Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West-Betuwe houdende regels omtrent ontheffingen verstrekt op bepaalde artikelen uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (Beleidsregels RVV 1990 ontheffingen West Betuwe)

Aanleiding

Voor medewerkers van de drie fusiepartners en ook aannemers werden ontheffingen verstrekt op bepaalde artikelen uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit gebeurde in de drie voorgaande gemeenten verschillend. Deze ‘beleidsregels RVV 1990 ontheffingen West Betuwe’ vervangen de oude beleidsregels.

De bevoegdheid voor het uitgeven van ontheffingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe.

De keuzes aan wie ontheffing verstrekt wordt en van welke artikelen uit het RVV ontheffing verleend worden is vastgelegd in deze beleidsregels.

 

Aan wie kan een ontheffing verstrekt worden:

    • A.

      Medewerkers van West Betuwe die met een vrachtauto/bestelbus/auto van de gemeente rijden inclusief eventuele aanhanger.

    • B.

      Medewerkers die met hun privé auto rijden en de dagelijkse leiding hebben over en/of dagelijks toezichthouden op werkzaamheden op of direct langs de openbare weg.

    • C.

      Uitvoerend personeel van bedrijven die voor de gemeente werkzaamheden uitvoeren op of langs wegen.

       

Waar worden de ontheffingen voor verstrekt

 

Plaats op de weg

Artikel 3 lid 1, Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.

Artikel 4 lid 1, Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad.

Artikel 10 lid 1, Andere bestuurders dan die genoemd in artikelen 5 tot en met 8 (fietsers,

bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig en ruiters) gebruiken de rijbaan. Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

Artikel 10 lid 2, Andere bestuurders dan fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken.

 

Stilstaan

Artikel 23 lid 1, De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

  • a)

    op een kruispunt;

  • b)

    op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;

  • c)

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;

  • d)

    in een tunnel;

  • e)

    bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, in geval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;

  • f)

    op de rijbaan langs een bus strook en

  • g)

    langs een gele doorgetrokken streep;

    

Parkeren

Artikel 24 lid 1, De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

  • a)

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

  • b)

    voor een inrit of uitrit;

  • c)

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • d)

    op een parkeergelegenheid:

    • 1)

      voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

    • 2)

      op een andere wijze dan op het bord of onderbord is aangegeven;

    • 3)

      op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

  • e)

    langs een gele onderbroken streep;

  • f)

    op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g)

    op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

Artikel 24 lid 2, Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8,812 en E13, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.

Artikel 24 lid 3, De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.

Artikel 24 lid 4,lndien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E13, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

Artikel 25 lid 1, Het is verboden in een parkeerschijf zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.

Artikel 25 lid 2, Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan, indien het motorvoertuig overeenkomstig het door Onze Minister bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken.

Artikel 25 lid 3, Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, geldt het tweede lid slechts gedurende die dagen of uren.

Artikel 46 lid 1, Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

Artikel 46 lid 2, Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijf zone is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.

 

Algemene bepalingen

Artikel 62, Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Ontheffing voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 76, 77, 78 en 81.

 

Toelichting

 

Geslotenverklaring

  • C1

    Gesloten in beide richtingen voor voertuigen e.a.

  • C2

    Eenrichtingsweg (rond met witte balk)

  • C4

    Eenrichtingsweg (rechthoek met witte pijl)

      

Toelichting

    • A.

      Voertuigen kunnen zo direct bij het werk gezet worden o.a. voor laden en lossen.

    • B.

      Deze medewerkers bezoeken dagelijks vaak meerdere werken, zij kunnen zo direct bij het werk komen. Deze medewerkers ontvangen ook een uitleg hoe zich te gedragen bij gebruik van de ontheffing.

    • C.

      Om het werk uit te kunnen voeren is het noodzakelijk om met het materieel en de voertuigen bij en in het werkvak te komen. Deze medewerkers ontvangen ook een uitleg hoe zich te gedragen bij gebruik van de ontheffing.

Voor incidenteel bezoek aan een werk wordt geen ontheffing verstrekt, de noodzaak is minder aanwezig en het gebruik van de ontheffing is ook niet zonder gevaar voor de medewerker en ook voor de overige verkeersdeelnemers. Er is dan ook minder routine en ervaring met het gewenste gedrag.

 

Geldigheidsduur ontheffingen

    • -

      Eigen voertuigen en personeel in vaste dienst 4 jaar;

    • -

      Personeel in tijdelijke dienst, 2 jaar;

    • -

      Bedrijfsvoertuigen van bedrijven die voor ons werken, in principe voor de duur van het werk en bij regelmatig terugkerend werk maximaal 2 jaar.

       

Uitvoering

Leden van Team verkeer gaat de ontheffingen uitgeven en houden bij wie er een ontvangt. De ontheffing vermeld altijd een volgnummer en het kenteken van het voertuig. Bij voertuigen zonder kenteken wordt het merk en type en of bedrijfskenmerken vermeld.

Bij de ontheffing wordt gevoegd: Verklaring ontheffing RVV 1990

 

Misbruik

Bij misbruik wordt de ontheffing ingetrokken.

 

Evaluatie

Deze beleidsregels worden binnen 4 jaar geëvalueerd.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking een dag na bekendmaking en vervangen de vervallen "Beleidsregels RVV 1990 ontheffingen Geldermalsen".

 

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als "Beleidsregels RVV 1990 ontheffingen West Betuwe".

Vastgesteld 28 mei 2019

Het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe,

P.U.L.M Coesmans

Secretaris

H.W.C.G. Keereweer

Burgemeester

Naar boven