Gemeenteblad van Rijssen-Holten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2019, 122006 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2019, 122006 | Verordeningen |
Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2019
Het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten;
gelet op artikel 4 lid 2 van de re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2017;
1. Het uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2017 per 1 juni 2019 intrekken,
2. Het uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2019 vaststellen en in werking laten treden op 1 juni 2019.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in de wet, artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of personen zoals beschreven in artikel 10d, lid 2 van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, dan wel het minimum-uurloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;
Indien de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van een voorziening, de verplichtingen zoals genoemd in de afgesloten trajectovereenkomst verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak op vakantietoeslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag
De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
Artikel 7 Persoonlijke ondersteuning (Jobcoaching)
Om de noodzaak van inzet jobcoaching vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de ondersteuning niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
De noodzaak van de voorziening persoonlijke ondersteuning wordt ieder half jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan de ondersteuning steeds met een halfjaar verlengd worden tot maximaal 2 jaar in totaal. Een verlenging van deze ondersteuning na 2 jaar kan uitsluitend plaatsvinden op aanvraag, tot maximaal totaal 3 jaar. Ook dan zal de noodzaak beoordeeld worden. De mate van begeleiding wordt bepaald door de arbeidsdeskundige. Deze beoordeelt aldus de noodzaak, de duur en de omvang van de betreffende voorziening.
Het college besluit, op advies en in overleg met de werknemer, werkgever en jobcoach wat de noodzakelijke ureninvestering is. Daarbij gelden onderstaande bedragen als maximumbedragen die geïnvesteerd kunnen worden in jobcoaching, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen een licht en midden ondersteuningsregime (afhankelijk van ondersteuningsbehoefte van de werknemer).
Om de noodzaak van een werkplekaanpassing vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de aanpassing of hulpmiddel niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
Er moet sprake zijn van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het behoort tot de mogelijkheden werkplekaanpassing al toe te kennen gedurende de werkstage of proefplaatsing, op voorwaarde dat schriftelijk de intentie is verstrekt dat na deze periode er een arbeidsovereenkomst volgt;
Indien uit medisch onderzoek, uitgevoerd door een door de gemeente te bepalen onafhankelijke organisatie, blijkt dat belanghebbende niet staat is om te fietsen, kan het college besluiten de duur van de reiskostenvergoeding te continueren tot maximaal de duur van het inburgeringstraject, opleiding of re-integratietraject.
Artikel 10 Beschutte baan en wachtlijstbeheer
Artikel 11 Begeleidingskosten beschut werk
De noodzaak van de voorziening begeleidingskosten beschut werk wordt 1 x per 3 jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan inzet van de voorziening begeleidingskosten beschut werk steeds met 3 jaar worden verlengd. De noodzaak van de begeleiding wordt in combinatie met een loonwaardemeting bepaald door de arbeidsdeskundige.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
Het uitvoeringsbesluit re-integratieverordening gemeente Rijssen-Holten 2017 wordt per 1 juni 2019 ingetrokken.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 19 april 2019.
A.C. van Eck A.C. Hofland
secretaris burgemeester
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in het uitvoeringsbesluit voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2015.
Artikel 2 Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden
Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden zijn conform het vastgestelde beleidsplan Participatiewet geen prioritaire doelgroep. Op grond van deze keuze biedt het college deze doelgroep een limitatief aanbod van voorzieningen aan. Bij het aanbieden van re-integratie voorzieningen voor deze doelgroep wordt een afweging gemaakt tussen de op korte termijn te verwachten baten en kosten van de in te zetten voorziening, waarbij de goedkoopste adequate voorziening het uitgangspunt is.
Het college vindt het van belang dat instroom in de uitkering van een werkzoekende afkomstig van een PrO, VSO of ROC-entree onderwijs zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Juist voor deze groep moet worden ingezet op zo mogelijk directe doorstroom van school naar werk. Daarom is besloten dat de beperkingen als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing zijn op schoolverlatende leerlingen afkomstig van het PrO, VSO of ROC-entree onderwijs.
Voor het aanvragen van een voorziening dient de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld.
Artikel 3 Eigen bijdrage kosten voorziening
In aansluiting op het percentage dat gehanteerd wordt in het minimabeleid heeft het college besloten om de aanvrager van een voorziening (indien dit een voorziening betreft zoals vermeld in artikel 2 lid 3 van dit uitvoeringsbesluit) met een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm een eigen bijdrage te laten voldoen. Het beperken van drempels zal bijdragen tot vergroting van de arbeidsparticipatie op de regionale arbeidsmarkt. Reden waarom is gekozen voor een eigen bijdrage ter hoogte van een percentage van 10% van het (gezins)inkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.
Van anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden mag verwacht worden dat zij gebruik maken van een voorziening om hiermee hun mogelijkheden tot inschakeling in de arbeidsmarkt te vergroten. Het college maakt kosten ter financiering van de voorziening. Van de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde mag dan ook een actieve houding worden verwacht. Tevens mag van de anw-er of niet-uitkerings-gerechtigde verwacht worden zich te houden aan de verplichtingen. Wanneer de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde deze verplichtingen verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Geen terugvordering vindt plaats als alle verwijtbaarheid ontbreekt of als geen actie ondernomen wordt de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde te houden aan zijn trajectverplichtingen. Kosten van de voorziening behoudens voor zover het betreft de vastgestelde eigen bijdrage die door de gemeente gemaakt zijn op grond van door de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Om rechtsgelijkheid te bevorderen stelt het college de hoogte van het terug te vorderen bedrag gelijk aan de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde in vergelijkbare situatie. Indien dit bedrag hoger is dan de kosten van de voorziening behoudens voor zover het betreft de vastgestelde eigen bijdrage wordt hiervan afgeweken. Indien de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde niet tijdig het terugvorderingsbedrag betaalt zal met betrekking tot de invorderingskosten worden aangesloten bij de werkwijze die wordt gehanteerd bij de terugvordering van kosten van bijstand.
Artikel 5 Arbeidsdeskundig onderzoek
Een arbeidsdeskundig onderzoek kan gestart worden op verzoek van de belanghebbende, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben, maar ook op initiatief van het college, als er daar een vermoeden is van beperkingen voor de arbeidsinschakeling. Een arbeidsdeskundig onderzoek kan bestaan uit een medisch onderzoek en een psychodiagnostisch onderzoek. Het doel van het onderzoek is om enerzijds vast te stellen of er inderdaad sprake is van dergelijke beperkingen. Anderzijds wordt een advies gegeven op welke wijze arbeidsinschakeling misschien wel (in deeltijd) tot de mogelijkheden behoort.
Artikel 8 van de re-integratieverordening Participatiewet 2017 beschrijft de vorm van loonkostensubsidie voor de doelgroep loonkostensubsidie. Als aanvulling op artikel 8 van deze verordening zijn de uitvoeringsregels in dit artikel opgesteld. Hierbij is het van belang dat ook onderzoek plaats vindt naar een mogelijke aanspraak op mobiliteitsbonus.
Van de werkgever die een aanvraag om loonkostensubsidie doet, wordt verwacht dat de werkzoekende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden.
De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op de resultaten uit een loonwaarde meting.
Dit is niet het geval indien het college ten behoeve van arbeidsplaatsen gedurende de eerste zes maanden gebruik maakt van de mogelijkheid om een forfaitaire loonkostensubsidie (50% bruto WML) toe te kennen.
De werkgever wordt door middel van loonkostensubsidie gecompenseerd in de ontbrekende loonwaarde van de werkzoekende. De wetgever heeft bepaald dat de maximale loonkostensubsidie niet meer mag bedragen dan 70% van het bruto wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
De herbeoordelingsfrequentie van de loonwaarde wordt door middel van een loonwaardemeting afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelingsmogelijkheden.
De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie betreft een generieke regeling omdat ieder bedrijf of iedere onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een werkzoekende uit de doelgroep loonkostensubsidie uit de gemeente Rijssen-Holten in dienst neemt.
De algemene rechtsgrond voor het terug- en invorderen van subsidie is geregeld in artikel 4:57 Awb. Artikel 6 lid 11 van dit uitvoeringsbesluit geeft het college de bevoegdheid voor het kunnen terug- en invorderen van onverschuldigd betaalde loonkostensubsidie aan een werkgever.
Artikel 7 Persoonlijke ondersteuning (Jobcoaching)
Een Jobcoach begeleidt een persoon (werknemer ) met een structurele functionele beperking of behorende tot de doelgroep loonkostensubsidie gedurende een maximale periode bij het verrichten van zijn taken op de werkplek. Verder is van belang dat de ondersteuning noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten. De Jobcoach begeleidt naast de werknemer ook zijn werkgever.
De voorziening persoonlijke ondersteuning (Jobcoaching) heeft ten doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn (zie TK 2013–2014, 33 161, nr. 107, p. 115).
Aan het einde van een geslaagde Jobcoaching kan de werknemer zelfstandig zijn werk uitvoeren en/of is de werkgever zelf in staat de werknemer te begeleiden op zijn werkplek. Jobcoaching heeft tot doel om de werknemer te ondersteunen bij het verrichten van de aan de persoon opgedragen taken. De bedoeling is om mensen met beperkingen te ondersteunen bij het behouden van werk.
Doelgroep(en) waarvoor Jobcoaching kan worden ingezet
Jobcoaching kan worden ingezet voor de volgende twee doelgroepen:
• Personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid1, sub e van de Participatiewet .
• Personen met een arbeidsbeperking die wel in staat zijn het WML te verdienen, waarvoor geen loonkostensubsidie wordt ingezet, maar voor wie de inzet van Jobcoaching (als werkvoorziening) noodzakelijk is. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om personen met een medische urenbeperking of de WSW-doelgroep.
Behoort een persoon tot de doelgroep, dan dient de dienstbetrekking aan de volgende voorwaarden te voldoen alvorens Jobcoaching kan worden ingezet:
• de duur van de dienstbetrekking bedraagt ten minste 6 maanden. Indien er aan de dienstbetrekking een werkstage of proefplaatsing voorafgaat kan Jobcoaching ook al worden ingezet op voorwaarde dat er de intentie is om na de werkstage of proefplaatsing een dienstbetrekking van ten minste 6 maanden aan te gaan met betreffende persoon; en
• Er is sprake van een dienstbetrekking van ten minste 12 uur per week.
De Jobcoach wordt ingezet vanaf moment van plaatsing op regulier werk (vanaf de eerste dag dat het arbeidscontract inwerking treedt). Het is uiteraard toegestaan dat de Jobcoach vooraf, ter voorbereiding van de eerste werkdag, contact heeft met de werknemer om zaken af te stemmen, eventueel een begeleidingsplan op te stellen en kennis te maken.
Aanvullend op bovenstaande is het ook mogelijk, indien van toepassing, de jobcoach in te zetten bij een werkstage of proefplaatsing. Dit wordt ook aangeraden vanuit de ervaring dat hierdoor de kans op succes en daarmee doorstroming naar regulier werk toeneemt.
Duur en intensiteit van de inzet & wijze van inzet
Voor de inzet van de Jobcoach wordt aangesloten bij de begeleidingsniveau‘s “licht” en “midden” die het UWV hanteert. Het begeleidingsniveau kan bepaald worden via een loonwaarde meting (of afzonderlijke meting door een externe). De bedragen zoals opgenomen in onderstaand tabel betreffen het maximumbedrag dat kan worden ingezet voor Jobcoaching. De begeleidingsniveaus worden toegepast ongeacht of jobcoaching geregeld wordt door de gemeente of door de werkgever.
Het instrument Jobcoaching kan voor maximaal vier keer een half jaar toegekend worden (maximaal 2 jaar). Uitgangspunt is dat de werknemer binnen maximaal 2 jaar na indiensttreding en/of na start van de Jobcoaching geacht wordt om zijn werk zelfstandig te kunnen uitvoeren. Ieder half jaar wordt geëvalueerd of Jobcoaching nog langer noodzakelijk is.
Mocht het begeleidingsniveau “midden” niet voldoende blijken te zijn dan zijn de extra kosten voor eigen rekening van de werkgever. Ook zijn de kosten van Jobcoaching voor eigen rekening van de werkgever indien Jobcoaching na 2 jaar nodig blijft.
Optioneel kan in specifieke gevallen (hierbij is dus sprake van maatwerk, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte) de mogelijkheid geboden worden de inzet van het instrument Jobcoaching met nog een twee keer een half jaar (tot maximaal 3 jaar) te verlengen. Hiermee wordt aangesloten op het aanbod Jobcoaching vanuit het UWV.
Jobcoaching kan ook worden ingezet bij de voorziening beschutte baan (artikel 10). Op basis van ervaringen zal worden bezien in hoeverre jobcoaching daarbij structureel moet worden ingezet.
Max. 3 mnd. 1ste ½ jaar 2de ½ jaar 3de ½ jaar 4de ½ jaar Optioneel
5de ½ jaar Optioneel 6de ½ jaar
Licht € 675,- € 1.350,- € 1.350,- € 700,- € 700,- € 700,- € 700,-
Midden/Zwaar € 1.125,- € 2.250,- € 2.250,- € 1.350,- € 1.350,- € 700,- € 700,-
Max. 3 mnd. 1ste ½ jaar 2de ½ jaar 3de ½ jaar 4de ½ jaar Optioneel
5de ½ jaar Optioneel 6de ½ jaar
Midden/Zwaar 15 30 30 18 18 9 9
• De bedragen zijn exclusief eventuele verschuldigde BTW.
• Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de persoon minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld.
• De gemeente is vrij in het bepalen van het beoordelingskader met betrekking tot welk begeleidingsniveau (licht of midden) van toepassing is op een werknemer. En de vraag of het volledige dan wel een deel van het bedrag beschikbaar wordt gesteld (uurtarief * benodigde uren inzet).
• De reistijd/reiskosten van woon-werkverkeer kunnen niet bij de gemeente in rekening worden gebracht door de Jobcoach(organisatie) of werkgever. Deze zijn voor eigen rekening van de Jobcoach(organisatie)/werkgever.
• Wanneer de werkgever besluit zelf een jobcoach in te huren bij een jobcoachorganisatie dan wordt hieraan de volgende eisen gesteld:
a) een training gevolgd om werknemers met structureel functionele beperkingen te begeleiden op de werkplek;
b) aantoonbaar ervaring met het geven van werkinstructies;
c) aantoonbaar ervaring met de werkzaamheden die de persoon dient uit te voeren; en
d) voor een deel van zijn werkuren vrijgesteld om de begeleiding op zich te kunnen nemen.
Als de werknemer die behoort tot de doelgroep Participatiewet vanwege de ziekte of handicap hulpmiddelen of ondersteuning nodig heeft op de werkplek kan de werknemer voor de aanschaf daarvan aanspraak op de voorziening werkplekaanpassing. Hierbij is het belang dat de aanpassing of hulpmiddel noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die aanpassing of hulpmiddel in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten.
In dit artikel zijn de voorwaarden gesteld die verband houden met de aanspraak op de voorzieningen gericht op aanpassing van de werkplek. Deze (niet-meeneembare) voorzieningen zullen normaal gesproken door de werkgever worden aangevraagd, dan wel bij plaatsing van de werkzoekende worden ingezet.
In haar kamerbrief van 30 juni 2014 heeft de staatssecretaris het volgende opgenomen:
"Met de invoering van de Participatiewet zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van voorzieningen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat hierbij om hulpmiddelen die niet standaard beschikbaar zijn binnen een bedrijf (de zogenoemde meeneembare voorzieningen), bijvoorbeeld orthopedische werkschoenen, specifieke bureau- en werkstoelen, of brailleapparatuur. Omdat het ook hier gaat om een klein aantal gebruikers en veelal zeer specifieke producten, hebben de leden van de VNG eveneens besloten om deze voorzieningen landelijk te coördineren."
Dit artikel verwijst naar de uitvoering van deze afspraken.
Taakstelling vergunninghouders
De gemeente Rijssen-Holten heeft een taakstelling met betrekking tot het bieden van huisvesting aan vergunninghouders. Vergunninghouders zijn “verblijfsgerechtigde vreemdelingen die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten dan wel beschikken over een op grond van een asielaanvraag verleende vergunning of over een voorwaardelijke vergunning tot verblijf”. Vergunninghouders moeten inburgeren: Nederlands leren spreken en leren hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit.
Er zijn meerdere manieren waarop dit inburgeren kan plaatsvinden: er kan een beroepsopleiding gevolgd worden, er kan Staatsexamen worden afgelegd en men kan naar een inburgeringscursus gaan. Inburgeringscursussen en Nederlandse taallessen worden aangeboden door een officiële onderwijsinstelling. Het inburgeringsexamen moet binnen drie jaar afgelegd worden. Indien dit niet gehaald wordt, moet er een herexamen worden afgelegd, net zo lang totdat men slaagt voor het inburgeringsexamen.
Inburgeraars kunnen een lening afsluiten voor taalscholing bij Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). In de reiskosten wordt door DUO echter niet voorzien.
Normaal gesproken wordt iedere burger geacht eventuele reiskosten zelf te bekostigen uit middelen voor levensonderhoud. Reiskosten worden zogezegd gezien als algemene kosten en niet als bijzondere kosten.
Vergunninghouders hebben meestal een inkomen op bijstandsniveau en in bijna alle situaties is een lening voor inrichtingskosten verstrekt. De maandelijkse aflossing van deze lening bedraagt 6% van de bijstandsnorm. Door de aflossing op deze lening is er geen financiële ruimte in de middelen voor levensonderhoud om zelf de reiskosten te betalen die gepaard kunnen gaan met het volgen van een inburgeringscursus. Tevens kan gesteld worden dat niet iedere burger vanwege een inburgeringsplicht te maken krijgt met deze (extra) kosten.
Bij een reisafstand van minder dan twee kilometer wordt belanghebbende geacht deze afstand per voet te kunnen afleggen en komt hij of zij niet in aanmerking voor een reiskostenvergoeding.
Het college kan aan personen die behoren tot de doelgroep Participatiewet die niet kunnen fietsen fietslessen aanbieden. Voor aanschaf van een fiets kan een beroep op de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen worden gedaan.
Om te voorkomen dat vergunninghouders geen taalscholing c.q. een inburgeringscursus volgen omdat zij de reiskosten naar de onderwijsinstelling niet kunnen dragen, en dit daarmee ook een belemmering gaat vormen voor het deelnemen aan een re-integratietraject of het uitstromen naar betaalde arbeid, is in dit artikel vastgelegd dat vergunninghouders voor deze specifieke reiskosten een vergoeding kunnen aanvragen.
De vergoeding van reiskosten wordt gebaseerd op de goedkoopste wijze van reizen. Hierbij gaat het college ervan uit dat de afstand tussen het woonadres naar het dichtstbijzijnde station en het dichtstbijzijnde station bij het adres van de onderwijsinstelling indien dit niet meer dan 10 kilometer bedraagt lopend of per fiets kan worden afgelegd.
Voor de berekening van de vergoeding wordt van de belanghebbende een aanwezigheidsbewijs van de onderwijsinstelling alsmede de bewijsstukken van de gemaakte reiskosten (dus bus- en/of treintickets, uitdraai OV chipkaart) verlangt.
Artikel 10 Beschutte baan en wachtlijstbeheer
Het werkproces voor plaatsing in een beschutte baan, is afhankelijk van wie het initiatief neemt en de doelgroep waaruit de kandidaat afkomstig is. Regionaal is een werkwijze ontwikkeld waarin beide processen in elkaar schuiven:
1 Voorselectie Het college maakt een voorselectie uit eigen bestand met grote afstand tot de arbeidsmarkt en kan voor een goede diagnose gebruik maken van een test- en training programma (zoals ook vermeld bij stap 6). UWV heeft primair de opdracht om indicatieaanvragen van burgers en gemeenten af te wikkelen. Verder wordt de mogelijkheid voor nieuw beschut meegenomen in de reguliere gesprekken met klanten.
2 Aanmelding Het college draagt personen uit de voorselectie aan bij het UWV voor indicatieadvies. Burger meldt zich bij UWV met aanvraag om indicatie voor beschut werken.
3 Communicatie Indien een uitkeringsgerechtigde zich meldt, maar niet door college is voorgedragen, vindt overleg met de aanvrager plaats. UWV informeert de gemeente direct bij melding van zelfmelders voor indicatieadvies en zet het indicatieproces in werking.
4 Advies indicatie UWV neemt binnen 8 weken na eerste aanmelding besluit over indicatieadvies, en informeert zowel de gemeente als belanghebbende hierover. UWV neemt binnen 8 weken na eerste aanmelding besluit over indicatieadvies, en informeert zowel de gemeente als belanghebbende hierover.
5 Besluitvorming indicatie Het college neemt een besluit op basis van het indicatieadvies en informeert belanghebbende hierover (beschikking, mogelijkheid van bezwaar). Het college neemt een besluit op basis van het indicatieadvies en informeert belanghebbende hierover (beschikking, mogelijkheid van bezwaar).
6 Plaatsing op de wachtlijst Voordat over gegaan wordt tot plaatsing wordt de geïndiceerde geplaatst op de wachtlijst. Informatie hierover is al verstrekt bij de besluitvorming. Voordat over gegaan wordt tot plaatsing wordt de geïndiceerde geplaatst op de wachtlijst. Informatie hierover is al verstrekt bij de besluitvorming.
7 Test en training Bij ruimte in de taakstelling en een beschikbare werkplek kan op basis van een test- en trainingsprogramma worden bepaald of de werkplek bij de geïndiceerde past (tenzij al eerder een dergelijk programma is gevolgd waarbij kan worden aangesloten). Bij ruimte in de taakstelling en een beschikbare werkplek kan op basis van een test- en trainingsprogramma worden bepaald of de werkplek bij de geïndiceerde past.
8 Rapportage + plaatsingsadvies Het college ontvangt uiterlijk na 6 en/of 13 weken de rapportage met het resultaat uit de test en training en het plaatsingsadvies. Het college ontvangt na uiterlijk 6 en/of 13 weken de rapportage met het resultaat uit de test en training en het plaatsingsadvies.
9 Financiering plaatsing Het college regelt en financiert voor de doelgroep Participatiewet de loonkostensubsidie, begeleiding, aanpassing werkplek etc. Het college treedt in overleg met het UWV over de financiering van de plaatsing (loondispensatie, begeleiding, aanpassing werkplek e.d.). Indien het een Nugger betreft wordt conform artikel 3 overleg gevoerd over de eigen bijdrage.
10 Plaatsing op werkplek Het college plaatst betrokkene, rekening houdend met advies vanuit test en training, op een werkplek (indien taakstelling nog niet is vervuld). Het college plaatst betrokkene, rekening houdend met advies vanuit test en training, op een werkplek (indien taakstelling nog niet is vervuld).
11 Bij contract De beoogde werkgever sluit i.o.m. de gemeentelijke re-integratieconsulent een arbeidsovereenkomst met de geïndiceerde werkzoekende af op basis WML, voor wat betreft de benodigde faciliteiten en financiering. De beoogde werkgever sluit i.o.m. de gemeentelijke re-integratieconsulent en/of UWV een arbeidsovereenkomst met geïndiceerde werkzoekende af op basis WML, voor wat betreft de benodigde faciliteiten en financiering.
Voor de kosten van een beschutte baan waarbij rekening wordt gehouden met de loonwaarde van de werknemer kan de werkgever een beroep doen op de volgende re-integratie voorzieningen:
a. Loonkostensubsidie; de bijdrage bedraagt maximaal 70% (percentage wordt afgestemd op de loonwaarde van de geïndiceerde) van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten conform artikel 6 lid 5 van dit uitvoeringsbesluit.
b. Begeleidingskosten beschut werk; de bijdrage is gelijk aan het gemiddeld bedrag dat door het Rijk wordt gehanteerd.
Indien een beschutte baan is georganiseerd en er nog geen loonwaarde is bepaald, bedraagt de bijdrage aan de werkgever maximaal het totaal bedrag van loonkostensubsidie en begeleidingskosten als hierboven vermeld. Dit geldt zowel voor profit als non profit organisaties.
Artikel 11 Begeleidingskosten beschut werk
Tot de doelgroep beschut werk behoren mensen met arbeidsvermogen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, ook niet met extra begeleiding en ondersteuning. Zij hebben uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV. Dit laat onverlet dat er wel werkgevers zijn die mensen in beschut werk aannemen.
Artikel 14 lid 5 van de re-integratieverordening participatiewet gemeente Rijssen-Holten zegt hierover het volgende:
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende ondersteunende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:
a. fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving,
b. uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
Daarnaast wordt in de praktijk ervaren dat inzet voor jobcoaching conform artikel 7 van dit uitvoeringsbesluit niet aansluit als ondersteunende voorziening bij een beschutte baan conform artikel 10 van dit uitvoeringsbesluit. Jobcoaching wordt ingezet als tijdelijke voorziening terwijl de beschut werk geïndiceerde meer gebaat is bij inzet van een langdurige voorziening. Daarom wordt voorgesteld werkgevers die een beschut werk geïndiceerde in dienst nemen te compenseren voor de hiervoor vermelde kosten.
De kosten voor begeleiding en werkplekaanpassing worden uit het vroegere Participatiebudget (dat nu is opgenomen in de integratie-uitkering sociaal domein) betaald. Hiervoor is door het kabinet gerekend met een gemiddeld bedrag van € 8.500,- inclusief btw per werknemer per plek per jaar. Conform lid 7 van dit artikel bedraagt de maximale vergoeding bij een arbeidsduur van 31 uur per week het bedrag waarmee door het Rijk is gerekend. Conform lid 8 van dit artikel wordt de bijdrage naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan 31 uur per week.
Voor de verdeling van de Rijksmiddelen over gemeenten wordt als verdeelsleutel het gemeentelijk aandeel in de historische instroom in de werkregeling van de Wajong en de wachtlijst Wsw gebruikt. Op termijn is deze verdeelsleutel niet houdbaar en zal deze dus opnieuw worden bezien, ook in het licht van de opname van de integratie-uitkering sociaal domein in de algemene uitkering van het gemeentefonds.
Werkgevers die een beroep doen op de maximale bijdrage begeleidingskosten beschut werk moeten er rekening mee houden dat deze vermelde maximale bijdrage bedoeld is voor compensatie van alle te maken kosten. Dit geldt dus ook voor de voorziening werkplekaanpassing conform artikel 8 van dit uitvoeringsbesluit.
Artikel 12 Ondersteuning bij leerwerktraject
Vanuit de pilot "bij jongeren eruit halen wat erin zit" is ervaren dat na het beëindigen van de studie VSO of PRO in meerdere gevallen het college een financieringsverzoek van onderwijsorganisaties tegemoet kan zien voor een georganiseerde stageplek ter ontwikkeling van de schoolverlater.
De voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten is inzetbaar voor jongeren van 16 of 17 jaar oud
die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van 18 tot 27 jaar die door een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.
Om te voorkomen dat de schoolverlater VSO of PRO tussen wal en schip dreigt te vallen, maar ook om de schoolverlatende jongere een ontwikkelperspectief naar loonvormend werk te bieden, kan het college de door de onderwijsorganisatie ingezette ontwikkel richting overnemen. Het college beoordeeld of het ingezette traject al dan niet wordt gecontinueerd. Dit artikel geeft duidelijkheid over de duur en maximale bijdrage voor de kosten van het ingezet ontwikkeltraject. Waarbij een dagdeel ten minste 3 uren omvat.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-122006.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.