Treasurystatuut Roosendaal 2019

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

 

Gelet op de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen;

artikel 212 van de Gemeentewet, tweede lid, aanhef en onder c;

artikel 15 uit de Financiële verordening Roosendaal 2017;

 

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut Roosendaal 2019’.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In het Treasurystatuut Roosendaal 2019 wordt verstaan onder:

Betalingsverkeer

Het verrichten van betalingen en het incasseren van gelden.

Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waardeafhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

Externe financiering

Het verplicht van buiten de gemeente aantrekken van vermogen(lening) door een beroep te doen op de vermogensmarkt meestal via een bank, een broker of de schatkist.

Financiële onderneming

een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen

Financiering(smiddelen)

Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen als vreemd vermogen. Kortlopende financieringen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende financieringen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Garantie

een borgtocht waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst verbindt tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer in gebreke blijft hiermee.

Geldstromenbeheer

Alle activiteiten die nodig zijn om het betalingsverkeer in te richten en uit te voeren.

Integrale financiering

Bij integrale financiering wordt verondersteld dat alle activa conform de financiële structuur van de balans worden gefinancierd en dat de omslagrente wordt toegerekend.

Intern liquiditeitsrisico

Het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en de meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar;

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

Het risico op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Liquiditeitsbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitsplanning

Een gestructureerd overzicht van toekomstige inkomende uitgaande geldstromen ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Projectfinanciering

Een lening die extern is aangetrokken specifiek ten behoeve van de financiering van een specifiek project of activiteit. In tegenstelling tot integrale financiering.

Prudent

Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten, tot uitdrukking komend in een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting en derivaten.

Rating

Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land bepaald door een ratingbureau.

Renterisico

Het risico op ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

Renterisiconorm

Een bedrag bij de aanvang van het jaar op basis van een ingevolge de wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij herfinanciering niet overschreden mag worden.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie

De toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren op basis waarvan een financiering- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

Solvabiliteit

De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn verplichtingen kan voldoen.

0%-Solvabiliteitsratio

Een status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, garantieverlening, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Wet fido

Wet financiering decentrale overheden

 

Hoofdstuk 2. Treasurybeleid

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

  • 1.

    Het verkrijgen en handhaven van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele voorwaarden en onder vermijding van ongewenste risico’s.

  • 2.

    Het beschermen van het gemeentelijke vermogen en de (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en eventuele valutarisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en binnen de bepalingen van dit treasurystatuut.

  • 5.

    De gemeente kan altijd aan haar lopende verplichtingen voldoen.

  •  

Artikel 3. Randvoorwaarden treasurybeleid

  • 1.

    Bij de uitvoering van de treasuryfunctie dienen de regels en bepalingen van het wettelijk kader en het Treasurystatuut 2019 in acht te worden genomen.

  • 2.

    De treasuryfunctie wordt alleen uitgeoefend in het kader van de door de raad geformuleerde publieke taken in lijn met artikel 2, eerste lid van de Wet fido.

  • 3.

    Het aantrekken van gelden, zonder een specifiek financieringsdoel of object, om deze vervolgens uit te lenen, met als doel extra rente-inkomsten te verkrijgen, is verboden, zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

  • 4.

    Hoofdsommen mogen niet geïndexeerd worden, zoals bepaald in artikel 1 en artikel 2 van het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden.

  • 5.

    De gemeente Roosendaal verstrekt geen hypothecaire leningen of garanties daarop aan het eigen personeel of politieke ambtsdragers van de eigen gemeente.

  •  

Hoofdstuk 3 Risicobeheer

Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 2.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur en vraagt het college de raad om een zienswijze.

  • 3.

    De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning die aansluit op het meerjaren investeringsprogramma.

  • 4.

    Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

 

Artikel 5. Renterisicobeheer

  • 1.

    Het renterisico op de netto vlottende schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet fido.

  • 2.

    Het renterisico op de vaste schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet fido.

  • 3.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van de Nederlandse Bank.

  • 4.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de liquiditeitsplanning en de rentevisie;

  • 5.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

 

Artikel 6. Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligaties, obligatiefondsen, aandelen die voldoen aan artikel 7 lid 1c en garantieproducten;

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitsplanning.

 

Artikel 7. Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      (Tijdelijk) overtollige middelen worden in de schatkist bij het Rijk aangehouden.

    • b.

      Uitgezonderd van deze verplichting zijn:

      • i.

        Middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld, het drempelbedrag niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 3,75 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.

      • ii.

        Middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel 15:47 van de wet Milieubeheer (door de Gedeputeerde Staten van een provincie opgericht fonds, bestemd voor de zorg van gesloten stortplaatsen).

      • iii.

        Middelen op een G-rekening als bedoel in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 (een geblokkeerde rekening, welke bij een bank wordt aangehouden en waarvan de saldi uitsluitend zijn bestemd voor betaling van verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting, in verband waarmee op die saldi ten behoeve van de ontvanger een pandrecht is gevestigd).

    • c.

      Gelden die conform lid 1 uitgezonderd zijn van de verplichting om in de schatkist bij het Rijk te worden aangehouden, worden uitsluitend uitgezet:

      • i.

        bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende ratingbureau of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

      • ii.

        tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd nog intact is en de looptijd gemaximeerd is tot 2 jaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid mogen overtollige liquide middelen in de vorm van leningen uitgezet worden bij derde decentrale overheden.

  • 3.

    Derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s.

  • 4.

    Overeenkomsten voor het aangaan van leningen het uitzetten van geldmiddelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 5.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  •  

Artikel 8. Borgstellingen en garanties

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak groter dan € 250.000 uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2.

    Voor de nadere richtlijnen en voorwaarden voor de verstrekking van geldleningen en garanties wordt verwezen naar de vastgestelde “Beleidsregels geldleningen en garanties”. 

 

Hoofdstuk 4 Financiering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

 

Artikel 10. Projectfinanciering

  • 1.

    Projectfinanciering wijkt af van de normale financieringswijze van de Gemeente Roosendaal. Als beleidslijn geldt dat de gemeente de methode van integrale financiering hanteert.

  • 2.

    Onder een project wordt verstaan een programma/proces waarbij binnen een bepaalde tijd wordt toegewerkt naar een gesteld doel/resultaat. Het is per definitie eenmalig en wordt gekenmerkt door een beperkt tijdsbestek, waarbinnen de gestelde doelen/resultaten behaald dienen te worden.

  • 3.

    Er kunnen redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfinanciering aan te trekken om zo de projectrente te fixeren. In uitzonderingsgevallen kan een investeringsproject in aanmerking komen voor een ander rentepercentage dan het omslagpercentage. Dit kan het geval zijn als door externe partijen (bijvoorbeeld het Rijk) een rentetarief wordt opgelegd of als het project dusdanig grote financiële risico’s met zich meebrengt dat zekerheid van financieringslasten is gewenst (het omslagpercentage kan fluctueren per jaar).

 

Artikel 11. Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

 

Artikel 12. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste ééns in de 5 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer;

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

 

Hoofdstuk 5. Kasbeheer

Artikel 13. Geldstromenbeheer

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode korter dan een jaar wordt om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau, in relatie tot de liquiditeitsplanning, op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om een tijdige nakoming van verplichtingen te kunnen garanderen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

 

Artikel 14. Saldo- en liquiditeitsbeheer

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode korter dan een jaar gelden voor het saldobeheer en het liquiditeitsbeheer de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden (conform artikel 4 lid 1);

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en krediet in rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn daggeldleningen aan derden, deposito’s, spaarrekeningen, krediet in rekening courant en beleggingen in obligaties en obligatiefondsen;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

  •  

Hoofdstuk 6. Administratieve organisatie en interne beheersing

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne beheersing

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

    • d.

      de transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

 

Artikel 16. Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

  • -

    Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid door middel van de financiële verordening (ex artikel 212 van de Gemeentewet).

  • -

    Het houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid aan de hand van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening als onderdeel van de p&c cyclus.

Audit Commissie

  • -

    Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.

College van B&W

  • -

    Het vaststellen van de beleidskaders en limieten voor de treasuryfunctie in een treasurystatuut (afgestemd op de financiële verordening).

  • -

    Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid).

  • -

    Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties (bij een looptijd > 1 jaar).

  • -

    Het rapporteren aan de Gemeenteraad bij de p&c cyclus over de uitvoering van het treasurybeleid in de financieringsparagraaf (o.a. kasgeldlimiet en renterisiconorm).

Teamleider Administratie & Faciliteiten

  • -

    Autoriseren van financiering en uitzettingen.

  • -

    Openen van bankrekeningen en mede bepalen van condities (bankrelatiebeheer).

  • -

    Risicobeheer in het kader van derivatentransacties.

Adviseur II (Groep VPPC)

  • -

    Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

  • -

    Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

  • -

    Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied.

  • -

    Het adviseren van de teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten.

  • -

    Het in behandeling nemen van aanvragen m.b.t. verlenen van geldleningen en gemeentegaranties uit hoofde van de publieke taak.

  • -

    Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen.

  • -

    Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury (bij transacties met een looptijd < 1 jaar)

Comptabele

  • -

    Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf.

  • -

    Het zorg dragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten.

  • -

    Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

  • -

    Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W/

  • -

    Bankrelatiebeheer.

Medewerker Administratie & Faciliteiten

  • -

    Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, liquiditeitsplanning, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf in de begroting worden uitgevoerd.

  • -

    Het aantrekken en uitzetten van gelden voor het saldo- en liquiditeitsbeheer.

  • -

    Het beheren van de geldstromen.

  • -

    Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen.

  • -

    Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties.

  • -

    Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties, inclusief meerdere offertes, conform formats.

  • -

    Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten

  • -

    Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie.

  • -

    Het afleggen van verantwoording aan de comptabele over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Budgethouders en

-beheerders

Het zorg dragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan het team Administratie & Faciliteiten, met het oog op de liquiditeitsplanning.

Financiële administratie

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

Medewerker Interne controle

Het controleren van de volledigheid, betrouwbaarheid en de rechtmatigheid van treasuryactiviteiten en hierover rapporteren aan betrokkenen.

Externe accountant

In het kader van haar reguliere controletaak adviseren over en controleren van treasury.

 

Artikel 17. Bevoegdheden

De bevoegdheden, alsmede de daarbij benodigde autorisatie, met betrekking tot treasuryactiviteiten zijn opgenomen in Bijlage 1. Bevoegdheden Treasuryactiviteiten van dit treasurystatuut.

 

Artikel 18. Informatievoorziening

Om de treasuryactiviteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende informatievoorziening noodzakelijk. Ten aanzien van de informatievoorziening is de essentiële informatie op genomen in Bijlage 2. Informatievoorziening Treasuryactivititeiten van dit treasurystatuut.

 

Artikel 19. Slotbepalingen

Dit treasurystatuut treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Dit statuut wordt aangehaald als ‘Treasurystatuut Roosendaal 2019’.

 

 

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 27 mei 2019,

De secretaris, De burgemeester,

Bijlage 1. Bevoegdheden Treasuryactiviteiten

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

 

 Activiteiten

Bevoegd functionaris(Voorbereiding)

Bevoegd functionaris(autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer (looptijd tot 1 jaar)

  • 1.

    Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening d.m.v. schatkistbankieren

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele

  • 2.

    Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele

Bankrelatiebeheer

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Comptabele / Adviseur II (Groep VPPC)

Teamleider Administratie & Faciliteiten/ Burgemeester

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Comptabele / Adviseur II (Groep VPPC)

Teamleider Administratie & Faciliteiten/ Burgemeester

Risicobeheer

  • 6.

    Het afsluiten van derivatentransacties

Comptabele / Adviseur II (Groep VPPC)

Teamleider Administratie & Faciliteiten/ college van B&W

Financiering en uitzetting (looptijd langer dan 1 jaar)

  • 7.

    Het vaststellen van kredietfaciliteiten

 

Comptabele / Adviseur II (Groep VPPC)

Teamleider Administratie & Faciliteiten

  • 8.

    Het aantrekken en uitzetten van middelen zoals vastgelegd in de financieringsparagraaf

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele

  • 9.

    Het aantrekken en uitzetten van middelen in afwijking van de financieringsparagraaf

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele / College van B&W /Gemeenteraad

  • 10.

    Het beleggen van middelen in garantieproducten

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele / College van B&W

  • 11.

    Het verstrekken van leningen aan derden en het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak tot € 250.000

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele / College van B&W

  • 12.

    Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

Comptabele / College van B&W / Gemeenteraad

Bijlage 2. Informatievoorziening Treasuryactiviteiten

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie verstrekker

Informatie ontvanger

  • 1.

    Gegevens voor toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitsplanning (korte- en lange termijn)

Jaarlijks ( tussentijds bij afwijkingen)

Budgethouders en -beheerders

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

  • 2.

    (Meerjaren)liquiditeitsplanning

Jaarlijks

Comptabele

Adviseur II (Groep VPPC)

  • 3.

    Opstellen van de financieringsparagraaf bij de begroting

Jaarlijks

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

College / Gemeenteraad

  • 4.

    Evaluatie treasuryactiviteiten in financieringsparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

College / Gemeenteraad

  • 5.

    Voortgang onderdelen financieringsparagraaf via de tussenrapportages (planning en controlcyclus)

Tenminste 2 maal per jaar

Medewerker Administratie & Faciliteiten / Adviseur II (Groep VPPC)

College / Gemeenteraad

 

Naar boven