Gemeenteblad van Altena
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2019, 1558 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2019, 1558 | Verordeningen |
Verordening reinigingsheffingen 2019 Woudrichem
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven voor zowel het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4. Grondslag van heffing en belastingtarief
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar de volgende grondslagen die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:
1. a. een vast bedrag per perceel, en;
b. een vast bedrag per perceel voor elke container van een soort boven de eerste, en;
c. een vast bedrag per soort container per aanbieding, en;
d. een vast bedrag per inworp in een ondergrondse verzamelcontainer, en;
e. een vast bedrag per vervanging van een container voor een container van een andere maat, en;
f. een vast bedrag per vervanging van een container voor een van dezelfde maat, en;
g. een vast bedrag per vervanging van een afvalpas (voor ondergrondse container) of sleutel (voor een bovengrondse container) en;
h. een vast bedrag per perceel voor een aan meerdere individuele percelen verstrekte rolcontainer en;
i. een vast bedrag per perceel per container voor een per individueel perceel verstrekte rolcontainer en;
j. bedragen voor het op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijk restafval en;
k. bedragen voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een milieustation;
een en ander naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Het recht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt geheven op grond van de volgende grondslag: een vast bedrag per inworp van bedrijfsafval in een ondergrondse verzamelcontainer,
een en ander naar de maatstaf en het tarief zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
3. Voor de berekening van het recht wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
1. Het belastingtijdvak is voor de belastingen verschuldigd naar de in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, h, en i bedoelde grondslagen en voor de rechten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, bedoelde grondslag: het kalenderjaar.
2. De overige belastingen en rechten worden per belastbaar feit geheven.
De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a t/m i, wordt bij wege van aanslag geheven.
De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, h en i kan op hetzelfde aanslagbiljet vermeld worden als de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c t/m g en het recht verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het daaraan voorafgaande jaar.
De belasting, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen j en k wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt verstaan een nota of ander schriftuur of een bonnetje van de PIN betaling. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belastingschuld, naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, h en i ontstaat bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
De belastingschuld, naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d en artikel 4, tweede lid, ontstaat na het einde van elk kalenderjaar.
Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht, voor de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c t/m g en voor het recht, verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, in de loop van het kalenderjaar eindigt, ontstaat de belastingschuld bij het einde van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, h en i in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, b, h en i in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,-.
Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
Voor de belasting, verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, c en d worden belastingbedragen van minder dan € 9,- niet geheven.
Voor de toepassing van de bepalingen in het vijfde en zevende lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
De belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, f, g en j, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
De belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, is verschuldigd na afloop van de dienstverlening.
Artikel 8. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a t/m i en artikel 4, tweede lid, worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van de aanslag.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste lid moeten de belastingen verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, onderdelen j en k, worden betaald:
a. in geval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking.
b. in geval van toezending van de kennisgeving, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2018’ van 28 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen 2019 Woudrichem’.
P.A. Paulides-Ruitenberg A. Noordergraaf
Tarieventabel , behorende bij de Verordening reinigingsheffing en 201 9 W oudrichem
De bedragen genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Hoofdstuk 1 . Tarieven per containercombinatie, per extra container, per aanbieding, bij een andere wijze van inzameling en per omwisseling
Hoofdstuk 2. Op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijk restafval
Hoofdstuk 3. Maatstaven en tarieven voor achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen
Hoofdstuk 4. Maatstaven en tarieven indien weegbrug buiten werking is
Hoofdstuk 5. Gemengde aanlevering
Behorende bij het raadsbesluit van de gemeente Woudrichem van 10 december 2018.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-1558.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.