Aanpak dierplaagbeheersing, een duurzame beheeraanpak voor dierplagen, gemeente Breda

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 4 december 2018 de Aanpak dierplaagbeheersing, een duurzame beheeraanpak voor dierplagen hebben vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De aanpak dierplaagbeheersing wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de aanpak dierplaagbeheersing is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Aanpak dierplaagbeheersing

Een duurzame beheeraanpak voor dierplagen

 

Samenvatting

 

De aanleiding voor deze 'Aanpak dierplaagbeheersing' is een veranderende visie op de aanpak van dierplagen die vastgelegd is in wetgeving.

 

Breda staat voor een duurzaam ecologische beheer met oog voor dierenwelzijn en milieu.

Er zijn situaties waarbij dieren voor overlast of schade kunnen zorgen. Hoewel deze dieren onderdeel uitmaken van de natuur, spreken we in dat geval van plaagdieren. Een groep dieren die als plaagdier wordt gezien is erg divers,en bestaat uit zoogdieren (bijvoorbeeld mol), vogels (bijvoorbeeld gans) en geleedpotigen (bijvoorbeeld eikenprocessierups). Beheersing is nodig om dierplagen te voorkomen. Gemeente Breda wil hierin een voorbeeldfunctie vervullen en wil dit realiseren door het verstrekken van voorlichting en monitoring. Het beheerdoel is dan ook, dat bij het beheersen van dierplagen door de gemeente geen gebruik wordt gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen. Vanuit deze nieuwe aanpak is de voorlichting richting de inwoners erop gericht om geen chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen.

Deze aanpak gaat uit van vijf beheerdoelen.

  • 1.

    van bestrijding naar beheersing;

  • 2.

    preventief;

  • 3.

    duurzaam en maatschappelijk verantwoord (voorbeeldfunctie);

  • 4.

    diervriendelijk en

  • 5.

    ecologisch.

 

Verderop in deze aanpak is de wettelijke verantwoordelijkheid van zowel burger als de gemeente beschreven met betrekking tot de beheersing van dierplagen en wordt de praktische invulling van de gemeentelijke taken in het beslisschema aangegeven.

 

De aanpak bevat een afwegingskader op basis waarvan beheersing wordt uitgevoerd:

  • 1.

    De diersoort

  • 2.

    De omvang van de populatie

  • 3.

    Is er sprake van een gezondheidsrisico

  • 4.

    Is er sprake van schade

  • 5.

    Is er sprake van een veiligheidsrisico

  • 6.

    Is er sprake van een omgevingsrisico

  • 7.

    Is er sprake van een functioneel risico

 

Omdat ratten erom bekend staan dat zij infectieziekten kunnen overdragen en daarmee een risico vormen voor de volksgezondheid, voert de Gemeente Breda zelf de beheersing (preventie en bestrijding) van de ratten zowel op privaat dan wel openbaar terrein. De reden hiervan is dat bij het beheersen van ratten geen scheiding kan worden gemaakt tussen privaat en openbaar terrein.

Na twee jaar komt er een evaluatie van de aanpak op basis van monitoring van de uitvoering.

 

De Gemeente Breda gaat dat realiseren door preventie,goede samenwerking tussen inwoners, partners en gemeente, voorlichting/informatie en educatie. De voorbeeldfunctie die Gemeente Breda hierin vervult, draagt bij aan het duurzaam denken en doen. Kennisontwikkeling door opleiding en certificering voor de uitvoering worden georganiseerd. Monitoring en analyse richten zich op bundeling van gegevens waardoor trends en ontwikkelingen zichtbaar worden.

1 Aanleiding

 

De aanleiding voor deze 'Aanpak dierplaagbeheersing' is een veranderende visie op plaagdier- beheersing. De (juridische) grondslag is vergrendeld in de Wet Gewasbescherming en Biociden.

 

1.1 Visie

Bestrijding van dierplagen zonder dat de oorzaak wordt weggenomen zal niet leiden tot een structurele oplossing. Na het beëindigen van een bestrijding zal een bestreden diersoort opnieuw tot ontwikkeling komen en spoedig weer leiden tot dezelfde overlast. Om die reden moet de aanpak van dierplagen worden uitgevoerd conform de richtlijnen van Integrated Plaagdier Management (IPM) 1 . We spreken dan niet meer van bestrijden maar van beheersen waarbij de nadruk ligt op preventie; duurzaam plaagdierbeheer!

 

We verstaan onder IPM het treffen van de juiste duurzame maatregelen met betrekking tot het beheersen van dierplagen om te voorkomen dat deze kunnen uitgroeien tot een dusdanige populatie dat zij hinder of overlast kunnen veroorzaken of een risico kunnen vormen voor de leefbaarheid, de veiligheid of de gezondheid van mens en dier.

 

Breda staat voor een duurzaam ecologische beheer met oog voor dierenwelzijn en milieu. Bij het beheersen van dierplagen zal dan ook geen gebruik meer worden gemaakt van biociden (chemische bestrijdingsmiddelen).

 

Schematisch kan IPM als volgt worden weergegeven:

Determinatie: het bepalen van de soort

Drempelwaarde: de grens waarboven het aantal plaagdieren niet wordt geaccepteerd Draagkracht: omstandigheden die bepalen of plaagdieren kunnen (over)leven (voedsel, schuilgele- genheid, temperatuur e.d.)

 

1.2 Veranderende wetgeving

Traditioneel worden dierplagen in overlastsituaties ad hoc bestreden door gebruikmaking van biociden. Bestrijding van dierplagen zonder dat de oorzaak wordt weggenomen zal echter niet leiden tot een structurele oplossing.

 

Sinds 1 januari 2017 is het gebruik van biociden buiten alleen toegestaan als uiterste redmiddel. Pas wanneer het treffen van preventieve maatregelen en bestrijding met niet chemische middelen, niet het beoogde resultaat opleveren, is de inzet van biociden onder strikte voorwaarden toegestaan.

Alleen door personen die hiervoor zijn opgeleid en door bedrijven of organisaties die hiervoor zijn gecertificeerd.

De duurzaamheidsvisie Breda 2030 geeft aan hoe Breda vorm geeft aan duurzaamheid (Breda gaat uit van duurzaamheid in de breedte, samen werken aan duurzaamheid, pro-actief en gericht, biodivers, circulair en biobased en verstand boven de norm). Het gebruik van biociden, alleen als uiterst redmiddel, is in lijn met de duurzaamheidsvisie Breda 2030. De gemeente vervult hierin een voorbeeldrol.

2 Inleiding

 

Breda maakt zich sterk voor een duurzaam ecologisch beheer gelet op diersoorten die in- en om de stad leven. Duurzaam ecologisch beheer draagt bij aan de leefbaarheid van een stad. In sommige gevallen moeten hierbij diersoorten worden beheerst. Beheersing kan in sommige gevallen betekenen dat we de aanwezigheid of ontwikkeling van bepaalde diersoorten willen bevorderen, denk hierbij aan vleermuizen. Soms kan het ook betekenen dat juist moet worden ingegrepen om de ontwikkeling van diersoorten tegen te gaan.

 

Het kan voorkomen dat dieren die normaliter onderdeel uitmaken van de leefomgeving, op een gegeven moment te dicht bij de mens komen of dat zij zich tot zodanig grote populaties ontwikke- len dat zij eventueel voor hinder, overlast of schade zorgen. Ze kunnen daarmee de leefbaarheid aantasten, een risico vormen voor onze veiligheid of schade aanbrengen aan onze gebouwen en goederen.

 

Op het moment dat hinder, overlast of schade dreigt te ontstaan, moeten we trachten de ontwikkeling te stoppen en te beheersen. Hiervoor is een afwegingskader opgesteld. Bij het beheersen van dierplagen zullen geen biociden worden ingezet en hebben dierenwelzijn en bescherming van het milieu een hoge prioriteit. Inwoners kunnen op privaat terrein regelmatig geconfronteerd worden met overlast van diverse diersoorten. Door voorlichting/informatie tracht de gemeente ook haar inwoners te bewegen tot het treffen van preventieve maatregelen en om geen gebruik te maken van biociden ingeval een dierplaag moet worden beheerst. Deze aanpak gaat over alle dieren (de groep plaagdieren is divers en bestaat uit zoogdieren, vogels en geleedpotigen) en gaat uit van de beleidslijnen die zijn vastgesteld in de duurzaamheidsvisie ‘Breda 2030’ waaronder ook valt de nota ‘dierenwelzijn’. Meldingen van zwerfdieren gaan via dierenopvangcentrum Breda.

3 Beheeraanpak dierplagen; vijf beheerdoelen

De beheeraanpak van dierplagen heeft vijf beheerdoelen:

 

3.1 Van bestrijding naar beheersing

Dieren maken onderdeel uit van onze leefomgeving. In sommige gevallen komen deze dieren zo dicht bij ons in de buurt of ontwikkelen zij zich tot dusdanig grote populaties, dat ze hinder, overlast of schade veroorzaken. In veel gevallen creëren we als mens zelf gunstige

omstandigheden die hiervoor zorgen. Vanuit ieder zijn verantwoordelijkheid (burgers, woningbouwvereniging(en), en gemeente) wil Gemeente Breda overlast van dieren zo veel mogelijk voorkomen door in te zetten op preventie en voorlichting waarmee bestrijding kan worden voorkomen.

 

3.2 Preventief

Voorkomen dat dierplagen zich ontwikkelen door het treffen van preventieve maatregelen. Wegnemen van schuil- en ontwikkelplaatsen van voedsel vallen hieronder.

De preventieve aanpak vraagt om:

  • melden; een laagdrempelig meldpunt voor inwoners met duidelijke uitleg wat met de melding gedaan gaat worden. Geen meldingen > geen analyse > geen beheersing.

  • analyse: meldingen dienen continu te worden geanalyseerd zodat het functioneert als early warning systeem

  • voorlichting/educatie; inwoners voorlichten over de leefwijze en de preventie van plaagdieren en over hun eigen verantwoordelijkheid hierin.

     

3.3 Duurzaam; voorbeeldrol

Duurzame plaagdierbeheersing wil zeggen dat je uitgaat van het beïnvloeden van omgevingsfacto- ren (zoals hygiëne en menselijk gedrag) en het aanbrengen van mogelijke wering (wegnemen dichte begroeiing, afsluiten van roosters) en alternatieve middelen en methoden. Doordat de gemeente inzet op preventie zullen geen situaties ontstaan waar dieren hinder, overlast of schade veroorzaken, zodat bestrijding van dieren niet nodig is. Gemeente Breda wil een voorbeeldrol vervullen en zal bij het beheersen van dierplagen, uitgezonderd in een noodsituatie, geen gebruik maken van biociden. Wettelijk geldt de verplichting om preventief te werken (zie IPM-schema in paragraaf aanleiding). Als er overlast ontstaat moeten er duurzame maatregelen genomen worden om de overlast op te lossen maar ook om herhaling in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.

 

3.4 Diervriendelijk

Dierplaagbeheersing heeft als uitgangspunt de in de inleiding omschreven uitgangspunten welke in lijn zijn met de duurzaamheidsvisie 2030 (zie bijlage 1).

Sinds 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht. In deze wet is vastgelegd welke diersoorten bij wet beschermd zijn. Rijk en Provincie kunnen soorten aanwijzen die een uitzonde- ring vormen op de geldende wetgeving. Wanneer beheersing van een beschermde soort toch nodig is, is een ontheffing verplicht welke wordt afgegeven door de provincie.

In deze wet is bepaald dat onnodig dierenleed bij bestrijding van plaagdieren voorkomen moet worden en je het bestaan van een diersoort niet moeilijker mag maken, de zogenoemde zorgplicht 2 .

 

3.5 Ecologisch beheer

De gemeente wil om duurzaamheid te bevorderen de biodiversiteit versterken ( bijvoorbeeld door herintroductie van vaste planten en het planten van kruidenmengsels en bloembollen) en geen gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen.

Het ecologisch beheer en de nieuwe aanpak van dierplagen heeft als eindresultaat dat er besef is dat dit ecosysteem gedeeld moet worden met dieren (waaronder ratten). Dat maakt dat er sprake is van een duurzame aanpak van dierplagen. Hiervoor is in deze aanpak een afwegingskader gemaakt voor de professional. Het afwegingskader is met de professional van ecologie en beheersing gemaakt en door middel van casussen getoetst.

4 Verantwoordelijkheidsladder

4.1 Verantwoordelijkheid met betrekking tot beheersen van plaagdieren

Private partijen (particuliere woningbezitters, woningbouwcorporaties, bedrijven e.d.) hebben een eigen verantwoordelijkheid gelet op de preventie en beheersing van dierplagen. Dit geldt voor hun eigen woning of gebouw en hun eigen terrein. Wanneer een woning wordt gehuurd geldt er een gedeelde verantwoordelijkheid. Deze is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (lijst kleine herstellin- gen).

 

Gemeenten hebben een zogeheten zorgplicht 3 . Met het oog hierop heeft een gemeente de taak om op te treden:

  • In de openbare ruimte als er sprake is van een algemeen belang voor de volksgezondheid of de leefbaarheid.

  • Op privaat terrein op het moment dat de leefbaarheid wordt aangetast door toedoen van derden en waar betrokken partijen onderling niet tot een oplossing komen

  • In, op en rond gemeentelijk eigendom zoals gemeentelijk vastgoed en gronden

     

4.2 Ratten

4.2.1 Ratten algemeen

Gelet op het risico voor de volksgezondheid gaat de aanpak apart in op de beheersing van ratten. Wanneer we spreken over het beheersen van ratten, hebben we het over bruine en zwarte ratten. Bruine ratten zijn algemeen voorkomend in Nederland. Het zijn zogeheten cultuurvolgers. Dit betekent dat zij de mens volgen; daar waar mensen leven, zullen ook ratten aanwezig zijn. Zij voeden zich vooral met (afval)producten die we als mens achterlaten en zij ontwikkelen zich en houden zich schuil op plaatsen die we als mens voor hen creëren. De mens is er zich echter niet van bewust dat een bepaalde vorm van handelen oorzaak kan zijn van aanwezigheid van ratten.

Mede doordat ratten zich razendsnel kunnen ontwikkelen en daarom in korte tijd een plaag kunnen vormen, en het feit dat ratten dragers zijn van ziektekiemen en daarmee de oorzaak kunnen zijn voor het veroorzaken van infectieziekten, wil Gemeente Breda zelf de regie houden over de beheersing van ratten zowel op openbaar terrein als op privaat terrein.

Zwarte ratten worden in Breda niet waargenomen. Op het moment dat zwarte ratten worden gesignaleerd, zal Gemeente Breda handelen als in geval van bruine ratten.

4.2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid

De preventie en bestrijding van ratten is een gemeentelijke taak die verankerd is in de Woningwet (artikel 92) en in de gemeentewet (artikel 125), wet publieke gezondheid (artikel 6).

De Woningwet maakt het mogelijk dat het Bouwbesluit en Bouwverordening voorschriften bevat over het zodanig gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein dat overlast door schadelijk of hinderlijk gedierte wordt voorkomen.

De Wet Publieke Gezondheid §4. Infectieziektebestrijding artikel 6 schrijft voor, dat het college zorg draagt voor de uitvoering van bestrijding van algemene infectieziekten, waaronder in ieder geval behoort het nemen van preventieve maatregelen.

De Wet Milieubeheer schrijft voor dat de omgevingsvergunning eisen met betrekking tot ongedierte kan omschrijven.

 

4.3 Flowsheet

De gemeentelijke taken met betrekking tot dierplaagbeheersing is schematisch weergegeven in de flowsheet:

 

Beslisschema beheersing

4.4 Afwegingskader

Bij de afweging of al dan niet beheersing moet worden uitgevoerd zal toetsing plaatsvinden op:

  • 1.

    De diersoort;

    de diersoort bepaalt of en zo ja welke beheersmaatregelen getroffen kunnen worden.

  • 2.

    De omvang van de populatie;

    soms veroorzaakt 1 individu zo veel overlast dat beheersing noodzakelijk is, in andere gevallen kan een populatie bestaan uit om duizenden exemplaren

  • 3.

    Is er sprake van een gezondheidsrisico;

    onder bepaalde omstandigheden kunnen ratten een bedreiging vormen voor de volks- gezondheid.

  • 4.

    Is er sprake van schade;

    dierplagen, als voorbeeld knaagdieren kunnen schade aanrichten aan goederen en gebouwen

  • 5.

    Is er sprake van een veiligheidsrisico;

    wanneer dierplagen een risico vormen voor onze veiligheid, denk aan ganzen in het verkeer, kan beheersing noodzakelijk zijn

  • 6.

    Is er sprake van een omgevingsrisico;

    plaagdieren kunnen in een bepaalde omgeving voor dusdanige overlast zorgen dat beheersing noodzakelijk is, denk aan konijnen in een park

  • 7.

    Is er sprake van een functioneel risico;

    plaagdieren kunnen er de oorzaak van zijn dat de functie van bv. een omgeving wordt aange- tast. Zo kunnen mollen op een sportpark het sporten onmogelijk maken waardoor beheersing noodzakelijk is.

5 Hoe gaat Breda dit organiseren?

5.1 Organisatie

5.1.1 Organisatieschema

Hieronder staat het organisatieschema voor de plaagdierbeheersing.

5.1.2 Voorlichting en communicatie

Voorlichting aan de Bredanaars zorgt ervoor dat zij kennis krijgen over een diersoort. Informatie over biologie, leefwijze en eventuele oorzaken van overlast en wat men er zelf aan kan doen om overlast te voorkomen. Kennis leidt tot bewustwording, tot (in)zien. Pas op het moment dat men bewust is van de oorzaak van overlast zal men open staan voor het treffen van preventieve maatregelen.

Om ook inwoners van Breda over ‘duurzaam plaagdierbeheer’ te informeren brengt

Gemeente Breda via diverse kanalen de aanpak dierplaagbeheersing onder de aandacht. Kanalen die hiervoor zullen worden gebruikt zijn:

  • de gemeentelijke website waarop de inwoner wordt doorverwezen naar een databank met hierin informatie over de meest voorkomende diersoorten waarmee inwoners in aanraking kunnen komen.

  • door een goede instructie aan servicepunt.

  • social media waaronder de facebookpagina van de gemeente, Twitter, et cetera.

  • door plaatsing van periodieke berichten in o.a. wijkbladen om inwoners te informeren over de actualiteit over diersoorten die op dat moment eventueel voor overlast zouden kunnen zorgen.

Door het plaatsen van een link naar de databank op de gemeentelijke website, hebben inwoners toegang tot informatie over de meest voorkomende diersoorten waarmee zij in aanraking kunnen komen. Daar waar de informatieverstrekking over ratten vooral is gericht op de preventie van verspreiding van infectieziekten, is de informatie over de overige diersoorten gericht op duurzaam- heid, preventie en terugdringen van het gebruik van biociden. Ook worden inwoners doorverwezen naar deskundige instanties (zoals GGD met het oog op teken) en andere verdiepingssites zoals muggenradar voor informatie over muggen.

 

In voorbereiding of tijdens het uitvoeren van een beheersingsactie kunnen door de gemeente communicatiemiddelen worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn bordjes die aanwijzen dat er geen voedingsmiddelen moeten worden weggegooid en kunststof lint met de aanduiding ‘eikenprocessierups’ om mensen te attenderen op de aanwezigheid van eikenprocessierupsen.

 

In samenwerking met scholen en verenigingen zal gekeken worden of en welke educatie kan bijdragen aan de kennis bij kinderen en ouders. De educatie richt zich op 'way of life van mens & dier in de stad', bijvoorbeeld door uitleggen van effect van voeren op aantal dieren, en ecologie.

O.a. Boerderij Wolfslaar kan hierin een voorlichtende en educatieve rol spelen.

5.1.3 Meldpunt

Voor beheersing is monitoring noodzakelijk om inzicht te krijgen in de locatie en in de grootte en eventuele toename van een populatie. Om die reden is het van groot belang dat inwoners melding doen wanneer overlast wordt ervaren. Gemeente Breda zal het melden stimuleren. Meldingen kunnen worden doorgeven:

  • telefonisch via 14 076,

  • via digitale kanalen van de gemeente.

Monitoring van ratten is ook mogelijk door middel van video-monitoring. Op voor ratten kritische plaatsen, kunnen kasten met camera’s worden geplaatst welke op basis van ‘remote control’ (op afstand) kunnen worden gemonitord. Omdat hierbij niet permanent klemmen hoeven te worden geplaatst wordt bijvangst van dieren die niet het doelwit zijn voorkomen en kan de controlefre- quentie worden verlaagd.

 

De meldingen komen op één centraal punt samen, en zijn zo beschikbaar voor een medewerker van Gemeente Breda, deskundige op het gebied van het beheersen van dierplagen. Deze deskundige analyseert de meldingen en beoordeelt welke actie ondernomen moet worden.

5.1.4 Analyse en beoordeling

Een deskundige van de gemeente analyseert de meldingen. Uitgangspunt is dat niet iedere melding wordt bezocht maar dat de analyse bepaalt of een bezoek ter plaatse noodzakelijk is.

5.1.5 Contact met melder

Wanneer uit analyse blijkt dat een bezoek noodzakelijk is, wordt contact opgenomen met de melder.

5.1.6 Beheersing door middel van preventie

Een contact start altijd met een beoordeling van de situatie ter plaatse. Hierbij wordt nagegaan of preventieve maatregelen voldoende zijn uitgevoerd. Voordat gestart wordt met welke vorm van beheersing dan ook, dienen deze maatregelen te zijn getroffen.

5.1.7 Beheersing

Wanneer de preventieve maatregelen die zijn genomen niet een gewenst resultaat opleveren, wordt beoordeeld welke maatregelen noodzakelijk zijn en wordt bepaald welke vorm van beheersing de beste optie is. Hierbij gebruiken we geen biociden.

5.1.8 Nazorg

Nazorg is noodzakelijk om daadwerkelijk vast te stellen dat de ondernomen actie heeft geresulteerd in het oplossen van de overlast.

5.1.9 Gemeentelijk vastgoed en het beheersen van dierplagen

Gemeente Breda heeft ook eigen vastgoed en terreinen in beheer en in gebruik. Gemeente Breda zal de plaagdierbeheersing in en rond deze gebouwen en op eigen terreinen in eigen beheer uitvoeren op de wijze die deze aanpak beschrijft. De gemeente geeft hiermee invulling aan haar voorbeeldfunctie zoals beschreven in haar duurzaamheidsvisie. Zij doet dit door haar eigen medewerkers hierover te instrueren en de uitvoering van hun werkzaamheden hierop aan te passen.

 

5.2 Beheersen van ratten

Om het doorgeven van meldingen zo veel mogelijk te stimuleren wordt ook het beheersen van ratten op privaat terrein uitgevoerd door eigen medewerkers die hiervoor zijn opgeleid. Gegevens afkomstig van de monitoring en analyse kunnen zo nodig worden afgezet tegen de resultaten van andere monitoringssystemen zoals die van RIVM en het samenwerkingsverband van diverse gemeenten in Noord- en Midden Limburg (zwarte rat) zodat mogelijk trends zichtbaar worden.

 

Gemeente Breda beschikt over medewerkers die zijn opgeleid als erkend plaagdierbeheerser. Zij zijn dan ook in staat en zullen worden ingezet om deskundig advies te geven met betrekking tot preventie en eventuele bestrijding. In veel gevallen zullen maatregelen door inwoners zelf kunnen en moeten worden getroffen. Het advies dat met het oog hierop wordt verstrekt is gericht op preventie en op maatregelen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van biociden.

5.2.1 Noodsituatie

Ondanks het feit dat preventie het uitgangspunt is om aanwezigheid of overlast van ratten te voorkomen, is niet uitgesloten dat er zich situaties kunnen voordoen dat, ondanks het treffen van alle noodzakelijke werings- en beheersingsmaatregelen, het beoogde resultaat niet wordt behaald en inzet van biociden noodzakelijk is.

5.2.2 Vakbekwaamheid medewerkers

Om het mogelijk te maken dat de plaagdierbeheerser in geval van een noodsituatie biociden kan toepassen bij de bestrijding van ratten buiten gebouwen, zullen de medewerkers hiervoor worden opgeleid en zal de gemeente zich hiervoor laten certificeren.

 

De interne organisatie zal uitgerold gaan worden conform de uitgangspunten in deze aanpak. Afstemming en werkwijze worden vastgelegd. Georganiseerd gaat worden dat alle medewerkers die zich bezig houden met de preventie en bestrijding van dierplagen voorzien zijn van een geldig vakbekwaamheidsbewijs. Tevens zijn deze medewerkers opgeleid om buiten biociden toe te passen voor de bestrijding van ratten (zie bijlage 2 voor werkprocedure ratten).

6 Implementatie en Evaluatie

Nadat deze aanpak definitief is vastgesteld zal deze worden geïmplementeerd. De gemeente gaat beheersen zoals omschreven in deze aanpak. In de daaropvolgende 2 jaar zal de uitvoering ervan worden gevolgd en zal aan het eind van deze periode een tussentijdse evaluatie plaatsvinden op effectiviteit en efficiëntie.

Naar boven