Nota geldleningen u/g en borgstellingen gemeente Waddinxveen 2016

Tekstplaatsing

 

1. Inleiding

De gemeente Waddinxveen heeft zich in het verleden regelmatig borg gesteld voor diverse door derden af te sluiten geldleningen. Tot op heden is het nog niet voorgekomen dat een partij een beroep heeft gedaan op de gemeente om een borgstelling te verzilveren. In 2015 is de Nota geldleningen u/g en borgstellingen gemeente Waddinxveen 2015 door het college vastgesteld. Op 20 januari 2016 heeft de raad ingestemd met een geamendeerd voorstel tot het vaststellen van de Verordening tot 1e wijziging van de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015, die een gevolg is van de garantstellingen voor twee hergefinancierde geldleningen GEM C.V. Triangel. De gevolgen hiervan zijn verwerkt in deze Nota geldleningen u/g en borgstellingen gemeente Waddinxveen 2016 die in de plaats komt van de nota van 2015.

 

Gemeenten zijn, zeker in de huidige economische omstandigheden, zeer kredietwaardig. Zij vormen dan ook een gewilde partij om een garantstelling, borgstelling of financiering van te betrekken. Op grond van de Gemeentewet heeft het College van B&W de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen aan te gaan, waaronder verstrekking van leningen, borgstellingen en garanties. Deze bevoegdheid van het College van B&W wil echter niet zeggen dat het College van B&W hierin geheel wordt vrijgelaten. In de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015 (incl. 1e wijziging) is vastgelegd dat het College van B&W indien mogelijk zekerheden moet bedingen.

 

Daarnaast mag volgens het Treasurystatuut gemeente Waddinxveen 2016, op grond van de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido), de gemeente alleen leningen, borgstellingen en garanties verstrekken voor de uitoefening van de publieke taak. Een gemeente kan – gemotiveerd en transparant – in principe zelf bepalen wat onder de publieke taak moet worden verstaan. De vraag wat wel of niet tot de publieke taak gerekend mag worden kent wel een spanningsveld. Is het verstrekken van een lening aan een sportvereniging bijvoorbeeld een publieke taak? Of het via het Stimuleringsfonds volkshuisvesting verstrekken van zogenoemde startersleningen? Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is er sprake van een publieke taak als de behartiging van een maatschappelijk belang anders (bijvoorbeeld spontaan via de markt) niet goed tot zijn recht komt.

2. Treasurystatuut 2016

Deze Nota heeft betrekking op geldleningen u/g (uitgezette geldleningen) en borgstellingen met een looptijd gelijk of langer dan 1 jaar. In het Treasurystatuut 2016 is hierover het volgende opgenomen:

 

Artikel 5.3

Voor leningen en garantstellingen uit hoofde van de publieke taak gelden voor het College van B&W van B&W de volgende kaders:

1. Het College hanteert een terughoudend beleid om leningen en garantstellingen uit hoofde van de publieke taak te verstrekken;

2. Het College verstrekt uitsluitend garantstellingen uit hoofde van de publieke taak wanneer zij zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt;

3. Alvorens het College besluit tot het verstrekken van een lening of garantstelling aan een organisatie worden vooraf de financiële risico’s beoordeeld, worden aspecten van staatssteun onderzocht en wordt rekening gehouden met de mogelijke imagoschade;

4. Bij het afgeven van garantstellingen wordt gebruik gemaakt van waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, het Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Zorg. Indien geen beroep kan worden gedaan op een Waarborgfonds dan worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden gevestigd;

5. Het college besluit niet over het verstrekken van garantstellingen waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen en

6. Het College stelt binnen de kaders van dit artikel nadere regels vast voor de verstrekking van leningen en garantstellingen.

3. Garant- en borgstellingen

In het Treasurystatuut wordt de term garantstelling gehanteerd. Hoewel de begrippen garant- en borgstellingen een zekerheid voor een geldverstrekker inhouden, betekenen ze niet precies hetzelfde. Bij een garanstelling moet de partij die garant staat direct betalen wanneer de geldverstrekker daarom vraagt. Bij een borgstelling hoeft dit pas wanneer de geldverstrekker eerst de hoofdschuldenaar heeft aangesproken. Garantstellingen waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Uitgangspunt is het verstrekken van garanties in de vorm van borgstellingen, waarbij eerst de hoofdschuldenaar door de geldverstrekker wordt aangesproken en in gebreke gesteld.

4. Risicoprofiel geldleningen u/g, garant- en borgstellingen

In deze Nota wordt een onderscheid gemaakt in geldleningen u/g, garant- en borgstellingen. Hierbij kan een verschillend risicoprofiel worden onderscheiden, hetgeen in dit onderdeel van deze nota verder wordt toegelicht:

 

4.1. Geldleningen u/g

Geldleningen u/g worden door een gemeente rechtstreeks verstrekt aan de geldnemer. Voor deze leningen loopt een gemeente het volledige risico wanneer de geldnemer niet kan voldoen aan zijn verplichtingen. Na de crisis op de kapitaalmarkt is het voor partijen moeilijker geworden om financiering van een financiële instelling te krijgen. Dit kan een aanleiding zijn om een lening te vragen bij een gemeente. Dergelijke leningen kenmerken zich voor een gemeente door een hoog risicoprofiel. Op dit moment is er sprake van een geldlening van € 4,9 miljoen aan de Commandiet Gemeente Waddinxveen B.V. De Commandiet Gemeente Waddinxveen B.V. heeft dit bedrag gestort als deelname in de GEM C.V. Hierover wordt door de GEM C.V. geen rente vergoed (gegevens Programmabegroting 2016 – 2019). Daarnaast is er sprake van zogenaamde startersleningen in het Kader van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland (SVn), met een budgetplafond van maximaal € 652.000 (gegevens Programmabegroting 2016 – 2019) te verstrekken door de SVn. De startersleningen vallen onder de Nationale Hypotheek Garantie. Tevens zijn door de geldgever zekerheden bedongen in de vorm van het recht van hypotheek. Bij startersleningen is het risicoprofiel gelijk aan een tertiaire borgstelling (zie 4.3.).

 

Door het unieke karakter blijven de geldleningen u/g in deze nota verder buiten beschouwing. Indien het college een geldlening u/g wil verstrekken dan wordt dit altijd ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.

 

4.2. Secundaire garant- of borgstellingen

Bij een secundaire garant- of borgstelling kan een gemeente door een geldgever worden aangesproken wanneer een geldnemer niet of niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Hierbij staat de gemeente garant of borg voor de restschuld van de geldnemer. Het risicoprofiel ligt lager dan bij een geldlening u/g, omdat de gemeente niet de geldgever is. Bij onze gemeente is er sprake van een secundaire garantstelling bij de door de GEM Triangel C.V. aangetrokken geldleningen van € 15 miljoen. Jaarlijks ontvangt de gemeente van de GEM Triangel C.V. een risicovergoeding van 0,55% over de € 15 miljoen. Er is sprake van secundaire borgstellingen bij de aankoop van een woning door particulieren, de zogenaamde gemeentegarantie voor een restsaldo van € 4,3 miljoen (gegevens Programmabegroting 2016 – 2019). Deze laatste groep van geborgde geldleningen vormt een zogenaamde sterfhuisconstructie, omdat deze is vervangen door de Nationale Hypotheek Garantie. Bij borgstellingen voor onroerend goed zijn door de geldgever zekerheden bedongen in de vorm van het recht van hypotheek.

 

Door het unieke karakter blijven de secundaire garantstellingen in deze nota verder buiten beschouwing. Indien deze vorm van garantstelling zich voordoet moet het college voorafgaand aan de besluitvorming de raad informeren. In deze nota worden de toetsingscriteria voor borgstellingen volkshuisvesting (tertiaire borgstellingen) en overige borgstellingen voor onroerend goed (secundaire borgstellingen) behandeld.

 

4.3. Tertiaire borgstellingen

Deze vorm van borgstelling heeft betrekking op de achtervangpositie die een gemeente inneemt bij leningen aan woningcorporaties. Bij deze groep van borgstellingen bestaat de zekerheidsstructuur van de financiering uit verschillende lagen. In eerste instantie is de corporatie zelf aansprakelijk voor het voldoen van haar verplichtingen. Wanneer de corporatie niet aan haar verplichting kan voldoen staat de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) secundair borg voor deze lening. De gemeente staat tertiair borg. Dit houdt in dat de gemeente kan worden aangesproken als zowel de corporatie als de WSW niet kunnen voldoen aan de verplichting. Het risicoprofiel ligt lager dan bij een secundaire borgstelling, omdat er sprake is van een meervoudige achtervangconstructie, waarin ook het Rijk nog gedeeltelijk borg staat. Bij onze gemeente is dit van toepassing op de geborgde geldleningen aan Woonpartners Midden – Holland met een restsaldo van € 67,2 miljoen (gegevens Programmabegroting 2016 – 2019).

5. Staatssteun

Bij het verstrekken van geldleningen u/g en borgstellingen moet altijd het aspect van staatssteun worden beoordeeld. De EU wil gelijke concurrentievoorwaarden scheppen voor alle ondernemingen op de interne markt. Controle op overheids- of staatssteun aan ondernemingen is dan ook één van de belangrijkste onderdelen van het Europese mededingingsbeleid.

 

Er is sprake van staatsteun als aan de volgende criteria is voldaan:

  • -

    de staatsteun is betaald uit staatsmiddelen;

  • -

    de staatsteun is gegeven aan één of meer ondernemingen of aan een vorm van productie;

  • -

    de staatsteun kan de concurrentie op de interne markt (akkoord van Schengen) in geding brengen en

  • -

    de staatsteun kan nadelige gevolgen hebben voor de handel tussen EU lidstaten.

Hierbij moet worden opgemerkt dat er ook algemene vrijstellingen voor de staatsteun zijn zoals:

  • -

    algemene maatregelen die voor alle bedrijven gelden;

  • -

    de-minimissteun (minder dan € 200.000 staatssteun in 3 jaar);

  • -

    steun voor kleine en middelgrote bedrijven (MKB);

  • -

    steun voor Diensten voor Algemeen Economisch Belang (DAEB) en

  • -

    steun voor visserij.

Het gaat te ver om hier in deze Nota uitgebreid op in te gaan. Het gaat om bewustwording en toetsing.

6. Borgingsplafond

De WSW bepaalt voor iedere deelnemende corporatie minimaal één keer per jaar het zogenaamde borgingsplafond. Het borgingsplafond is het maximale bedrag dat een corporatie in een zekere periode onder WSW borging mag lenen voor geplande activiteiten die voldoen aan de bestedingsdoelen zoals geformuleerd in het Reglement van deelneming in de WSW.

 

Het borgingsplafond stelt de corporatie en gemeenten in staat te volgen welke ruimte er is om gegeven de geplande projecten de door de WSW geborgde leningenportefeuille uit te breiden. Bij een aanvraag van borgstelling door een corporatie moet dit aspect nadrukkelijk worden meegewogen, omdat een onjuiste toepassing van het borgingsplafond een verschuiving van tertiaire naar secundaire borgstelling tot gevolg kan hebben en daarmee een vergroting van het risicoprofiel van de gemeente. Als het borgingsplafond wordt overschreden zal er geen borgstelling door de gemeente Waddinxveen worden gedaan. Bij een aanvraag tot borgstelling door een corporatie zal daarom bij de beoordeling altijd een relatie moeten worden gelegd met de door de WSW geborgde leningenportefeuille van de corporatie voorafgaande aan de aanvraag en het door de WSW vastgestelde borgingsplafond. Het borgingsplafond is tot op heden niet overschreden.

7. Moet een gemeente borg staan?

Bij de beantwoording van deze vraag is de in onderdeel 4 van deze Nota beschreven indeling referentie, maar dan in oplopend risicoprofiel.

 

7.1. Borgstelling met waarborg

De borgstelling met waarborg vindt hoofdzakelijk plaats in het taakveld volkshuisvesting. In het najaar van 2012 heeft de commissie Vermeulen op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onderzocht hoe groot de financiële risico’s zijn van de gemeentelijke achtervangpositie in de WSW en hoe het systeem kan worden verbeterd. Uit het onderzoek is geconcludeerd dat de kans dat gemeenten vanwege hun achtervangpositie renteloze leningen moeten verstrekken onder de huidige omstandigheden heel klein is.

 

Secundaire borgstelling in het taakveld volkshuisvesting, dat kan spelen bij overschrijding van het eerder beschreven borgingsplafond, wordt afgeraden. Het risico zonder tussenkomst van de WSW wordt voor een gemeente eenvoudig te groot. Motivatie hiervoor is dat het veelal om forse bedragen gaat en een gemeente geen directe invloed kan uitoefenen op de bedrijfsvoering van de lenende corporatie.

 

7.2. Directe borgstelling

Omdat het beleidsuitgangspunt het vermijden en/of minimaliseren is van financiële risico’s voor de gemeente Waddinxveen, is de lijn die werd en wordt gehanteerd bij de aanvraag van een directe borgstelling: nee, tenzij...

 

Het gaat te ver om te stellen dat de gemeente nooit direct borg kan of wil staan. Wel wordt hierbij terughoudendheid gehanteerd. Er zijn echter situaties denkbaar dat een instelling nergens terecht kan voor

het realiseren van een maatschappelijk relevante onroerende zaak. In een dergelijk geval kan de gemeente borg staan maar dan wel onder voorwaarden.

 

Voor de verdere uitwerking van de directe borgstelling voor de realisatie van onroerend goed worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

1e uitgangspunt

Primair moet de aanvrager als belanghebbende partij zelfstandig proberen financiële middelen te verkrijgen door bijvoorbeeld contributieverhoging, sponsoring en/of door zelf een geldlening af te sluiten bij een geldgever. Ook zelfwerkzaamheid is een optie.

2e uitgangspunt

De aanvrager onderzoekt als belanghebbende andere mogelijkheden van borgstelling zoals de garantstelling door waarborgfondsen (de WSW is hier verder buiten beschouwing gelaten). Een van de kenmerken van een borgstelling is dat de gemeente een mogelijk financieel risico loopt. Het financiële risico ontstaat doordat de gemeente geen directe invloed heeft op de bedrijfsvoering van de instelling die een aanvraag voor garantie doet. De gemeente doet er dan ook goed aan de borgstelling waar mogelijk over te laten aan een gespecialiseerd waarborgfonds. Borgstelling door de gemeente moet alleen plaatsvinden als er geen andere mogelijkheden meer zijn. Er is een aantal waarborgfondsen op diverse terreinen waarop aanvragers een beroep kunnen doen, zoals:

  • -

    Stichting Waarborgfonds Kinderopvang;

  • -

    Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW);

  • -

    Waarborgfonds voor de Zorgsector (Wfz);

  • -

    Stichting Waarborgfonds voor de Sport (SWS);

  • -

    Provinciale cultuurfondsen voor monumenten en

  • -

    Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland (SVn).

Voordeel van dergelijke waarborgfondsen is dat deze vanuit hun expertise zowel de aanvraag/toekenning beoordelen en vervolgens een jaarlijkse controle uitvoeren op de verleende borgstelling. Hierdoor is de administratieve last voor de gemeente beperkt, de controle op de borgstelling zeker gesteld en het risico geminimaliseerd (borgstelling met waarborg).

3e uitgangspunt

Borgstelling door de gemeente is uitsluitend toegestaan als er sprake is van een publieke taak. Er bestaat echter geen vastomlijnde invulling van het begrip publieke taak. De Gemeenteraad bepaalt op politiek-bestuurlijke gronden namelijk zelf welke taken de gemeente uitvoert. De gemeente kan iets tot haar publieke taak rekenen als zij zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. De taak moet in ieder geval bijdragen aan de doelstelling/visie van de gemeente. De Raad zou daarvoor zeer strikte voorwaarden kunnen toepassen maar geadviseerd wordt om niet aan de voorkant alles dicht te timmeren en elke toekomstige aanvraag voor borgstelling op zijn eigen merites te beoordelen.

4e uitgangspunt

Bij de beoordeling van de aanvraag voor borgstelling zal de risicobeheersing een belangrijk item zijn. Er moet worden gekeken naar de duur, de omvang en de aard van de borgstelling. De kredietwaardigheid van de aanvrager moet worden beoordeeld. Het inbouwen van een plafond aan het bedrag waarvoor de gemeente naar een derde partij borg wil staan is gewenst. Daarnaast is het gewenst dat een gemeente alleen borg staat voor de financiering van onroerend goed, waarbij het onroerende goed tot het volledige bedrag van de geborgde geldlening wordt belast met het recht van hypotheek ten gunste van de geldgever. Daarnaast is het goed een aanvullende voorwaarde op te nemen dat de borgstelling vervalt als de overeenkomst van geldlening niet binnen een bepaalde periode tot stand komt.

5e uitgangspunt

Ook is bij de beoordeling van de aanvraag voor borgstelling staatssteun een belangrijk item. Verwezen wordt naar onderdeel 5 van deze nota.

6e uitgangspunt

Een alternatief voor borgstelling is het verstrekken van een gemeentelijke geldlening u/g. In principe kan de gemeente in de overeenkomst van geldlening ook risico beperkende bepalingen opnemen. Ondanks dat het Treasurystatuut 2016 het College van B&W hiervoor de mogelijkheid biedt zal hiermee uiterst terughoudend worden omgegaan. Het zijn van financieringsinstelling is geen kerntaak van een gemeente.

8. Toetsingscriteria verlenen borgstelling

 

8.1. Borgstellingen volkshuisvesting (tertiaire borgstellingen)

Bij de aanvraag voor een borgstelling door een corporatie in het kader van het taakveld volkshuisvesting, die schriftelijk wordt gericht aan het College van B&W, zullen de volgende toetsingscriteria worden gehanteerd:

  • 1.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat de gevraagde borgstelling betrekking heeft op (her)investeringen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Waddinxveen en past binnen de Woonvisie van de gemeente Waddinxveen;

  • 2.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat de gevraagde borgstelling onlosmakelijk is verbonden aan een aan te trekken geldlening, geen ongelimiteerde achtervang;

  • 3.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt wat de Financial Risk Ratio’s zijn. Ook na het aantrekken van de te borgen geldlening moeten deze voldoende zijn;

  • 4.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat de door de WSW actuele geborgde leningenportefeuille van de corporatie inclusief het bedrag van de aan te trekken geldlening binnen het door de WSW vastgestelde borgingsplafond blijft;

  • 5.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat deze betrekking heeft op de financiering van huurwoningen en maatschappelijk vastgoed, nieuwbouw en renovatie en alleen benodigd is voor financiering van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB), om staatssteun uit te sluiten;

  • 6.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat offertes zijn gevraagd aan ten minste 3 bancaire geldverstrekkers (ongewijzigd beleid) inclusief de concept geldleningsovereenkomst met de geselecteerde geldverstrekker;

  • 7.

    Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat de geldlening in zijn geheel wordt afgelost en een looptijd heeft van maximaal 50 jaar;

  • 8.

    Het College van B&W van B&W is gerechtigd aanvullende toetsingscriteria te formuleren.

8.2. Overige borgstellingen onroerend goed (secundaire borgstellingen)

Bij de aanvraag voor een borgstelling door overige partijen voor de realisatie van onroerend goed, die schriftelijk wordt gericht aan het College van B&W, zullen op basis van onderdeel 7.2. van de Nota de volgende toetsingscriteria worden gehanteerd. Het College van B&W van B&W is gerechtigd aanvullende toetsingscriteria te formuleren. De toetsingscriteria zijn uitgewerkt in een stappenplan:

1e stap

Bij de aanvraag moet een actueel Uittreksel Kamer van Koophandel en de actuele Statuten worden overlegd. Hieruit moet aantoonbaar zijn dat:

  • -

    De instelling een rechtspersoon is die maatschappelijk actief is binnen de gemeente Waddinxveen;

  • -

    De doelstelling van de rechtspersoon ideëel is en niet gericht op het maken van winst.

2e stap

Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat:

  • -

    De instelling de gemeente Waddinxveen (gedeeltelijk) nodig heeft voor een borgstelling om een financiering te kunnen realiseren;

  • -

    Het voor de instelling niet mogelijk is de borgstelling bij een waarborgfonds onder te brengen. Daarbij moet duidelijk zijn wat de reden hiervan is en waarom de gemeente een borgstelling zou moeten verlenen;

  • -

    De aanvrager alles in het werk heeft gesteld om zelfstandig te proberen financiële middelen te verkrijgen door bijvoorbeeld contributieverhoging, sponsoring en/of door zelf een geldlening af te sluiten bij een geldgever. Ook zelfwerkzaamheid kan een (gedeeltelijke) oplossing zijn. De investering moet aantoonbaar voor minimaal 25% door de inzet van eigen middelen of zelfwerkzaamheid worden gerealiseerd (ongewijzigd beleid);

  • -

    De borgstelling gewenst is in de offertes van ten minste 3 bancaire geldverstrekkers (ongewijzigd beleid). Als een bancaire geldverstrekker bereidt is het risico te nemen zonder borgstelling gecompenseerd door een hogere rente, dan is er geen reden voor aanvraag van een borgstelling. Tevens wordt de concept geldleningsovereenkomst van de geselecteerde geldverstrekker overlegd inclusief bijbehorende concept hypotheekakte bij het onroerend goed. De borgstelling bedraagt maximaal € 250.000 (ongewijzigd beleid).

3e stap

Bij de aanvraag moet aantoonbaar worden gemaakt dat:

  • -

    Er sprake is van een maatschappelijk belang waarvoor door de instelling kapitaal wordt aangetrokken. De maatschappelijke relevantie van de investering kan de reden zijn dat de gemeente de borgstelling in overweging neemt. Er dient daarbij door de gemeente te worden beoordeeld;

    • In hoeverre de investering in het gemeentelijk beleid past;

    • Hoe groot de invloed van de gemeente op het betreffende beleidsterrein en daarmee de politieke relevantie is en

    • Waarom de investering nodig is en waarom de gemeente hierin een rol moet vervullen.

4e stap

Bij de aanvraag moet aantoonbaar gemaakt worden dat de gemeente met de borgstelling een zo laag mogelijk risico loopt. Daarbij moet de instelling in staat zijn de rente en aflossing samenhangend met de te borgen geldlening op te brengen. Aan de hand van door de instelling te overleggen financiële documenten wordt door de gemeente beoordeeld of de instelling de met de geldlening samenhangende structurele lasten kan opvangen binnen een meerjarig structureel sluitende exploitatie. In samenhang hiermee wordt ook de weerstandscapaciteit van de instelling beoordeeld. Hiervoor worden door de instelling overlegd:

  • -

    Een investeringsplan met hieruit voortvloeiende structurele lasten en baten;

  • -

    De jaarrekeningen van de instellingen over de laatste 2 verslagjaren. Indien van toepassing met goedkeurende accountantsverklaring;

  • -

    Een onderbouwde meerjarenbegroting voor minimaal 4 jaar (inclusief het lopende begrotingsjaar), waarvan het investeringsplan met bijbehorende lasten en baten integraal onderdeel uitmaakt.

5e stap

Bij de beoordeling door de gemeente van de aanvraag wordt zichtbaar gemaakt dat er geen sprake is van staatssteun. Verwezen wordt naar onderdeel 5 van deze nota.

6e stap

In de verlening van de borgstelling door het College van B&W, die door het bestuur van de instelling wordt ondertekend en geretourneerd bij de gemeente, worden door de gemeente minimaal de volgende voorwaarden opgenomen:

  • -

    De geldlening moet binnen een bepaalde periode tot stand komen en worden besteed voor het doel waarvoor deze is aangegaan;

  • -

    De gemeente heeft een (voorkeurs)recht tot navordering indien de gemeente haar borgstellingsverplichting moet nakomen;

  • -

    De positie van de gemeente als schuldeiser is zo preferent mogelijk;

  • -

    Het onderpand moet toereikend zijn verzekerd en goed worden onderhouden;

  • -

    Met de werkzaamheden mag pas worden gestart als het besluit tot verlening van de borgstelling door het College van B&W is genomen en de borgstelling ondertekend bij de gemeente is retour ontvangen;

  • -

    De borgstelling wordt onverbindend verklaard indien herfinanciering plaatsvindt tegen mindere condities c.q. langere looptijd of de bijbehorende investering wordt vervreemd;

  • -

    Bij statutenwijziging of besluit tot ontbinding van de instelling wordt het College van B&W van B&W altijd geïnformeerd;

  • -

    Het College van B&W van B&W is gerechtigd aanvullende voorwaarden te formuleren.

Naar boven