wijziging Algemene Plaatselijke Verordening 2008, gemeente Amsterdam

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 13 november 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1341);

Gelet op artikelen 149 en 172 van de Gemeentewet,

Besluit:

I. Vast te stellen de volgende

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 augustus 2008 (Gemeenteblad afd. 3A, nr. 155/390), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van18 juli 2018 (gemeenteblad 2018, nr. 173728).

Artikel 1  

Aan de ‘paragraaf 2 Openbare orde, overlast en veiligheid’ in hoofdstuk 2 wordt toegevoegd:

 

Artikel 2.16A Aanwijzing als gebied, straat of gebouw waar vergunningplicht geldt voor bepaalde bedrijvigheid

  • 1.

    De burgemeester kan een gebied, straat of gebouw aanwijzen waarin het is verboden om zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.64 bepaalde categorieën bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die naar zijn oordeel de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins ondermijning veroorzaken.

  • 2.

    Hij wijst in het besluit de activiteiten aan waarvoor de vergunningplicht geldt en geeft desgewenst aan welke specifieke voorwaarden aan de vergunningplicht worden verbonden.

  • 3.

    De burgemeester kan de aanwijzing intrekken zodra deze bedrijfsmatige activiteiten naar zijn oordeel niet langer de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins ondermijning veroorzaken.

Artikel 2  

Artikel 3.1, eerste lid onder a, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

bedrijf: horecabedrijven, prostitutiebedrijven, escortbedrijven, seksinrichtingen, sekswinkels, speelgelegenheden en de bedrijfsmatige activiteiten die zijn aangewezen op grond van artikel 2.16A

Artikel 3  

Aan ‘hoofdstuk 3 Exploitatie van bedrijven’ wordt toegevoegd:

 

Paragraaf 6 Andere bedrijfsmatige activiteiten

 

Artikel 3.64 Exploitatie van een bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester de bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die op grond van artikel 2.16A door de burgemeester zijn aangewezen.

 

Artikel 3.65 Aanvraag vergunning bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw

  • 1.

    Bij een aanvraag om een vergunning wordt naast het aanvraagformulier ook een bedrijfsplan overgelegd, waarin in ieder geval staat beschreven welke bedrijfsmatige activiteiten worden ontplooid, op welke wijze de bedrijfsactiviteiten worden gefinancierd en op welke wijze wordt voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord, het woon- en leefklimaat wordt aangetast of er anderszins ondermijning wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de exploitant het bedrijfsplan wil wijzigen, doet hij van de wijziging vooraf mededeling aan de burgemeester; deze mededeling wordt als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt.

 

Artikel 3.66 Eisen aan de exploitant en de leidinggevende

De exploitant en de leidinggevende:

  • a.

    staan niet onder curatele of bewind en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of voogdij;

  • b.

    zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en

  • c.

    hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

 

Artikel 3.67 Bijzondere weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert een vergunning als:

    • a.

      het bedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking is verleend als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet terwijl die wel vereist is;

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de in artikel 3.66 gestelde eisen.

  • 2.

    De burgemeester kan een vergunning weigeren als:

    • a.

      naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed of er om andere redenen sprake is van ondermijning door het bedrijf;

    • b.

      een eerdere vergunning voor de exploitatie van het bedrijf is ingetrokken of het bedrijf met toepassing van artikel 2.10 of van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

    • c.

      de wijze van bedrijfsvoering daartoe aanleiding geeft;

    • d.

      in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen;

    • e.

      naar zijn oordeel het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.65 onvoldoende garanties geeft dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde of de veiligheid niet nadelig wordt beïnvloed of onvoldoende garanties geeft dat er om andere redenen geen sprake is van ondermijning door het bedrijf;

    • f.

      er niet wordt voldaan aan de specifieke voorwaarden die in het aanwijzingsbesluit zijn opgenomen.

 

Artikel 3.68 Bijzondere gronden voor intrekking

De burgemeester kan de vergunning intrekken als:

  • a.

    in het bedrijf strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de veiligheid of de openbare orde in of om het bedrijf;

  • b.

    in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen;

  • c.

    in strijd wordt gehandeld met hetgeen de exploitant in het bedrijfsplan heeft opgenomen;

  • d.

    het bedrijfsplan is gewijzigd zonder dat van de wijziging vooraf mededeling aan de burgemeester is gedaan of het bedrijfsplan na de wijziging niet meer voldoet aan de in artikel 3.65, eerste lid genoemde eisen;

  • e.

    de exploitant of leidinggevende niet langer voldoet aan de in artikel 3.66 gestelde eisen;

  • f.

    de exploitant of leidinggevende het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt.

 

Artikel 3.69 Bestaande bedrijven

Voor aangewezen bedrijfsmatige activiteiten die op het tijdstip van de aanwijzing reeds worden uitgeoefend stelt de burgemeester een termijn vast waarop de vergunningplicht als bedoeld in artikel 3.64 in werking treedt.

 

Artikel 3.70 Sluiting bedrijf

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat of het voorkomen van ondermijning tijdelijk de sluiting van één of meer bedrijven bevelen.

Artikel 4

Aan artikel 6.1 wordt tussen ‘3.60 derde lid’ en ‘4.2 eerste lid’ toegevoegd:

3.64,.

 

II. Kennis te nemen van de volgende wijzigingen in de toelichting:

A. Aan de toelichting op ‘paragraaf 2 Openbare orde, overlast en veiligheid’ in hoofdstuk 2 wordt toegevoegd:

Artikel 2.16A Aanwijzing als gebied, straat of gebouw waar vergunningplicht geldt voor bepaalde bedrijvigheid

Artikel 2.16A geeft de burgemeester de bevoegdheid om gebieden, straten of gebouwen aan te wijzen waar het verboden is om zonder exploitatievergunning de bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die worden aangewezen in hetzelfde besluit waarmee een gebied, een straat of een gebouw wordt aangewezen.

De burgemeester heeft op deze manier een instrument in handen om meer controle uit te oefenen op bepaalde bedrijfsmatige activiteiten en de ondernemers die deze uitvoeren, als uit rapportages van de politie en/of analyses van onderzoeksinstellingen blijkt dat deze activiteiten een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de omgeving van de bedrijven, dat de openbare orde en de veiligheid als gevolg van de activiteiten worden bedreigd of als op andere wijze niet te tolereren ondermijning wordt veroorzaakt.

Aangezien deze bevoegdheid ingrijpt in de mogelijkheid om vrij een bedrijf te kunnen vestigen en tevens de rechtszekerheid dient te worden gewaarborgd voor ondernemers die al voor de aanwijzing een bedrijf ter plaatse exploiteren zal toepassing van deze bevoegdheid alleen mogelijk zijn als dit naar het oordeel van de burgemeester noodzakelijk is.

De aanwijzing van de bedrijfsmatige activiteiten is verder in die zin beperkt, dat de aanwijzing geen betrekking zal hebben op bedrijfsmatige activiteiten waarvoor al een vergunningplicht geldt op grond van de APV, zoals voor horeca- en prostitutiebedrijven tenzij het om activiteiten gaat die van die vergunningplicht zijn vrijgesteld. Voor de aanwijzing van een gebied, straat of gebouw bestaan geen beperkingen. Indien daartoe de noodzaak aanwezig wordt geacht kan de burgemeester dus ook de hele gemeente aanwijzen als een gebied waarvoor een vergunningplicht geldt. Daarmee kan de bevoegdheid ook voor bepaalde branches worden gebruikt. De burgemeester vraagt de dagelijks besturen van de stadsdelen om advies vóór hij tot een aanwijzing overgaat.

Zodra de redenen die tot aanwijzing hebben geleid niet langer spelen kan de burgemeester het aanwijzingsbesluit weer intrekken. Daarmee komt de vergunningplicht en de verleende vergunningen te vervallen. Het verbod om zonder vergunning in een aangewezen gebied, straat of gebouw de bij dat besluit aangewezen bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen is opgenomen in artikel 3.64.

 

B. Aan de toelichting op ‘hoofdstuk 3 Exploitatie van bedrijven’ wordt toegevoegd:

Paragraaf 6 Andere bedrijfsmatige activiteiten

Artikel 3.64 Exploitatie van een bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw

Dit artikel biedt de wettelijke grondslag om handhavend op te treden tegen exploitanten die zonder geldige vergunning de activiteiten uitoefenen waarvoor op grond van het aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2.16A een vergunningplicht geldt.

Artikelen 3.65 tot en met 3.68 Aanvraag vergunning bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw, eisen aan de exploitant en de leidinggevende, bijzondere weigeringsgronden en bijzondere gronden voor intrekking

Voor toetsing van vergunningaanvragen is aangesloten bij de eisen en criteria die ook voor de andere bedrijfsmatige activiteiten en branches gelden waarvoor op grond van dit APV-hoofdstuk een exploitatievergunning is vereist. In aanvulling daarop is bepaald dat de vergunning kan worden geweigerd en ingetrokken als er wordt gehandeld in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. Dit vanwege het effect van arbeidsuitbuiting op de openbare orde en veiligheid. Aanvragen zullen tot slot worden getoetst aan de wet Bibob.

Artikel 3.69 Bestaande bedrijven

De vergunningplicht in aangewezen gebieden, straten of gebouwen zal voor de daarbij aangewezen bedrijfsmatige activiteiten in beginsel ook gelden voor reeds gevestigde bedrijven.

In het geval ondernemers er bij vestiging van hun bedrijf van uit mochten gaan dat er toen nog geen vergunningplicht gold is het uit een oogpunt van rechtszekerheid noodzakelijk dat er een overgangstermijn zal gelden voordat de vergunningplicht ook op hen van toepassing zal zijn. Hoe lang deze termijn moet zijn wordt bepaald aan de hand van de urgentie en de omstandigheden die leiden tot het aanwijzingsbesluit. De overgangstermijn en de motivering daarvoor wordt dus ook in het aanwijzingsbesluit opgenomen.

Als bijvoorbeeld een bedrijf is gesloten op grond van artikel 2.10 APV of van artikel 13b Opiumwet ligt het voor de hand dat het pas weer kan worden geopend nadat vergunning is verleend. In dat geval is een overgangstermijn voor reeds gevestigde bedrijven ook niet aan de orde.

 

III  

Te bepalen dat deze verordening in werking treedt op de dag na de publicatie daarvan in het Gemeenteblad.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 19 december 2018.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Marijke Pe

Naar boven