Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland houdende regels omtrent de Nota woonschepen

1. INLEIDING

 

Sinds jaar en dag woont een (heel) klein deel van de Opsterlandse bevolking op het water.

In tegenstelling tot woningen op het land is de regelgeving voor woonschepen summier en ontbreekt zij in een aantal opzichten zelfs. De woonschepen bevinden zich hiermee bestuurlijk gezien in een leegte, te meer aangezien een duidelijk beleid ontbreekt. In de afgelopen decennia zijn weliswaar enkele beleidsuitspraken gedaan, maar deze vertonen niet steeds een duidelijke onderlinge samenhang en zijn deels achterhaald door verandering van regelgeving.

In deze notitie zetten burgemeester en wethouders uiteen welk beleid hen voor de toekomst voor ogen staat.

2. DE HUIDIGE SITUATIE

2.1 De ligplaatsen en de bewoners

In de afgelopen vijftien jaren was het aantal woonschepen tamelijk constant.

 

In 1980 waren in totaal dertien woonboten aanwezig:

  • -

    in Wijnjewoude een boot tegenover het pand Tjalling Harkeswei 106 en een tegenover het pand Compagnonsfeart 68;

  • -

    in Gorredijk vier boten tegenover/bij het pand Kerkewal 60, een tegenover het pand Kerkewal 62 en twee elders aan de Kerkewal;

  • -

    in Terwispel vier boten tegenover/bij het pand Alde Dyk 62.

In 1987 waren er elf woonschepen aanwezig, als volgt verspreid:

  • -

    in Wijnjewoude een woonschip tegenover het pand Tjalling Harkeswei 106;

  • -

    in Lippenhuizen een bij het pand Tjalling Harkeswei 3;

  • -

    in Gorredijk drie tegenover/bij het pand Kerkewal 59a, een bij het pand Kerkewal 60, een bij het pand Kerkewal 58 en een in de passantenhaven;

  • -

    in Terwispel drie tegenover/bij het pand Alde Dyk 27;

  • -

    in Tijnje een in de Ringvaart.

Op 20 april 1995 namen tien woonschepen een ligplaats in:

  • -

    in Wijnjewoude een woonboot tegenover het pand Tjalling Harkeswei 106;

  • -

    in Gorredijk vier boten aan de oever van de Opsterlandse Compagnonsvaart ter hoogte van de percelen, kadstraal bekend gemeente Gorredijk, sectie C, nummers 3424 (waarop het pand Kerkewal 59), 3746 (waarop het pand Kerkewal 59c) en 3172 (waarop het pand Kerkewal 59a);

  • -

    in Terwispel vier woonboten, waarvan een tegenover het pand Kolderveen 2, twee tegenover het pand Alde Dyk 27 (waarvan een een krot) en een tegenover het pand Harnemoune 1.

  • -

    in Tijnje een woonschip in de Ringvaart, enkele honderden meters van de Warrebrêge.

Deze boten waren toen de permanente woonplaats voor in totaal achttien mensen, oftewel 0,06 % van de Opsterlandse bevolking.

2.2 Eigendom en beheer van water en oevers

De woonschepen liggen in de Nieuwe Vaart (Terwispel), de Ringvaart (Tijnje) en de Opsterlandse Compagnonsvaart (Gorredijk.en Wijnjewoude). Deze wateren worden beheerd door de provincie Friesland.

De oevers waaraan de schepen liggen zijn vrijwel alle in eigendom van en worden beheerd door de gemeente. Tot 1987 was de oever aan de Alde Dyk te Terwispel eigendom van het waterschap Boarnferd.

2.3 De voorzieningen

De meeste woonschepen zijn op het electriciteits-, waterleiding- en gasnet aangesloten.

Hoewel de woonschepen, behalve dat te Tijnje, binnen veertig meter (zie hierna) van een gemeentelijk riool zijn gelegen, zijn zij hier niet op aangesloten. De bewoners lozen afvalwater en faecaliën rechtstreeks op het oppervlaktewater.

De aangrenzende oever (wegberm) wordt gebruikt als erf, zoals voor de opslag van goederen en als tuin. Dit in de loop der tijd ontstane gebruik van gemeente-eigendom is niet in alle gevallen (mondeling of schriftelijk) geregeld.

2.4 Ruimtelijke aspecten

De woonboten aan de Kerkewal te Gorredijk liggen in een stedelijk gebied, in de bebouwde kom. Zij hebben ruimtelijk een relatie met woningen in de omgeving. Deze plek is planologisch dan ook gunstig en logisch.

In Terwispel is sprake van een grensgeval. Een van de drie woonboten ligt in de bebouwde kom, de andere twee er net buiten. Deze laatste hebben geen duidelijke visuele relatie met de bebouwing in de dorpskom en manifesteren zich als aparte elementen in het landelijke, open gebied.

De woonboot in Wijnjewoude heeft een matig duidelijke visuele en ruimtelijke relatie met de bebouwing van de woonkern Klein Groningen. Die in Tijnje is gelegen in het buitengebied, ver van enige bebouwing.

2.5 Financiële aspecten

Voor de heffing van onroerende-zaakbelasting voor woningen op het water ontbrak tot voor kort een wettelijke grondslag. De Gemeentewet biedt nu wel de mogelijkheid deze belasting voor woonschepen te heffen, maar hiervan wordt in Opsterland nog geen gebruik gemaakt.

Een ander verschil met woningen op het land in de bebouwde kommen is, dat de gebruikers van woonboten niet meebetalen aan openbare voorzieningen, zoals riolering, wegen en openbaar groen. Kopers van bouwgrond dragen hierin immers bij, doordat zulke kosten een bestanddeel vormen van de kavel prijs.

Ook het gebruik van de oever als erf wordt de bewoners van de woonschepen niet in rekening gebracht.

2.6 De regelgeving

a. Toelaten van woonschepen

In de Wet op de woonwagens en woonschepen (artikel 31, lid 2) is bepaald dat de gemeenteraad bevoegd is regels te stellen o.a. over de plaats die woonschepen mogen innemen. Uit deze wet leiden de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak af dat de wetgever ervan uitgaat dat in beginsel het recht bestaat om met een woonschip te verblijven in de gemeente waar men wenst te wonen. De lagere wetgever, zoals de gemeente, kan wel regels stellen om de vrijheid tot het kiezen van een ligplaats in te perken, maar deze regels mogen er niet toe leiden dat er geen enkele gelegenheid is een ligplaats in te nemen. Het moet, anders gezegd, in beginsel mogelijk zijn om met een woonschip ligplaats in te nemen. De gemeente mag hiertoe een bepaald aantal ligplaatsen aanwijzen.

 

b. Situering van de ligplaatsen

  • 1.

    Algemene plaatselijke verordening Opsterland

    Op grond van artikel 5:24, lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) is het verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen, te hebben, dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van het openbaar water. Burgemeester en wethouders hebben in deze beleidsregels verboden plaatsen aangewezen.

 

  • 2.

    Bestemmingsplannen

    De woonschepen in Terwispel en Tijnje zijn gelegen in het gebied van het bestemmingsplan Landelijk gebied. De Nieuwe Vaart en de Ringvaart zijn hierin bestemd tot "water". De voorschriften die op deze bestemming van toepassing zijn bevatten geen bepalingen over woonschepen.

    In Gorredijk liggen de woonschepen in het gebied van het bestemmingsplan Gorredijk-Industrie. Ook dit plan bevat geen regeling over wonen op het water.

    De woonboot in Wijnjewoude bevindt zich in het gebied van het bestemmingsplan Landelijk gebied.

c. Het innemen van een ligplaats

  • 1.

    Aan het innemen van een ligplaats kunnen burgemeester en wethouders op grond van de APV (artikel 5:24, lid 2) nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, de volksgezondheid, de veiligheid en de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Ook kunnen zij beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 2.

    Behalve de onder b. bedoelde algemene regels, en met dezelfde oogmerken (openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en aanzien van de gemeente) kunnen burgemeester en wethouders individuele eisen stellen aan de rechthebbende op een woonschip (artikel. 5.25, lid 1, APV).

d. Bouwtechnische eisen en bewonen

In tegenstelling tot woningen op het land, gelden voor woningen op het water geen bouwtechnische regels. De Woningwet is, gelet op vaste jurisprudentie, niet op woonboten van toepassing. Ook anderszins zijn er geen regels in het belang van de volkshuisvesting van toepassing.

De Wet op de woonwagens en woonschepen is in 1991 sterk ingekrompen. Voor het bewonen van een woonschip is niet meer een vergunning van de Commissaris der Koningin vereist.

 

e. Milieuaspecten

- afval(water)

Een belangrijk milieuaspect van woonboten is de afvoer van afval.

Niet-vloeibaar afval wordt afgevoerd door middel van de bekende gemeentelijke rolemmers, die worden geleegd in vuilniswagens van de gemeentelijke reinigingsdienst. Er is geen verschil met de afvoer en verwerking van afval uit huishoudens op het land.

Afvalwater wordt of op het oppervlaktewater geloosd of op het openbaar riool. In het eerste geval is een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van het Waterschap Friesland vereist. Het waterschap voert in deze niet een actief handhavingsbeleid. De reden hiervan is vooral, dat naar verwachting met ingang van 1 januari 1996 een nieuwe regeling in werking zal treden: het op de vermelde wet gebaseerde Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

Totdat dit besluit in werking treedt zijn er, behalve de vergunningplicht op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, geen regels voor het lozen van afvalwater van toepassing. Het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater zal voor het lozen van afvalwater van woonschepen op oppervlaktewater naar verwachting dezelfde regels geven als voor woningen. Het besluit maakt, in zijn huidige concept-vorm, onderscheid tussen woonboten die veertig meter of minder van een riolering zijn gelegen en woonboten die zich op grotere afstand hiervan bevinden, alsmede tussen bestaande en nieuwe lozingen.

 

Gespecificeerd is de regeling als volgt.

  • a.

    woonboten op veertig meter of minder van de riolering:

    • -

      bestaande lozingen mogen nog enige tijd worden voortgezet (waarschijnlijk tot 1 januari 1998). Dit mag nog wat langer, waarschijnlijk tot 1 januari 2005, indien het afvalwater, voordat het wordt geloosd, door een septic tank wordt geleid (of een andere voorziening die is bestemd om de verontreiniging van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken). Daarna geldt een verbod om afvalwater op het oppervlaktewater te lozen;

    • -

      nieuwe lozingen zijn niet toegestaan;

  • b.

    woonboten op meer dan veertig meter van de riolering:

    • -

      bestaande lozingen mogen worden voortgezet tot, waarschijnlijk, 1 januari 2005, indien het afvalwater voordat het wordt geloosd wordt geleid door een voorziening die bij de inwerkingtreding van het besluit niet voldoet aan de door de minister vastgestelde regels. Daarna mag de lozing alleen worden voortgezet, indien het afvalwater door een septic tank wordt geleid of door een andere voorziening die is bestemd om de verontreiniging van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen.

    • -

      nieuwe lozingen zijn toegestaan, indien het afvalwater door een septic tank wordt geleid of door een andere voorziening die is bestemd om de verontreiniging van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken.

Wanneer binnen een afstand van veertig meter riolering wordt aangelegd, mag een lozing op het oppervlaktewater nog drie jaar worden voortgezet vanaf het tijdstip waarop aansluiting mogelijk is, en nog tien jaar indien het afvalwater voorafgaand aan het lozen door een septic tank wordt geleid of door een andere voorziening die bestemd is de verontreiniging van het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken.

 

- geluid

De woonboten in Gorredijk liggen binnen de zonegrens van 50 dB(A) van het bedrijventerrein Overtoom. Formeel is dit niet van belang, omdat de Wet geluidhinder niet op woonschepen van toepassing is. Een wettelijke bescherming van woonboten tegen geluidhinder ontbreekt derhalve.

 

f. Het gebruik van de oever

De oevers waaraan de twee meest westelijk gelegen schepen in Terwispel en de woonboot in Wijnjewoude liggen vallen in het bestemmingsplan Landelijk gebied. Hierop zijn de voorschriften van de bestemming "wegen" van toepassing. Het gebruik van een wegberm als erf van een woonboot is met deze bestemming in strijd. Op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan mag dit gebruik evenwel worden voortgezet (mits de afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot).

De andere woonboot aan de Alde Dyk te Terwispel ligt aan een oever waarop het sinds 1970 geldende bestemmingsplan voor de kom van het dorp van toepassing is. Hierin is de oever bestemd tot "weg". Op de woonboten in Gorredijk is het bestemmingsplan "Gorredijk-lndustrie" van toepassing. Het betreffende deel van de oever langs de Kerkewal is voor een deel bestemd tot "industrie" en voor een deel tot "erf".

2.7 Het gemeentelijk beleid en de uitvoering ervan

a. Toepassing van de regelgeving

De laatste twintig jaar hebben burgemeester en wethouders enkele besluiten genomen over de toelaatbaarheid en toelating van woonboten. Onderstaand een chronologisch overzicht.

  • 1.

    In het kader van (grond ruil voor) de verbetering van de Wallen te Gorredijk hebben burgemeester en wethouders in 1975 aan enkele toenmalige aanwonenden toegezegd dat een ligplaatsverbod voor woonschepen zou worden ingesteld voor de oevergedeelten tegenover de woningen Warme Hoek 1, Warme Hoek 5, Kerkewal 61 en Kerkewal 62. Woonschepen die toen voor het perceel Kerkewal 61 lagen, mochten volgens afspraak met de eigenaar van dit perceel blijven liggen, totdat deze zouden vertrekken of de toenmalige bewoners het schip zouden verlaten.

  • 2.

    Zoals uit het overzicht onder 1.2 blijkt, wordt het merendeel van de huidige ligplaatsen al geruime tijd ingenomen. Hoe lang precies is in de meeste gevallen niet bekend, maar aangenomen moet worden dat op de meeste plaatsen al op 13 april 1979 een woonschip aanwezig was. Op deze datum trad een aanvulling van de inmiddels vervallen gemeentelijke Verordening tot regeling van de staan- en ligplaatsen van woonwagens en woonschepen in werking. Deze hield in dat schepen die op deze datum een ligplaats hadden (met toestemming van de eigenaar van het water en/of de wal), geacht werden tot wederopzegging vrijstelling te hebben voor het innemen van een ligplaats.

  • 3.

    Op 8 september 1987 hebben burgemeester en wethouders besloten dat alle woonschepen die liggen buiten de oevers in Gorredijk die hiervoor zijn ingericht in het kader van de verbetering van de zogeheten wallen in de jaren zeventig, op termijn moeten worden verwijderd. Dit betreft oevers aan de Kerkewal en hiertegenover aan De Kalkovens. Het toenmalige college legde de volgende motieven aan dit standpunt ten grondslag: - woonschepen zijn, uitzonderingen daargelaten, ongeschikt om te voorzien in een permanente behoefte aan woongelegenheid. Zij kunnen in de regel worden gekwalificeerd als drijvende woonketen, bestemd om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan woongelegenheid. Het ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer merkt woonschepen die niet door schippers en hun gezinnen als woning worden gebruikt, aan als noodwoonverblijven en stelt ze hiermee gelijk aan woonketen en stacaravans; - het uiterlijk van vele woonschepen en vaak ook de directe omgeving ervan (hokken etc. op de wal) is zo storend dat het aanzien van de buurt wordt geschaad.

  • 4.

    In hetzelfde jaar hebben burgemeester en wethouders de toestemming opgezegd aan de eigenaren van twee van de vier woonschepen die in strijd met het onder 3 bedoelde besluit aanwezig waren. Deze opzegging, die boten in Terwispel betrof, is niet geëffectueerd, noch door de eigenaren, noch - met toepassing van bestuursdwang - van gemeentewege.

  • 5.

    In de loop der jaren hebben burgemeester en wethouders - tevergeefs - gepoogd woonschepen op te ruimen door toepassing van de gemeentelijke krotopruimingsregeling.

  • 6.

    Sinds 21 april 1995 bepaalt de APV dat het innemen van een ligplaats overal is toegestaan, behalve waar burgemeester en wethouders dit hebben verboden. Voordien was voor het innemen van een ligplaats op grond van de Opsterlandse algemene politieverordening een vergunning van burgemeester en wethouders vereist. Voorzover kan worden nagegaan zijn zulke vergunningen niet verleend, ook niet voor de huidige ligplaatsen. Wel hebben burgemeester en wethouders voor enkele ligplaatsen bevestigd dat hiervoor een vrijstelling moet worden geacht aanwezig te zijn op grond van de Verordening op de staan- en ligplaatsen van woonwagens en woonschepen.

b. Volkshuisvestingsplan 1990

In het Volkshuisvestingsplan 1990 is over woonschepen het volgende opgenomen.

  • -

    Er zijn geen ligplaatsen aangewezen in een bestemmingsplan, waar voorzieningen zoals water en electriciteit) aanwezig zijn.

  • -

    De nu aanwezige woonschepen worden gedoogd. Het beleid is gericht op vermindering van het aantal woonschepen door een uitsterfsysteem. Nieuwe woonschepen worden niet toegelaten. Voor de komende jaren zal dit beleid worden voortgezet.

  • -

    Er zullen geen middelen beschikbaar worden gesteld voor het maken van ligplaatsen en de exploitatie daarvan.

Hiermee is het restrictieve beleid vastgelegd dat voor 1990 is gevoerd. Dit stoelt op de gedachte dat centraal dat wonen op het land om redenen van goede volkshuisvesting voorop moet (blijven) staan.

2.8 Het provinciaal beleid

Het beleid van de provincie is neergelegd in de Nota woonschepenbeleid van 17 oktober 1990. Hierin legt het provinciaal bestuur de verantwoordelijkheid voor het beleid neer bij de gemeenten. De provincie kent zich hierbij "slechts" een sturende rol toe.

Binnen de ruimtelijke mogelijkheden moet, meent de provincie, zoveel mogelijk worden voldaan aan de vraag naar (ligplaatsen voor) woonschepen. Dit moet zijn neerslag vinden in bestemmingsplannen. Bij de goedkeuring van bestemmingsplannen zullen gedeputeerde staten hierop letten; de ligoevers moeten een passende bestemming krijgen.

3. DE BEHOEFTE AAN WOONGELEGENHEID OP HET WATER

 

Hoe groot de behoefte is aan woonruimte op het Opsterlandse water, is niet bekend.

Een aanwijzing kunnen vormen de aantallen brieven en verzoeken die de laatste jaren zijn ingekomen. Sinds 1990 zijn vijf schriftelijke verzoeken ontvangen om toestemming voor het bewonen van een bestaand woonschip op een bestaande ligplaats. Voorts wordt jaarlijks vijf tot tien keer mondeling gevraagd of een ligplaats mag worden ingenomen. Dit duidt erop dat er een bescheiden behoefte is aan woongelegenheid op het water.

 

4 HET TOEKOMSTIGE BELEID

 

 

Constateringen

Uit de vorige hoofdstukken blijkt dat:

  • -

    uit een oogpunt van volkshuisvesting het wonen op het land in het gemeentelijk beleid de voorkeur verdient boven wonen op het water;

  • -

    de huidige ligplaatsen legaal zijn;

  • -

    woonboten momenteel overal een ligplaats mogen innemen, omdat dit niet verboden is;

  • -

    een deel van de huidige ligplaatsen ruimtelijk geen of geen duidelijke relatie heeft met bebouwing in bebouwde kommen;

  • -

    er een bescheiden behoefte is aan wonen op het water;

  • -

    het gebruik van oevers als erf niet is geregeld en in enkele gevallen in strijd is met het bestemmingsplan;

  • -

    de woonschepen niet zijn aangesloten op de riolering, en dat er in de toekomst een wettelijke verplichting hiertoe zal gelden;

  • -

    de Wet geluidhinder niet van toepassing is op woonschepen;

  • -

    de bewoners van woonschepen geen onroerende-zaakbelasting betalen;

  • -

    er in privaatrechtelijk opzicht geen vrijheid bestaat om tegenover de panden Warme Hoek 1 en 5 en Kerkewal 61 en 62 ligplaatsen toe te staan.

Overwegingen

Naar aanleiding van deze constateringen overwegen burgemeester en wethouders het volgende.

 

  • 1.

    Uit een oogpunt van goede volkshuisvesting verdient wonen op het land de voorkeur boven wonen op het water. Dit wordt in de hand gewerkt door de omstandigheid dat voor wonen op het land een uitgebreide regelgeving bestaat, en voor wonen op het water daarentegen elke regelgeving ontbreekt. Er is hierdoor geen enkele waarborg voor de kwaliteit van de huisvesting op het water. Hierbij komt dat woonboten door hun veel voorkomende verschijningsvorm van "drijvende dozen" in het algemeen niet uitblinken in architectuur.

     

  • 2.

    In Gorredijk loopt de vaart door een stedelijk gebied. In de andere dorpen heeft de vaart een landelijk karakter. In Terwispel grenzen delen van de woonkern weliswaar aan de vaart, maar ook hier overheerst het landelijk karakter. De vaart is er niet aan weerszijden omgeven door een dichte concentratie van woningen. In de andere dorpsgebieden (Lippenhuizen, Hemrik, Wijnjewoude) doorsnijdt de Opsterlandse Compagnonsvaart een landelijk gebied met verspreide bebouwing, hier en daar verdicht tot lintbebouwing.

    In de stedelijke bebouwde kom van Gorredijk zijn woonschepen meer in harmonie met de omgeving dan in een meer landelijke omgeving, waar de verschijningsvorm van woonschepen inbreuk maakt op de landschappelijke waarde van de vaart.

    In Gorredijk is de Kerkewal de geschiktste ligoever; het vaarwater is er voldoende breed, er is een geschikte beschoeiing en er ligt een openbaar riool. De tegenoverliggende oever aan De Kalkovens is bestemd voor de recreatievaart en moet hiervoor beschikbaar blijven.

 

  • 3.

    Het afvalwater van woonschepen behoort, evenals dat van woningen op het land, te worden gezuiverd voordat het in het milieu terecht komt. De toekomstige regelgeving verplicht hier ook toe. Concentratie van de woonschepen te Gorredijk heeft het voordeel dat zij alle op het openbaar riool kunnen worden aangesloten. Ook de andere nutsvoorzieningen zijn hier aanwezig.

 

  • 4.

    Bewoners van woonschepen moeten evenzeer als bewoners van woningen niet aan een overmaat aan geluid worden blootgesteld. De woningen die in de nabijheid van de woonschepen zijn gelegen, worden door de Wet geluidhinder beschermd; de geluidsbelasting ten gevolge van bedrijven mag aan de gevels niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Dit heeft als - onbedoeld maar plezierig - effect dat in feite ook de woonschepen worden beschermd; nog iets meer zelfs dan de woningen, omdat zij wat verder van de bedrijven zijn gesitueerd. Hier staat tegenover dat het technisch veel moeilijker is om woonschepen akoestisch te isoleren dan woningen.

 

  • 5.

    Een onderdeel van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is te zorgen voor een verscheidenheid aan woonvoorzieningen, die - binnen de ruimtelijke mogelijkheden en wenselijkheden - optimaal is afgestemd op de variatie van de behoeften.

 

  • 6.

    Op grond van het gelijkheidsbeginsel ligt het voor de hand gebruik te maken van de mogelijkheid onroerende-zaakbelasting te heffen over woonschepen. Maar er zijn enige juridische onzekerheden die in menig geval op zijn minst twijfel doen rijzen over de rechtmatigheid van de heffing van deze belasting. Wegens de complicaties bij het heffen van zo'n belasting zullen hieraan relatief hoge kosten zijn verbonden. Het belang van de heffing van deze belasting over woonboten is nihil, aldus het Meerjarenbeleidsplan 1996-1999.

Beleidsvorming

Op grond van de vorenstaande overwegingen formuleren wij het volgende beleid.

  • 1.

    Het aantal woonschepen moet worden beperkt.

  • 2.

    De huidige vier ligplaatsen aan de Kerkewal te Gorredijk worden gehandhaafd.

    De overige ligplaatsen worden opgeheven; de hier liggende woonboten verdwijnen op den duur door middel van een overgangsregeling. Nieuwe ligplaatsen worden niet toegestaan.

  • 3.

    De onder 2 bedoelde overgangsregeling is als volgt. Zodra de huidige bewoner(s) zijn (hun) woonschip niet meer gebruikt (gebruiken) voor permanente bewoning of zijn (hun) woonboot vervangt (vervangen), mag de ligplaats niet meer worden ingenomen.

  • 4.

    Het verdient geen aanbeveling onroerende-zaakbelasting te heffen over woonschepen.

  • 5.

    De kosten van voorzieningen die samenhangen met het innemen van een ligplaats en het gebruik van een woonboot komen voor rekening van de bewoner(s) of/en de eigenaar van de woonboot.

Effectuering van het beleid

Het beleid kan als volgt worden geëffectueerd.

 

  • 1.

    Op grond van de APV wijzen burgemeester en wethouders alle openbare water aan als verboden ligplaats voor woonboten, behalve de huidige ligplaatsen aan de Kerkewal.

  • 2.

    Het innemen van een ligplaats wordt gebonden aan een vergunning. Hiertoe moet de APV worden gewijzigd. Op deze wijze kunnen burgemeester en wethouders greep hebben op het beoogde proces van concentratie van de woonschepen in Gorredijk. Zodra een buiten Gorredijk gelegen woonboot verdwijnt, wordt vervangen, wordt verlaten door de huidige bewoner(s) of niet meer dient als hoofdwoonverblijf, vervalt de vergunning.

  • 3.

    Het gebruik van de gemeentelijke ligoever als erf en het treffen van voorzieningen zullen worden vastgelegd in een document waaraan zowel de gebruiker of eigenaar van de woonboot als de gemeente zijn gebonden. Voor de kosten van het gebruik van gemeente-eigendommen en van gemeentewege aangebrachte voorzieningen zal de gebruikers een kostendekkende vergoeding in rekening worden gebracht. Dit geldt ook voor het gebruik van voorzieningen die nodig zijn voor het aanliggen van een woonboot.

 

 

 

 

Naar boven