BELEIDSPLAN VTH 2019-2022

 

Dit beleidsplan VTH geeft richting aan de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving door de BEL Combinatie voor de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren voor de jaren 2019-2022. De visies en ambities van de colleges zijn hierin vertaald naar doelen, maatregelen, kwaliteit en uitvoering. Op deze wijze wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de veiligheid, leefbaarheid, gezondheid en duurzaamheid van wonen, (samen)leven, werken en bedrijvigheid in de drie dorpen. We signaleren wel krapte als we het huidige werkaanbod afzetten tegen de beschikbare capaciteit, met name ten aanzien van de toezichtcapaciteit. In de kadernota 2020 komen we op dit punt met een nader voorstel. De beschikbare capaciteit wordt gericht en effectief ingezet op zaken die er het meest toe doen. Keuzes maken en prioriteren is daarbij onvermijdelijk. Dit plan zorgt voor weloverwogen invulling en legitimatie van deze keuzes. Door te werken met uitvoeringsplannen, kwartaal- en jaarverslagen wordt de beleidscyclus gesloten en is een lerende organisatie die zich blijft ontwikkelen een feit. Tot slot geeft dit beleid invulling aan de wettelijke plicht voor gemeenten om een vastgesteld beleidsplan te hebben voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht.

Inhoud

Lijst van afkortingen. 4

1 Inleiding. 5

1.1 Algemeen en leeswijzer. 5

1.2 Aanleiding. 5

1.3 Terugblik periode 2015-2018. 5

1.4 Doel VTH-beleid. 6

1.6 Toekomstige ontwikkelingen. 7

2 Ambitie, visie, uitgangspunten en operationele doelen. 10

2.1 Bestuurlijke ambities. 10

2.2 Visie op de uitvoering van VTH-taken. 10

2.3 Uitgangspunten bij de uitvoering van VTH-taken. 11

2.4 Operationele doelen vergunningen, toezicht en handhaving. 12

3 Omgevings- en probleemanalyse, prioriteiten en capaciteit. 13

3.1 Omgevings- en probleemanalyse. 13

3.2 Prioriteiten vergunningen en handhaving. 19

3.3 Landelijke prioriteiten. 21

3.4 Capaciteit voor uitvoering van de VTH-taken. 22

4 Vergunningen- en Nalevingstrategie. 23

4.1 Vergunningenstrategie. 23

4.2 Nalevingstrategie. 26

4.2.1 Preventiestrategie. 27

4.2.2 Toezichtstrategie. 27

4.2.3 Handhavingstrategie. 29

4.2.4 Gedoogstrategie. 31

5 Beschrijving taken en organisatie VTH.. 32

5.1 Taakvelden. 32

5.2 Organisatie. 33

5.3 Kwaliteit. 35

5.4 Interne en externe samenwerking. 36

6 Programmering, monitoring en evaluatie. 38

6.1 Programmering. 38

6.2 Monitoring. 38

6.3 Evaluatie en verslaglegging. 39

BIJLAGEN.. 40

Bijlage A: Samenvatting Landelijke Handhavingsstrategie (LHS). 41

Bijlage B: Toelichting risicomodel 46

Bijlage C: Prioriteitenmatrix Vergunningen. 48

Bijlage D: Prioriteitenmatrix Toezicht en Handhaving. 50

Bijlage E: Vormen van toezicht. 53

Bijlage F: Basiswerkwijze toezicht. 55

 

 

Lijst van afkortingen

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur

APV Algemene Plaatselijke Verordening

Barim Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer

Boa Buitengewoon opsporingsambtenaar

Bor Besluit omgevingsrecht

BRZO Besluit Risico Zware Ongevallen

BW Burgerlijk Wetboek

CJIB Centraal Justitieel Incassobureau

College Colleges van burgemeester en wethouders van Blaricum, Eemnes en / of Laren

DHW Drank- en Horecawet

DVO Dienstverleningsovereenkomst

IBT Interbestuurlijk toezicht

IPO Interprovinciaal Overleg

ISZW Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid

KCC Klant Contact Centrum

LHS Landelijke Handhavingsstrategie

LTB Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012

lTP landelijk Toezichtsprotocol

Mor Ministeriele regeling omgevingsrecht

OFGV Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Prevap Preventie activiteitenplan

Raad Gemeenteraden van Blaricum, Eemnes en / of Laren

RIEC Regionaal Informatie- en Expertisecentrum

RUD Utrecht Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht

UvW Unie van Waterschappen

VNG Verenging Nederlandse gemeenten

VRG&V Veiligheidsregio Gooi en Vecht

VRU Veiligheidsregio Utrecht

VTH Vergunningen, Toezicht en Handhaving

Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet Bibob Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wm Wet milieubeheer

WNb Wet Natuurbescherming

Wob Wet openbaarheid bestuur

Wok Wet op de kansspelen

Wro Wet ruimtelijke ordening

WvO Wet verontreiniging Oppervlaktewater

Ww Woningwet

1 Inleiding

1.1 Algemeen en leeswijzer

Een veilige en gezonde leefomgeving is een groot goed, maar niet vanzelfsprekend. Het vraagt de nodige inspanningen van inwoners en bedrijven om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. De overheid, en in belangrijke mate de gemeente, heeft een belangrijke taak in het bewaken en bevorderen ervan. Hiervoor worden tal van middelen ingezet, waaronder vergunningen, toezicht en handhaving.

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en indien nodig handhavend optreden zijn belangrijke instrumenten om de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid in de fysieke leefomgeving op het juiste niveau te houden. Echter, de overheid kan niet altijd en overal en in dezelfde mate aanwezig zijn. De beschikbare capaciteit zal weloverwogen, gericht en effectief moeten worden ingezet om de bijdrage aan de leefomgeving zo groot mogelijk te maken.

Dit beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2022 (hierna: VTH-beleid) is het integrale beleid voor de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren op het gebied van de vergunningverlenende en toezichthoudende taken ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Dit omvat de VTH-taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht (bouwen, milieu en ruimtelijke ordening). Met dit VTH-beleid is sprake van een gesloten beleidscyclus en een nationaal geaccepteerde aanpak voor uitvoering van de VTH-taken.

De kern van het VTH-beleid wordt gevormd door een probleem- en risicoanalyse, ook wel omgevingsanalyse genoemd. Per gemeente is, door het invullen van een risico- en prioriteringsmodel, een inschatting gemaakt van de impact die mogelijke activiteiten kunnen hebben op de fysieke leefomgeving (in termen van veiligheid, gezondheid, financiën, leefomgeving en bestuurlijk imago). Hierbij is rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van iedere gemeente, als ligging, bebouwing, inwoners, bedrijven, bestuurlijk klimaat, etc.

Door risico’s te duiden en te prioriteren kan de beschikbare capaciteit voor uitvoering van de VTH-taken risicogericht worden ingezet. De meeste aandacht gaat uit naar activiteiten met een hoge prioriteit en minder of geen aandacht naar activiteiten met een gemiddelde of lage prioriteit.

Bestuurlijke keuzes kunnen er voor zorgen dat bepaalde activiteiten met een lage prioriteit toch aandacht krijgen. Dit heeft gevolgen voor de beschikbare capaciteit en kan ten koste gaan van andere taken met een hogere prioriteit.

In dit beleid zijn doelstellingen bepaald die met of bij de uitvoering van de VTH-taken gerealiseerd moeten worden (Hoofdstuk 2). De jaarlijkse inzet wordt uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s VTH, op basis van de risicoanalyse (Hoofdstuk 3). Vastgestelde vergunningen- en handhavingstrategieën (Hoofdstuk 4) zijn leidend bij de uitvoering van het werk door de VTH-organisatie (Hoofdstuk 5). Door middel van jaarverslagen wordt verslag gedaan van de uitvoering van VTH-taken en in hoeverre de doelstellingen zijn behaald (Hoofdstuk 6).

1.2 Aanleiding

Het eerste integrale handhavingsbeleid van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren, het Handhavingsbeleid 2010-2014, liep tot en met 2014. Daarna kwam het Handhavingsbeleid 2015-2018, wat liep tot en met 2018. Vanaf 2019 is daarom een nieuw beleidskader gewenst. Hierin is, naast toezicht en handhaving, ook het onderwerp vergunningen opgenomen.

Gemeenten zijn verplicht om, op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor), ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van omgevingsrecht beleid op te stellen dat vier jaar geldt en waaraan in het Bor een aantal eisen zijn gesteld. Met dit beleidsplan wordt hieraan voldaan.

1.3 Terugblik periode 2015-2018

In de periode 2015-2018 is, met het eerste integrale handhavingsbeleid als basis, gewerkt aan het opbouwen van een gedegen handhavingscyclus met een adequate planning en verantwoording. Er is gewerkt met jaarlijkse uitvoeringsplannen en jaarverslagen en, vanaf 2017, met kwartaalverslagen. Door te sturen op risicogerichte inzet van de beschikbare capaciteit is in belangrijke mate bijgedragen aan het behalen van de doelstelling uit het beleidsplan: “een eenduidige en voor alle drie gemeenten dezelfde uitvoering van het toezicht op de naleving van regels en duidelijke richtlijnen voor de vervolgaanpak van geconstateerde overtredingen.”

De nieuwe beleidsperiode kent als belangrijke opgave om de ingezette lijn door te zetten en verder te professionaliseren, onder andere door:

  • het inzichtelijk maken van benodigde capaciteit en deze bijstellen waar nodig;

  • het bereiken van de doelstellingen te monitoren;

  • de koppeling tussen beleid en uitvoering te verbeteren;

  • nadrukkelijker te sturen op prioriteiten en inzet;

  • de verantwoording verder te verbeteren;

  • te investeren in de kwaliteit van de uitvoering en voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1

  • te investeren in het behoud en opleiden van gekwalificeerd personeel, opleiding en werving.

Ten aanzien van het laatste punt moet worden aangegeven dat op de arbeidsmarkt een krapte heerst op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het vraagt een grote inspanning om gekwalificeerd personeel met ervaring te vinden. Investeren in eigen kweektrajecten is voor de BEL Combinatie cruciaal.

1.4 Doel VTH-beleid

Het doel van dit VTH-beleid is tweeledig.

In de eerste plaats wordt beoogd om met dit VTH-beleid de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te beschermen en waar mogelijk te versterken, door risico gestuurd te werken en in te zetten op naleving. De beschikbare capaciteit wordt gericht ingezet daar waar de meeste aandacht naar moet uitgaan. Door dit vast te stellen is voor inwoners en bedrijven duidelijk waar de prioriteiten liggen.

In de tweede plaats willen we met dit VTH-beleid de kwaliteit van uitvoering van de VTH-taken op hoger niveau brengen en borgen door aan te sluiten op de kwaliteitscriteria 2.1. Dit is een set kwaliteitscriteria voor VTH-taken die door gemeenten, provincies en het Rijk zijn opgesteld en landelijk wordt gehanteerd (zie §5.3). In 2017 is een concept Verbeterplan uitvoering VTH-taken opgesteld, wat daarbij als uitgangspunt geldt. Daarnaast wordt met dit beleidsplan ook voldaan aan de eisen die de provincies stellen in het kader van interbestuurlijk toezicht op het Omgevingsrecht.

1. 5 Kader en reikwijdte

Dit VTH-beleidsplan is het strategisch kader voor de uitvoering van VTH-taken in de fysieke leefomgeving voor de periode 2019-2022. De concrete inzet per jaar wordt uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma VTH. Dit beleidsplan sluit aan op een de kwaliteitscriteria 2.1. Voor dit VTH-beleidsplan betekent dit een gesloten beleidscyclus, de ‘dubbele regelkring’ of ‘big 8’.

De ‘big 8’ is een dubbele plan-do-check-act cyclus waarbij beleid en uitvoering twee cirkels vormen die in elkaar grijpen en daardoor verbonden zijn. Vanuit een strategisch kader wordt de vertaling naar operationeel beleid gemaakt ten behoeve van kwaliteitsborging, samen met een sluitende planning en control cyclus. Door vanuit de uitvoering te monitoren en vervolgens te evalueren wordt zorg gedragen dat het beleid blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk en andersom. Deze werkwijze is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) verplicht gesteld. De strategische doelen en prioriteiten vormen het kader voor de programmering van de jaarlijkse VTH inzet. Deze inzet wordt inzichtelijk gemaakt in jaarlijkse uitvoeringsplannen die door het college worden vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. De uitvoering vindt plaats binnen de uitgangspunten en uitvoeringsstrategieën die in dit beleid zijn vastgesteld. Door kwartaalrapportages en het jaarverslag vindt verslaglegging plaats. Deze verslagen vormen tevens de grondslag voor (tussentijdse) bijsturing.

Een aantal VTH-taken is gemandateerd aan regionale uitvoeringsorganisaties.

Milieugerelateerde VTH taken worden uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD Utrecht) voor Eemnes en door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) voor Blaricum en Laren.

Toezicht op brandveilig gebruik wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio Utrecht (hierna: VRU) voor Eemnes en door de Veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek (hierna: VRG&V) voor Blaricum en Laren.

De gemeente is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de uit te voeren taken en stuurt op basis van een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) via opdrachtgevers op de uitvoering van taken. Uitvoeringsbeleid dat door omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s wordt opgesteld moet door de colleges van de gemeenten worden vastgesteld.

1.6 Toekomstige ontwikkelingen

1.Een aantal ontwikkelingen in wet- en regelgeving of in organisatie(s) van VTH-taken is van invloed op de werkzaamheden en/of benodigde capaciteit van de VTH-taken. Als organisatie is het van belang om nationale en regionale ontwikkelingen te volgen en te anticiperen op de (mogelijke) gevolgen.

Landelijke ontwikkelingen

OmgevingswetHet huidige omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over tientallen wetten. Er zijn aparte wetten voor ruimtelijk toezicht, bodem, waterbeheer, milieu, mijnbouw, monumentenzorg, natuur, geluid, bouwen en infrastructuur. Deze verbrokkeling leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid voor alle gebruikers. De Omgevingswet beoogt om te komen tot één afgestemd instrumentarium voor de integrale aanpak van nieuwe initiatieven en de

duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.

Om dit voor elkaar te krijgen zijn vier verbeterdoelen benoemd:

  • het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;

  • het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;

  • het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Daarnaast voorziet de Omgevingswet in minder toetsing vooraf en meer toezicht achteraf. Ook wordt onder de Omgevingswet het bestuursorgaan geacht te redeneren vanuit mogelijkheden en niet vanuit beperkingen.

Momenteel wordt de wet nader uitgewerkt, onder andere in een viertal AMvB’s en een ministeriële regeling. De verwachte inwerkingtreding is 1 januari 2021.

Intern wordt een Programma Omgevingswet ingericht om de invoering van de Omgevingswet te begeleiden en wordt nauw samengewerkt met de regio Gooi en Vechtstreek.

Wet p rivate kwaliteitsborgingDit wetsvoorstel heeft betrekking op bouwvergunningverlening en –toezicht. Het wetsvoorstel is in april 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. In februari 2017 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel en doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Hier is het aangehouden, mede naar aanleiding van een aantal voorvallen bij gebouwen waardoor nieuwe vragen zijn gerezen naar de waarborgen voor veilig bouwen. Het wetsvoorstel voorziet erin dat er vanuit de gemeente geen technisch inhoudelijke toets plaatsvindt bij de aanvraag om bouwvergunning. Ook zal de gemeente op dit punt geen toezicht meer uitvoeren. Begonnen wordt met de minst risicovolle bouwwerken. Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012. Datzelfde geldt ook voor de bouwaanvraag. Deze (gecertificeerde) aanbieders moeten, na afronding van de werkzaamheden, een certificaat afgeven dat overlegd moet worden aan de gemeente. Zonder een dergelijk certificaat mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden. Het wetsvoorstel beoogt een betere bescherming van de consument en heeft als uitgangspunt dat door deze marktwerking de kwaliteit van bouwen beter wordt. Het wetsvoorstel kan uiteraard ook gevolgen hebben voor de benodigde formatie op het gebied vergunningverlening bouwen en bouwtoezicht en ook voor de legesinkomsten. Het is op dit moment niet duidelijk wanneer de wet wordt ingevoerd.

Wet NatuurbeschermingOp 1 januari 2017 is de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De taken die voorheen bij het rijk lagen, worden gedecentraliseerd naar de provincies. Deze aspecten van de nieuwe wet maken het voor inwoners wat gemakkelijker. Tegelijk wordt het ook complexer doordat provincie zelf plant- en diersoorten mogen beschermen, waardoor de praktijk ontstaat dat soorten in deze ene provincie wel beschermd zijn en in de andere niet. Voor gemeenten heeft de nieuwe wet formeel gezien nauwelijks gevolgen. Maar in de praktijk treden er wel degelijk veranderingen op.

Een aantal provincies, waaronder Utrecht heeft aangegeven dat ze – anders dan het rijk voorheen - stevig zal inzetten op handhaving. Er zal meer aandacht worden gevraagd voor het bepalen van het effect van (bouw)werken en evenementen op de natuur (zoals verstoring van broedgebieden of instandhouding soorten) en het toetsen van ecologische onderzoeken. De verwachting is dat deze ontwikkelingen een taakverzwaring tot gevolg heeft bij vergunningverlening, toezicht, handhaving en ecologische en juridische advisering.

Handhaver 2020 : Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa)De VNG heeft in maart 2016 zijn visie op de gemeentelijke handhaver 2020 naar buiten gebracht. Daarin staat dat Boa’s zich de afgelopen jaren ontwikkeld hebben tot professionele handhavers en dat deze professionalisering zich ook de komende jaren zal doorzetten. Redenen zijn volgens de VNG: een sterkere vraag uit de samenleving, een politie die zich verder terugtrekt en de decentralisaties in het sociaal domein waardoor Boa’s meer te maken krijgen met overlastsituaties op straat. Om te komen tot de gemeentelijke handhaver 2020 moet volgens de VNG aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Zo moeten gemeenten onder andere een strategische visie op handhaving hebben en van daaruit nadenken over de daaruit voortvloeiende taken en bevoegdheden voor handhavers. Met dit beleidsplan, de uitvoeringsplannen en aanvalsplannen voldoet de BEL Combinatie hieraan.

Regionale ontwikkelingen

Opdrachtgeverschap omgevingsdienstenHet opdrachtgeverschap van de omgevingsdiensten, de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD Utrecht) en de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi- en Vechtstreek (OFGV) wordt mede vormgegeven in de regionale regievoerders overleggen. Het voldoen aan de kwaliteitscriteria van de Wet VTH is hierbij een belangrijk bespreekpunt. Een opgave voor deze regievoerders overleggen is het verder professionaliseren van het opdrachtgeverschap.

Toezicht op de Drank- en Horecawet

Toezicht op de bepalingen van de Drank- en Horecawet (verstrekken van alcohol) is door middel van een convenant regionaal ondergebracht bij de pool van Boa’s van de gemeente Hilversum. Het toezicht is op niveau. De uitdaging voor de komende jaren is het verkennen van andere middelen om tot een goed naleefgedrag te komen.

2 Ambitie, visie, uitgangspunten en operationele doelen

Naast de verplichte uitvoering van wet- en regelgeving is de bestuurlijke ambitie en de visie op vergunningverlening en handhaving bepalend voor de wijze waarop het werk wordt gedaan. Om dit concreet te maken zijn uit de ambitie en visie uitgangspunten gedestilleerd die leidend zijn bij de uitvoering van de VTH-taken in Blaricum, Eemnes en Laren. Daarnaast is, om voortgang te monitoren en effecten inzichtelijk te maken, een aantal concrete operationele doelstellingen geformuleerd.

2.1 Bestuurlijke ambities

2.De drie colleges van Blaricum, Eemnes en Laren hebben ieder een collegeprogramma opgesteld voor de periode 2018-2022. Hierin zijn de ambities die de colleges voor de dorpen hebben neergelegd, gekoppeld aan concrete acties. Ieder programma heeft een eigen stijl en karakter, maar dominant aanwezig is een gedeelde doelstelling:

De ambities die de drie programma’s hebben geformuleerd ten aanzien van de thema’s waar dit VTH-beleid aan kan bijdragen zijn:

  • Behoud van de karakteristieke kenmerken en de beeldkwaliteit van het dorp.

  • Beschermen van natuur- en landschappelijke waarden, groene en/of agrarische karakter.

  • Behoud van bepalende, markante en/of monumentale gebouwen.

  • Het centraal stellen van duurzaamheid en milieu: extra hoog in het vaandel.

  • Duidelijke, adequate en transparante communicatie met inwoners, instellingen en bedrijven.

  • Actief betrekken van inwoners bij menings- en besluitvorming (inwonerparticipatie).

  • Verbeteren van de (digitale) dienstverlening.

  • Klanttevredenheid op niveau houden en zo mogelijk verbeteren.

  • Een goede bereikbaarheid van de kernen, inclusief goed gebruik van parkeervoorzieningen.

  • Verbeteren van de verkeersveiligheid.

  • Aanpak van hinderlijk groen.

  • Inzet van Boa’s op kwantitatief en kwalitatief ho(o)g(er) niveau.

Deze ambities zijn hierna uitgewerkt in een visie, uitgangspunten en doelstellingen ten aanzien van vergunningverlening en toezicht en handhaving.

2.2 Visie op de uitvoering van VTH-taken

2.De gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren hebben de volgende visie op de uitvoering van VTH-taken:

Kwalitatief goede dienstverlening

Kwalitatief hoogwaardig werk en goede besluiten worden gecombineerd met goede (digitale) dienstverlening. Met de invoering van het zaaksysteem Open Wave is hierin in 2018 een belangrijke stap gezet. Besluiten komen tijdig, binnen de termijnen, en zorgvuldig tot stand. Klanten worden op deskundige en vriendelijke wijze gevraagd en ongevraagd van informatie voorzien over zaken.

Vakkundige en betrokken medewerkers

Zowel op het vlak van kennis als op het vlak van kunde verstaan de medewerkers hun vak. Ze zijn in de gelegenheid zich blijvend te ontwikkelen en worden hierin ook gestimuleerd. Ze zijn betrokken bij hun werk, de organisatie en elkaar.

Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor inwoners en ondernemers

Het werk wordt zo uitgevoerd dat betrokkenen weten waar ze aan toe zijn. Dit geldt voor aanvragers en overtreders maar ook voor andere betrokkenen. Gelijke gevallen worden gelijk behandeld.

Risicogerichte benadering

Vergunningverlening, toezicht en handhaving worden risicogericht benaderd. Dit betekent dat op basis van een inschatting van risico’s de prioriteiten worden bepaald. 80% van de beschikbare capaciteit wordt op deze wijze programmatisch ingezet. 20% van de capaciteit wordt ingezet op andere bestuurlijke prioriteiten, klachten en handhavingsverzoeken.

Integrale aanpak

Waar mogelijk worden initiatieven en handhavingszaken integraal opgepakt. Door alle relevante aspecten van een initiatief of probleem in samenhang te bezien en te behandelen. Samenwerking met interne en externe partners is hierbij essentieel.

Nut en noodzaak centraal

Bij gemeentelijke beleidsvrijheid wordt altijd gekeken naar nut en noodzaak ten aanzien van het vergunning- en handhavingsproces. Overbodige kaders, procedures, brieven en indieningsvereisten worden geschrapt indien deze niet noodzakelijk zijn voor een objectieve afhandeling.

Redeneren vanuit oplossingen

Het landelijke wettelijke kader, of gemeentelijke regels worden gevolgd en zijn bepalend. Bij de behandeling van aanvragen en handhavingszaken ligt de focus echter niet op de beperkingen ervan, maar juist op het zoeken naar wegen en oplossingen om daarbinnen, rekening houdend met de wensen van aanvrager én omgeving te zoeken naar mogelijkheden.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Inwoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van regels en het indienen van juiste en complete aanvragen. Ook zijn zij zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van voorgenomen plannen bij belanghebbenden, of door participatie. Van inwoners en bedrijven mag worden verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen om problemen op te lossen, bijvoorbeeld door overleg. De gemeente is verantwoordelijk voor het tijdig afgegeven van kwalitatief goede vergunningen en het inzetten van adequate handhaving.

2.3 Uitgangspunten bij de uitvoering van VTH-taken

De visie op vergunningverlening en handhaving leidt tot een aantal uitgangspunten die leidend zijn bij de uitvoering van de VTH-taken.

Uitgangspunten vergunningen:

  • Initiatiefnemer is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het project en de gevolgen.

  • Initiatiefnemers worden er op gewezen en gestimuleerd om overleg met belanghebbenden te voeren op draagvlak voor de activiteit te krijgen.

  • Bij de behandeling van aanvragen staat adequate en professionele dienstverlening voorop. De klanttevredenheid blijft daarbij van hoog niveau.

  • De vergunningen die worden verleend dienen de rechtszekerheid doordat ze niet van rechtswege zijn verleend en de rechterlijke toets kunnen doorstaan.

  • Bij vergunningaanvragen wordt actief meegedacht in mogelijkheden en oplossingen om, rekening houdend met de initiatiefnemer én de omgeving, activiteiten mogelijk te maken.

  • Er wordt niet meer informatie gevraagd dan nodig voor het beoordelen van de aanvraag.

  • Documenten / bewijsstukken die al beschikbaar of raadpleegbaar zijn worden niet gevraagd.

  • Digitale dienstverlening is het uitgangspunt. Volledige digitale dienstverlening wordt realiteit.

  • De beschikbare capaciteit wordt zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet door te werken volgens een risicogerichte benadering. Activiteiten met een hoog risico krijgen meer aandacht dan activiteiten met een gemiddeld of laag risico.

  • Voldaan wordt aan de kwaliteitscriteria 2.1. Aan de hand van het ‘Verbeterplan 1.0 voor uitvoering van de VTH-taken’ wordt dit opgepakt.

  • Integriteit van de gemeente(lijke organen) staat hoog in het vaandel. Waar mogelijk wordt de Wet Bibob actief toegepast.

Uitgangspunten handhaving:

  • Inwoners en bedrijven zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet- en regelgeving.

  • Overtredingen worden consequent aangepakt conform de handhavingsstrategie.

  • Een goede naleving van wet- en regelgeving staat centraal. Naleving gaat om gedrag van mensen en bedrijven. Ingezet wordt daarom op effectieve manieren van gedragsbeïnvloeding. Hier wordt ook mee geëxperimenteerd.

  • Naleving wordt bevorderd door de inzet van diverse middelen en een combinatie van preventieve (communicatie, overleg, vergunningverlening, toezicht) en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben de voorkeur boven repressieve.

  • Het doel is om risico’s en nadelige effecten voor de samenleving zoveel mogelijk te bepreken. De beschikbare capaciteit wordt zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet door te werken volgens een risicogerichte benadering. Activiteiten met een hoog risico krijgen meer aandacht dan activiteiten met een gemiddeld of laag risico.

  • Het effect van handhaving wordt inzichtelijk gemaakt door het naleefgedrag te meten.

  • De Landelijke Handhavingsstrategie wordt gevolgd als het komt tot een handhavingstraject.

  • Voldaan wordt aan de kwaliteitscriteria 2.1. Inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre dit nu al het geval is en waar nog actie nodig is.

  • Digitale dienstverlening is het uitgangspunt, ook bij handhaving.

    • 2.

      4 Operationele doelen vergunningen, toezicht en handhaving

De geformuleerde uitgangspunten worden vertaald in operationele doelstellingen die meetbaar zijn en die gedurende de beleidscyclus worden gemonitord.

Doelstellingen vergunningen:

Vergunningen, meldingen en ontheffingen worden op een kwalitatief hoog en adequaat niveau afgehandeld.

Doelstellingen handhaving:

Het toezicht en de handhaving van de VTH-taken wordt op een professionele wijze en op een kwalitatief hoog en adequaat niveau uitgevoerd. Het effect hiervan is dat het naleefgedrag wordt verhoogd en dat het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken vermindert.

3 Omgevings- en probleemanalyse, prioriteiten en capaciteit

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de periode 2019-2022 zijn bepaald. De basis voor deze prioriteitenstelling wordt gevormd door een omgevings- en probleemanalyse. Hierin zijn de problemen en risico’s van diverse activiteiten binnen de fysieke leefomgeving van de gemeenten in kaart gebracht. Deze activiteiten zijn vervolgens in een risicomodel verwerkt, waarmee is bepaald welke prioriteit zij hebben.

Deze prioritering vormt de basis voor de inzet van de beschikbare VTH-capaciteit. Voor toezicht en handhaving geldt dat 80% van de beschikbare capaciteit programmatisch wordt ingezet op de geprioriteerde activiteiten. 20% van de handhavingscapaciteit blijft dan beschikbaar voor bestuurlijke prioriteiten, meldingen en handhavingsverzoeken. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH worden de bestuurlijke prioriteiten nader uitgewerkt.

3.1 Omgevings- en probleemanalyse

Door middel van een beknopte analyse wordt inzicht verkregen in de problemen en risico’s die zich in de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren voor (kunnen) doen op het gebied van omgevingsrecht. Ook de rol van VTH bij het aanpakken en beheersen van deze risico’s komt daarbij in beeld.

Deze analyse vormt de basis voor het stellen van prioriteiten en het hieruit voortvloeiende jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De analyse bestaat uit een probleem- en risicoanalyse.

De omgevingsanalyse bestaat uit een situatieschets van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. Hoe ziet het woningen- en bedrijvenbestand eruit, is er sprake van veel horecagelegenheden, wat is de kwaliteit van de natuur en is er sprake van agrarische activiteiten? Het beeld dat deze beschrijving oplevert geeft een indruk van de te verwachten werkzaamheden. Dit wordt gevolgd door een analyse van vergunningverlening, waarbij inzicht gegeven wordt in het aantal te verwachten aanvragen om vergunningen en meldingen. Tenslotte wordt toezicht en handhaving nader bekeken: welke problemen worden grofweg onderscheiden op het gebied van de fysieke leefomgeving?

Situatieschets Blaricum

De gemeente Blaricum ligt in de Gooi- en Vechtstreek,

in de provincie Noord-Holland. Blaricum heeft een totale

oppervlakte van 1.556 hectare, waarvan 1.115 land en

441 water. De gemiddelde dichtheid van adressen is 1.036

adressen per km2. Er zijn 4.738 huishoudens en rond

de 11.000 inwoners.

De ligging van Blaricum is uniek, dichtbij Amsterdam,

Utrecht en Amersfoort en omgeven door natuur.

De kern van het Oude Dorp is aangewezen als

beschermd dorpsgezicht. De bebouwing bestaat uit

oude boerderijen en vrijstaande woningen aan smalle

klinkerstraten. Er zijn veel monumentale- en beeldbepalende panden in het dorp aanwezig, ook in de villagebieden. De wegenstructuur is eeuwenlang dezelfde gebleven. De vroegere veedriften vormen de hoofdstructuur die met elkaar worden verbonden door kronkelige weggetjes. Het heeft een groen karakter door de vele hagen en bomen. Alle partijen vinden het belangrijk dat het karakter van het Oude Dorp behouden blijft.

Bijvanck is een wijk uit de jaren ’70 met woonerven. Het stratenpatroon heeft een onduidelijke structuur. De wijk is op dit moment van de rest van Blaricum gescheiden door een heidegebied en weilanden. In Bijvanck is het onderhoud van de buitenruimte een aandachtspunt. In de bossen rond Blaricum is een ruim opgezet villagebied. Crailo is een villabuurt gelegen naast het Tergooiziekenhuis.

Ten noordoosten van Bijvanck wordt nieuwbouwwijk de Blaricummermeent aangelegd. Hier komen 750 woningen en een bedrijventerrein. Na de aanleg van de Blaricummermeent zijn er weinig mogelijkheden om verder uit te breiden.

Een ander belangrijk project is de vernieuwing van het centrumgebied van Bijvanck. Er komt een nieuw wijkcentrum, een open en toegankelijk plein, nieuwe woningen, winkels en parkeerkelders.

Blaricum is een groene gemeente. Het groen wordt

soms toegeëigend door bewoners die paaltjes en keien

plaatsen. Ook zijn de heggen op sommige plaatsen erg

hoog of hinderlijk voor het verkeer. Blaricum is een van

de duurste gemeenten in Nederland. De meeste

woningen zijn grondgebonden eengezinswoningen.

Inwoners wonen overwegend in koopwoningen (65%).

In Blaricum wordt weinig verhuisd. 70% woont al langer

dan 10 jaar in dezelfde woning.

De infrastructuur van Blaricum is goed. Blaricum is goed bereikbaar via de A27 en A1. Op de aansluitingen met de A27 en A1 is de verkeersdruk erg hoog. Dit geldt ook voor de aansluiting met de Randweg-Oost. Hierdoor ontstaan sluiproutes binnen de gemeente. Andere aandachtspunten zijn het doorgaande verkeer door het Oude Dorp en de verbinding van de Blaricummermeent en Bijvanck met het Oude Dorp. Ondernemers benadrukken het parkeerprobleem, wat tot minder klanten kan leiden. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer is matig. Er zijn enkele buslijnen, maar er ontbreekt een buslijn die de wijken van Blaricum aan elkaar verbindt. Er zijn plannen voor een hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) verbinding op het tracé Hilversum, Laren, Eemnes, Blaricum, Huizen. Het autobezit in de gemeente is met 538 auto’s per 1000 inwoners relatief hoog.

Ook hebben bewoners vaak een grote auto. Verkeersonveilige situaties ontstaan vaak daar waar autoverkeer en langzaam verkeer samenkomen.

De werkgelegenheid in Blaricum is niet groot. Er zijn weinig

arbeidsplaatsen ten opzichte van de aanwezige beroepsbevolking.

In de gemeente zijn ruim 1.300 bedrijven gevestigd. Meer dan de helft

is actief in de dienstverlening. Door de aanwezigheid van het ziekenhuis

is er relatief veel werkgelegenheid in de zorg. De zorgsector kan echter

moeilijk personeel vinden binnen Blaricum.

In de Blaricummermeent zijn en worden 12,3 hectare bedrijvenpark en

6,2 hectare woon-werkunits gebouwd. Het biedt een vestigingsplaats

voor bestaande bedrijven uit de regio en nieuwe bedrijvigheid in de ICT-

en multimediasector en aanverwante bedrijvigheid. Bedrijven

vestigen zich graag in Blaricum, omdat Blaricum status heeft.

Bewoners vinden het belangrijk dat de middenstand in het Oude Dorp behouden blijft voor het dorpse karakter en de sociale contacten.

Situatieschets Eemnes

De gemeente Eemnes ligt in de provincie Utrecht. Eemnes heeft een totale oppervlakte van 3.370 hectare, waarvan 3.104 land en 267 water. De gemiddelde dichtheid

van adressen is 910 adressen per km2. Er wonen 3.833 huishoudens

in Eemnes en rond de 9000 inwoners.

De gemeente kent een bebouwde kern met woningen, winkels en een

winkelcentrum en een groot agrarisch- c.q. natuurgebied eromheen.

De woningen kunnen worden onderverdeeld in 23% sociale huur-, 8%

particuliere huur- en 69% koopwoningen. Het grootste deel van de

sociale huurwoningen zijn eengezinswoningen. De koopwoningen in

Eemnes zijn voornamelijk rijtjeshuizen. De diversiteit in het huidige

woningaanbod is gering. Maar liefst 91% van de totale woningvoorraad in Eemnes

is eengezinswoning. Dit resulteert in beperkte doorstroming van inwoners binnen de gemeente.

Ten zuiden van Eemnes wordt sinds 2013 een nieuwe woonwijk gerealiseerd: Zuidpolder. Hier worden de komende jaren in totaal zo’n vijfhonderd woningen gerealiseerd. Ook wordt het bedrijventerrein in zuidelijke richting uitgebreid. Zuidpolder ligt in het weidegebied ten zuiden van de bestaande bebouwing van Eemnes, tussen de A27 en de Wakkerendijk. Het totale plangebied is ongeveer 38 hectare groot en voorziet in woningbouw en een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein. Voor de woningen is ca. 24 hectare gereserveerd en ca. 4 hectare (2 hectare netto) is bestemd voor het bedrijventerrein.

Een groot deel van het gemeentelijk grondgebied bestaat uit het

oostelijk van Wakkerendijk / Meentweg gelegen poldergebied.

Ook is een natuurgebied aanwezig, dat in eigendom is van de

Vereniging Natuurmonumenten. Het zuidelijk deel van de polder

is voornamelijk in gebruik als grasland en is een zeer karakteristiek

open gebied. In de omgeving en binnen de gemeente zelf zijn

verschillende beschermde natuurgebieden aanwezig, die worden

afgewisseld met agrarische gebieden in de polder.

Het Eemmeer is aangewezen als natuurmonument. De zone langs

de Eem, het veen-weidegebied, is door de Provincie aangewezen

als ecologische zone. De Eempolder is aangewezen als stiltegebied.

Een groot deel van de grond is in gebruik voor agrarische doeleinden. Ca. 2500 ha, van het totaal van 3.370 ha, is in gebruik bij voornamelijk melk- en rundveehouderijen.

Eemnes maakt deel uit van een regio die als geheel een hoge economische vitaliteit kent. De druk op de beschikbaarheid van bedrijventerreinen en kantorenlocaties binnen deze regio is hoog. Door de ligging van Eemnes zal de vraag naar gemengde terreinen, hoogwaardige bedrijventerreinen en distributie- en kantorenparken blijven bestaan. Het aantal bedrijven in Eemnes is in de loop der jaren gestegen, van circa 600 in 2001 tot circa 1100. De sectoren handel en reparatie, zakelijke en financiële dienstverlening en agrarisch zijn ruim vertegenwoordigt. Deze groei is onder andere het resultaat van uitbreiding van het bedrijventerrein Zuidpolder. Grootschalige industriële bedrijven, deels met watergebonden activiteiten, zijn gevestigd op het bedrijventerrein in Eembrugge.

De aansluiting van Eemnes op de A27 is de belangrijkste toe- en afrit voor Eemnes. Vanaf deze aansluiting wordt het verkeer via de Zuidersingel en de Verlegde Laarderweg verdeeld over de kernen. Daarnaast is de gemeente op drie andere plaatsen op het snelwegennet aangesloten: aansluiting Huizen op A27 en aansluitingen Soest en Eembrugge op A1. De belangrijkste wegen binnen de kern zijn de Noordersingel, Laarderweg, Zuidersingel, Verlegde Laarderweg, Stadwijksingel, Wakkerendijk, Plantsoen en Braadkamp. De Wakkerendijk en de Stammeweg worden bij files op de rijksweg A27 in de ochtendspits als sluiproute gebruikt.

Situatieschets Laren

De gemeente Laren ligt in de Gooi- en Vechtstreek in de provincie Noord-Holland. Laren heeft een totale oppervlakte van 1.241 hectare land.

De gemiddelde dichtheid van adressen is 1.095 adressen per km2.

Er wonen 4.943 huishoudens en ruim 11.000 inwoners in Laren.

De ligging van Laren is uniek, dichtbij Amsterdam, Utrecht en

Amersfoort en Laren wordt omgeven door veel natuur. Van

belang zijn het landschap, de natuurwaarden en recreatieve

voorzieningen. Laren wordt ook wel bestempeld als de tuin

van Amsterdam. Het Goois Natuurreservaat is een belangrijke

partner in het behoud van het groen.

Er is weinig hoogbouw in Laren. Het dorp wordt gekenmerkt door veel villa’s met veel groen

er om heen. De karakteristieke bebouwing van huizen met rieten kappen en het beschermde

dorpsgezicht maakt Laren tot wat het is. Laren heeft eigenlijk geen uitbreidingsmogelijkheden

meer. Er resteren nog wat inbreidingslocaties. Laren kenmerkt zich door de kleinschaligheid.

Laren kent een sterke sociale cohesie en een actief verenigingsleven waarin door inzet van veel vrijwilligers veel wordt bereikt. Vooruitstrevendheid en behoud van het waardevolle bestaande gaan hierbij hand in hand.

Laren is goed bereikbaar via de A1 en de A27. Vanaf beide snelwegen zijn er afslagen naar

het dorp. Het openbaar vervoer bestaat uit een buslijn die door Laren rijdt. Verbinding naar

Eemnes, Huizen, Hilversum, Bussum en Naarden is hiermee gewaarborgd.

Het verkeer legt in toenemende mate een zware druk op het centrum van het dorp. Dit duidt

op een toenemende “verstedelijking” van Laren. Oorzaken hiervan zijn de mobiliteit van de

inwoners, de hoge winkeldichtheid, de dorpenroute. Gevolg van deze verkeersdrukte is dat er

voornamelijk in het weekend sprake is van parkeerdruk. Deze parkeerdruk wordt niet zo zeer

veroorzaakt door een kwantitatief tekort aan parkeerplaatsen in het centrum maar door, het

ontbreken van voldoende parkeerplaatsen direct in de winkelstraten en nabij Singer Laren.

De economische kenmerken van Laren worden mede bepaald door

de diversiteit in bedrijvigheid. Het winkelaanbod van Laren bestaat

grotendeels uit MKB en heeft de hoogste bedrijfsdichtheid per duizend

inwoners van alle Nederlandse gemeenten. Laren heeft een groot

aantal ZPP’ers, die eigen baas zijn als zelfstandige ondernemers.

De grote zorginstellingen in Laren zorgen voor veel werkgelegenheid

en dragen bij aan de economie van Laren. Het Singer Laren vormt met

een gemiddeld bezoekersaantal tussen de 100.000 en 200.000 op

jaarbasis een belangrijke economische motor.

De samenstelling van de woningvoorraad bestaat voor een aanzienlijk

deel uit koopwoningen in het hogere prijssegment.

Laren kent mooie evenementen, uitstekende horecavoorzieningen en een gevarieerd winkelaanbod, waaronder een sterke vertegenwoordiging van winkels in de modebranche in het hogere prijssegment.

Vergunningverlening Blaricum, Eemnes en Laren

De probleemanalyse van vergunningverlening betreft een analyse van aantal en soort van te verwachten diverse (omgevings)vergunningen.

Omgevingsvergunning Wabo

In onderstaande tabellen is per gemeente het aantal en de soort vergunningen weergegeven in de periode 2014-2018. Voor 2018 is, op basis van de eerste drie kwartalen een inschatting van het totaal aantal vergunningen gemaakt.

Tabel 1 : Aantal aangevraagde omgevingsvergunningen Blaricum 2014-2018

BLARICUM: Aantallen aanvragen WABO

 

 2014

 

 2015

 

2016 

 

 2017

 

2018* 

Totaal aanvragen omgevingsvergunning (al dan niet meervoudig)

 

250

 

234

 

260

 

252

 

341

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel bouw

 

131

 

118

 

160

 

148

 

208

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopvergunning

 

6

 

2

 

10

 

5

 

5

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopmelding

 

44

 

30

 

46

 

50

 

69

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel monument

 

6

 

20

 

12

 

8

 

20

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel inrit

 

18

 

20

 

27

 

24

 

41

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel afwijken bestemmingplan

 

26

 

22

 

37

 

26

 

15

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel kap

 

114

 

108

 

91

 

97

 

97

*o.b.v. extrapolatie naar 31-12-2018

Tabel 2 : Aantal aangevraagde omgevingsvergunningen Eemnes 2014-2018

Eemnes: Aantallen aanvragen WABO

 

 2014

 

 2015

 

2016 

 

 2017

 

2018* 

Totaal aanvragen omgevingsvergunning (al dan niet meervoudig)

 

117

 

100

 

111

 

118

 

173

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel bouw

 

70

 

65

 

69

 

89

 

120

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopvergunning

 

1

 

1

 

0

 

0

 

0

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopmelding

 

18

 

28

 

26

 

24

 

24

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel monument

 

3

 

1

 

3

 

1

 

1

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel inrit

 

3

 

7

 

9

 

9

 

12

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel afwijken bestemmingplan

 

30

 

22

 

19

 

15

 

20

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel kap

 

36

 

21

 

31

 

28

 

33

*o.b.v. extrapolatie naar 31-12-2018

Tabel 3 : Aantal aangevraagde omgevingsvergunningen Laren 2014-2018

Laren: Aantallen aanvragen WABO

 

 2014

 

 2015

 

2016 

 

 2017

 

2018* 

Totaal aanvragen omgevingsvergunning (al dan niet meervoudig)

 

312

 

299

 

336

 

374

 

419

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel bouw

 

164

 

126

 

166

 

212

 

215

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopvergunning

 

3

 

4

 

3

 

10

 

4

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel sloopmelding

 

70

 

58

 

73

 

79

 

79

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel monument

 

18

 

13

 

12

 

17

 

11

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel inrit

 

15

 

18

 

24

 

18

 

24

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel afwijken bestemmingplan

 

37

 

29

 

36

 

32

 

32

Aantal ontvangen aanvragen onderdeel kap

 

129

 

142

 

140

 

144

 

132

*o.b.v. extrapolatie naar 31-12-2018

Met name in Blaricum en Laren ligt het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning relatief (vergeleken met gemeenten van dezelfde omvang) hoog. Het totaal aantal aanvragen beweegt zich van 680 (2014) naar 740 (2017) tot ruim 900 (2018). Nu de economie weer aantrekt vertaalt dit zich vanaf 2016 ook in een toename van de aanvragen. Vergeleken met de periode voor 2014 (rond 500 - 600 aanvragen per jaar) is sprake van een significante stijging van het aantal aanvragen. Dit ondanks: 1. de beweging die is gemaakt naar steeds meer mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen en 2: het feit dat er sinds de inwerkingtreding van de Wabo ook meervoudige aanvragen (meerdere vergunningen in één aanvraag) worden ingediend. Daarnaast is sprake van een aantal grotere en gecompliceerde aanvragen die verband houden met grotere bouwprojecten in de gemeenten. Dergelijke projecten worden ook voorzien in de jaren 2019-2022.

Bij meervoudige en complexe aanvragen heeft het team VTH een belangrijke coördinerende en regisserende rol tussen de verschillende betrokken in- en externe disciplines en vakafdelingen. Daarnaast is er veel vooroverleg over grotere bouwprojecten en worden schetsplannen beoordeeld.

Milieu

Van het totaal aantal bedrijven dat in Blaricum, Eemnes en Laren is gevestigd, valt een deel onder de werking van de Wet milieubeheer (Wm), vanwege milieurelevante activiteiten.

In Blaricum vallen 152 bedrijven onder de Wm. Hiervan zijn 14 bedrijven milieuvergunningplichtig (type C). Het grootste deel is meldingsplichtig (type B), te weten 75. Deze bedrijven vallen onder algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Barim). Daarnaast zijn er 63 bedrijven die wel onder de werkingssfeer van het Barim vallen maar geen vergunning nodig hebben of een melding hoeven te doen (de type A-bedrijven). In Eemnes zijn rond de 500 bedrijven gevestigd die vallen onder de werking van de Wm. 13 zijn milieuvergunningplichtig (type C) en zo’n 360 meldingsplichtig (type B). Verder zijn er ongeveer 120 bedrijven in de lichtere categorie (type A).

In Laren gaat het om in totaal 151 bedrijven, waarvan 14 type C (dus met vergunning), 113 type B (melding) en 24 type A.

APV producten

De APV producten zijn te verdelen in evenementenvergunningen, horecavergunningen (exploitatie, terras, openingstijden), vergunningen voor kansspelen, parkeervergunningen en overige vergunningen APV (zoals standplaatsen, collecte, verkoop va consumentenvuurwerk en het plaatsen van voorwerpen op de openbare weg). In 2018 gaat het om de volgende aantallen:

Tabel 4: Aantallen vergunningen APV 2018

Aantallen vergunningen APV 2018

Blaricum

Eemnes

Laren

Evenement

45

35

35

Horecagerelateerd

10

7

14

Kansspelen

1

1

1

Parkeervergunningen

5

8

75

Overig APV / bijzondere wetten

96

100

125

De verwachting is dat deze aantallen stabiel zullen blijven en ten aanzien van evenementen en horeca licht zullen stijgen in de jaren 2019-2022.

Met name bij de evenementenvergunning is de laatste jaren sprake van een hogere eis aan de veiligheidsmaatregelen en meer complexiteit en afstemming met andere diensten bij de toetsing.

Bij de horecavergunning is er meer aandacht gekomen voor integriteit. Bij iedere aanvraag wordt onderzoek gedaan naar de achtergronden van de ondernemer en de wijze van financieren van de onderneming, op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob, zie ook hierna).

Drank- en Horecawet

Iedere zaak die alcoholische dranken tegen betaling verstrekt moet voldoen aan de bepalingen uit de Drank- en Horecawet. Verstrekkers waar ter plaatse kan worden genuttigd en slijterijen hebben een vergunning nodig op grond van de Drank- en Horecawet. Supermarkten en cafetaria’s, waar je niet ter plaatse mag nuttigen, hebben geen vergunning nodig, maar moeten wel aan de wet voldoen.

Het aantal verstrekkers met vergunning dat in de gemeenten aanwezig is bedraagt in Blaricum 27, in Eemnes 19 en in Laren 35.

Als een nieuwe leidinggevende wordt aangesteld dan moet deze worden bijgeschreven op het aanhangsel bij de vergunning, nadat de toets ten aanzien van het levensgedrag heeft plaatsgevonden.

De horecazaken hebben naast de Drank- en Horecawetvergunning ook een exploitatievergunning op grond van de APV nodig en soms ook een kansspelvergunning.

W et Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (W et Bibob )

De Wet Bibob geeft bestuursorganen de mogelijkheid om de integriteit van personen met wie ‘zaken worden gedaan’, onder andere aanvragers van vergunningen, te toetsen. Hiervoor dient de aanvrager een uitgebreid formulier met persoonlijke en financiële gegevens bij de aanvraag in te dienen. Dit vergt een intensieve en specialistische (financiële) kennis. Op dit moment wordt de Wet Bibob voornamelijk toegepast op horecagerelateerde vergunningen. Toepassing op andere (Wabo)vergunningen is ook mogelijk. In de looptijd van dit VTH-beleid wordt bepaald bij welke vergunningen en op welke wijze de volledige reikwijdte van Wet Bibob zo effectief mogelijk kan worden ingezet.

Toezicht en handhaving Blaricum, Eemnes en Laren

De activiteiten van toezicht en handhaving zijn onder te verdelen in bouwen en ruimtelijke ordening, brandveiligheid, milieu en openbare ruimte.

Bouwen en ruimtelijke ordening

In 2017 zijn door de bouwinspecteurs in Blaricum 142 vergunningendossiers gesloten, in Eemnes 42 en in Laren 144. Het aantal uitgevoerde controles naar aanleiding van verleende omgevingsvergunningen (bouw) per gemeente bedroeg 398 in Blaricum, 122 in Eemnes en 301 in Laren. Daarnaast zijn in Blaricum 37 dossiers behandeld in het kader van objectgericht toezicht (toezicht op bestaande bouwwerken) en 29 gebiedsgerichte dossiers (strijdig gebruik of illegale bouw, zonder vergunning). In Eemnes ging het om 14 dossiers objectgericht toezicht en 34 gebiedsgerichte dossiers en in Laren om 27 dossiers objectgericht en 2 gebiedsgericht.

In 2017 zijn 28 handhavingsdossier behandeld in Blaricum, 20 in Eemnes en 44 in Laren, in totaal 92.

Dit zijn gevallen waarbij bestuurlijke handhaving in de vorm van een waarschuwing, last onder

dwangsom of bestuursdwang ingezet wordt om naleving af te dwingen. Dit kan zijn opgestart na een verzoek om handhaving, of wanneer een bezoek van de technisch medewerker handhaving of een aanwijzing niet het gewenste resultaat had en aanleiding gaf tot een juridische vervolgstap.

Brandveiligheid

Ten aanzien van brandveilig gebruik van gebouwen heeft de Brandweer (onderdeel van de Veiligheidsregio’s) in 2017 in Blaricum 58 bestaande gebouwen geïnspecteerd, in Eemnes 70 en in Laren 73. Daarnaast heeft de Brandweer controles uitgevoerd in het kader van verleende vergunningen (bij nieuwbouw). In Blaricum bij 11 gebouwen, in Eemnes bij 1 en in Laren bij 23.

Milieu

Het toezicht op de bedrijven met milieurelevante activiteiten wordt door de OFGV (voor Blaricum en Laren) en de RUD Utrecht (voor Eemnes) uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van een vastgestelde prioriteringssystematiek waar een controlefrequentie per type inrichting uit volgt en een jaarlijkse planning van te bezoeken bedrijven. In 2017 zijn in Eemnes 35 initiële controles uitgevoerd, in Blaricum 22 en in Laren 28. Hieruit volgde een aantal hercontroles en eventueel sanctiecontroles. Daarnaast worden controles bodembescherming uitgevoerd en zo nodig geluidscontroles.

Per gemeente worden jaarlijks zo’n 5 milieuklachten behandeld.

Openbare ruimte

De Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) houden toezicht in de openbare ruimte en treden verbaliserend op. De activiteiten van de Boa’s zijn gericht op parkeer- en verkeersoverlast, hondenoverlast, zwerfafval, illegale kap en toezicht bij evenementen. De Boa’s zijn bekend met de knelpunten in het dorp en de diverse gebieden en investeert in het contact met inwoners en bedrijven. Veel aandacht gaat uit naar de top 3 ergernissen uit de Veiligheidsmonitor (voor Blaricum en Laren) en www.waarstaatjegemeente.nl (voor Eemnes) van inwoners: verkeersoverlast, parkeeroverlast en hondenoverlast. Inwoners kunnen digitaal meldingen openbare ruimte (Mor-melding) indienen. Een groot deel van deze meldingen wordt door de Boa in behandeling genomen. In 2017 zijn in totaal over de drie gemeenten ruim 400 Mor-meldingen ingediend. De meeste daarvan hebben betrekking op parkeren/verkeer, afval, groen en ‘handhaving overig’.

In 2017 zijn in totaal 1.149 processen-verbaal door de Boa’s uitgeschreven. In Blaricum 444, in Eemnes 93 en in Laren 612. Het grootste deel hiervan heeft betrekking op fout parkeren (binnen de blauwe zones).

Drank- en horecawet

Het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet wordt uitgevoerd door de regionale pool van Boa’s, aangestuurd door de gemeente Hilversum. In Blaricum en Laren worden jaarlijks een aantal controles uitgevoerd bij alcoholverstrekkers en bij evenementen. In Eemnes worden de Boa’s Drank- en Horecawet alleen op afroep ingezet als hiervoor aanleiding is.

Jaarlijks vind in de regio Gooi- en Vechtstreek een ‘mysteryshop-onderzoek’ plaats, dat inzicht geeft in het naleefgedrag van alcoholverstrekkers ten aanzien van de leeftijdsgrenzen voor alcohol.

3.2 Prioriteiten vergunningen en handhaving

Het is onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het voorkomen van risico’s door middel van vergunningverlening of door toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Niet elk detail van een vergunningverlening kan diepgaand getoetst worden, net zo min als het onmogelijk is om overal en altijd aanwezig te kunnen zijn om toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving. De middelen waarmee de taken uitgevoerd moeten worden zijn niet oneindig.

Daarom worden doordachte keuzes gemaakt in wat wel en niet gedaan wordt en hoe dat uitgevoerd wordt. De beschikbare middelen worden zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet om risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door prioriteiten te stellen op basis van een inventarisatie en weging van risico’s. Dit wil overigens niet zeggen dat de inzet uitsluitend gericht is op deze prioriteiten. Het betekent wel dat de grootste inspanning gericht is op deze prioriteiten. Iedere vergunningaanvraag moet worden afgehandeld, maar de manier waarop en met welke diepgang wordt getoetst kan verschillen. Voor toezicht en handhaving geldt dat 80% van de beschikbare capaciteit programmatisch wordt ingezet op de geprioriteerde activiteiten. 20% van de handhavingscapaciteit blijft dan beschikbaar voor bestuurlijke prioriteiten, meldingen en handhavingsverzoeken.

Voor het uitvoeren van de risicoanalyse wordt gebruik gemaakt van het landelijk veel gebruikte risicomodel zoals dat door het voormalige ministerie van Justitie ontwikkeld is. Dit model heeft de volgende definitie:

Risico = negatief effect x de kans dat dit effect voorkomt

Het gaat hier kortweg om de, naar maatschappelijke normen, ongewenste gevolgen van een activiteit (het negatieve effect), verbonden met de kans dat deze zich bij niet naleven van de wet- en regelgeving zullen voordoen. Van alle te onderscheiden activiteiten wordt de kans bepaald dat dit voorkomt en vervolgens afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan. De risicoanalyse resulteert in een matrix waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt, zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. De score die hieruit voortvloeit is vervolgens bepalend voor de mate van prioriteit die aan een item wordt toegekend.

De prioriteitenmatrices zijn weergegeven in bijlagen C (voor vergunningen) en D (voor handhaving).

De onderscheidenlijke activiteiten hebben door het invullen van de risicomatrix een hoge, gemiddelde of lage prioriteit.

De bijbehorende inzet die wordt geleverd is voor vergunningen als volgt.

Score

Intensiteit toetsing

2,6 of hoger (hoge prioriteit)

Representatief toetsen (Controle van de maatgevende onderdelen).

Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de aangeleverde stukken

om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk zijn. De maatgevende berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend.

2,0-2,5 (gemiddelde prioriteit)

Visueel toetsen (Kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk). Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken die zijn aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn, waarbij van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk zijn.

1,9 of lager (lage prioriteit)

Uitgangspuntentoets (Bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten). Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken, die zijn aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergeven.

En voor de inzet voor toezicht en handhaving betekent dit het volgende:

Score

Intensiteit toezicht

2,6 of hoger (hoge prioriteit)

Het toezicht op naleving van de regels vindt proactief plaats op basis van (indien mogelijk) een vaste controlefrequentie. Verder wordt actief toezicht gehouden door surveillance, gevelcontroles, waarnemingen ter plaatse en bureaucontroles (advertenties, luchtfoto’s).

2,0-2,5 (gemiddelde prioriteit)

Het toezicht vindt minder intensief (al dan niet met een lagere controlefrequentie) en vooral steekproefsgewijs plaats, dan wel door gebiedsgerichte controles of door surveillance.

1,9 of lager (lage prioriteit)

Er is sprake van passief toezicht (al dan niet met een zeer lage controlefrequentie). In principe wordt alleen naar aanleiding van meldingen, klachten of handhavingsverzoeken toegezien op naleving van de regels.

Brandveilig gebruik gebouwen

Voor wat betreft het brandveilig gebruik van gebouwen wordt een andere systematiek gevolgd. Het toezicht op brandveilig gebruik wordt namens de gemeente uitgevoerd door de Veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek en de Veiligheidsregio Utrecht. Zij hanteren voor het bepalen van de risico’s en het stellen van prioriteiten de landelijk gebruikte PREVAP methode. De bouwwerken worden op basis van functies van het bouwwerk, omvang van het bouwwerk, aantal aanwezige personen, hun zelfredzaamheid, etc. ingedeeld in een viertal prioriteitsklassen. Hieruit volgt een planning van controles brandveilig gebruik, waarbij gebouwen, zoals verzorgingshuizen, met de grootste risico’s vaker gecontroleerd zullen worden. Dit resulteert in een jaarlijkse lijst van controles.

3.3 Landelijke prioriteiten

Voorheen werden ieder jaar in de landelijke overleggen voor handhavingssamenwerking meerjarige handhavingsprioriteiten vastgesteld, die de regionale partners verplicht dienden mee te nemen in provincie brede samenwerkingsprogramma’s. Binnen de landelijke herziening van het VTH-stelsel voor 2016 en verder heeft dit nog niet geleid tot landelijke prioriteiten. De enige landelijke afspraak tussen het Rijk en koepelorganisaties is dat alle betrokken instanties in hun uitvoering van hun VTH-taken ook uitvoering geven aan de afspraken uit het in 2013 afgesloten energieakkoord. Dit betekent dat er aandacht is voor energie en duurzaamheid. In 2016 is een extra pakket maatregelen overeengekomen om de doelen uit het Energieakkoord te kunnen bereiken, zoals een verplichte energiebesparing voor de energie-intensieve industrie, per 1 januari 2018, en een pakket aan maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Andere onderwerpen die hoog scoren op de landelijke en provinciale ‘prioriteitenlijsten’ zijn:

  • Asbest (milieu)

  • Bodem (milieu)

  • Risicovolle inrichtingen (milieu)

  • Brandveiligheid opslag gevaarlijke stoffen (milieu)

  • Indirecte lozingen (milieu)

  • Brandveiligheid (bouwtoezicht, brandweer)

  • Constructieve veiligheid (bouwtoezicht)

  • Handhaving bestemmingsplannen (ruimtelijke ordening, bouwtoezicht)

Een groot aantal van deze prioriteiten heeft betrekking op (milieu) taken die zijn ondergebracht bij de OFGV en de RUD Utrecht. Dat geldt ook voor energiebesparing. De hierboven genoemde opmerkingen hebben namelijk voor een belangrijk deel betrekking op de energie-intensieve industrie.

Met het Besluit VTH (wijziging van het Besluit omgevingsrecht per 1 april 2017) zijn de basistaken van de omgevingsdiensten in de wet verankerd. De afhandeling van meldingen sloop met asbest en het toezicht daarop is met dit besluit een van de basistaken die door de omgevingsdiensten moeten worden uitgevoerd. Nu voeren de meeste gemeenten deze taak nog zelf uit. Zo ook Blaricum, Eemnes en Laren. Op dit moment loopt een pilot van een aantal gemeenten met de RUD Utrecht. Als deze pilotperiode voorbij is dan zal een voorstel aan de colleges van Blaricum, Eemnes en Laren worden voorgelegd waarin een voorstel wordt gedaan over uitvoering van deze taak. Naar verwachting zal dit voorstel een overdracht inhouden (mandatering) van deze taak aan de OFGV (voor Blaricum en Laren) en de RUD Utrecht (voor Eemnes), naar verwachting per 1 januari 2020.

In het beleids- en uitvoeringskader van de OFGV en RUD Utrecht hebben risicovolle inrichtingen een hoge prioriteit. Dat geldt ook voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Indirecte lozingen worden meegenomen in de reguliere controles die worden uitgevoerd bij inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

Brandveiligheid en constructieve veiligheid zijn onderwerpen die in de uitgevoerde risicoanalyses zijn meegenomen en die, vanwege de veiligheidsrisico’s, een hoge prioriteit hebben gekregen. Het toezicht op strijdig gebruik met bestemmingsplannen is onderdeel van het gebiedsgerichte toezicht dat de bouwinspecteurs uitvoeren. Er wordt ook veel geacteerd op grond van meldingen, klachten en handhavingsverzoeken. Daar waar strijdigheden met het bestemmingsplan geconstateerd worden, wordt handhavend opgetreden conform de handhavingsstrategie van deze beleidsnota.

3.4 Capaciteit voor uitvoering van de VTH-taken

3.Er dienen voldoende middelen ter beschikking te zijn om de risico’s die met de uitvoering van de VTH-taken worden tegengegaan tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Het uitgangspunt is het in de begrotingen 2019 opgenomen budget en de formatieomvang voor VTH (zie hoofdstuk 5). Wel signaleren wel krapte als we het huidige werkaanbod afzetten tegen de beschikbare capaciteit, met name ten aanzien van de toezichtcapaciteit. In 2019 wordt aan de hand van de Landelijke ToetsmatrixBouwbesluit 2012 voor vergunningen en het Landelijk Toezichtsprotocol voor toezicht en handhaving bepaald in hoeverre de bestaande capaciteit toereikend is om toetsing en toezicht op het gewenste niveau uit te kunnen voeren. Uitgangspunt hierbij zijn de in dit beleid vastgestelde prioriteitenmatrices. Indien hierdoor (of door andere omstandigheden) de benodigde capaciteit wijzigt, dan worden de budgettaire effecten daarvan meegenomen in de reguliere begrotingscyclus (Kadernota 2020). In dit voorstel wordt een link gelegd met inkomsten uit leges.

De financiële kaders worden opgenomen in de begroting die aan de raden in de reguliere planning- en control cyclus wordt aangeboden. De daadwerkelijke uitvoering, vastgelegd in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s, vindt plaats binnen de in de begroting opgenomen kaders voor personeelskosten en directe budgetten.

Ontwikkelingen zoals economische groei, of crisis, bezuinigingen, deregulering, minder administratieve lasten, uitbreiding van het vergunningsvrij bouwen en de mogelijke effecten van de Wet private kwaliteitsborging hebben uiteraard invloed op de begroting voor VTH-taken. Zo heeft de economische opleving waar nu sprake van is een duidelijke invloed op het aantal aanvragen om bouwvergunningen en daardoor ook op de legesinkomsten. De ontwikkeling naar meer vergunningvrij bouwen, zoals al enkele jaren gaande, betekent minder legesinkomsten, terwijl er wel duidelijk veel meer vakinhoudelijke vragen gesteld worden aan medewerkers die voortkomen uit de onduidelijkheid rond vergunningvrij bouwen en een toegenomen druk op toezicht en handhaving door toename van het aantal aanvragen en verzoeken om handhaving.

De kosten voor uitvoering van de VTH-taken bestaan voornamelijk uit personele kosten van medewerkers, de gemeentelijke bijdragen aan de OFGV en de RUD Utrecht en de veiligheidsregio’s (voor de taken van de brandweer). Daarnaast zijn er overige kosten zoals de invoering en (door)ontwikkeling van het zaaksysteem Open Wave, de kosten voor de uitvoering van toezichtstaken op het gebied van de Drank- en Horecawet door toezichthouders van Hilversum en de applicaties waarmee de Boa’s werken, te weten BySpy. Een bijzondere kostenpost is de inzet van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Daarnaast zijn er uiteraard nog diverse overheadkosten, zoals automatisering, financiën, gebouwen, postregistratie, etc.

Tegenover de uitgaven staan de legesinkomsten. Deze mogen over een langere periode niet meer dan kostendekkend zijn. Overigens komen niet alle taken in aanmerking voor legesdekking. Dit geldt voor alle milieutaken, bezwaar- en beroepsprocedures, meldingen en toezicht en handhaving.

Voor het uitvoeren van VTH-beleid is deskundigheid nodig. Op technisch gebied wijzigt de regelgeving de laatste jaren voortdurend en dit zal de komende jaren ook zo blijven. Bij de voortgangsgesprekken met medewerkers wordt besproken welke opleidingsbehoefte er is, afgezet tegen de Kwaliteitscriteria 2.1, om deze taken goed uit te kunnen (blijven) voeren.

4 Vergunningen- en Nalevingstrategie

In hoofdstuk 2 zijn de uitgangspunten en doelstellingen voor uitvoering van de VTH-taken benoemd. Hoofdstuk 3 geeft de probleem- en risicoanalyse en prioriteitstelling voor vergunningen, toezicht en handhaving. Deze uitgangspunten en prioriteitstelling, gekoppeld aan intensiteit en diepgang van toezicht en toetsing, vormen, tezamen met de vergunningen- en nalevingsstrategie zoals in dit hoofdstuk uitgewerkt, de leidraad voor uitvoering van de VTH-taken voor Blaricum, Eemnes en Laren.

4.1 Vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie geeft de wijze aan waarop wordt getoetst, de prioritering en diepgang van de te toetsen elementen. Uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen.

De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De komst van de Wabo heeft ertoe geleid dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt gewerkt met casemanagement: bij elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. De aanvrager beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt. Deze draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en dat deze verwerkt worden in de aanvraag. Op deze manier ontstaat een integraal verleende vergunning, waarbij tegenstrijdige voorschriften in principe niet mogelijk zijn.

Omgevingsvergunning

Aanvragen om omgevingsvergunning op grond van de Wabo kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Afhankelijk van de prioriteit wordt er meer of minder diepgaand getoetst.

Zo heeft een dakkapel in de prioriteitenmatrix een lage prioriteit toegekend gekregen en zal deze dus minder diepgaand getoetst worden. Een aanvraag voor de bouw van een zorginstelling echter scoort juist hoog. Een dergelijke aanvraag zal dus diepgaander getoetst worden.

Onderzocht wordt of het mogelijk is om bij gecombineerde activiteiten van bouwen met kappen of slopen een voorschrift aan de vergunning te verbinden op grond waarvan niet eerder mag worden gekapt of gesloopt dan dat zeker is dat de bouw doorgang vindt.

Toetsing aan ruimtelijke ordening/bestemmingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning wordt altijd getoetst of deze past binnen het vigerende bestemmingsplan. Indien dit niet het geval is kan vergunning verleend worden indien het een binnenplanse afwijking betreft. Voor het overige dienen aanvragen dan ook beschouwd te worden als een vergunningaanvraag om af te wijken van ruimtelijke regels. Dit zal in het besluitproces rond de aanvraag dan een onderdeel van de aanvraag zijn, maar kan ook betekenen dat er sprake is van een uitgebreide, en dus langere, procedure. Het merendeel van de afwijkingen van de regels van bestemmingsplannen vallen echter onder de reguliere procedure van de Wabo. In veel bestemmingsplannen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Daarnaast zijn er de buitenplanse afwijkingsmogelijkheden. Voor kleinere gevallen, die passen binnen artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Bor, is beleid opgesteld. Grote afwijkingen worden individueel beoordeeld en getoetst.

Het college besluit altijd op basis van een belangenafweging over afwijkingen.

Toetsing aan welstand

Indien een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voldoet aan het bestemmingsplan en/of er geen sprake is van planologisch strijdig gebruik, wordt het plan voorgelegd ter advisering aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, waar het getoetst wordt aan redelijke eisen van welstand. Concreet betekent dit dat het plan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota.

Bouwtechnische toetsing/Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. In 2019 zal de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB) worden uitgewerkt om te dienen als leidraad bij het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit 2012. Het LTB is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toetsintensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s die daarbij zijn voorzien. De LTB-methodiek biedt de ruimte om als gemeente een toetsniveau op de verschillende onderdelen vast te stellen, op basis van de eigen risico-inschattingen, naleefgedrag en beschikbare capaciteit.

Toetsing aan Bouwverordening

Een aantal bouwregels zijn lokaal en daardoor opgenomen in een vastgestelde bouwverordening. Aangezien steeds meer regelgeving landelijk geregeld is, is het aantal regels in de bouwverordening nog maar minimaal. Het betreft met name normen en regels ten aanzien van de plaats van gevelaanzichten en rooilijnen voor zover bestemmingsplannen daarin niet voorzien. De verwachting is dat de bouwverordening op termijn helemaal zal verdwijnen. Zolang de bouwverordening bestaat zal iedere aanvraag aan de daarin opgenomen voorschriften worden getoetst.

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (het wijzigen ervan) vragen bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is. Door de intensiteit van toetsing en toezicht ten aanzien van monumenten te vergroten worden voldoende waarborgen verkregen tegen onherstelbare schade aan of vernietiging van monumentale waarden in Blaricum, Eemnes en Laren.

Meldingen sloop en asbestverwijdering

Toetsing vindt plaats aan de hand van de hiervoor bestemde regelgeving. Deels wordt bij asbest dit gedaan door de OFGV (voor Blaricum en Laren) en de RUD Utrecht (voor Eemnes).

Bodem, bouwstoffen en grondstromen

Voor deze aspecten wordt advies gevraagd bij de OFGV (voor Blaricum en Laren) en de RUD Utrecht (voor Eemnes). Als het om zelfstandige aanvragen of meldingen gaat dan worden deze in behandeling genomen door de OFGV en de RUD Utrecht.

Natuurbescherming, flora en fauna

Indien een aanvraag betrekking heeft op de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied of dat deze activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van soorten dan dient hiervoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie. De activiteit maakt onderdeel uit van de vergunning. De toets of de Wet Natuurbescherming aan de orde is wordt door de vergunningverlener gedaan. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie. De resultaten worden opgenomen in de vergunning.

Bouwleges

De gemeente heft leges voor de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunningen waarin sprake is van activiteiten zoals bouwen, kappen, wijzigen van monumenten, etc. Ook voor andere vergunningen worden leges in rekening gebracht, zoals bij Drank- en Horecawetvergunningen en besluiten op grond van de APV zoals bij evenementen.

De gemeente neemt in principe de door de aanvrager opgegeven bouwsom als basis voor de legesberekening voor de bouwactiviteiten. Alleen bij vermoedens van significante benadeling van de gemeente door onrealistisch laag opgegeven bouwkosten zal de gemeente aan de hand van de bouwkosten-berekeningsmethode “Bouwkostenkompas Woning- en Utiliteitsbouw” van IGG Bointon de Groot zelf een berekening van de bouwsom (laten) maken. Op grond hiervan zal overleg met de aanvrager plaatsvinden met het verzoek om de opgegeven bouwsom nader te motiveren. Indien deze motivatie onvoldoende is zal de legesheffing ambtshalve gebaseerd worden op de eigen berekening. Onder een significante benadeling van de gemeente wordt verstaan een verschil tussen de opgegeven bouwsom van de aanvrager en de berekening van de gemeente van meer dan 10%.

Indien de verwachting is dat een vergunning geweigerd zal worden wordt dit besproken met de aanvrager. Deze wordt in dit geval geadviseerd om de aanvraag in te trekken. Door intrekking van de aanvraag is deze dan geen leges verschuldigd. Keerzijde hiervan is dat de aanvrager dan geen juridische mogelijkheden heeft om tegen de weigering bezwaar in te dienen.

Aanleggen van een uitrit, vellen van een houtopstand en reclamevergunning

Voor aanvragen om omgevingsvergunningen op grond van de Wabo, die als wettelijke basis in de APV zijn geregeld, vindt toetsing primair plaats op grond van de bepalingen in de APV. Naast deze publiekrechtelijke toetsing dienen ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt te worden als de activiteiten plaatsvinden op publieke gronden. Dit is met name het geval bij het aanleggen van inritten. Dit wordt afgestemd met Openbare Ruimte.

In het geval van uitritten wordt de aanvraag getoetst aan het bestemmingsplan en wordt advies gevraagd aan een van de verkeersdeskundigen.

Van kappen is sprake als een boom of houtopstand geveld wordt of indien er zeer drastisch gaat worden gesnoeid, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van een kroon uit een boom. In Eemnes geldt alleen een vergunningplicht voor bomen die op de lijst waardevolle bomen zijn opgenomen.

Bij iedere aanvraag hiervoor wordt advies gevraagd aan boomdeskundige van Openbare Ruimte die altijd ter plaatse gaat om zich te informeren en die vervolgens advies uitbrengt.

Brandveilig gebruik

De toets op de brandveiligheidsaspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt, in het geval van complexe en risicovolle aanvragen, uitgevoerd door de brandweer (onderdeel van de Veiligheidsregio’s). De eenvoudiger gevallen worden getoetst en beoordeeld door de behandelende vergunningverleners.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In de APV heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Voor een aantal activiteiten eist de APV expliciet dat vooraf een vergunning wordt aangevraagd. Voor andere activiteiten dient een ontheffing te worden aangevraagd en bij weer andere kan volstaan worden met een melding. Het spreekt voor zich dat risicovolle evenementen, of evenementen die (grote) overlast veroorzaken voor de omgeving of die openbare orde- en veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, vergunningplichtig zijn. Op die manier kan preventief het risico en de overlast voor de omgeving tot een minimum beperkt worden. De activiteiten die vergunningplichtig zijn onder de APV worden als volgt getoetst.

Evenementen

De APV maakt onderscheid tussen vergunningplichtige en meldingsplichtige evenementen.

  • Meldingsplichtige evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en moeten voldoen aan een aantal criteria. De meldingen worden door de gemeente getoetst op eventuele meldingsplichtige elementen. Dit kan bijvoorbeeld een verkeersbesluit zijn of een ontheffing in het kader van de Drank- en Horecawet. De melder ontvangt een bericht van de acceptatie van zijn melding met daarbij eventuele aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement.

  • Vergunningplichtige evenementen hebben een grotere impact op de directe omgeving en een hoger risico voor wat betreft veiligheid en openbare orde. Aanvragen worden standaard getoetst op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen worden getroffen. Als er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt advies gevraagd aan de bouwvergunningverleners. Ook wordt aandacht besteed aan geluid en mogelijk geluidsoverlast. Is een organisator nog niet bekend is bij de gemeente, dan wordt een afspraak gemaakt voor een overleg, zo mogelijk voordat de aanvraag formeel ingediend wordt.

Voor bekende evenementenorganisaties kan een uitzondering op de vooroverlegverplichting worden gemaakt indien het betreffende evenement op dezelfde manier wordt uitgevoerd als het jaar ervoor.

Overig APV-vergunningen, -ontheffingen en - meldingen

Alle overige vergunningen, ontheffingen en meldingen die op basis van de APV worden aangevraagd worden in principe getoetst aan de geldende regels. Zo nodig wordt bij collega’s en externe partijen om advies gevraagd. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend. Zeker voor aanvragen voor seksinrichtingen en speelautomatenhallen geldt een diepgaande toetsing. Dergelijke inrichtingen zijn op grond van het bestemmingsplan zeer beperkt mogelijk, maar als er aanvragen binnen komen voor een nieuwe vergunning of een wijziging, worden deze uitgebreid behandeld vanwege het hoge risico voor zowel overlast en veiligheid van de (wijde) omgeving.

Overige gemeentelijke regelgeving

Aanvragen voor alle overige gemeentelijke regelgeving wordt altijd volledig getoetst op volledigheid. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend. Het gaat hier bijvoorbeeld om (markt)standplaatsvergunningen en vergunningen voor de aanwezigheid van kansspelautomaten.

Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet vereist dat ieder bedrijf of instelling die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen, waar alcohol verkocht wordt met een promillage van meer dan 15% voor gebruik elders dan ter plaatse, geldt eveneens een vergunningplicht. Aanvragers van een Drank- en Horecawetvergunning worden altijd in persoon uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. Bovendien is dit een gelegenheid om toe te lichten welke stukken op grond van de wet aangeleverd moeten worden bij de aanvraag en de aanvrager te wijzen op grond van andere regelgeving waarvoor wellicht ook een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld een exploitatievergunning zijn, een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een aanwezigheidsvergunning in verband met de aanwezigheid van een speelautomaat. Bij wijziging van een bestaande vergunning, meestal het wijzigen van het aanhangsel vanwege een verandering in de leidinggevenden, wordt de aanvraag alleen getoetst aan het onderdeel dat gewijzigd wordt.

De Drank- en Horecawet bepaalt uitputtend welke bijlagen bij de aanvraag om vergunning gevoegd moeten worden. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. De inrichting wordt voor dat deze in gebruik wordt genomen altijd gecontroleerd op de inrichtingseisen door een bouwtoezichthouder. Bovendien wordt de politie altijd om advies gevraagd.

Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat de vergunning of subsidie wordt misbruikt kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken. Op dit moment wordt onderzocht wat de reikwijdte van de Wet Bibob moet zijn in Blaricum, Eemnes en Laren en of dit ook bij omgevingsvergunningen toegepast zal gaan worden. Toepassing van de Wet Bibob houdt in dat eerst eigen onderzoek wordt gedaan naar de persoon van de aanvrager en de financiën. Indien na dit eigen onderzoek van de gemeente vragen blijven bestaan over:

  • 1.

    de bedrijfsstructuur;

  • 2.

    de financiering;

  • 3.

    omstandigheden in de persoon van de aanvrager.

Of indien de vergunning betrekking heeft op:

  • 1.

    een geografisch bepaald gebied dat als probleemgebied is aangewezen door het bestuursorgaan;

  • 2.

    een bepaalde sector/branche die als risicovol is aangemerkt door het bestuursorgaan;

  • 3.

    een combinatie van bovenstaande punten;

kan advies worden gevraagd bij het Regionaal Inlichtingen en Expertisecentrum (RIEC) of het Landelijk Bureau BIBOB.

4.2 Nalevingstrategie

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze het naleefgedrag onder burgers, bedrijven en instellingen bevorderd wordt en zo nodig afgedwongen. De nalevingstrategie laat zien op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten, naleving van wet- en regelgeving en de daarmee samenhangende gestelde doelen, kan worden bereikt. Het effectief bevorderen van naleving van wet- en regelgeving begint bij een bewuste keuze van het instrument om die naleving te beïnvloeden. Dat betekent dat de verschillende instrumenten moeten zijn afgestemd op de doelgroep. Soms kan voorlichting en informeren voldoende zijn. In andere gevallen zal er meer druk moeten worden uitgeoefend om naleving af te dwingen. Er zijn veel factoren die invloed hebben op het naleefgedrag: is men bekend met de regelgeving, is er sprake van sociale controle door derden, wat is de afweging van iemand ten aanzien van de pakkans bij overtreding van een regel, etc. Goed naleefgedrag draagt bij aan een veilige, schone en duurzame leefomgeving. Inwoners en bedrijven zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk hiervoor.

De nalevingstrategie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • -

    de preventiestrategie

  • -

    de toezichtstrategie

  • -

    de handhavingstrategie

  • -

    de gedoogstrategie

Het spreekt voor zich dat deze instrumenten niet los van elkaar gezien kunnen worden, maar dat ze complementair zijn, elkaar aanvullen en versterken.

Ten aanzien van de Drank- en Horecawet hebben de gemeenten in de regio een Preventie- en Handhavingsplan alcohol vastgesteld.

Ook de brandweer combineert toezicht op brandveiligheid met voorlichting en preventie in het kader van het programma Veilig Leven.

4.2.1 Preventiestrategie

Preventieve handhaving is een breed begrip. Er valt alles onder dat bijdraagt aan het voorkomen van overtredingen. Een voorwaarde voor het goed kunnen werken van dit instrument is dat wet- en regelgeving handhaafbaar is. Om handhaafbaar te zijn, moeten regels helder en duidelijk zijn. Deze regels moeten bovendien op acceptatie kunnen rekenen. Als de regels bekend en begrijpelijk zijn, ze handhaafbaar zijn en als er draagvlak bestaat voor deze regels zal dit leiden tot een betere naleving. Om die reden is goede communicatie over wet- en regelgeving een belangrijk instrument.

Communicatie

Waar mogelijk wordt communicatie op verschillende manieren ingezet. Zo wordt er door middel van het organiseren van voorlichtingsavonden informatie verstrekt over nieuwe regelgeving, bijvoorbeeld bij het op- en vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen. Een ander voorbeeld hiervan is het voorlichten van sportverenigingen op het gebied van de Drank- en Horecawet.

De middelen die ingezet worden ten aanzien van dit instrument hangen af van de over te brengen boodschap. Waar mogelijk worden voorlichting en communicatie ingezet als middel van preventieve handhaving om naleving te bevorderen. Bij nieuwe wet- en regelgeving worden inwoners en bedrijven geïnformeerd. Dit kan zowel collectieve voorlichting zijn als individueel met inwoners en/of bedrijven of met afgebakende doelgroepen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    gebruik maken van de gemeentelijke website voor actuele informatie.

  • -

    vergunningverleners informeren aanvragers over wet- en regelgeving. Ook maken zij duidelijk waarom bepaalde voorwaarden gesteld worden.

  • -

    tijdens toezichtcontroles wordt ingegaan op de achtergronden van wet- en regelgeving.

  • -

    in samenwerking met collega’s van de afdeling communicatie worden zo nodig brochures en folders opgesteld en worden voorlichtingsbijeenkomsten gehouden.

  • -

    beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt openbaar gemaakt, net als het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en het jaarverslag.

  • -

    media-aandacht voor handhavingszaken kan eveneens een preventief effect hebben. Het informeren van media over handhavingsacties gebeurt echter met enige terughoudendheid en met oog voor de privacybelangen van betrokkenen.

Met Team Communicatie wordt actief overlegd over de inzet van dit instrument in de strategie.

4.2.2 Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie worden de verschillende vormen van toezicht onderscheiden en wat daarbij de basiswerkwijze is. Niet voor elke situatie kan het toezicht hetzelfde zijn. De soort controle moet afgestemd zijn op de situatie.

Grofweg kan er een onderscheid gemaakt worden in actief toezicht en ad hoc toezicht.

Actief toezicht vindt planmatig plaats en kan onderverdeeld worden in routinematig toezicht, projectmatig toezicht en ook toezicht op tijdelijke activiteiten. Dit zijn de controles bouwtoezicht bij te realiseren bouwwerken en –werkzaamheden en bij evenementen. Routinematige controles vinden plaats bij doorlopende activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn de controles in het kader van milieutoezicht bij bedrijven, DHW-controles, de rondes van de Boa’s in de dorpen en de rondes van bouwtoezichthouder in wijken in het kader van bestemmingsplanregels. De frequentie en intensiteit waarop deze controles uitgevoerd worden is afhankelijk van de prioriteit van het betreffende onderwerp. Projectmatig toezicht richt zich op een specifiek thema, branche of gebied en vraagt om een projectmatige aanpak.

Ad hoc toezicht vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken. Klachten en meldingen van inwoners en bedrijven vormen een waardevolle aanvulling op het actieve toezicht. Immers, het is onmogelijk dat de toezichthouders altijd alles zelf kunnen constateren. Zo nodig wordt er handhavend opgetreden en de indiener van de klacht of melding wordt van de resultaten op de hoogte gesteld.

In bijlagen E en F worden de verschillende toezichtsvormen en de basiswerkwijze voor de voorbereiding van een toezichtsbezoek, de feitelijke uitvoering en de rapportage van het toezichtbezoek beschreven.

Toezichtstrategie per VTH-taakveld

In bijlage D is de prioriteitenmatrix toezicht en handhaving opgenomen. Hieronder zal in het kort de toezichtstrategie per taakveld nader toegelicht worden.

Wabo/omgevingsrecht

Voor het toezicht op de realisatie van initiatieven, waarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven, zal gebruik gemaakt gaan worden voor de activiteit bouwen landelijk Toezichtsprotocol (ITP). Dit zal in 2019 worden opgesteld met inachtneming van de prioriteitenmatrix voor vergunningen.

Het toezicht op de realisatie van bouwwerken vormt voor de technisch medewerker handhaving de grootste taak. Ook andere zaken, zoals illegale bouw en gebruik zullen de nodige aandacht krijgen. Met Openbare Ruimte zullen afspraken gemaakt worden voor de controles in het kader van omgevingsvergunningen kappen en inritvergunningen.

Brandveiligheid

Uit de risico-inventarisatie komt naar voren dat brandveiligheid een hoge prioriteit heeft. De brandweer stelt op basis van het landelijke Prevab-model, de risicobenadering voor brandveiligheid, zelf een lijst op met te controleren gebouwen en instellingen. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt het voor dat jaar vastgestelde aantal controles opgenomen.

APV/evenementen

Het toezicht op bepalingen uit de APV, of naar aanleiding van verleende vergunningen en/of ontheffingen op grond van de APV, ligt bij de Boa’s. Voor de Boa’s worden in overleg met de portefeuillehouders jaarlijks aanvalsplannen opgesteld waarin deze taken worden meegenomen. Zeker als het gaat om zaken met een hoge prioriteit zal er tijd voor vrij gemaakt hiervoor worden.

De APV-vergunningverleners zetten verleende vergunningen en ontheffingen door naar de Boa’s zodat zij op de hoogte zijn. Zo nodig worden de Boa’s gevraagd naar de handhaafbaarheid van eventuele vergunningvoorschriften. De politie houdt toezicht op de openbare orde in het openbaar gebied, bij evenementen, maar ook in horeca inrichtingen. De OFGV en de RUD Utrecht verrichten op verzoek of bij klachten geluidmetingen bij evenementen of horeca inrichtingen. Verder speelt de samenwerking met politie en andere hulpdiensten een rol als het gaat om bijvoorbeeld verkeersbesluiten of besluiten die invloed kunnen hebben op het verkeer. Dat geldt des te meer voor grote evenementen.

Drank en Horecawet

Zoals reeds eerder is aangegeven worden de controles Drank- en Horecawet bij inrichtingen voor de hele regio uitgevoerd door toezichthouders van de gemeente Hilversum. Op grond van de prioriteitenmatrix, maar ook door zogenaamde hotspots te onderscheiden, wordt jaarlijks een controlelijst opgesteld met te bezoeken alcoholverstrekpunten. Hotspots zijn plaatsen waarvan bekend is dat jongeren er proberen alcohol te kopen of er veel komen of waarvan bekend is dat het naleefgedrag slecht is. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt het aantal controles en de soort controle opgenomen.

Boa’s

Voor de Boa’s worden per gemeente jaarlijks aanvalsplannen gemaakt. De werkzaamheden van de Boa’s lenen zich bij uitstek voor een gebiedsgerichte benadering, waarbij dan specifiek aandacht uit gaat naar de items die volgens de prioriteitenmatrix extra aandacht moeten krijgen. De Boa’s verrichten naast gebiedsgericht toezicht ook werkzaamheden ten aanzien van de controles op en het toezicht bij evenementen en andere APV-vergunningen en –ontheffingen.

4.2.3 Handhavingstrategie

Indien toezicht niet leidt tot beëindiging van de overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Voor het laatste zijn de mogelijkheden beperkt: naast de politie kunnen alleen de Boa’s strafrechtelijk optreden. Als zij dat doen, handelen zij echter niet in naam van het college van B&W maar doen zij dat namens het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijk optreden zal, als het om andere werkvelden gaat dan de APV en de Wegenverkeerswet, veelal in samenwerking met externe partners als de politie moeten plaatsvinden. Onder handhaving zoals dat bedoeld is in dit beleidsplan wordt de bestuursrechtelijke handhaving verstaan: het afdwingen van normconform gedrag door de inzet van bestuursrechtelijke maatregelen zoals het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang, het intrekken van de vergunning, de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Handhaving is een bevoegdheid. Dit betekent dat het college, of in sommige gevallen de burgemeester, ook kan afzien van handhaving. Vanwege beperkte capaciteit moeten keuzes worden gemaakt met betrekking tot de zaken die men wel en niet oppakt. In deze paragraaf worden de kaders geschetst op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden.

Om te bepalen wanneer en hoe handhavend wordt opgetreden wordt in Blaricum, Eemnes en Laren de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) gevolgd.

In 2014 is de LHS vastgesteld. Deze strategie is opgesteld door IPO en het OM, in samenwerking met de VNG, de UvW, het ministerie van I&M, de Inspectie Leefomgeving en Transport, ISZW, politie en de vereniging van omgevingsdiensten. De LHS komt voort uit de wens van alle betrokken instanties om de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te verbeteren en om een gelijk speelveld te creëren voor natuurlijke personen en rechtspersonen voor wie bepaalde voorschriften gelden. Een ander doel van de LHS is dat de samenleving ervan uit mag gaan dat handhavers zo optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft. De LHS geeft hier inhoud aan door een kader te scheppen voor het passend interveniëren bij iedere bevinding. Een korte samenvatting van de LHS is opgenomen in bijlage A.

Afhankelijk van de situatie kan op basis van de LHS weloverwogen gekozen worden welk instrument ingezet wordt. Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt in de LHS enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding. Bewust gemaakte overtredingen met ernstige gevolgen worden zwaarder aangepakt, bijvoorbeeld met een mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Bij de inzet van strafrechtelijke middelen is nauwe samenwerking met politie en Openbaar Ministerie vereist.

De LHS wordt in Blaricum, Eemnes en Laren gehanteerd, waarbij op het gebied van omgevingsrecht het volgende stappenplan wordt gevolgd:

  • 1.

    Na constatering van de overtreding ontvangt betrokkene een constateringsbrief of waarschuwingsbrief waarin deze geïnformeerd wordt over de geconstateerde overtreding. Betrokkene krijgt de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt aangekondigd dat als bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet ongedaan is gemaakt, er bestuursrechtelijke maatregelen kunnen worden getroffen.

  • 2.

    Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet of niet geheel ongedaan is gemaakt, ontvangt de betrokkene een voornemen tot het opleggen van een bestuursrechtelijk maatregel. Dat is meestal een last onder dwangsom. Betrokkene krijgt de mogelijkheid om ten aanzien van dit voornemen binnen een gestelde termijn een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    Indien na beoordeling van de zienswijze niet wordt afgezien van handhaving, en de overtreding voortduurt, wordt het besluit genomen tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel.

Dit stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties. Er zijn echter situaties waarbij hiervan kan worden afgeweken:

  • -

    Gevaar: bij acuut gevaar voor personen en/of de omgeving, is direct optreden noodzakelijk;

  • -

    Onherstelbare schade: indien onherstelbare schade plaatsvindt of dreigt plaats te vinden zal direct dan wel versneld optredende meest aangewezen werkwijze zijn;

  • -

    Ernstige hinder: in deze situatie wordt stap 1 overgeslagen om de overtreding snel ongedaan te laten maken;

  • -

    Herhaling van (vergelijkbare) overtredingen: indien optreden tegen een eerdere overtreding geen effect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding gekozen worden voor een versnelde/direct aanpak. Het informeren van de betrokkene (stap 1) is in deze gevallen weinig zinvol omdat de eerdere waarschuwing niet tot het gewenste gedrag heeft geleid.

In een schema ziet dit er als volgt uit:

Stappenplan

Aantal stappen

Omschrijving stappen

Regulier

3

De 3 stappen zoals hierboven omschreven worden doorlopen.

Versneld

2

Stap 1 uit het reguliere stappenplan wordt overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding wordt stap 2 ingezet (nemen voorgenomen besluit).

Direct

1

Stap 1 en 2 uit het regulieren stappenplan worden overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding volgt direct stap 3 (nemen besluit).

Bij handhaving van parkeerovertredingen, al dan niet in de blauwe zones, wordt de aanpak zoals genoemd onder ‘Direct’ gevolgd, dus bij de eerste constatering direct een boete. Bij overige overlastfeiten waar de Boa op toeziet wordt, eventueel na communicatieve aandacht voor een specifiek onderwerp, in de regel ook direct geverbaliseerd. In bijzondere gevallen wordt volstaan met een waarschuwing, als de verwachting is dat dat meer effect heeft op dat specifieke moment bij die specifieke persoon.

Voor de hoogte van dwangsommen bij diverse overtredingen en de begunstigingstermijnen zal worden overwogen om een leidraad in de vorm van een beleidsregel op te stellen.

Voor een aantal beleidsvelden wordt een ander kader gevolgd. In het kader van de Drank- en Horecawet is regionaal een handhavingsstrategie en stappenplan opgesteld. Deze zijn door alle drie de burgemeesters van Blaricum, Laren en Eemnes vastgesteld.

Voor het beleidsveld milieu worden, zoals reeds aangegeven, het nog vast te stellen beleidskader van de OFGV en het beleid van de RUD Utrecht gevolgd.

Eigen gebouwen en inrichtingen en andere overheidsinstellingen

De gemeente heeft zelf ook gebouwen en activiteiten, waarvoor zij zelf op grond van wetgeving het bevoegd gezag is. Gemeentelijke gebouwen, zoals het gemeentehuis en de gemeentewerven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en moeten voldoen aan de regelgeving uit de Wabo en het Bouwbesluit (brandveiligheid). Ook bezit de gemeente diverse gebouwen, waar deze regelgeving van toepassing is. Het uitgangspunt is dat de eigen instellingen, maar ook andere overheidsinstellingen die eventueel binnen de gemeente gevestigd zijn, op gelijke wijze behandeld worden als inwoners, bedrijven en instellingen. Dit niet in de laatste plaats vanwege de voorbeeldfunctie en de geloofwaardigheid die de gemeente heeft in dit opzicht.

4.2.4 Gedoogstrategie

Volgens vaste jurisprudentie heeft een bevoegd gezag in principe de beginselplicht om te handhaven in het geval van overtredingen van wet- en regelgeving. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch gezien bevoegd is. Er wordt in dat geval bewust en gemotiveerd afgezien van het sanctioneren van overtredingen.

Het uitgangspunt in Blaricum, Eemnes en Laren is dat er altijd handhavend opgetreden wordt. Gedogen is de uitzondering. Echter, er zijn situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van een handhavingstraject niet in alle redelijkheid kan plaatsvinden. Er zijn dan twee mogelijkheden, namelijk gedogen of afzien van handhaving.

  • -

    Afzien van handhaving volgt als uit de belangenafweging is gebleken dat handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt in verhouding tot het te beschermen belang, dat je niet meer mag handhaven. Indien wordt afgezien van handhaving wordt dit kenbaar gemaakt aan de overtreder middels een vrijwaringsbrief, die tevens in het (digitale) dossier wordt opgeslagen.

  • -

    Gedogen is aan de orde als ook het te beschermen belang zwaar weegt en er uiteindelijk wel handhavend mag en moet worden opgetreden. Hieronder kan ook het voorkomen van precedentwerking vallen. In dat geval wordt (tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden en wordt het gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking.

Door de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren wordt het beleidskader “Grenzen aan gedogen” (van het toenmalige ministerie van VROM en het ministerie van V&W, TK 1996-1997, 25 085, nr. 2) gevolgd.

Uitgangspunt voor gedogen is het uitzonderlijke karakter en is alleen als wordt voldaan aan een of (liefst) meerdere van de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De te gedogen activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    Er bestaat concreet zicht op legalisatie van de te gedogen activiteit;

  • 3.

    Indien vooruitlopend op besluitvorming rond vergunningverlening wordt gedoogd, is een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend;

  • 4.

    Er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die gedogen in het concrete geval rechtvaardigen.

Naast deze inhoudelijke criteria zijn er ook nog procedurele criteria waaraan moet worden voldaan in het geval er wordt gedoogd:

  • -

    gedogen dient schriftelijk en uitdrukkelijk te gebeuren en is een besluit in de zin van de Awb;

  • -

    gedogen moet zoveel mogelijk worden beperkt in omvang en/of in tijd;

  • -

    er moet een zorgvuldige, expliciete en kenbare belangenafweging (inspraak, publicatie, etc.) hebben plaatsgevonden;

  • -

    gedogen dient aan controle onderhevig te zijn;

  • -

    aan de gedoogbeschikking kunnen voorwaarden verbonden worden.

Indien mogelijk wordt in de beschikking aangegeven onder welke omstandigheden het besluit zal worden ingetrokken en alsnog handhavend opgetreden zal worden. Wanneer blijkt dat de voorwaarden die zijn opgenomen in de gedoogbeschikking niet worden nageleefd, dan moet deze worden ingetrokken en dient er handhavend te worden opgetreden om de overtreding te beëindigen.

5 Beschrijving taken en organisatie VTH

In dit hoofdstuk worden de diverse onderwerpen die vallen onder de VTH-taken beschreven, alsmede de manier waarop de BEL Combinatie de uitvoering van deze taken voor de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren heeft georganiseerd. De kwaliteit van uitvoering staat centraal bij de uitvoering van de VTH-taken. Daarnaast is een goede samenwerking met interne en externe partners cruciaal om te komen tot goede resultaten.

5.1 Taakvelden

Hieronder wordt met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving een korte schets van de taken gegeven. Deze zijn onderverdeeld in de taken met betrekking tot de Wabo, APV en Bijzondere Wetten.

Wet algemene bepalingen omgevingsrechtDe Wabo bepaalt in welke gevallen burgers en bedrijven een omgevingsvergunning nodig hebben of een melding moeten doen voor activiteiten als bouwen, slopen, kappen, het aanleggen van een inrit, etc. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan bij één loket worden aangevraagd. Er geldt daarbij één procedure waarop één besluit volgt voor mogelijk meerdere activiteiten (geïntegreerd).

Bij vergunningverlening worden activiteiten preventief getoetst. Hierbij worden de wettelijke (indienings)eisen van onder andere de Bor, Mor en de Wabo gehanteerd. Op welke onderdelen wordt getoetst is afhankelijk van het soort vergunning. Zo wordt bijvoorbeeld voor de activiteit bouwen met name getoetst op constructieve- en brandveiligheid en welstand en voor in-/uitritvergunningen op verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de weg.

Verleende vergunningen, ontheffingen en meldingen worden door de technisch medewerkers handhaving gecontroleerd. Daarnaast zijn er toezichts- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving, zoals controles op vergunningvrij bouwen en gebruik in relatie tot het bestemmingsplan.

Bij de activiteit bouwen is het van belang dat bouwwerken constructief- en brandveilig, bruikbaar en

energiezuinig worden gebouwd en voldoen aan de eisen van welstand. De kwaliteit van bestaande gebouwen wordt gecontroleerd, zodat deze blijft voldoen aan wet- en regelgeving. Wat betreft het gebruik van het bouwwerk (wonen of werken) is het van belang dat dit past in het bestemmingsplan. Ook wordt op basis van meldingen, klachten en eigen waarnemingen toegezien op illegale bouw.

Brandveiligheid

Om de kans op brand in gebouwen en de gevolgen daarvan te beperken worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om compartimentering van het gebouw om ontstane branden te isoleren en daarnaast om brandblusmiddelen en maatregelen die ervoor zorgen dat personen bij brand het gebouw zo snel en veilig mogelijk kunnen ontvluchten. De veiligheidsregio’s controleren of hieraan wordt voldaan. Bij overtredingen wordt zo nodig een handhavingstraject gestart door de juridisch medewerkers handhaving van de BEL Combinatie. Naast het reguliere toezicht vindt er ook toezicht, advies en of voorlichting op verzoek van burgers en bedrijven plaats.

Milieu

Voor het behoud van een schone, gezonde en veilige leefomgeving moeten bedrijven voldoen aan diverse milieueisen, zoals het plaatsen van vloeistofdichte vloeren om bodemverontreiniging te voorkomen. De controle van deze bedrijven vindt op basis van een programma plaats door de omgevingsdiensten. In de horeca en bij evenementen zien de milieutoezichthouders, in samenwerking met de politie toe, op naleving van geluidsvoorschriften. Verder worden

milieutoezichthouders ingezet naar aanleiding van klachten en op ongewenste activiteiten in de openbare buitenruimte, zoals overlast en verontreiniging.

Algemene plaatselijke verordening

In de APV is de gemeentelijke regelgeving op het gebied van leefbaarheid en openbare orde en veiligheid opgenomen. Het gaat veelal om onderwerpen en activiteiten die in de openbare buitenruimte plaatsvinden. In de APV zijn diverse soorten vergunningen, meldingen en ontheffingen opgenomen, zoals de exploitatievergunning, evenementenvergunning of -melding, standplaatsvergunning, plaatsen van voorwerpen op de openbare weg, etc. Regelmatig moet de APV worden aangepast, soms omdat de landelijke regelgeving wijzigt en soms omdat de situatie hierom vraagt of inzichten gewijzigd zijn. De APV wordt door de raad vastgesteld.

Het gaat bij de APV om onderwerpen en activiteiten die in de openbare buitenruimte plaatsvinden en waar burgers direct hinder van kunnen ondervinden. Voorbeelden hiervan zijn loslopende honden, hondenpoep, bijtincidenten van honden, hinderlijke voorwerpen op de openbare weg, voorschriften bij evenementen, caravans en aanhangers op de openbare weg, etc. De gemeenten ontvangen regelmatig klachten en meldingen (MOR-meldingen) van burgers over APV gerelateerde zaken. De ontvangen meldingen en klachten geven dan ook een goed beeld waar burgers last van ondervinden. De Boa’s houden toezicht op de APV-bepalingen en op de verleende vergunningen en ontheffingen. Daarnaast wordt door de politie toezicht uitgevoerd op het gebied van horeca (sluitingstijden en exploitatie) en prostitutie.

Bijzondere wettenNaast de APV worden ook vergunningen en toestemmingen verleend op grond van bijzondere wetten en bijzondere lokale regelgeving. Denk daarbij aan de Drank en Horecawet, Wet op de kansspelen (veelal speelautomaten), de Wegenverkeerswet en de Parkeerverordening.

Hierbij gaat het onder andere om de Drank- en Horecawetvergunning, tijdelijke ontheffingen voor het verstrekken van alcohol, de vergunning voor kansspelautomaten, verkeer- of parkeervergunningen en -ontheffingen.

Nadat vergunningen zijn verleend, vindt hierop controle plaats. Dit wordt door Boa’s uitgevoerd.

Het toezicht op de Drank- en Horecawet hebben de gemeenten in de Gooi en Vechtstreek en ook Eemnes, ondergebracht bij de gemeente Hilversum. Gespecialiseerde Boa’s voeren, op grond van een jaarplanning, controles uit bij verstrekkers. Het kan daarbij gaan om het controleren van de vergunning en toezicht op het (niet) schenken van alcoholhoudende dranken aan minderjarigen. Van de controlebezoeken wordt een rapportage opgesteld. Bij overtredingen wordt door de juridisch medewerker handhaving een handhavingsprocedure opgestart. Er is een regionaal stappenplan vastgesteld, waarin is vastgelegd welke waarschuwing of sanctie volgt na een overtreding. Het vaststellen of het bedrijf voldoet aan de inrichtingseisen gebeurt door de technische medewerker handhaving.

5.2 Organisatie

Vergunningverlening, toezicht en handhaving voor Blaricum, Eemnes en Laren worden uitgevoerd door het team Vergunningen, Handhaving en Juridische Zaken van de BEL Combinatie.

Alle toezichthouders zijn door het college van burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen, waarbij ook hun taken en bevoegdheden zijn vastgelegd. Voor alle medewerkers is de toepasselijke functiebeschrijving opgenomen n het functieboek. In de mandaatregeling is verder geregeld welke zaken door het college aan het team VH&JZ zijn gemandateerd.

Een deel van de taken is uitbesteed aan de Omgevingsdiensten en de Veiligheidsregio’s die werken voor Blaricum, Eemnes en Laren.

Team V H&JZ wordt ondersteunt door een secretarieel medewerker en aangestuurd door een teamleider. Het team bestaat uit drie clusters, cluster Vergunningen, cluster Handhaving en cluster Juridische Zaken. Het cluster Juridische Zaken blijft hier buiten beschouwing, omdat dit geen deel uit maakt van de VTH-organisatie.

Het cluster Vergunningen bestaat uit vergunningverleners Wabo, vergunningverleners APV en bijzondere wetten en een beleidsmedewerker vergunningen.

Vergunningverleners Wabo

De vergunningverlener Wabo behandelt meldingen en aanvragen die worden ingediend voor het krijgen van een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning kan betrekking hebben op bouwen, (brandveilig) gebruik monumenten, aanleggen, slopen, kappen of een combinatie van activiteiten. Ook overleg met aanvragers over bouw- en gebruiksmogelijkheden en afstemming met adviseurs en commissies horen bij de werkzaamheden.

Vergunningverleners APV en bijzondere wetten

De vergunningverlener APV en bijzondere wetten behandelt meldingen en aanvragen die worden ingediend in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening, Drank- en Horecawet, Wet op de kansspelen of andere bijzondere wetten. Dit kan betrekking hebben op een horecavergunning, een evenementenvergunning, aanwezigheidsvergunning e.d. Ook het toepassen van de Wet Bibob hoort bij de werkzaamheden. Aanvragen worden voor advies voorgelegd aan adviseurs.

Beleidsmedewerker vergunningen

De beleidsmedewerker vergunningen is verantwoordelijk voor beleid op het gebied van vergunningen en is eerste aanspreekpunt voor portefeuillehouders. Daarnaast heeft de beleidsmedewerker een coördinerende rol in het cluster, bij werkverdeling en complexe aanvragen.

Het cluster Handhaving bestaat uit technisch medewerkers handhaving, Boa’s, juridisch medewerkers handhaving, juristen bezwaar en beroep en een beleidsadviseur Handhaving.

Technisch medewerkers handhaving

De technisch medewerker handhaving houdt toezicht op de naleving van regelgeving bij verleende omgevingsvergunningen en bij illegaal bouwen en gebruik. Dit doet hij door het uitvoeren van controles in het kader van bouw- en woningtoezicht. Waar nodig verstrekt hij (on)gevraagd advies aan burgers en bedrijven. Bij illegale bouw (in afwijking van of zonder vergunning) treedt hij handhavend op. Waar mogelijk en als de situatie dit toelaat, treedt hijzelf corrigerend op. In andere gevallen betrekt hij de juridische medewerker handhaving om een handhavingstraject te starten.

Buitengewoon opsporingsambtenaren

De handhaver (Boa) speelt een steeds grotere rol van betekenis in de aanpak van veelvoorkomende ergernissen en overlast. Enerzijds omdat de politie zich steeds meer tot haar kerntaken beperkt en anderzijds doordat het bestuur behoefte heeft om de leefbaarheid te bevorderen en zogenaamde kleine ergernissen aan te pakken. Zij hebben hiervoor bevoegdheden vanuit het straf- en bestuursrecht. Samen met de politie hebben boa's de opdracht de veiligheid en leefbaarheid van wijken en buurten te bewaken. Binnen dit brede palet ligt een belangrijke focus op het contact met inwoners. Vanuit hun bevoegdheden treden ze op tegen:

  • -

    parkeren (hinderlijk of fout parkeren, parkeergedrag rondom scholen, wrakken, caravans);

  • -

    overlast van dieren (loslopende honden, hondenpoep);

  • -

    belemmeringen van de weg (containers, uitstallingen, aanhangers, overhangend groen);

  • -

    zwerfafval;

  • -

    overlast hangjeugd;

  • -

    vuurwerk;

  • -

    illegale bomenkap.

In het kader van het gemeentelijk Integrale Veiligheidsplan dat jaarlijks wordt vastgesteld, vindt regelmatig overleg plaats met de burgemeester, het college en de politie over aandachtspunten (bijv. ondermijnende criminaliteit), gezamenlijke surveillance en acties (bijv. Donkere dagen offensief).

Daarnaast vervullen zij een adviserende, controlerende en evaluerende taak bij evenementen waarvoor een vergunning is vereist.

Juridisch medewerkers handhaving

De eerste acties voor een juridisch medewerker handhaving is het voorkomen van lange juridische procedures. Veel aandacht gaat hierbij uit naar het beëindigen van de overtreding door overleg, het onderzoeken van legalisatiemogelijkheden en het samenbrengen van partijen door mediation. Als dat niet leidt tot beëindiging van de overtreding, wordt het formele traject ingezet. De medewerker zorgt voor een goed onderbouwd besluit om een bouwstop, last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen. Het college beslist in haar vergadering op het voorstel om de last op te leggen.

Juristen Bezwaar en beroep

De juristen bezwaar en beroep behandelen de formele bezwaren en/of doorlopen de (hoger) beroepsprocedure. Het gaat hierbij om het verdedigen van de gemeente in rechte bij handhavingsbesluiten of omgevingsvergunningen waartegen bezwaar/(hoger) beroep is ingesteld.

Beleidsmedewerker handhaving

De beleidsmedewerker handhaving is verantwoordelijk voor beleid op het gebied van handhaving en is eerste aanspreekpunt voor portefeuillehouders. Daarnaast heeft de beleidsmedewerker een coördinerende rol in het cluster, bij de werkverdeling en bij complexe zaken.

Formatie VTH

In onderstaande tabel is de huidige formatie weergegeven (begroting 2019).

Tabel 5: Formatie VTH op basis van begroting 2019

Functie

Fte

Teamleider

1,0

Secretariaat

1,0

Beleidsmedewerker VTH

2,0

Jurist bezwaar en beroep

1,7

Juridisch medewerker handhaving

2,7

 

 

Vergunningverlener Wabo

4,0

Vergunningverlener APV / Bijzondere wetten

3,6

 

 

Technisch medewerker handhaving

2,0*

Buitengewoon opsporingsambtenaar

6,3**

Totaal Fte

24,3

* Naast deze 2,0 fte is voor het eerste kwartaal 2019 voorzien in budget voor tijdelijke inhuur van 2,0 fte technisch medewerker handhaving. Dit gezien het lopende werk en het aantal verleende vergunningen.

** De Boa-capaciteit is als volgt verdeeld: Blaricum 2,3 fte (in 2019 en 2020 is incidenteel extra budget van €15.000,- / 0,3 fte beschikbaar voor Boa-inzet), Eemnes 0,96 fte, Laren 3,0 fte

Omgevingsdiensten en Veiligheidsregio’s (Brandweer)

De capaciteit die door de Omgevingsdiensten en de Veiligheidsregio’s wordt ingezet voor de gemeentelijke taken, vinden hun grondslag in de Dienstverleningsovereenkomsten (DVO) die met deze partijen zijn gesloten.

5.3 Kwaliteit

Een aantal jaren is gewerkt aan het ontwikkelen van kwaliteitscriteria op het gebied van omgevingsrecht. In 2009 hebben het Rijk, IPO en de VNG (onder begeleiding van KPMG) een set kwaliteitscriteria vastgesteld. Op dit moment is versie 2.1 hiervan actueel. Deze criteria hebben als doel de kwaliteit van de VTH-processen en de inhoud van VTH-taken te waarborgen. In de criteria is opgenomen dat de gemeente zichzelf voor wat betreft de VTH-taken doelen stelt, hoe deze doelen bereikt worden en op welke wijze de taken uitgevoerd worden. Dit alles dient vooraf gegaan te worden door een omgevings-, probleem en prioriteitenanalyse. Ook dient het proces gemonitord en geëvalueerd te worden, conform een cyclisch proces, de zogenaamde Big-8. Dit zijn de zogenaamde procescriteria. Daarnaast zijn er ook criteria die zien op de zogenaamde kritische massa. In deze criteria is bepaald hoeveel medewerkers een bevoegd gezag idealiter in dienst moet hebben voor een bepaalde taak, hoeveel jaren ervaring deze medewerker moet hebben en welke relevante opleiding(en) deze genoten moet hebben ten aanzien van de specifieke taakuitoefening.

In de Wet VTH is bepaald dat bevoegd gezagen verplicht zijn om voor de kwaliteitscriteria een verordening op te stellen, waarin zij bepalen welke kwaliteit van toepassing is bij de uitvoering van hun taken op het gebied van omgevingsrecht. De wet bepaald op dit moment dat deze criteria in ieder geval moeten zijn vastgelegd in een verordening voor taken die bij de omgevingsdiensten zijn ondergebracht. De gemeenteraden hebben in 2016 deze verordening vastgesteld.

Ten aanzien van de eigen taken dienen de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren dit nog in een verordening vast te leggen. In 2017 heeft Senze in opdracht van het team VH&JZ onderzoek uitgevoerd om te bepalen in hoeverre de BEL Combinatie voldoet aan 1. de procescriteria en 2. de kritische massa van de kwaliteitscriteria. Uit de rapportage hiervan is gebleken dat niet aan alle criteria wordt voldaan.

Ten aanzien van de procescriteria geldt dat de onderdelen die niet voldeden tijdens het onderzoek, met de vaststelling van dit VTH-beleid en de nieuwe opzet van uitvoeringsplannen en jaarverslagen wel voldoen.

Ten aanzien van de kritische massa geldt dat door de BEL Combinatie niet wordt voldaan aan alle criteria. Dit is echter niet uitzonderlijk. Slechts een zeer beperkt aantal Nederlandse gemeenten voldoet aan alle criteria. In de provincie Noord-Brabant is zelfs provincie breed een lager niveau afgesproken.

Uit het onderzoek door Senze volgt dat het feit dat niet op alle punten wordt voldaan aan de kritische massa met name wordt veroorzaakt door de frequentie-eis en door het ontbreken van benodigde aanvullende opleidingen. Het niet voldoen aan de frequentie-eis houdt in dat er te weinig aanbod is van bepaald gespecialiseerd werk, om de vlieguren te kunnen maken die idealiter benodigd zijn voor het goed uitvoeren van de taak. Omdat dit met werkaanbod te maken heeft kan dit in de bestaande BEL organisatie niet worden opgelost.

Daarnaast geldt dat nog niet iedere medewerker alle (aanvullende) opleidingen heeft gedaan die bij voorkeur zijn gevolgd voor het adequaat uitvoeren van het werk.

De conclusie en aanbevelingen van het ‘Verbeterplan kwaliteit VTH-taken’ van Senze zullen binnen de planperiode van dit VTH-beleid worden uitgevoerd. In 2019 wordt een verordening ten aanzien van de kwaliteitscriteria voor de uitvoering van de VTH-taken door de BEL Combinatie opgesteld, waarin eventuele afwijkingen gemotiveerd worden meegenomen.

Daarnaast is er bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers en de te volgen opleidingen van de medewerkers aandacht voor benodigde (aanvullende) opleidingen.

5.4 Interne en externe samenwerking

Binnen de VTH-taken wordt zowel intensief als op ad hoc basis met een aantal verschillende interne en externe partners samengewerkt om de leefbaarheid binnen de gemeenten op niveau te houden.

Intern

Intern wordt intensief samengewerkt met andere teams en clusters. Dagelijks is er afstemming met het team RO/OR. Dit in het kader van omgevingsvergunningen en ruimtelijk beleid. Ook is er dagelijkse afstemming met medewerkers van het KCC in verband met diverse klantvragen.

De aanvragen om kapvergunningen worden voor advies voorgelegd aan de groendeskundige van team RO/OR.

De Boa’s hebben regelmatig afstemming met medewerkers openbare orde en veiligheid van team MO in het kader van bijzondere acties, de samenwerking met de politie en andere veiligheidsthema’s.

De afhandeling van MOR-meldingen vindt plaats in afstemming met medewerkers OR.

Bij juridisch ingewikkelde vraagstukken of ontwikkelingen met betrekking tot de APV en andere gemeentelijke regelingen wordt advies gevraagd aan cluster Juridische Zaken van het team VH&JZ.

Bezwaarzaken worden behandeld in de bezwaarschriftencommissie, waarvan JuZa het secretariaat voert. In deze zaken is er veel contact met de juridisch medewerkers bezwaar en beroep.

Met de teams Financiën en DIM vindt veelvuldig overleg plaats over ondersteunende diensten.

Extern

De belangrijkste samenwerkingspartners zijn de omgevingsdiensten, de veiligheidsregio’s, de provincies, de gemeente Hilversum en de politie.

Omgevingsdiensten

Een deel van de Wabo-taken wordt in mandaat uitgevoerd door de OFGV voor Blaricum en Laren en de RUD Utrecht voor Eemnes. Het gaat om het verlenen en wijzigen van milieuvergunningen, de toezichttaken bij inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, de bodemtaken en het behandelen van milieuklachten en –meldingen. Verder heeft de OFGV een belangrijke adviserende taak op milieugebied. Dat geldt bijvoorbeeld voor geluidaspecten bij evenementen, diverse milieuaspecten bij aanvragen om bouwvergunningen, het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen, ruimtelijke plannen, externe veiligheid, toezicht bij slopen met asbest, etc. Er is regelmatig overleg met de accounthouders van de OFGV en de RUD Utrecht. Tenslotte zijn de wethouders met de portefeuille vergunningen en handhaving lid van het Dagelijks Bestuur van de OFGV of RUD Utrecht.

Blaricum, Eemnes en Laren hebben in 2016 een verordening kwaliteitscriteria vastgesteld waarin is bepaald dat de omgevingsdiensten voor wat betreft de taken die de gemeente bij haar heeft ondergebracht dienen te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1. Jaarlijks stellen de omgevingsdiensten een uitvoeringsprogramma op, evenals een jaarverslag.

Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio is een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten op het gebied van brandweerzorg, (gemeentelijke) crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening (GHOR).

De Veiligheidsregio adviseert bij grotere bouwaanvragen en ruimtelijke plannen over de brandveiligheidsaspecten. Ook bij vergunningen en meldingen ten aanzien van brandveilig gebruik wordt geadviseerd. Daarnaast adviseert de Veiligheidsregio bij aanvragen voor evenementen.

Het vergunningsgerichte toezicht op brandveiligheid wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio.

Eemnes is aangesloten bij de Veiligheidsregio Utrecht. Laren en Blaricum zijn aangesloten bij de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek.

Provincies Noord-Holland en Utrecht

Blaricum en Laren liggen in de provincie Noord-Holland, Eemnes in de provincie Utrecht.

In de eerste plaats is de provincie het bevoegd gezag voor een aantal inrichtingen in de gemeente die vallen in een zwaardere milieucategorie. Daarnaast hebben de provincies een rol in het kader van interbestuurlijk toezicht (IBT, verticaal toezicht) op de uitvoering van medebewindstaken, waaronder de VTH-taken op het gebied van het omgevingsrecht. De provincie heeft in een verordening vastgelegd welke gegevens gemeenten moeten overleggen in het kader van IBT. Deze stukken worden beoordeeld en jaarlijks gewaardeerd met ‘adequaat’, ‘redelijk adequaat’ of ‘niet adequaat’.

Tot slot is de provincie de wettelijk regisseur van de kwaliteitseisen die op grond van de Wabo en het Bor worden gesteld en ziet zij erop toe dat hieraan wordt voldaan.

Gemeente Hilversum-B oa s D rank- en Horecawet

Het toezicht op en de handhaving van de Drank- en horecawet is sinds 1 januari 2013 in handen van de gemeente. In de regio Gooi en Vecht werken een aantal gemeenten samen op dit onderwerp. De eerste periode van deze samenwerking liep in 2015 af. Gezamenlijk is besloten om de samenwerking voort te zetten in de periode 2016 – 2019. Blaricum en Laren houden actief toezicht. Hiervoor wordt per jaar in overleg met het college bepaald welke inrichtingen en evenementen gecontroleerd worden. Eemnes maakt op afroep gebruik van de Boa’s op basis van een ‘waakvlamovereenkomst’.

Politie en Openbaar Ministerie

De politie is een belangrijke partner in het bereiken en behouden van een veilige en leefbare gemeente. In het gemeentelijk Integraal Veiligheidsplan worden gezamenlijk jaarlijkse speerpunten benoemd. Met name de Boa’s werken nauw samen met de politie en hebben geregeld afstemming over de werkzaamheden. De Boa’s die voor de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren werken zijn bevoegd om strafrechtelijk op te treden. Als ze dit doen dan gebeurt dit onder de verantwoordelijkheid en uit naam van het Openbaar Ministerie. Daarnaast kan het wenselijk zijn om (eventueel naast bestuurlijk optreden) strafrechtelijk op te treden tegen bepaalde overtredingen. In deze gevallen is er afstemming gezocht met het Openbaar Ministerie.

6 Programmering, monitoring en evaluatie

Gebaseerd op deze beleidsnota wordt een jaarlijks uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daarnaast moet regelmatig worden teruggekeken naar zaken als de effectiviteit van het beleid in de praktijk en de mate waarin de doelen bereikt zijn. Ook dient het gemeentebestuur door middel van verslaglegging op de hoogte gesteld te worden van de resultaten van de inspanningen op het gebied van VTH. Dit vereist programmering, monitoring en evaluatie.

6.1 Programmering

De in deze beleidsnota geformuleerde strategische doelen, prioriteiten en operationele doelen vormen het kader van de programmering van de VTH-taken. De programmering is uitgewerkt in het jaarlijkse op te stellen uitvoeringsprogramma VTH, dat bestuurlijk wordt vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke activiteiten in het betreffende jaar worden uitgevoerd. De OFGV en de RUD Utrecht stellen in samenwerking met de gemeenten ieder jaar een uitvoeringsprogramma op voor de milieutaken die zij namens Blaricum, Eemnes en Laren uitvoeren. Ook dit programma wordt door het college vastgesteld. Voor de Boa’s worden aanvalsplannen opgesteld die een onderdeel gaan vormen van het uitvoeringsprogramma. Met de gemeente Hilversum wordt jaarlijks een lijst opgesteld met te bezoeken alcoholverstrekpunten.

Aan de hand van de doelen en beschikbare budgetten, de omgevingsanalyse, de prioriteitenstelling en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma VTH opgesteld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de verwachtte productie is in termen van aantal te verlenen vergunningen, ontheffingen en meldingen, uit te voeren controles en binnengekomen en afgehandelde meldingen en klachten. In het uitvoeringsprogramma wordt ook rekening gehouden met de organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambitie.

6.2 Monitoring

Om te kunnen beoordelen of de beleidsdoelen en de geplande werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn, is het belangrijk dat de activiteiten geregistreerd worden. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid slaagt en of de gestelde doel- en taakstellingen behaald zijn of gaan worden. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegeven moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het college en de gemeenteraad.

Bij de registratie van werkzaamheden wordt van verschillende systemen gebruik gemaakt.

In Open Wave registreren zowel vergunningverleners als toezichthouders alles met betrekking tot aangevraagde vergunningen en toezichtactiviteiten. Ook de handhavingsdossiers staan in Open Wave.

Het proces rond handhaving van de Drank- en Horecawet zal in 2019 worden ingericht in Open Wave. Als het gaat om toezichtcontroles verzorgt de gemeente Hilversum ieder kwartaal een overzicht van de uitgevoerde controles en de bevindingen. Na afsluiting van het jaar resulteert dit in een jaaroverzicht, dat opgenomen zal worden in het jaarverslag VTH.

De Boa’s verwerken de gegevens van de uitgeschreven strafbeschikkingen in de transactiemodule van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB verstrekt jaarlijks een overzicht van de strafbeschikkingen en processen verbaal die door de gemeentelijke Boa’s zijn uitgevaardigd. Daarnaast werken de Boa’s met het softwarepakket BySpy. In dit systeem is het mogelijk om ieder moment van de dag tot op straatniveau inzicht te krijgen in toezicht en handhaving door de Boa’s.

De diverse cijfers en andere resultaten worden per kwartaal verwerkt in een kwartaalverslag, wat bijdraagt aan een goede monitoring van de voortgang van werkzaamheden en resultaten die worden behaald.

Het uitgevoerde toezicht op brandveiligheid, wordt door de Veiligheidsregio’s verwerkt in jaarverslagen, waarvan onderdelen worden overgenomen in het jaarverslag VTH.

De OFGV en de RUD Utrecht stellen ieder jaar een jaarverslag op dat gebaseerd is op het uitvoeringsprogramma. Dit jaarverslag wordt ter vaststelling naar het college gestuurd en wordt vervolgens, samen met het jaarverslag VTH, ter kennisname voorgelegd aan de gemeenteraad.

6.3 Evaluatie en verslaglegging

Met een goede verantwoording over de uitvoering van de activiteiten kan zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de uitgevoerde taken worden beoordeeld en kan zo nodig op tijd worden bijgestuurd.

Per kwartaal worden de portefeuillehouders Vergunningen en Handhaving over de voortgang en eventueel benodigde bijsturing geïnformeerd middels kwartaalverslagen. Daarnaast is er frequent (ten minste eens per maand) overleg met de portefeuillehouder over de lopende zaken.

Jaarlijks wordt door de colleges verantwoording afgelegd aan de gemeenteraden over de uitvoering van de VTH-taken en het behalen van de doelstellingen. Deze verantwoording vindt plaats door het vaststellen van het jaarverslag VTH. In dit verslag wordt gerapporteerd over de in het uitvoeringsprogramma geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten. Ook wordt in dit verslag beoordeeld in hoeverre de uitgevoerde activiteiten hebben bijgedragen aan het realiseren van de doelstellingen. Hiermee wordt de beleidscyclus van de BIG8 gesloten. Het jaarverslag VTH wordt ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad. Dit is in lijn met de structuur van de horizontale verantwoording die door de rijksoverheid wordt nagestreefd. Daarnaast wordt het jaarverslag aan de interne en externe partners ter kennisname aangeboden. Het jaarverslag wordt tenslotte ook nog doorgestuurd naar de provincies Noord-Holland en Utrecht in het kader van het IBT.

BIJLAGEN

Bijlage A: Samenvatting Landelijke Handhavingsstrategie (LHS)

Als er een overtreding wordt geconstateerd, dan wordt uitvoering gegeven aan het 5-stappenplan, dat in landelijk verband is opgesteld (handhavingsstrategie):

St a p 1 : po s itio n e r e n b e v ind i ng e n in de in t e r v e nti ema tr i x .

De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in de hieronder opgenomen figuur opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert door: het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en het typeren van de overtreder.

DE MOGELIJKE GEVOLGEN ZIJN:

Aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar

4

 

 

 

 

 

Van belang

3

 

 

 

 

 

Beperkt

2

 

 

 

 

 

Vrijwel nihil

1

 

 

 

 

 

 

A

B

C

D

 

 

Goedwillend:

-Onbedoeld

-Proactief

Moet kunnen:

-Onverschillig

Calculerend:

-Bewust belem-merend en/of risico nemend

Bewust en struc-tureel/Crimineel:

-Fraude

-Oplichting

-Witwassen

 

GEDRAG VAN DE OVERTREDER

Legenda

 

 

Lichte segmenten. Bestuursrechtelijk optreden is aangewezen.

 

Middensegmenten. Bestuursrechtelijk, bestuursrechtelijk én strafrechtelijk of strafrechtelijk optreden is aangewezen. Strafrechtelijk optreden komt vooral in beeld, naarmate er (meer) verzwarende aspecten zijn (zoals ‘verkregen financieel voordeel’).

 

Zware segmenten. Strafrechtelijk optreden is in elk geval aangewezen, terwijl in veel gevallen ook bestuursrechtelijk optreden is aangewezen.

Bij de typering van de overtreder kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhaving historie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de overtreder te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt. De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid. Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afzienbare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd.

St a p 2 : B e p a l e n v e r z w a r e n d e as p e c t e n

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • 1.

    Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De overtreder heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel.

  • 2.

    Status verdachte / voorbeeldfunctie. De overtreder is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.

  • 3.

    Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of is waarschijnlijk door de overtreder als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd.

  • 4.

    Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen.

  • 5.

    Medewerking van deskundige derden. De overtreder is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).

  • 6.

    Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.

  • 7.

    Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

St a p 3 : B e p a l e n of o v e rl e g v a n h e t b es tuur me t p olitie e n O M , d a n w e l v a n poli t ie e n O M me t h e t b es tuur, o v e r de to e p ass i ng v a n h e t b es t uur s - e n /of s tr a f r ec ht g e ï ndi c e e rd i s .

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.

In situaties waarin een handhavingsinstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde. Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien zullen apart door handhavingsinstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.

Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouder de volgende ernstige bevindingen doen:

  • Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude vernietiging van bewijs en poging tot omkoping;

  • Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

Stap 4: Optreden met de interventiematrix

De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:

  • 1.

    De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 3.1) heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van interventie(s) in de betreffende situatie passender is.

De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte.

Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavingsinstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de onderstaande figuur aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.

De (mogelijke) gevolgen

Aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Exploitatieverbod/

Sluiting, schorsen of

Intrekken vergunning,

certificaat of erkenning

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

Strafrecht

PV

Bestuursrecht

bestraffend

Exploitatieverbod/

Sluiting, schorsen of

Intrekken vergunning,

certificaat of erkenning

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

 

Van belang

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Bestuurlijk gesprek, waarschuwen

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

PV

Bestuursrecht

bestraffend

Exploitatieverbod/

Sluiting, schorsen of

Intrekken vergunning,

certificaat of erkenning

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

 

Beperkt

Bestuursrecht

herstellend

Aanspreken/

informeren

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

herstellend

Bestuurlijk gesprek, waarschuwen

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Tijdelijk stilleggen,

LOB, LOD

 

Vrijwel nihil

Bestuursrecht

herstellend

Aanspreken/

informeren

Bestuursrecht

herstellend

Aanspreken/

informeren

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Bestuurlijk gesprek, waarschuwen

Strafrecht

PV

Bestuursrecht

bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht

herstellend

Bestuurlijk gesprek, waarschuwen

 

 

Goedwillend:

-Onbedoeld

-Proactief

Moet kunnen:

-Onverschillig

Calculerend:

-Bewust belemmerend en/of risico nemend

Bewust en structureel/

Crimineel

-Fraude, Oplichting, Witwassen

 

Gedrag van de overtreder

De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

• Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

• In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavingsinstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.

St a p 5 : V as tl e g g ing

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavingsinstantie geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

Bijlage B: Toelichting risicomodel

Om gericht te werken aan beschermen van de leefomgeving is een risicoanalyse uitgevoerd. Er is daarbij een relatie gelegd tussen de kans dat een regel of voorschrift niet wordt nageleefd en de negatieve effecten die zich voor kunnen doen hij het uitvoeren van activiteiten. Deze risicoanalyse heeft als doel om objectief in beeld te brengen wat de risico’s zijn als de regelgeving niet nageleefd en/0f gehandhaafd wordt. In deze analyse worden dus de mogelijke negatieve gevolgen van regelovertredingen, de ernst van deze effecten en de kans dat die negatieve effecten zich voordoen betrokken.

Er wordt gebruik gemaakt van de methodiek risico = negatief effect x kans, waarmee een mogelijk risico wordt berekend. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

  • -

    Hoe groot is de kans dat een regel of voorschrift wordt nageleefd?

  • -

    Hoe groot zijn de effecten op de leefomgeving bij niet naleving?

Deze methodiek is een gangbare landelijke risicobeoordelingsmethode, die door veel overheidsorganen wordt toegepast en is gebaseerd op de methode “Programmatisch handhaven – Gids voor gemeenten, waterschappen en provincies” van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

De negatieve effecten kunnen als volgt onderverdeeld worden:

1.Fysieke veiligheid

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de fysieke veiligheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen?

1.Schade aan de volksgezondheid

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen?

1.Natuurschoon

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van het natuurschoon/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen?

1.Financieel-economische schade

Hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeenschap/voor de gemeente als de bedoelde groepen de voorschriften overtreden?

1.Kwaliteit sociale leefomgeving

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen?

1.Schade aan het bestuurlijke of gemeentelijke imago

Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema niet worden nageleefd?

In de systematiek wordt per handhavingsthema aan de negatieve effecten een waarde toegekend aan de hand van een 5-puntsschaal:

1 = heel klein

2 = klein

3 = gemiddeld

4 = groot

5 = heel groot

Ten aanzien van de vraag hoe groot de kans is dat een regel of voorschrift wordt nageleefd, wordt in de risicoanalyse ook de kans op niet spontane naleving betrokken. Immers, als de kans op spontane naleving heel groot is, is het risico bij een mogelijk gevaarlijke situatie gering. In de beoordeling hiervan in de matrix wordt de volgende weging aan de kans op naleving gegeven:

1 = goed naleefgedrag, weinig kans op overtredingen

2 = gemiddeld naleefgedrag (niet goed, niet slecht)

3 = slecht naleefgedrag, grote kans op overtredingen

Het onderstaande schema maakt duidelijk hoe gekomen kan worden tot een prioriteitenstelling op grond van bovenstaande risico-elementen.

De hoogte van de score bepaalt de prioriteit, variërend van laag (L), gemiddeld (M) en hoog (H). Daarbij gelden de volgende bandbreedten om te bepalen welke prioriteit een item krijgt:

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

Bijlage C: Prioriteitenmatrix Vergunningen

Prioriteitenmatrix VTH Blaricum, Eemnes en Laren 2019: vergunningen

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans op volledige/goede aanvraag

Risicogetal

Risicowaardering

Omgevingsvergunning activiteit bouwen en ruimtelijke regels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen voor:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Woningen (grondgebonden, bijv. eengezinswoningen)

4

3

2

1

2

3

2,5

2

2,3

M

Woongebouwen, appartementen, kamerverhuur

5

3

2

3

4

4

3,5

2

2,8

H

Logiesgebouw, restaurant, café, horeca, bedrijf, kantoor, winkel

5

4

3

4

4

4

4,0

2

3,0

H

Maatschappelijke gebouwen, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg, sport

5

3

3

4

4

5

4,0

2

3,0

H

Uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging

1

2

1

1

2

1

1,3

2

1,7

L

Bouwwerken geen gebouw zijnde

1

1

1

1

2

1

1,2

2

1,6

L

Omgevingsvergunning slopen (monument en/of in beschermd dorps- en stadsgezicht)

4

3

3

4

5

4

3,8

2

2,9

H

Aanvraag omgevingsvergunning wijzigen rijks- of gemeentelijk monument

3

3

2

3

4

5

3,3

2

2,7

H

Aanvraag omgevingsvergunning aanleggen

1

1

4

2

4

3

2,5

2

2,3

M

Aanvraag omgevingsverg. afwijken ruimtelijke regels

1

1

3

3

4

4

2,7

2

2,4

M

Melding slopen

4

4

3

2

4

3

3,3

1

2,2

M

Melding slopen met asbest

4

5

2

3

4

4

3,7

1

2,4

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omgevingsvergunning activiteit brandveilig gebruik

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik

5

5

2

3

3

3

3,5

2

2,8

H

Melding brandveilig gebruik

5

5

2

3

3

3

3,5

2

2,8

H

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans op volledige/goede aanvraag

Risicogetal

Risicowaardering

Omgevingsvergunning in relatie tot APV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanvraag omgevingsvergunning aanleg in-/uitrit

4

1

1

1

3

2

2,0

2

2,0

M

Aanvraag omgevingsvergunning vellen houtopstand

1

1

4

2

4

3

2,5

2

2,3

M

Aanvraag omgevingsvergunning reclameobject

1

1

1

1

4

2

1,7

2

1,9

L

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

APV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanvraag exploitatievergunning APV

2

2

1

3

5

4

2,8

3

2,9

H

Melding van een kleinschalig evenement

2

2

1

1

2

2

1,7

3

2,4

M

Vergunningaanvraag evenement

3

3

1

3

4

4

3,0

3

3,0

H

Aanvraag om standplaatsvergunning

2

1

2

1

3

3

2,0

2

2,0

M

Aanvraag om marktplaats (Blaricum en Eemnes)

2

1

2

3

3

2

2,2

2

2,1

M

Aanvraag om collectevergunning

2

1

1

1

3

1

1,5

1

1,3

L

Melding incidentele activiteiten/festiviteiten

1

2

1

1

3

1

1,5

1

1,3

L

Aanvraag vergunning sex-inrichting

2

4

1

2

4

5

3,0

3

3,0

H

Aanvraag aanwezigheidsvergunning

1

4

1

3

3

2

2,3

1

1,6

L

Aanvraag vergunning plaatsen voorwerpen op de weg

4

1

2

3

3

1

2,3

2

2,2

M

Aanvraag vergunning verkoop consumentenvuurwerk

5

4

4

4

4

4

4,2

2

3,1

H

Aanvraag ontheffing parkeren blauwe zone (Laren)

2

2

1

3

4

3

2,5

1

1,8

L

Aanvraag ontheffing geluidhinder

1

3

3

2

4

2

2,5

1

1,8

L

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans op volledige/goede aanvraag

Risicogetal

Risicowaardering

Drank- en Horecawet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanvraag Drank- en Horecawetvergunning, art. 3 DHW

2

5

2

3

4

4

3,3

3

3,2

H

Wijzigen Drank- en Horecawetvergunning

2

5

2

3

4

4

3,3

3

3,2

H

Aanvraag ontheffing verstrekken alcoholische dranken, art. 35 DHW

2

5

1

1

4

2

2,5

2

2,3

M

Wijzigen leidinggevende aanhangsel DHW-vergunning

1

3

1

1

2

1

1,5

3

2,3

M

Bijlage D: Prioriteitenmatrix Toezicht en Handhaving

Prioriteitenmatrix VTH Blaricum, Eemnes en Laren 2019: toezicht en handhaving

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans/naleefgedrag

Risicogetal

Risicowaardering

Wabo/omgevingsvergunning

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bouwen zonder omgevingsvergunning

4

3

4

3

3

5

3,7

1

2,4

M

Controle bouwbesluit n.a.v. vergunning (constr. / brandv.)

woningen, woongebouwen, logies/horeca/bedrijf/kantoor/ winkel, dagverblijven, scholen, zorg, sportcomplex

4

4

2

4

4

4

3,7

2

2,9

H

Controle bouwbesluit n.a.v. vergunning (constr. / brandv.)

Uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging

2

2

1

2

3

2

2

2

2,0

M

Controle bouwbesluit n.a.v. vergunning (constr. / brandv.)

Bouwwerken geen gebouw zijnde (airco, gevelreclame, etc.)

2

1

2

1

2

1

1,5

2

1,8

L

Handelen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning voor het aanleggen

1

1

3

2

3

3

2,2

1

1,6

L

Veranderen van een Rijks of gemeentelijk monument zonder of in afwijking van omgevingsvergunning

3

1

3

4

3

5

3,2

2

2,6

H

Strijdig gebruik bestemming: verkeerd gebruik grond/erf

1

1

3

1

4

3

2,2

2

2,1

M

Strijdig gebruik bestemming: wonen waar niet toegestaan

2

3

1

1

4

4

2,5

2

2,3

M

Strijdig gebruik bestemming: bedrijfsmatige activiteiten waar niet toegestaan

4

3

3

3

4

4

3,5

2

2,8

H

Het splitsen van een woning zonder omgevingsvergunning

3

2

1

3

3

3

2,5

2

2,3

M

Slopen van (een deel van) een monument zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning

4

1

3

4

4

5

3,5

1

2,8

H

Slopen van een gebouw zonder voorafgaande melding

3

3

3

2

3

2

2,7

1

1,9

L

In gebruik hebben van een gebouw in strijd met de brandveiligheidseisen Bouwbesluit 2012

woningen, woongebouwen

4

3

2

2

3

4

3,0

2

2,5

M

In gebruik hebben van een gebouw in strijd met de brandveiligheidseisen Bouwbesluit 2012

logies/horeca/bedrijf/kantoor/winkel, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg, sportcomplex

5

4

3

3

4

5

4,0

2

3

H

In gebruik hebben van een gebouw in strijd met de constructieve eisen Bouwbesluit 2012

woningen, woongebouwen

4

2

1

2

2

3

2,3

1

1,7

L

In gebruik hebben van een gebouw in strijd met de constructieve eisen Bouwbesluit 2012

logies/horeca/bedrijf/kantoor/winkel, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg, sportcomplex

5

4

1

2

3

5

3,3

1

2,2

M

Slopen met asbest zonder vergunning

5

5

4

3

5

4

4,3

2

3,2

H

Wabo/omgevingsvergunning in relatie met APV

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Handelen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor kappen

2

1

5

1

4

5

3,0

2

2,5

M

Handelen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleggen in-/uitrit

4

1

1

2

1

2

1,8

1

1,4

L

Handelen zonder of in afwijking van een reclamevergunning

1

1

1

1

4

1

1,5

2

1,8

L

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans/naleefgedrag

Risicogetal

Risicowaardering

APV: Openbare ruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaatsen objecten op en langs de openbare weg, autowrakken

3

3

1

3

4

2

2,7

2

2,4

M

Jeugdoverlast/hangjongeren

2

2

2

3

5

4

3,0

1

2,0

M

Plaatsen van aanhanger/caravan op de openbare weg, langer dan 3 dagen

2

1

1

1

4

3

2,0

2

2,0

M

Illegaal beplakken van reclame en/of aanbrengen graffiti

1

1

1

3

4

3

2,2

2

2,1

M

Het plaatsen van uitstallingen in strijd met beleid

3

1

1

3

3

3

2,3

2

2,2

M

Onjuist parkeren van fietsen en scooters

4

2

2

3

4

4

3,2

2

2,6

H

Overlast door honden (loslopend)

3

1

2

1

5

2

2,3

2

2,2

M

Zonder vergunning aanwezig hebben in een horecagelegenheid van een kansspelautomaat

1

4

1

3

1

2

2,0

1

1,5

L

Innemen standplaats zonder vergunning of in strijd met voorschriften

1

1

1

3

3

3

2,0

1

1,5

L

Diverse geluidoverlast/geuroverlast, etc. (hinder APV))

1

3

2

1

5

3

2,5

2

2,3

M

Hondenpoep

1

3

1

2

5

3

2,5

3

2,8

H

Zwerfvuil/afvaldumpingen

2

3

4

4

4

3

3,3

2

2,7

H

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

APV: evenementen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Handelen zonder of in afwijking van een evenementenvergunning

4

3

2

3

4

4

3,3

2

2,7

H

Handelen zonder of in afwijking van een evenementenmelding

2

1

1

1

3

2

1,7

2

1,8

L

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wegenverkeerswet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Foutief parkeren Wegenverkeerswet WvW/Reglement verkeersregels en –tekens (Rvv)

4

1

1

3

4

4

2,8

3

2,9

H

Parkeren blauwe zone (zonder blauwe kaart / overschrijding parkeertijd)

1

1

1

4

4

4

2,5

3

2,8

H

1,0 – 1,9 lage prioriteit (L)

2,0 – 2,5 gemiddelde prioriteit (M)

2,6 en hoger hoge prioriteit (H)

1.Fysieke veiligheid

1.Volksgezondheid

1.Natuur/milieu

1.Financieel-economisch

1.Leefomgeving

1.Bestuurlijk imago

Gemiddeld effect

Kans/naleefgedrag

Risicogetal

Risicowaardering

Drank- en Horecawet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In werking zijn zonder Drank- en Horecawetvergunning, artikel 3

1

5

1

4

5

4

3,3

2

2,7

H

In werking zijn in afwijking van de verleende Drank- en Horecawetvergunning, art. 3 DHW

1

5

1

2

5

2

2,7

2

2,4

M

Alcoholische dranken verstrekken zonder ontheffing art. 35 DHW

1

5

1

2

3

3

2,5

1

1,8

L

Geen leidinggevende aanwezige conform art. 24 DHW

1

3

1

2

3

3

2,2

2

2,1

M

Alcoholische drank verstrekken aan minderjarigen (jonger dan 18 jaar), artikel 20. DHW

1

5

1

4

4

4

3,2

3

3,1

H

In bezit hebben van alcoholische drank in de openbare ruimte door minderjarigen, art. 45 DHW

2

5

1

4

3

4

3,2

3

3,1

H

Alcohol verstrekken na toegestane schenktijd verordening paracommerciële inrichtingen (verordening)

1

3

1

2

3

2

2,0

2

2

M

Privé-bijeenkomsten in paracommerciële inrichtingen

1

2

2

4

3

2

2,3

2

2,2

M

Prijsacties detailhandel / slijterijen

1

4

1

3

1

2

2,0

1

1,5

L

Verbod op verstrekken sterke drank in paracommerciële inrichtingen met jeugdleden

1

4

1

2

2

3

2,1

1

1,6

L

Overige strijdigheden met de Drank- en Horecawet

1

3

1

2

2

2

1,8

2

1,9

L

Bijlage E: Vormen van toezicht

Er zijn verschillende vormen van toezicht. De keuze voor een toezichtsvorm is afhankelijk van het onderwerp waarop toezicht wordt gehouden. Grofweg wordt onderscheid gemaakt in actief en passief toezicht. In onderstaand overzicht zijn de verschillende vormen van actief toezicht weergegeven:

Actief toezicht

Verbijzondering

Toelichting

1.Routinematig toezicht

 

Systematisch toezicht op eenzelfde object, bedrijf of gebied, waarbij de controlefrequentie jaarlijks (opnieuw) wordt bepaald. De controlefrequentie is afhankelijk van prioriteit en naleefgedrag.

 

Volledig

Controle van alle aspecten op detailniveau

 

Selectief

Aspectcontrole/diepteonderzoek

 

Representatief

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

 

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

 

Steekproefsgewijs

Controle a.d.h.v. een aselecte of selecte steekproef

2.Toezicht op tijdelijke activiteiten

Toezicht op tijdelijke activiteiten, zoals bodemsaneringen en bouw- en sloopactiviteiten

 

Volledig

Controle van alle aspecten op detailniveau

 

Selectief

Aspectcontrole/diepteonderzoek

 

Representatief

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

 

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

 

Steekproefsgewijs

Controle a.d.h.v. een aselecte of selecte steekproef

3.Projectmatig toezicht

 

Toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of gebied en een projectmatige aanpak vergen. De basis voor de keuze van projectmatige aanpak kan liggen in landelijke en/of regionale thema’s, zaken die binnen de gemeentegrenzen in een bepaald gebied of binnen een bepaalde branche spelen.

4.Surveillance/schouw

 

Betreft gebiedsgericht toezicht, zoals bij parkeertoezicht

5.Administratief toezicht

 

Beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages, bewijsstukken e.d. De beoordeling kan zowel tijdens een controlebezoek als vanachter het bureau (wanneer gegevens worden opgestuurd in geval van een rapportageverplichting).

6.Audits

 

In het geval dat een bedrijf over een (gecertificeerd) kwaliteitszorgsystemen beschikt en zichzelf laat auditten door een externe daartoe erkende organisatie wordt alleen gecontroleerd op uitgevoerde audits.

Ad hoc

Controles naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten of een handhavingsverzoek

De toezichtstrategie wordt in sterke mate bepaald door de prioriteittoekenning. De gegeven prioriteit bepaalt hoe vaak (inspectiefrequentie) geïnspecteerd wordt, op welke thema’s en met welke diepgang, of in het kader van surveillance, op welke aspecten specifiek gelet wordt.

In de toezichtstrategie wordt onderscheid gemaakt naar twee clusters van toezicht:

  • toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend);

  • gebiedsgericht toezicht.

Dit onderscheid wordt gemaakt omdat er wezenlijke verschillen zijn in de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Het kenmerkende van toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten is dat deze objecten en activiteiten bij de gemeente bekend zijn en er gerichte inspecties kunnen worden uitgevoerd. Bij gebiedsgericht toezicht zijn de activiteiten minder locatie gebonden en zijn surveillances en schouwen de meest geschikte toezichtsvorm.

Hieronder is aangegeven welke toezichtsvorm geschikt is afhankelijk van de prioriteit.

Toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend)

Afhankelijk van de problematiek rondom de naleving van de wet- en regelgeving wordt bepaald in welke fasen van de uitvoering, (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd en op welke thema’s met welke diepgang.

Aard toezicht

Toelichting

Volledige inspectie

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau

Aspectcontrole/ diepteonderzoek

Controle van specifieke thema's of aspecten

Representatief/beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Steekproefsgewijs / Ad hoc

Er vinden geen, steekproefsgewijs of op basis van klachten, meldingen, handhavingsverzoeken of calamiteiten inspecties plaats. Dit kan ook gelden voor gevallen waarin een vergunning- of meldingsplicht ontbreekt.

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van de omvang van de problematiek wordt bepaald hoe vaak en op welke thema’s een

gebied wordt gecontroleerd.

Aard toezicht

Toelichting

Projectmatig

Gericht specifieke overtredingen opsporen op thema of gebied.

Surveillance/schouw

Controle op direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, (brom-)fiets of lopend)

Ad-hoc controle

Controle op basis van klachten of meldingen

De gekozen vorm van toezicht kan variëren en is mede afhankelijk van het gewenste en reeds bereikte naleefgedrag.

Bijlage F: Basiswerkwijze toezicht

Een onderdeel van de toezichtstrategie is de beschrijving van de basiswerkwijze voor toezichtsbezoeken of toezichtsacties. Hieronder wordt de basiswerkwijze voor de voorbereiding van een toezichtsbezoek, de feitelijke uitvoering en rapportage van het toezichtsbezoek beschreven.

a. Voorbereiding

Type toezicht

Voorbereiding

Tijdelijke en voortdurende activiteiten

Dossieronderzoek: vergunningen, bezoekrapportages, correspondentie en andere relevante documenten.

Inzicht in de voor handhaving relevante kernmerken van het bedrijf of object, zoals relevante technische aspecten van de bedrijfsvoering, de meest risicovolle aspecten en het naleefgedrag. Zo nodig vindt intern afstemming plaats met vergunningverlening.

Gebiedsgericht werken

Waar mogelijk dossieronderzoek: rapportages, klachten en meldingen, registratiesysteem en andere relevante bronnen.

Inzicht in de voor handhaving relevante kenmerken van het gebied, zoals de meest risicovolle locaties of probleemlocaties c.q. naleefgedrag. Zo nodig vindt intern afstemming plaats met relevante organisatieonderdelen die meer achtergrondinformatie hebben over het gebied, zoals de financiële administratie

(o.a. parkeervergunningen) en ontheffing- en vergunningverleners.

b. Uitvoering

Type toezicht

Uitvoering

Tijdelijke en voortdurende activiteiten

De toezichthouder stelt zich waar mogelijk en wenselijk voor, legt het doel van het toezichtsbezoek uit en legitimeert zich op verzoek. De toezichthouder neemt ter plekke geldige regels (bezoekersreglement, etc.) in acht. De toezichthouder controleert of wordt voldaan aan de geldende (vergunning) voorschriften. De onder toezicht staande wordt geïnformeerd over de bevindingen van het toezichtsbezoek en welke vervolgacties hij of zij n.a.v. dit bezoek kan verwachten. Naast de feitelijke controle kan tijdens het toezichtsbezoek voorlichting (bijvoorbeeld actuele ontwikkelingen, de gehanteerde sanctiestrategie) en advies (wijze waarop verbetering/correctie kan worden doorgevoerd) gegeven worden. Er worden termijnen gesteld en meegedeeld waarbinnen overtredingen ongedaan gemaakt moeten worden. Ook wordt aangegeven wat de bezwaar- en beroepsmogelijkheden voor de overtreder zijn.

Gebiedsgericht werken

Bij het constateren van een overtreding wordt waar mogelijk de overtreder te woord gestaan en geïnformeerd over de overtreding en de sanctieprocedure. Daarnaast wordt eventueel voorlichting gegeven over het sanctiebeleid en advies gegeven over alternatieven (zoals parkeermogelijkheden). Ook wordt aangegeven wat de bezwaar- en beroepsmogelijkheden voor de overtreder zijn.

c. Rapportage

Type toezicht

Uitvoering

Tijdelijke en voortdurende activiteiten

-Registratie controlegegevens in registratiesysteem.

-Vanwege de vaak beperkte duur van de activiteit is het lang niet altijd zinvol om over de bevindingen met de overtreder te corresponderen. Er wordt wel een constateringsbrief verstuurd indien:

-de overtuiging bestaat dat afspraken niet zullen worden nagekomen;

-het een politiek zeer gevoelig dossier betreft;

-er sprake is van onwil / de betrokkene bekend staat als recidivist

Gebiedsgericht werken

-Registratie controlegegevens in registratiesysteem.

-Toesturen constateringsbrief (goed- en foutbrief) naar gecontroleerde.).

Gebiedsgericht werken

-Registratie overtredingen in registratiesysteem.

Naar boven