Gemeenteblad van Amersfoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2019, 142869 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2019, 142869 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;
Europees staatssteunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
prestatievoorstel: een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarvoor per activiteit benodigde personele en materiële middelen, de daarmee nagestreefde doelstellingen en een omschrijving op hoofdlijnen van de doelgroep of het publiek dat wordt bereikt met de activiteiten;
Artikel 9 Eisen aan de aanvraag
Artikel 9a Eisen aan de exploitatiebegroting en prestatievoorstel
In aanvulling op het eerste lid staat in de exploitatiebegroting zoals genoemd in artikel 9, derde lid, onderdeel b, een overzicht van de voor meerdere boekjaren geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten over het lopende jaar en de komende jaren waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Artikel 11 Beschikking op de aanvraag
De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit, de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden.
Artikel 14 Meldingsplicht en informatieplicht
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek door het college of de rekenkamercommissie naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES
Artikel 19a Bescheiden voor subsidieverantwoording
Indien de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een controleverklaring in te dienen, is hij verplicht het van toepassing zijnde controleprotocol voorafgaand aan de controle aan de accountant te sturen. Dit betreft het controleprotocol subsidies gemeente Amersfoort of het landelijk accountantsprotocol financiële productieverantwoording Wmo en Jeugdwet.
De ontvanger van een exploitatiesubsidie, of begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, kan tegelijk met de verantwoording van deze subsidie de verantwoording van een projectsubsidie indienen. De projectsubsidie moet dan een onderdeel zijn van het jaarverslag en de jaarrekening.
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Amersfoort 2019
Uitgangspunten Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019
Aan de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 (hierna: ASV) liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:
· vereenvoudiging van de subsidieregelgeving;
Het subsidieproces is zo eenvoudig en helder mogelijk gehouden, zodat bij de uitvoering zo min mogelijk onduidelijkheden ontstaan voor zowel de subsidieaanvrager, het gemeentebestuur als de betrokken ambtenaren.
· afstemming van de ASV op de eventuele wijzigingen in het proces die voortvloeien uit het project Vereenvoudiging subsidieproces;
Het subsidieproces zoals beschreven in de ASV sluit aan op het feitelijke besluitvormingsproces zoals dat in de gemeentelijke organisatie verloopt. Zo zijn de indienings- en beslistermijnen afgestemd op de planning- en controlcyclus van de gemeente Amersfoort. Waar mogelijk is ook rekening gehouden met het werkproces bij de subsidieontvanger.
De ASV moet de komende jaren weer een duidelijk kader bieden waarbinnen aanvragen worden behandeld. Een houdbare verordening betekent dat de verordening vooral algemene bepalingen bevat, zodat veel verschillende situaties eronder kunnen worden geschaard en niet om de haverklap een wijziging van de verordening noodzakelijk is. Verder is de beleidsregel financiële spelregels subsidiëring 2015 in de ASV verwerkt. Hierdoor is het voor een ontvanger direct duidelijk welke regels er gelden en hoeft hij hiervoor niet in meerdere stukken te zoeken.
In de subsidieregelingen zijn de subsidiabele activiteiten en specifieke bepalingen opgenomen. In deze verordeningen mag worden afgeweken van de ASV (artikel 2, zesde lid), maar uitgangspunt is dat de algemene bepalingen in de ASV voor de meeste subsidies bruikbaar zullen zijn.
Reikwijdte Algemene subsidieverordening
De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht de gemeente bij wettelijk voorschrift - dus in subsidieverordeningen - aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verkregen (artikel 4:23, eerste lid). De ASV is op grond van artikel 2 van toepassing op alle besluiten omtrent subsidie, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
De ASV 2019 bestaat uit vijf hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 4 Vaststelling subsidies
Korte toelichting per hoofdstuk
Hoofdstuk 1, de algemene bepalingen, omvat onder meer de begripsbepalingen, de reikwijdte van de verordening en bepalingen waarin bevoegdheden worden toebedeeld aan het college. Onder andere delegeert de gemeenteraad in artikel 2, vijfde en zesde lid, de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen aan het college.
In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen over het indienen van en beslissen op aanvragen om subsidies opgenomen waaronder het gebruik van een aanvraagformulier, in te dienen gegevens en indienings- en beslistermijnen en weigeringsgronden.
Hoofdstuk 3 bevat de verplichtingen die worden of kunnen worden opgelegd. Niet-naleving van deze verplichtingen kan leiden tot het intrekken, wijzigen of lager vaststellen van de subsidie. De verplichtingen maken het mogelijk een goed zicht te krijgen of te houden op het verloop van de gesubsidieerde activiteiten en de (financiële) ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 gaat over de vaststelling van de subsidie en dus ook over het afleggen van rekening en verantwoording door de subsidieontvanger. Op grond van de Awb moet iedere subsidie worden vastgesteld. In dat kader wordt rekening en verantwoording afgelegd over de al dan niet verrichte activiteiten. Bij de vaststelling wordt nagegaan of, en in welke mate, de activiteiten zijn verricht en de verplichtingen zijn nagekomen. Als de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de verlening, dan wordt de subsidie vastgesteld op het verleningsbedrag. Zijn er echter minder activiteiten uitgevoerd, of minder kosten gemaakt, dan kan de subsidie op een lager bedrag worden vastgesteld. Welk bedrag dat is, hangt af van de wijze waarop de subsidie wordt berekend en hoe duidelijk de relatie is tussen de omvang van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de subsidie. De situatie kan zich ook voordoen dat de activiteiten wel zijn verricht, maar dat niet aan de verplichtingen is voldaan die aan de subsidieverlening zijn verbonden, zoals het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie of het verrichten van activiteiten onder deskundige begeleiding. Ook in die situatie kan de subsidie lager worden vastgesteld.
Hoofdstuk 5 bevat de gebruikelijke slotbepalingen zoals de intrekking van de bestaande subsidieverordening, de datum van inwerkingtreding van de ASV en de citeertitel.
Titel 4.2 van de Awb bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op subsidies. De bepalingen uit de Awb gelden naast de ASV en de subsidieregelingen. Sommige bepalingen uit de Awb bieden de mogelijkheid eigen regels te stellen, andere hebben een dwingend karakter. Zo ligt de definitie van een subsidie bijvoorbeeld vast (artikel 4:21 Awb). Volgens deze bepaling wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Iedere financiële relatie tussen de gemeente en een burger of instelling die voldoet aan de kenmerken van deze definitie, is een subsidie. Ook wanneer die relatie wordt vormgegeven als opdracht of overeenkomst. Ook bevat de Awb een regeling voor de situaties waarin een subsidie lager vastgesteld, ingetrokken, gewijzigd of beëindigd mag worden. Daarom zijn over deze onderwerpen geen regels in de ASV opgenomen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Overeenkomstig de uitgangspunten voor het opstellen van regelgeving zijn in de begripsbepalingen alleen de noodzakelijke begrippen en de gebruikte afkortingen opgenomen. Begrippen als subsidie of subsidieplafond zijn daarom niet opgenomen. Deze begrippen zijn gedefinieerd in de Awb en moeten daarom niet in de ASV nog worden omschreven.
De aanhef van het artikel is zo geformuleerd dat wanneer de begrippen in de subsidieregelingen worden gebruikt, daaronder hetzelfde moet worden verstaan als in deze ASV. De begrippen hoeven dus niet opnieuw in de subsidieregelingen in de begripsbepaling worden opgenomen; dat houdt de regelgeving overzichtelijk en eenduidig.
Artikel 2 Algemene grondslag en bevoegdheden college
Het eerste lid regelt dat deze verordening van toepassing is op alle subsidies die het college verleent.
Uit het tweede lid volgt dat de subsidietitel van de Awb en deze verordening ook van toepassing zijn op aanspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan publiekrechtelijke rechtspersonen. Dat betekent dat dergelijke aanspraken worden aangemerkt als subsidie en dat de regels voor subsidies daarop van toepassing zijn. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de Staat, provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsbevoegdheid van het tweede lid, kunnen financiële aanspraken ook contractueel worden vastgelegd.
Het college is belast met de uitvoering van de ASV. Dat betekent dat het college niet alleen bevoegd is de beslissen op aanvragen om subsidie en tot vaststelling van subsidies, maar deze ook mag intrekken, wijzigen etc. Het college oefent daarbij ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Awb staan.
Mocht de situatie zich voordoen dat wordt beslist op een aanvraag om subsidie voordat de raad de begroting heeft vastgesteld of goedgekeurd, dan moet het college de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld (het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 4:34 Awb).
Verder delegeert de raad op grond van artikel 156, eerste lid, Gemeentewet, de bevoegdheid aan het college om ter uitvoering van de ASV nadere regels (waaronder subsidieregelingen) vast te stellen. Het college stelt dus de subsidieregelingen vast waarin de concrete subsidiabele activiteiten worden opgenomen (de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb). Deze subsidieregelingen bevatten algemeen verbindende voorschriften en hebben dezelfde status als een verordening.
Hoewel het de bedoeling is dat de ASV een uniforme regeling biedt voor alle wettelijke subsidies in Amersfoort is het denkbaar dat voor het goed regelen van een specifieke subsidie, afwijking van de ASV gewenst is. Deze mogelijkheid heeft het college op grond van het zesde lid.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Het eerste en tweede lid, onderdeel a, vloeien voort uit de eis van de Europese Commissie dat subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader het toepasselijke kader expliciet vermelden.
De gemeenteraad is bevoegd om bij vaststelling van de begroting subsidieplafonds in te stellen. Het college stelt de wijze van verdelen vast (lid 1).
Omdat het in voorkomende gevallen om ‘algemene’ bedragen gaat die niet zijn uitgesplitst per subsidiabele activiteit, kan het nodig zijn dat er na vaststelling van de begroting nadere besluitvorming plaatsvindt over de subsidieplafonds. In dat geval is het college bevoegd om subsidieplafonds in te stellen. Vanzelfsprekend dient het college zich daarbij te houden aan de budgetten die de raad in zijn algemeenheid voor een bepaald programma op de begroting beschikbaar heeft gesteld.
Artikel 5 Subsidies op grond van de Awb
Artikel 4:23, eerste lid, Awb schrijft voor dat een bestuursorgaan alleen subsidie mag verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift. In Amersfoort is dat een subsidieregeling. Het derde lid van artikel 4:23 Awb geeft echter enkele uitzonderingen op deze regel: dat zijn de zogenaamde buitenwettelijke subsidies.
De bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om buitenwettelijke subsidies wordt in artikel 5 aan het college overgedragen. De artikelen 13 en 14, tweede lid, zijn alleen van overeenkomstige toepassing op begrotingssubsidies die naar hun aard kunnen worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, omdat het niet voor de hand ligt of niet nodig zal zijn deze verplichtingen op te leggen bij de andere buitenwettelijke subsidies.
Bij een projectsubsidie gaat het om subsidie voor producten, activiteiten of een samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd. Projectsubsidies zijn altijd gericht op een specifiek eindresultaat. De in het kader van het project uitgevoerde activiteiten behoren op het moment van de subsidieaanvraag niet tot de alledaagse bedrijfsvoering. Het gaat hier dus niet om de reguliere activiteiten van de aanvrager, maar om eenmalige en specifieke projecten, die zonder subsidie niet tot stand zouden komen. Voorbeelden van projectsubsidies zijn subsidie voor sport en bewegen, subsidie voor deskundigheidsbevordering, etc. Projectsubsidies worden altijd verstrekt op basis van een subsidieregeling.
Een exploitatiesubsidie is een subsidie voor een of meer kalenderjaren. Meestal is de subsidieontvanger voor een groot deel van zijn bestaan of de instandhouding van zijn bedrijf afhankelijk van de desbetreffende subsidie. Voorbeelden van exploitatiesubsidies zijn structurele subsidie voor amateurkunstverenigingen. Exploitatiesubsidies worden altijd verstrekt op basis van een subsidieregeling.
Onder c Begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie
In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een subsidieregeling, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb bepaalt hierover dat er geen wettelijk voorschrift is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens ook in de toelichting bij de begroting worden gedaan.
Door in de begroting of de toelichting bij de begroting de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven. Ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende formele vereisten is er bij het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook begrotingssubsidies in deze verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat ook voor begrotingssubsidies de formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening en behandeling gelden. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hierdoor beperkt. Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost kan met name aan de orde zijn bij exploitatiesubsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Het betreft een subsidie voor een unieke subsidieontvanger en een exclusieve prestatie. Onder de term exploitatiesubsidie wordt ook de zogenaamde budgetsubsidie begrepen. Bij dit soort subsidies gaat het om een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die behoren tot de kernactiviteiten die de subsidieontvanger gewoonlijk in het kader van zijn dagelijkse bedrijfsvoering ontplooit. Het gaat dus om subsidiëring van een deel of alle reguliere werkzaamheden van de aanvrager.
Onder d Begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie
Naast de onder c benoemde begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, is het binnen de Awb niet uitgesloten om een begrotingssubsidie te verstrekken, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie. Dit kan met name aan de orde zijn bij één subsidieontvanger, waarbij het niet efficiënt is om een subsidieregeling vast te stellen en waarbij de vorm van een incidentele subsidie juridisch niet passend is.
Voor een incidentele subsidie is geen wettelijk voorschrift (subsidieregeling) nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d, van de Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er noch een subsidieregeling, noch vast beleid is die voorzien in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten. Een incidentele subsidie is dus net als een begrotingssubsidie een zogenaamde buitenwettelijke subsidie. Het initiatief voor een incidentele subsidie ligt vrijwel altijd bij de subsidieaanvrager. Zou het initiatief immers bij de het college liggen, dan was er wel beleid en een subsidieregeling en daarvoor gereserveerde financiële middelen. Incidentele subsidies zijn daarom bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Meestal zal het gaan om eenmalige subsidies, bijvoorbeeld een MKB-onderneming heeft een innovatief product ontwikkeld. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus niet incidenteel. Een subsidie aan één subsidieontvanger met een structureel karakter, dat wil zeggen dat meerdere keren achter elkaar subsidie wordt verleend voor dezelfde activiteiten, mag ook niet als incidenteel worden gezien.
Ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende formele vereisten is er bij het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook incidentele subsidies in deze verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat ook voor incidentele subsidies de formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening en behandeling. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hierdoor beperkt.
Artikel 6 Eisen aan een subsidieregeling
Artikel 6 schrijft voor welke onderwerpen ten minste moeten worden geregeld in een subsidieregeling. Dit betreft een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten (art. 4:23 Awb). Daarnaast gaat het om elementen waarvan de Awb vereist dat deze in het wettelijk voorschrift worden opgenomen. Dit zijn de verdelingsmaatstaf (art. 4:26 lid 1) en de keuze voor een systeem van enkele subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening (art. 4:29). Als de raad een subsidieplafond instelt, zal de regeling ook een subsidieplafond bevatten. De bepalingen over subsidieverplichtingen hebben een eigen plek in hoofdstuk 3 van de ASV (art. 18).
Artikel 7 Meerjarige subsidies
Uit de Awb blijkt dat het mogelijk is een subsidie te verlenen voor een tijdvak dat langer is dan een jaar. In artikel 7 is vastgelegd dat in Amersfoort de subsidies voor een tijdvak van maximaal vier jaren worden verstrekt. Aangezien niet altijd kan worden overzien of er voldoende geld beschikbaar zal blijven, moet het college een meerjarige subsidie altijd verlenen onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
Artikel 8 Indieningstermijn aanvraag
De ASV kent uniforme indieningstermijnen. In het eerste lid, onderdeel a, staat een termijn voor het indienen van een aanvraag voor een begrotingssubsidie. Het gaat hierbij zowel om de begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, als om de begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie. Deze dubbele betekenis geldt bij alle artikelen waarin alleen de term ‘begrotingssubsidie’ wordt gebruikt (9, 10, 11, 16 en 20).
Artikel 9 Eisen aan de aanvraag
Artikel 9 regelt welke gegevens bij een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan bepalen dat minder gegevens of juist meer of andere gegevens kunnen of moeten worden ingediend (tweede en derde lid). Deze artikelonderdelen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat alleen de voor de aanvraag noodzakelijke gegevens worden opgevraagd.
Met behulp van een (digitaal) aanvraagformulier kan het college de wijze stroomlijnen waarop de benodigde informatie en gegevens worden aangeleverd. Ook zal een aanvraagformulier vaker leiden tot het indienen van een complete aanvraag. Zowel voor de aanvrager als voor het bestuursorgaan vereenvoudigt het formulier de aanvraagprocedure. Gebruikt de aanvrager het formulier niet, of dient hij een incomplete aanvraag in, dan krijgt hij op grond van artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid om alsnog binnen een bepaalde termijn de aanvraag via het aanvraagformulier in te dienen of de ontbrekende gegevens aan te leveren.
Het zevende lid geeft het college onder meer de mogelijkheid om de aanvrager te verplichten inzage te geven in de financiële positie van gelieerde rechtspersonen. Zo kan het college bijvoorbeeld het vermogen van de aan de aanvrager gelieerde rechtspersonen betrekken bij de beoordeling van de aanvrager. Op grond van het achtste lid kan het college aanvullende gegevens opvragen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn. Een voorbeeld is een investeringsplan bij een incidentele subsidie.
Artikel 10 Subsidiabele kosten
Voor het bepalen van de subsidiabele kosten is de hoofdregel dat zij doelmatig zijn en redelijkerwijs nodig voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daarnaast moeten de kosten direct zijn toe te kennen aan de activiteiten. Het college kan nadere regels over de subsidiabele kosten vaststellen. Meerjarige exploitatiesubsidies en begrotingssubsidies worden jaarlijks geïndexeerd. De subsidieontvanger wordt via de indexeringsbrief op de hoogte gesteld van de indexering. Voor meerjarige incidentele subsidies wordt dit per geval bepaald.
De Awb bevat verschillende gronden voor het weigeren van een subsidie (het overschrijden van een subsidieplafond en de gronden genoemd in artikel 4:35 Awb). Andere algemene weigeringsgronden zijn opgenomen in dit artikel.
Uit onderdeel f blijkt dat ook in de subsidieregelingen weigeringsgronden kunnen worden opgenomen.
Artikel 13 Toestemming voor bepaalde handelingen
Het college moet grip kunnen houden op ingrijpende ontwikkelingen bij de subsidieontvanger. Daarom is geregeld dat voor die ontwikkelingen vooraf toestemming nodig is van het college.
Artikel 14 Meldingsplicht en informatieplicht
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid). In diverse situaties gaat het te ver om een subsidieontvanger te verplichten vooraf toestemming te vragen aan het college, maar is het wel van belang dat het college op de hoogte is van zaken. Daarom geldt bijvoorbeeld een informatieplicht bij wijzigen van de statuten, ontbinden van de rechtspersoon of aanvragen van surseance van betaling. Met ‘schriftelijk’ in het artikel is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal (via schrijftekens) worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld.
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door het college of de rekenkamercommissie. Het onderzoek kan meerdere subsidietijdvakken of meerdere activiteiten beslaan. Een onderzoek kan gewenst zijn wanneer bijvoorbeeld vraagtekens rijzen bij de bedrijfsvoering van een subsidieontvanger en in relatie daarmee met de wijze waarop subsidies zijn besteed. Het onderzoek kan zich uitstrekken over meerdere jaren en meerdere gesubsidieerde activiteiten.
Artikel 16 Voorzieningen en egalisatiereserve bij structurele subsidies
Dit artikel bepaalt dat het college kan bepalen dat een subsidieontvanger voorzieningen en reserves vormt. Het college heeft deze mogelijkheid, omdat deze posten jaarlijks worden gevoed door subsidiegelden. Het tweede lid heeft betrekking op de egalisatiereserve van een subsidieontvanger. Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden. De toevoeging die de subsidieontvanger op basis van het derde lid doet, moet conform artikel 19, zevende lid, met toelichting zichtbaar zijn in de balans. In gevallen waarin de subsidieontvanger niet alle kosten realiseert doordat hij niet alle activiteiten uitvoert, besluit het college per geval over het laten toenemen van de egalisatiereserve.
Artikel 17 Vergoeding voor vermogensvorming
Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een verordening worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 17 geeft hieraan invulling.
Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door het college in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebreke aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door het college en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door de beide eerst aangewezenen. Als zij het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde deskundige.
Artikel 18 Doelgebonden en niet doelgebonden verplichtingen
De Awb onderscheidt drie soorten verplichtingen: standaardverplichtingen (artikel 4:37), overige doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38) en niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). De standaardverplichtingen zijn verplichtingen waarvan de wetgever heeft gedacht dat een subsidieverstrekker ze vrijwel altijd zal willen opleggen. Omdat ze zo gebruikelijk zijn, is het toegestaan ze op te leggen bij de subsidieverlening zonder dat de subsidieverordening of -regeling daarover iets bepaalt. Het college kan er ook voor kiezen om deze verplichtingen in een subsidieregeling op te nemen. In de toelichting kan dan worden uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
Op basis van artikel 4:38 van de Awb kan de subsidieverstrekker ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Een voorbeeld is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies kunnen doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd.
Wat betreft de niet-doelgebonden verplichtingen eist de Awb dat deze bij wettelijk voorschrift worden geregeld. Het zijn verplichtingen die erop gericht zijn een ander beleidsdoel te realiseren dan het doel dat het bestuursorgaan met de subsidie voor ogen heeft. Uit het tweede lid volgt dat het college niet-doelgebonden verplichtingen kan opleggen die betrekking hebben op gelijke behandeling, social return on investment en duurzaamheid. Dat betekent dat de subsidieontvanger bijvoorbeeld kan worden verplicht om bij de uitvoering van de prestatieafspraken een percentage van het subsidiebedrag in te zetten voor social return, zoals de inzet van werkzoekenden, stagiaires, of mensen die vallen onder Wsw. Een ander voorbeeld is de verplichting voor de subsidieontvanger om ervoor te zorgen dat alle inwoners van de gemeente Amersfoort, ongeacht hun beperking, gebruik kunnen maken van de activiteiten die hij aanbiedt. Daarbij geldt dat zo'n verplichting altijd een relatie moet hebben met de middelen waarmee of de wijze waarop de subsidiabele activiteit moet worden uitgevoerd.
HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES
Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 19 regelt wanneer een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend en welke gegevens en bescheiden daarbij worden ingediend. Ook hier geldt weer - net als bij de aanvraag om subsidie - dat wanneer een aanvraagformulier is vastgesteld, daarvan gebruik moet worden gemaakt. De eisen die aan de aanvraag worden gesteld, worden groter naarmate het subsidiebedrag groter is. In geval van subsidies van meer dan € 125.000 wordt een controleverklaring geëist. Het college kan in de verlening bepalen dat deze verplichting voor hogere bedragen dan € 125.000 geldt. Het college gaat er hierbij vanuit dat de subsidieontvanger een goedkeurende controleverklaring indient.
In geval van meerjarige subsidies kan de subsidie jaarlijks worden vastgesteld (derde lid). Jaarlijkse vaststelling is gewenst omdat het om grote subsidiebedragen gaat en het gewenst is tussentijds zicht te hebben op het verloop van de activiteiten en het bedrag waar werkelijk recht op bestaat.
In de jaarrekening moet inzichtelijk zijn welk gedeelte van de reserves (waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves) zijn gevormd met subsidiegelden die het college heeft verstrekt (zevende lid).
Uitgangspunten van het overgangsrecht zijn:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-142869.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.