Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Rheden 2019

De burgemeester van de gemeente Rheden;

gelet op artikel 151d Gemeentewet, artikel van de 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rheden (APV) en gezien het besluit van 5 juli 2018 van de gemeenteraad;

overwegende;

dat het noodzakelijk is beleid te formuleren inzake het opleggen van een gedragsaanwijzing ter bestrijding van ernstige woonoverlast als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Rheden 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De volgende in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de APV en in deze beleidsregel gebezigde begrippen worden als volgt omschreven:

  • 1.

    APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rheden.

  • 2.

    Inwoner: persoon ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeente Rheden.

  • 3.

    Bestuurlijke gedragsaanwijzing: een last onder bestuursdwang of dwangsom in de vorm van een gedragsaanwijzing van de burgemeester waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd en binnen welke termijn.

  • 4.

    Woonoverlast: ernstige en herhaaldelijke hinder, veroorzaakt door een overlastgever of degene voor wie de bewoner verantwoordelijk is, in of vanuit en rondom een woning.

  • 5.

    Ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig is te kwalificeren, veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die herhaaldelijk wordt veroorzaakt, gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen.

  • 6.

    Omwonenden: inwoners die in de onmiddellijke nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

  • 7.

    Onmiddellijke nabijheid (van die woning of dat erf): bij de hantering van dit begrip zullen praktische toepasbaarheid en redelijkheid het uitgangspunt vormen. Het gaat erom dat er een duidelijk verband moet zijn tussen de hinderlijke gedraging en de woning of het erf van de veroorzaker.

  • 8.

    Zorgplicht: de plicht van een inwoner om ervoor zorg te dragen dat zijn gedragingen, of de gedragingen van degene voor wie hij verantwoordelijk is, in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning -binnen een straal van circa 100 meter- of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 9.

    Een andere geschikte wijze: de burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Doorgaans wordt daarmee gedoeld op minder ingrijpende middelen zoals buurtbemiddeling, mediation, hulpverlening, waarschuwen of een andere maatregel die als doel heeft de overlast te beëindigen, maar ook het door de verhuurder van de woning van de overlastgever aanspannen van een civiele procedure.

    De burgemeester komt beleidsruimte toe in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan.

  • 10.

    Ketenpartners: woningcorporaties, GGZ en andere zorginstellingen of andere maatschappelijke organisaties, politie en justitie, die in samenspraak met de gemeente betrokken zijn bij een woonoverlast situatie.

  • 11.

    Last: een last kan inhouden een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom of een tijdelijk huisverbod.

  • 12.

    Tijdelijk huisverbod: een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij een bij die woning behorend erf.

  • 13.

    Woningverhuurder: in deze beleidsregels wordt woningverhuurder als term aangehouden voor zowel woningcorporaties als andere (particuliere) woningverhuurders. Waar onderscheid van belang is wordt expliciet gesproken over woningcorporaties respectievelijk (particuliere) woningverhuurder of zijn/haar vertegenwoordiger.

  • 14.

    Casusoverleg overlastplegers en verwarde personen: overlegstructuur waarbij politie, gemeente en Vivare (o.a. zorgbehoeften van) personen bespreken en afstemmen en waarbij een individuele aanpak wordt ontwikkeld en uitgevoerd op lokaal of regionaal niveau.

Hoofdstuk 2 Meldingen

Artikel 2 Melden van woonoverlast

  • 1.

    De omwonenden dan wel degenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2.

    Indien het om woonoverlast gaat waarbij het een woning van een woningverhuurder betreft, moet de overlast worden gemeld aan de woningverhuurder.

  • 3.

    Ook kan een verzoek voor het opleggen van een bestuurlijke gedragsaanwijzing komen van het Casusoverleg overlastgevers, het Veiligheidshuis en in bijzondere situaties de woningbouwcorporaties.

Artikel 3 Procedure huurwoningen en koopwoningen

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning vindt afstemming plaats met de betreffende woningverhuurder. Primair zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van de woningverhuurder voor de behandeling van de overlastmeldingen en het beëindigen van de overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 2.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een koopwoning vindt er, indien sprake is van een VvE, afstemming plaats met de betreffende VvE. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een VvE voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van de overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 3.

    Indien een woningverhuurder of VvE al datgene wat in zijn macht ligt aantoonbaar heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er nog steeds sprake is van overlast, of er ontstaat een urgente situatie, dat wil zeggen dat haast is geboden, dan kan de woningverhuurder of VvE aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:79 van de APV.

Artikel 4 Inhoud van een melding

  • 1.

    In de melding, als bedoeld in artikel 2, moet staan:

    • a.

      het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt;

    • b.

      de naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers;

    • c.

      de aard van de overlast;

    • d.

      de ernst van de overlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen;

    • e.

      wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen;

    • f.

      zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal en dergelijke.

  • 2.

    Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:79 van de APV. In dat geval wordt gehandeld conform artikel 6 e.v. van deze beleidsregel.

Artikel 5 Beoordeling ernstige herhaaldelijke hinder

  • 1.

    De burgemeester beoordeelt of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV. Daartoe wordt informatie ingewonnen bij de melder en worden betrokken professionele partijen bevraagd. Ook een buurtonderzoek behoort tot de mogelijkheden en er wordt wederhoor gevraagd bij de overlastgever om een scherp beeld te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

  • 2.

    Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:79 van de APV.

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 6 Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening.

  • 2.

    Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3.

    De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is of de situatie anderszins door de burgemeester als onhoudbaar wordt beoordeeld, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

Artikel 7 Toepassing van artikel 2:79 van de APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV, wordt zo mogelijk eerst gebruikgemaakt van een andere geschikte wijze om de woonoverlast aan te pakken.

  • 2.

    Als er geen einde komt aan de woonoverlast op een andere geschikte wijze, dan bepaalt de burgemeester in overleg met de eventueel reeds ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:79 van de APV.

  • 3.

    Het beschikken over een deugdelijk dossier vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79 van de APV.

Hoofdstuk 4 Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 8 Waarschuwing (gedragingen in of vanuit de woning of het erf)

  • 1.

    Als het dossier -als bedoeld in artikel 7- de toepassing van artikel 2:79 van de APV rechtvaardigt, dan wordt de overlastgever(s) uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek zal plaatsvinden met de burgemeester en een medewerker van de gemeente Rheden.

  • 2.

    Na het gesprek stuurt de burgemeester een waarschuwing, met de besproken punten zoals in artikel 1 wordt benoemd, aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast.

  • 3.

    De burgemeester zal in de waarschuwing van de veroorzaker van de woonoverlast eisen dat de gedraging(en) die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.

  • 4.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 5.

    De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om tegen het voornemen om een waarschuwing te geven een zienswijze in te dienen.

  • 6.

    Mocht er na de waarschuwing geen woonoverlast meer worden geconstateerd dan wordt er geen gedragsaanwijzing opgelegd. De bestuurlijke waarschuwingsbrief heeft, tenzij anders vermeld, een ‘geldigheidsduur’ van één jaar na dagtekening van de brief.

  • 7.

    Gaat de overlastgever niet in op de uitnodiging voor een gesprek, dan wordt volstaan met het versturen van de waarschuwing.

Artikel 9 Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor bij waarschuwing is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds op grond van artikel 7 en 8 is gevolgd.

  • 3.

    Het opleggen van de gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 2:79 van de APV kan ook gecombineerd worden met een andere geschikte wijze.

Artikel 10 Huisverbod

  • 1.

    De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de veroorzaker van de woonoverlast om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf van waaruit de gedraging(en) plaatsvinden, voor de duur van maximaal tien dagen en bij ernstige vrees voor verdere overtreding te verlengen tot ten hoogste vier weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

Artikel 11 Stappenplan

  • 1.

    De burgemeester hanteert het volgende stappenplan van de in te zetten sanctiemiddelen na het constateren van overtredingen van artikel, eerste lid, 2:79 van de APV:

    Stap 1: bemiddeling.

    Stap 2: een schriftelijke waarschuwing.

    Stap 3: het opleggen van een besluit last onder dwangsom.

    Stap 4: het besluit tot het invorderen van een dwangsom (invorderingsbeschikking).

    Stap 5: het opleggen van een besluit last onder bestuursdwang.

    Stap 6: toepassing van feitelijke bestuursdwang.

    Stap 7: opleggen van een tijdelijk huisverbod.

  • 2.

    De burgemeester gaat alleen over naar de volgende stap wanneer de vorige stap of stappen niet tot het gewenste resultaat heeft geleid en er aantoonbaar nog steeds sprake is van schending van de zorgplicht als genoemd in artikel 2:79, eerste lid, van de APV.

  • 3.

    Als de prikkel om aan de last onder dwangsom te voldoen vanwege beperkte financiële draagkracht bij de inwoner onvoldoende aanwezig is kan de burgemeester stap 3 en 4 verslaan.

Artikel 12 Spoedprocedure

Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, zijn de artikelen 6, eerste en tweede lid en 7 niet van toepassing en kan de burgemeester één stap of meerdere van de in artikel 11 beschreven stappen overslaan.

Artikel 13 Controle op naleving

  • 1.

    De controle op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de toezichthouders die op grond van artikel 6.2 van de APV met het toezicht op de uitvoering van de APV zijn belast.

  • 2.

    Ook kan gebruik worden gemaakt van informatie van melders, omwonenden en betrokken instanties.

Artikel 14 Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 5.000,00 per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 25.000,00 of maximaal € 5.000,00 per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 25.000,00.

Bij de beoordeling van de hoogte van de dwangsom wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van de inwoner en de prikkel die uit moet gaan om de opgelegde maatregel uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 4 juni 2019 nadat deze is bekendgemaakt.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Rheden 2019.

 

Vastgesteld bij besluit van de burgemeester d.d. 7 mei 2019.

De Steeg, 7 mei 2019

De burgemeester voornoemd,

burgemeester.

Naar boven