Gemeenteblad van Dordrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dordrecht | Gemeenteblad 2019, 147818 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dordrecht | Gemeenteblad 2019, 147818 | Verordeningen |
Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2019
zaaknummer InProces BBV: 2019-0031473
De RAAD van de gemeente Dordrecht;
gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van dinsdag 23 april 2019 inzake vaststellen Huisvestingverordening gemeente Dordrecht;
gelet op paragraaf 3 en artikel 12 van de Huisvestingswet 2014;
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college van burgemeester en wethouders is gemandateerd te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd ZuidHolland zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;
HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing
Artikel 2.1.1 Toegang tot de voorrangsregeling
Toegang tot de voorrangsregeling hebben de woningzoekenden, die op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen en het vermogen betreft, horen tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid en een maatschappelijke binding hebben met de regio in de zin dat zij op het moment van de aanvraag blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie minstens twee jaar onafgebroken ingezetene zijn van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van zijn geweest.
Het college van burgemeester en wethouders kan in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2, na voorafgaande afstemming met het Drechtstedenbestuur bij nadere regels andere normen stellen wat het inkomen en het vermogen betreft indien de situatie op de woningmarkt in de regio daar aanleiding voor geeft.
Artikel 2.1.2 Voorrangsverklaring
Artikel 2.1.4 Beoordeling van aanvraag voorrangsverklaring
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college van burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.
Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden van aanvraag voorrangsverklaring
De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:
De aanvrager op grond van zijn/haar aantal woonduurpunten in staat worden geacht zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Dit is het geval als het aantal woonduurpunten gelijk of groter is dan het gemiddeld aantal punten dat vereist is om voor een meergezinswoning zonder lift in aanmerking te komen.
Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. De aanvrager dient daarvoor :
aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of
De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.
Artikel 2.1.10 Voorrangsgronden: Dakloos buiten schuld door calamiteiten
Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit geval verstaan ‘een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting kan worden verkregen.
De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking op de volgende voorwaarden:
de aanvrager beschikte vόόr zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio. Van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is;
Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: Herstructurering
Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning. Hierbij geldt bij het verlaten van een meergezinswoning als woonprofiel een meergezinswoning en bij het verlaten van een eengezinswoning als woonprofiel een eengezinswoning of meergezinswoning.
De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdeelsysteem van Woningnet/Stichting Woonkeus en geldt voor alle te huur aangeboden sociale huurwoningen in de regio die qua type woonruimte gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning, inclusief woningen met het label "voorrang niet van toepassing".
Artikel 2.1.15 Voorrangsgronden: Beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen
Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.
Artikel 2.1.16 Toewijzing van woonruimte
De huisvestende corporatie of het PUV bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.
Artikel 2.1.17 Inhoud van de voorrangsregeling
Het college van burgemeester en wethouders vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Artikel 2.1.18 Huisvestingsprofiel
Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.1.17 onder d. van de verordening omvat in beginsel geen eengezinswoning maar een meergezinswoning. Indien op basis van de situatie van de woningzoekende in het woningprofiel bepaalde kenmerken zijn vermeld, kan de woningzoekende hieraan rechten ontlenen.
Artikel 2.1.20 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring
Bij gewijzigde omstandigheden kan het college van burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.
Paragraaf 2.2 Toegang tot de woningmarkt
Artikel 2.2.1 Omschrijving gebied
Deze paragraaf heeft betrekking op wooncomplexen en gebieden voor zover het woningen van woningcorporaties Trivire en Woonbron betreft, zoals weergegeven op kaart A behorende bij deze verordening. Het betreft:
Artikel 2.2.3 Aanvraag en beslissing huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.4 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.5 Voorrang op basis van artikel 10 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp); toetsing op overlastgevend gedrag
Indien de woonruimte is gelegen in het gebied weergegeven op kaart A bij deze verordening, komt de aanvrager slechts in aanmerking voor een huisvestingsvergunning, indien op grond van het onderzoek op basis van politiegegevens, bedoeld in artikel 10a van de Wbmgp, blijkt dat er geen gegrond vermoeden is, dat het huisvesten van de personen van 16 jaar en ouder die zich in de woonruimte willen huisvesten, zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex of het gebied waarin de woonruimte is gelegen, zoals weergegeven op kaart A.
Een persoon van 16 jaar en ouder die zich op een later tijdstip bij de houder van een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wil huisvesten, dient over een huisvestingsvergunning te beschikken. Een huisvestingsvergunning wordt slechts verleend, indien op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat er geen gegrond vermoeden is dat zijn huisvesting zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex of gebied waarin de woonruimte van de houder van huisvestingsvergunning is gelegen, zoals weergegeven op kaart A.
Een onderzoek als bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10b van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Indien de in dat artikel bedoelde woonverklaring van de burgemeester negatief is, wordt de huisvestingsvergunning geweigerd.
Hoofdstuk 3 Wijzigingen van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2 Aanvragen van een vergunning voor het wijzigen van de woonruimtevoorraad
Het is verboden de woonruimtevoorraad te wijzigen zonder een vergunning tot onttrekking aan de bestemming tot bewoning, samenvoeging of omzetting. De aanvraag wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Het college van burgemeester en wethouders vermeldt op of bij het aanvraagformulier welke gegevens of bescheiden de aanvrager moet verstrekken met het oog op de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 3.1.3 Vergunningaanvraag onttrekken aan de bestemming
Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 aan de bestemming te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is.
Het college van burgemeesters en wethouders verleent de vergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.
Indien de aanvraag betrekking heeft op het onttrekken van woonruimte aan de bestemming ten behoeve van een functiewijziging van die woonruimte, verleent het college van burgemeester en wethouders de vergunning onder de voorwaarde dat de voor de functiewijziging noodzakelijke omgevingsvergunning wordt verleend.
Artikel 3.1.4 Vergunningaanvraag samenvoegen van woonruimtes
Indien de aanvraag betrekking heeft op de samenvoeging van woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 en naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.6 wordt geboden, wordt de vergunning in ieder geval verleend, indien bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is en de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft.
Artikel 3.1.5 Vergunningaanvraag zelfstandig naar onzelfstandige woonruimte
Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of om te laten zetten, tenzij sprake is van maximaal twee verhuurde onzelfstandige woonruimtes bewoond door maximaal één persoon per woonruimte.
Het college van burgemeester en wethouders kan een quoteringsregeling vaststellen. Dit betekent dat het college binnen de gemeente gebieden aanwijst waar in verband met te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu het aantal woonruimten, dat van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte mag worden omgezet, aan een maximum is gebonden. Aanvragen voor vergunningen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.
Artikel 3.1.6 Compensatie bij omzetting
Het college van burgemeester en wethouders restitueert € 4.000,-- van het betaalde compensatiebedrag als genoemd in lid 1, onder b indien de vergunning voor het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte binnen 13 maanden op verzoek van de vergunninghouder wordt ingetrokken, tenzij de vergunning indertijd in het kader van legalisatie is verleend.
Artikel 3.1.7 Overige criteria voor vergunningverlening
Indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, kan het college de vergunning toch verlenen, indien de aanvrager voldoende compensatie biedt als bedoeld in artikel 3.1.6 en ook overigens aan door hen gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan.
Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning tot onttrekking, samenvoeging, of
omzetting als bedoeld in de artikelen 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 intrekken, indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het in stand houden van de vergunning voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte leidt tot een verstoring van een geordend woon-en leefmilieu van het gebouw en/of de omgeving van het gebouw, waarop de vergunning betrekking heeft;
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Met het oog op de samenstelling van de woonruimtevoorraad kan het college van burgemeester en wethouders een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel het gebouw of het gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1. Wet Ruimtelijke Ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik wordt genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de beslissing op de aanvraag om splitsingsvergunning
Het college houdt de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning aan, indien:
voordat de aanvraag is ingekomen, voor het gebied waarin het gebouw ligt waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden met het oog op de voorbereiding van een bestemmingsplan of van een herziening daarvan, en
Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Het college kan een splitsingsvergunning intrekken, indien:
binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, niet is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings-of lidmaatschapsrechten;
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimte in de volgende gebieden van de gemeente Dordrecht: de wijken Binnenstad, 19e Eeuwse Schil, Reeland en Krispijn, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart C.
Artikel 3.3.3 Aanvraagformulier
De aanvraag voor een woningvormingsvergunning dient te worden ingediend middels het door het college vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 3.3.4 Weigeringsgronden voor vergunning
De vergunning voor woningvorming wordt geweigerd, indien:
Hoofdstuk 4 Woonwagenstandplaatsen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen voor woonwagens, met uitzondering van de standplaats op de opgeheven woonwagenlocatie aan de Wieldrechtse Zeedijk.
Artikel 4.2 Wachtlijst van standplaatszoekenden
Het college van burgemeester en wethouders registreert degene die daarom overeenkomstig artikel 4.3 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden.
Artikel 4.4 Voorwaarden voor inschrijving
Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 4.2 vindt plaats indien de aanvrager:
Artikel 4.5 Vervallen van de inschrijving
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3.1.2, 3.2.2, of 4.7 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
De opsporing van de in artikel 5.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
Het college van burgemeester en wethouders beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 5.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college van burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Hoofdstuk 6 Overgangs-en slotbepalingen
Aanvragen voor een vergunning met betrekking tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte die zijn ingediend voor de dag van inwerkingtreding van deze verordening worden beoordeeld op grond van de in deze verordening opgenomen criteria, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 mei 2019.
De griffier, De voorzitter,
A.E.T. Wepster A.W. Kolff
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-147818.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.