte van het pgb ook bepalend is of de ondersteuning wordt geleverd op professionele basis of in het informele circuit.
In artikel 2 is uitgewerkt wat onder professionele ondersteuning wordt verstaan.
Uitgangspunt is, dat voor een informeel pgb alleen vormen van ondersteuning in aanmerking komen die overeenkomstig het bepaalde in het zevende lid van artikel 3.4.1 van de verordening voldoen aan de voorwaarden voor dienstverlening door een persoon of een organisatie binnen het informele circuit.
Een cliënt kan dus niet via de ‘omweg’ van een informeel pgb, ondersteuning inkopen die door een al dan niet professionele organisatie of zelfstandig opererende hulpverlener wordt aangeboden.
Net als de professionele ondersteuning dient ook de informele ondersteuning in de zin van de verordening te voldoen aan de algemene voorwaarden en kwaliteitseisen zoals genoemd in de verordening. Zo dient ook informele ondersteuning in het kader van een pgb naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit te zijn en in voldoende mate bij te dragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan beoogde resultaat. Het uitgangspunt is dat niet-professionele, informele ondersteuning wordt betrokken vanuit het sociale netwerk. In de Wmo2015 is het sociaal netwerk gedefinieerd als: ‘personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt’. Ook in het kader van de Jeugdwet is het mogelijk de jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, waaronder de ouders, onder de door het college bepaalde voorwaarden.
Toekenning van ondersteuning vanuit het sociale netwerk geschiedt in het kader van het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte met inachtneming van de relevante bepalingen inzake gebruikelijke hulp en mantelzorgondersteuning.
Slechts in uitzonderingsgevallen en onder zwaarwegende omstandigheden kan door het college worden toegestaan dat middels het informele tarief het pgb wordt besteed aan de inzet van een organisatie die niet aan de eisen van professionele ondersteuning voldoet.
Het college neemt in de beleidsregels op wat onder deze uitzonderingsgevallen wordt verstaan.
De toelichting bij artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
De laatste alinea komt te luiden als volgt:
In het tweede lid is geregeld dat het informele tarief geldt voor aanbieders als bedoeld in artikel 2a. Dat wil zeggen voor aanbieders binnen het informele circuit en (indien gebruik wordt van de uitzondering van het tweede lid) voor aanbieders die niet voldoen aan de eisen om aangemerkt kunnen worden als professioneel aanbieder.
Bij het ontbreken van het type ondersteuning als ondersteuning in natura, geldt een percentage van de marktprijs, die aansluit bij de percentages zoals genoemd in de verordening.
Er worden twee alinea’s toegevoegd, luidende:
De cliënt is verplicht zorgovereenkomsten aan te gaan met zijn zorgverleners. Om bewustwording te creëren in de uitgaven die met het pgb worden gedaan en daadwerkelijk regie te voeren over het pgb-beheer, is in het derde lid opgenomen dat de uitbetaling van de zorgverlener slechts plaatsvindt na accordering van de maandelijkse facturen door de budgethouder. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de zorgovereenkomst die de budgethouder afsluit met de zorgverlener.
In de vierde alinea is opgenomen dat het college op de uitbetaling op declaratiebasis een uitzondering kan maken. Het college zal dit alleen doen als duidelijk is dat de dienstverlening gewaarborgd is.
Na de toelichting bij artikel 7 wordt een toelichting ingevoegd, luidende:
Artikel 7a Bijdrage algemeen gebruikelijke kosten
De crisisopvang slachtoffers huiselijk geweld is conform het bepaalde in artikel 4.1.3 van de verordening, uitgezonderd van het betalen van een financiële, al dan niet inkomensafhankelijke, eigen bijdrage. Deze crisisopvang heeft een duur van maximaal 8 weken.
Mocht door omstandigheden verlenging van de crisisopvang nodig zijn, dan is het de aanbieder toegestaan een bijdrage voor algemeen gebruikelijke kosten als bedoeld in artikel 4.1.1, van de verordening, aan de cliënt te vragen. Het maximale bedrag bedraagt € 161,80 per / € 40,45 per week. Dit bedrag is afgeleid van de minimale lage eigen bijdrage die op grond van artikel 3.12, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in het kader van beschermd wonen van cliënten wordt gevraagd. Conform het in de verordening bepaalde brengt de aanbieder de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage vooraf duidelijk schriftelijk bij de cliënt onder de aandacht, evenals de wijze van inning.
Met deze eerste wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt een aantal zaken geregeld:
Met de wijziging in artikel 2 is verduidelijkt dat een aanbieder aan één van de onderdelen moet voldoen, genoemd in het eerste lid, om aangemerkt te kunnen worden als professionele aanbieder. Het kan zijn omdat hij aan de (cumulatieve) eisen, zoals opgenomen in één van de onderdelen a t/m c voldoet óf omdat hij aanbieder is die al door de gemeente is gecontracteerd of gesubsidieerd voor de betreffende ondersteuning in natura.
Met het nieuwe artikel 2a is verduidelijkt dat er van niet-professionele dienstverlening of ondersteuning wordt gesproken als deze wordt betrokken vanuit het sociaal netwerk. Deze dienstverlener komt dan in aanmerking voor het informele tarief.
Slechts bij hoge uitzondering kan een organisatie die niet kan voldoen aan de criteria voor een professionele dienstverlener worden aangemerkt als een niet-professionele ondersteuner.
Hiermee wordt voorkomen dat via een omweg organisaties altijd ondersteuning kunnen bieden via het informele tarief.
Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij de tekst van de wetten en de verordening.
De wijziging van artikel 3 betreft een technische wijziging, aansluitend bij de bestaande afspraken.
De wijziging van artikel 6, tweede lid, is technisch van aard, om aan te sluiten bij het nieuwe artikel 2a.
In het nieuwe derde en vierde lid zijn bepalingen over genomen over de verplichting voor betaling van het pgb op declaratiebasis waarop slechts bij uitzondering van kan worden afgeweken.
Deze bepalingen zijn opgenomen in het kader van het voorkomen van oneigenlijk gebruik van het pgb.
Met het nieuwe artikel 7a is geregeld dat het de aanbieder van crisisopvang huiselijk geweld is toegestaan een bijdrage voor algemeen gebruikelijke kosten als bedoeld in artikel 4.1.1, van de verordening, aan de cliënt te vragen. Dit kan pas als cliënt langer dan de basisperiode van 8 weken in de crisisopvang verblijft.
Op januari 2019 is de verordening gewijzigd door onder andere het schrappen van de tegemoetkoming meerkosten zorg (Tmz). Hierdoor kan ook artikel 10 over de Tmz komen te vervallen.
Per 1 januari 2019 is een extra trede ingevoerd voor nachtelijk toezicht.
Om die reden zijn nu 3 treden opgenomen:
Voor zowel de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als de Jeugdwet ontbraken tarieven voor het vervoer van en naar de dagbesteding (en dagbehandeling bij jeugdhulp).
Dat is met de onderdelen G (Wmo 2015) en I (Jeugdwet) gerealiseerd.
Uitgangspunt is een tarief van 90% van het tarief zorg in natura voor vervoer dat via een professioneel vervoersbedrijf wordt geregeld. In de verordening is reeds opgenomen dat de vergoeding € 0,19 per kilometer bedraagt als vervoer wordt geregeld in het informele circuit.
In bijlage 3 was een alinea met maximale pgb-bedragen voor vervoersvoorzieningen in het kader van de Wmo 2015 opgenomen.
Deze alinea is nu herschreven en heeft alleen betrekking op sociaal/recreatief vervoer, zoals omschreven in artikel 3.2.13 van de verordening.
Er is een pgb-bepaling opgenomen, in relatie tot artikel 3.2.13, twaalfde lid.
Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de financiële maatwerkvoorziening, voor de situaties als beschreven in artikel 3.2.13, dertiende lid, van de verordening.
Deze bedragen zijn gebaseerd op een kilometerprijs van € 0,19 en een gemiddelde ritlengte van 6 km. Van deze gemiddelde ritlengte wordt ook bij vervoer in natura uitgegaan.
Er is ook een vrije trede opgenomen, waarvoor een maximum geldt van € 500,--.
Op grond van artikel 3.4.3, achtste lid, van de verordening, verlaagt het college een pgb alleen met inachtneming van een redelijke overgangstermijn.
Cliënten aan wie een pgb is toegekend voor sociaal/recreatief vervoer, zullen te maken krijgen met een lagere financiële tegemoetkoming. Ook hiervoor geldt dat er een redelijke overgangstermijn wordt gehanteerd.
Dit gemeenteblad 2018, nummer 169, is uitgegeven op 19 december 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-1644.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.