Gemeenteblad van Peel en Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Peel en Maas | Gemeenteblad 2019, 119622 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Peel en Maas | Gemeenteblad 2019, 119622 | Beleidsregels |
Beleidsregel integrale schuldhulpverlening gemeente Peel en Maas
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 4 sub d en artikel 3, lid 2 en 3 Wet gemeentelijke
Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor schuldhulpverlening zoals opgenomen in de hiervoor genoemde wetgeving en de gemeentelijke kaderstelling;
In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Fraude: de situatie waarin iemand door zijn handelen of nalaten een bestuursorgaan financieel benadeelt en dat wist, of redelijkerwijs had kunnen weten, waarbij dit heeft geleid tot het opleggen van een bestuurlijke boete dan wel een strafrechtelijke veroordeling, waaronder het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand.
Recidive: de situatie waarin iemand die zich eerder bij een schuldhulpverleningsinstantie (gemeente, Sociale Dienst, gemeentelijke kredietbank) heeft aangemeld voor hulp bij problematische schulden, na dossiersluiting terugkeert omdat opnieuw of nog steeds sprake is van problematische schulden (dus zowel na een geslaagd traject als na een voortijdig beëindigde hulpverlening);
Uitzondering op artikel 2, eerste lid van dit artikel, is de situatie waarbij belanghebbenden naar een andere gemeente verhuisd nadat de aanvraag om schuldhulpverlening is ingediend. Hiervoor geldt dat indien een schuldenregeling tot stand is gekomen, het dossiers in behandeling blijft bij het college.
Onder uitvoering, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel wordt verstaan:
Melding: tijdens de melding (telefonisch, per e-mail of in persoon aan de balie) wordt beoordeeld of belanghebbende inwoner van de gemeente Peel en Maas is, inkomen heeft, niet uitgesloten is van schuldhulpverlening op grond van artikel 2, 3 lid 2 en 8 van deze beleidsregel en of er sprake is van een bedreigende situatie
Informatie en advies: Tot informatie en advies (waaronder begrepen doorverwijzing naar derden) kan worden besloten indien het mogelijk wordt geacht om een duurzaam financieel evenwicht te bereiken voor belanghebbende zonder dat een beroep gedaan wordt op herfinanciering, schuldregeling of stabilisatie. Ook kan informatie en advies verstrekt worden indien geen recht op schuldhulpverlening bestaat vanwege fraude, recidive of het niet voldoen aan de vereisten zoals vermeld in resp. artikel 3, 5, 7 van deze beleidsregel. Er wordt dan informatie en advies verstrekt over eventuele andere mogelijkheden tot oplossing van de problematische schuldensituatie;
Intake: tijdens de intake wordt de zelfredzaamheid van belanghebbende getoetst, de omvang van de schulden en – eventueel – vermogen vastgesteld. Daarnaast wordt samen met belanghebbende een plan van aanpak ontwikkeld. Ten aanzien van voertuigen hanteert het college de richtprijs zoals deze is opgenomen in de koerslijst ‘ANWB Auto Dashboard’ onder situatie ‘Inruil bij autobedrijf’. Het plan van aanpak en de daaraan verbonden contracten zijn leidend voor de voortgang van het schuldhulpverleningstraject;
Budgetbeheer: Het geheel van activiteiten in het kader van het beheren van het inkomen van de aanvrager en het overeenkomstig het vastgestelde budgetplan verrichten van betalingen namens aanvrager en het beheren van alle inkomsten van de schuldenaar middels een rekening bij een financiële instelling. De schuldenaar is verplicht zijn gehele inkomen te laten storten op deze rekening;
Stabilisatie : stabilisatie vloeit voort uit het plan van aanpak zoals genoemd in artikel 3 lid 2 sub c van deze beleidsregel. Het doel van de stabilisatiefase is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van belanghebbende. Zodra dit het geval is, kan worden gestart met de schuldregeling. Het (breed) moratorium kan worden ingezet om stabilisatie mogelijk te maken doch niet door aanvrager afgedwongen worden bij het College;
Schuldsanering; de schuldsanering is gericht op het sanering van de schulden door het bewerkstelligen van een minnelijke regeling van de totale schuldenlast. Hierbij wordt een schuldbemiddelingsovereenkomst of Schuldsaneringskredietovereenkomst welke door alle partijen ondertekend moet worden. Het tijdstip van aanvraag, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze beleidsregel is bepalend voor de goederen dat tot de regeling behoort. De vaststelling vindt plaats conform art 295 FW;
Voorbereiding WSNP-aanvraag; indien via schuldbemiddeling of schuldsanering geen akkoord kan worden bereikt met alle schuldeisers of indien vanwege een andere reden het minnelijke traject niet kan starten dan wel mislukt, kan een beroep worden gedaan op de WSNP. Op grond van artikel 285 lid 1 sub e FW verklaart het college daartoe met redenen omkleed dat er geen reële mogelijkheden zijn tot buitengerechtelijke sanering en verklaart tevens over welke aflossingsmogelijkheden schuldenaar beschikt.
Artikel 5 Algemene verplichtingen.
Vanaf het moment dat belanghebbende zich voor schuldhulpverlening heeft gewend tot het college gelden de volgende algemene verplichtingen:
Belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de Wet en deze beleidsregel;
Artikel 6 Bijzondere verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen vermeld in artikel 5 van deze beleidsregel zijn, in ieder geval, de volgende bijzondere verplichtingen van toepassing bij betalingsregeling, zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 sub h, en schuldsanering, zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 sub j van deze beleidsregel:
Artikel 7 Beëindiging schuldhulpverlening
Onverminderd overige bepalingen in deze beleidsregel wordt de schuldhulpverlening beëindigd nadat:
schuldeisers geen medewerking verlenen aan het minnelijk voorstel, dan staat alleen nog de mogelijkheid open voor een WSNP- traject. Het college maakt een afweging om een verzoek tot dwangakkoord bij de rechtbank in te dienen en informeert belanghebbende hier schriftelijk over. Als belanghebbende niet binnen 3 maanden na bekendmaking van het voornemen van genoemd verzoek, gebruik maakt van het recht om een WSNP aan te vragen, eindigt de gemeentelijke schuldhulpverlening;
Bij toepassing van dit artikel wordt de mate van verwijtbaarheid beoordeeld, alvorens over te gaan tot beëindiging van de schuldhulpverlening. In situaties waarin minderjarige inwonende kinderen deel uitmaken van het gezin dat een beroep doet op schuldhulpverlening wordt onderzocht in hoeverre de beëindiging gevolgen heeft voor de minderjarige kinderen.
Ten aanzien van recidive en de gevolgen die daaraan vanuit oogpunt van schuldhulpverlening zijn verbonden, wordt in de volgende situaties geen schuldhulpverlening aangeboden.
Binnen 2 jaar nadat tijdens de eerder aangeboden schuldhulpverlening werd gestopt voorafgaande aan de start van het minnelijk traject. Uitzondering hierop is de situatie dat belanghebbende eerder heeft voldaan aan de voorwaarden die ten tijde van de eerdere begeleiding zijn opgelegd en daarbij uitdrukkelijk is aangegeven dat het voldoen aan deze voorwaarden leidt tot het verkorten van de wachttijd van 2 jaar;
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Panningen, 13 mei 2019
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijk schuldhulpverlening in werking getreden. Deze wet heeft voor gemeenten een aantal consequenties. In het aanbod van schuldhulpverlening mag niet alleen aandacht zijn voor de financiële problemen, maar ook voor eventuele –daarmee samenhangende- immateriële problematiek. Een voorbeeld hiervan is stress en/of psychische problemen als gevolg van schulden.
Van de gemeente wordt verwacht dat zij probeert een schuldregeling te treffen. Verder moet de gemeente zorgen voor activiteiten om (problematische) schulden te voorkomen (preventie) en nazorg. Als een definitieve schuldregeling (nog) niet mogelijk is, zal de gemeentelijke schuldhulpverlener proberen te voorkomen dat de schulden verder oplopen.
In Nederland heeft 1 op de 6 huishoudens problematische schulden of loopt het risico om deze te
krijgen (bron: rijksoverheid.nl/onderwerpen/armoede en schulden). Dat zijn schulden waar huishoudens zelf niet meer uitkomen. Zorgen over onbetaalde rekeningen en oplopende schulden leiden tot spanningen in het gezin. Alle gezinsleden hebben op en of andere manier last van de schulden. Dit kan zijn doordat er geen geld is voor uitstapjes of ontspanning of kinderen niet mee kunnen gaan met bijv. een schoolreisje.
Slechts een kwart van de huishoudens met problematische schulden vraagt schuldhulpverlening aan. Het college wil dat deze mensen in sneller worden bereikt met een passend aanbod. Doordat mensen met schulden in sneller worden bereikt, voorkomen we persoonlijke en maatschappelijke kosten.
Dit artikel spreekt voor zich.
Lid 1 heeft geen toelichting nodig.
Volgens Wgs vallen zelfstandige ondernemers niet onder de doelgroep. Dit wil zeggen voor zover het gaat om zelfstandigen met een nog functionerende onderneming of bedrijf. Die groep kan bij financiële problemen aankloppen bij een bank voor extra krediet. Als dat niet mogelijk is, kan de zelfstandige een aanvraag doen voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004). In dat geval zal de gemeente onderzoek doen naar de levensvatbaarheid van de onderneming. Hierin wordt onderzocht of de onderneming een (nog) kans van slagen heeft. Is de onderneming levensvatbaar, dan kan de gemeente een lening verstrekken(bedrijfskrediet), waarmee schulden kunnen worden voldaan. Schuldhulpverlening is in dat geval niet meer aan de orde op grond van de Wgs.
Als de onderneming niet levensvatbaar is, bestaat vaak geen andere mogelijkheid dan het stoppen van de onderneming. In het geval de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming, kan hij vragen om schuldhulpverlening.
Volgens de wetgever gelden dan wel twee voorwaarden:
1. de zelfstandige stopt feitelijk met de onderneming én;
2. de onderneming is niet meer economisch actief ;
3. de zelfstandige laat zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel.
Het feit dat een de onderneming fiscaal nog niet beëindigd is bij aanvraag om schuldhulpverlening, is niet belangrijk voor deze aanvraag. Voor de fiscale afhandeling van de onderneming is in veel gevallen geen geld meer. De aanvraag om schuldhulpverlening kan daardoor wel in behandeling worden genomen, als de zelfstandige in ieder geval voldoet aan bovengenoemde voorwaarden.
Ook zelfstandigen met problematische schulden die geen beroep doen op het Bbz 2004, of daarvoor niet in aanmerking komen, kunnen zich melden bij de gemeente. Bijvoorbeeld omdat de betrokkene een partner met inkomen heeft.
Het aanvraagformulier zal door het college aan belanghebbende worden verstrekt op het moment dat is vastgesteld dat er sprake is van (problematische) schulden. De uitreiking vindt in principe plaats ná de intake.
Ingeval van crisis, hoeft het aanvraagformulier (nog) niet ingevuld te worden. Dit kan alsnog gedaan worden nadat de crisis –voor zover mogelijk- is opgelost.
Bij de beoordeling van een fraudevordering moet de aard , omvang en individuele omstandigheden van ten tijde van de fraude meegewogen worden in het besluit tot toelating of afwijzing van de aanvraag. Dit betreft dus altijd maatwerk.
Lid 1 gedragscodes en termijnen
De Gedragscode Schuldregeling NVVK bestaat sinds 1979 en wordt breed geaccepteerd als de basis voor schuldregelingen in Nederland. De Gedragscode regelt onder meer het zogenaamde120 dagen model. De volledige tekst van de gedragscode is te raadplegen via site van de NVVK (nvvk.eu/gedragscodes-en-modules).
Ook gelden de termijnen met betrekking tot de uitvoering zoals genoemd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en Algemene wet bestuursrecht.
Hierin worden alle trajecten beschreven die mogelijk zijn binnen de gemeentelijke
De melding kan zowel door belanghebbende of door een derde plaatsvinden. Met ‘derde’ bedoelen we woningbouwverenigingen, energieleveranciers, waterleidingmaatschappijen en het CAK voor achterstallige premiebetaling van de zorgverzekering.
Lid b tot en met d hebben geen toelichting nodig.
Het college bepaalt in geval van budget coaching of budgetbeheer of deze werkzaamheden in eigen beheer of door een externe partij uitgevoerd zal worden.
Tijdens de stabilisatie worden niet alleen inkomsten en uitgaven beoordeeld, maar ook andere individuele omstandigheden zoals bijvoorbeeld echtscheiding, verkoop woning, verslaving etc. Tijdens de stabilisatie wordt de totale situatie van belanghebbende in kaart gebracht en gestabiliseerd.
Een breed moratorium moet worden gezien als laatste middel om een oplossing in het minnelijke traject te regelen. Het instrument mag daarom niet te ondoordacht of te vroeg in het proces van schuldhulpverlening worden ingezet. De schuldhulpverlening moet moeite hebben gedaan om schuldeisers te overtuigen hun incassomaatregelen tijdelijk op te schorten. Een moratorium mag alleen worden bekend gemaakt (afkondigen), als het voor de schuldhulpverlening nodig is. Ook moeten alle andere beschikbare mogelijkheden om tot hulpverlening te komen, onvoldoende resultaat hebben gehad.
Het belangrijkste doel van het moratorium is om de schuldhulpverlening in staat te stellen om tot een schuldregelingsvoorstel te komen, met medewerking van de schuldenaar. Schuldregelen is een speciaal onderdeel binnen de algehele schuldhulpverlening. Het gaat hierbij om het traject waarbij wordt geprobeerd om een minnelijke regeling voor de totale schuldenlast te regelen. Dit doen ze door bemiddeling tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers.
Het breed moratorium is een middel dat kan worden gebruikt voor natuurlijke personen in een
financieel instabiele situatie. Met ‘financieel instabiele situatie’ wordt bedoeld, dat de -met name- vaste lasten niet betaald kunnen worden doordat er geen of te weinig inkomen is. Ook problemen door bijvoorbeeld een verslaving kunnen de oorzaak zijn voor deze situatie.
Voorwaarde is wel dan belanghebbende tot de schuldhulpverlening is toegelaten. Het college onderzoekt of de inzet van een breed moratorium nodig is, omdat zij de enige is die de rechtbank om afkondiging hiervan kan vragen.
De aanvrager kan daarom het college niet dwingen een breed moratorium aan te vragen.
Het college én de aanvrager moeten voldoen aan de gestelde voorwaarden van het Besluit Breed Moratorium. Het college zal bovendien ook degene zijn, die actie moet ondernemen om tot een financieel stabiele situatie te komen.
Dit moeten ze doen ná de inzet van het moratorium samen met de schuldenaar. De afkoelingsperiode raakt ook de rechten van schuldeisers. Hun bevoegdheden tot incasso en executie worden tijdelijk opgeschort, bij inzet van een breed moratorium (artikel 5, eerste lid, Wgs en artikel 10, eerste lid, van dit besluit).
Dit betekent dat schuldeisers bijvoorbeeld geen beslag mogen leggen op loon of uitkering.
De schuldeisers hebben ook voordeel bij een snel herstel van de financiële situatie. Als de financiële situatie stabiel is, ontstaat zicht op de aflossingsmogelijkheden van de schuldenaar. Ook wordt voorkomen dat de schulden alleen maar oplopen en (nog) meer schuldeisers aanspraak maken op de afloscapaciteit, die in veel gevallen al klein is. Daarom is een succesvolle afronding van een breed moratorium door financiële stabilisering óók in het belang van schuldeisers. Het is niet mogelijk om in hoger beroep en cassatie te gaan.
Lid 2 sub h heeft geen toelichting nodig.
Bij het saneren van schulden wordt het ‘bovenmatig vermogen’ vergelijkbaar als gesteld in art. 295 FW geliquideerd om een zo hoog mogelijk aanbod aan de schuldeisers te realiseren. Dit betekent het vermogen dat hoger is dan noodzakelijk, gebruikt moet worden om schulden af te lossen. Het behalen van een zo hoog mogelijk percentage in het betalingsvoorstel is van belang om het minnelijk traject. Hierdoor wordt het voor schuldeisers aantrekkelijker het betalingsvoorstel te accepteren. Bij de wettelijke schuldsanering krijgen schuldeisers minder namelijk uitbetaald. Schuldeisers werken dan eerder mee aan het minnelijk traject. Een wettelijke traject voor hen dan geen meerwaarde heeft.
Lid 2 sub j heeft geen toelichting nodig.
Artikel 5 Algemene verplichtingen
In lid 1 van dit artikel staan alle verplichtingen die gelden vanaf het moment van melding door
In lid 2 van dit artikel staan alle verplichtingen welke gelden vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend.
Lid 2 sub 1 tot en met c hebben geen toelichting nodig.
Belanghebbende kan worden vrijgesteld van deze inspanningsverplichting op grond van aanzienlijk aantoonbare medische en/of psychische beperkingen. Als deze informatie ontbreekt, kan een medisch onderzoek ingesteld worden. Belanghebbende is verplicht hieraan mee te werken om een juiste beoordeling van de eventuele vrijstelling mogelijk te maken.
Artikel 6 Bijzondere verplichtingen
Behalve de algemene verplichtingen, gelden de bijzondere verplichtingen. Deze gelden vooral op het moment dat er een schuldenbemiddeling of schuldenregeling tot stand is gekomen.
Artikel 7 Beëindiging schuldhulpverlening
Het college beëindigd de schuldhulpverlening meteen als genoemde verplichtingen worden overtreden.
Lid 1, sub a tot en met c van dit artikel hebben geen toelichting nodig.
Lid 1, sub d ernstige misdraging
De term 'zeer ernstige misdraging' betekent in ieder geval: elke vorm van ongewenst en agressief fysiek contact met een persoon. Een poging daartoe valt hier ook onder.
Voorbeelden zijn schoppen, slaan of het (dreigen met) gooien van voorwerpen naar een persoon. Ook beschadigen van een gebouw of meubilair, of een poging daartoe in welke vorm dan ook, wordt als zeer ernstige misdraging gezien.
Acties die door hun grote -en mogelijk blijvende impact- op de betreffende persoon of personen grote invloed hebben, worden ook als zeer ernstige misdraging gezien. Voorbeelden hiervan zijn het opzetten van gerichte lastercampagnes, seksuele intimidatie, het tonen van steek en/of vuurwapens en/of (pogingen tot) opsluiting in een ruimte zijn. Verbaal geweld (bijvoorbeeld uitschelden) valt ook onder de noemer 'zeer ernstige misdraging'.
Het gaat dus om alle vormen van zeer ernstige misdragingen tegenover personen en/of instanties, die betrokken zijn met de uitvoering van de schuldhulpverlening tijdens het verrichten van hun werkzaamheden (bijvoorbeeld college, consulenten, budgetbeheerder e.a.).
Lid 1, sub e heeft geen toelichting nodig.
In lid 2 is bepaald dat de kosten van inkomensbeheer uit bijzondere bijstand, zoals bewindvoering of budgetbeheer, kunnen stoppen als er sprake is van beëindiging op grond van in lid 1 genoemde redenen. Op grond van de Participatiewet wordt besloten of de bijzondere bijstand voor deze kosten wordt beëindigd of voortgezet. Indien vanuit schuldhulpverlening op grond van de individuele situatie een budget is verleend, zal beëindiging overwogen worden.
In lid 3 van dit artikel worden de overige beëindigingsgronden genoemd.
Lid 3 sub a tot en met c van dit artikel hebben geen toelichting nodig.
Lid 3 sub d mogelijkheid WSNP-traject.
Als er geen minnelijke schuldenregeling tot stand kan komen, dan is de WSNP de enige mogelijkheid om tot een schuldsanering te komen. Dit gebeurd als niet alle schuldeisers akkoord
gaan met de aangeboden schuldenregeling. Het college informeert belanghebbende hierover per brief en adviseert hem om WSNP aan te vragen.
Het college kan belanghebbende niet dwingen om een WSNP-aanvraag in te dienen bij de rechtbank. Dit is een keuze van belanghebbende. Als belanghebbende weigert om een WSNP-aanvraag in te dienen, dan is heeft het college geen andere mogelijkheden meer om de schuldenproblematiek van belanghebbende op te lossen. Voordat het besluit om het WSNP-traject te adviseren is genomen, zijn eventuele mogelijkheden tijdens het minnelijke traject al onderzocht. Hierbij is vastgesteld dat deze voor belanghebbende oplossing voor de schulden bieden. In deze situatie moet het college de schuldhulpverlening beëindigen.
Belanghebbende kan ook zelf vragen om de schuldhulpverlening te beëindigen. Dit hoeft niet te betekenen dat is voldaan aan de in lid 3 sub a tot en met d genoemde situaties. Het is de eigen verantwoording van belanghebbende om dit besluit te nemen. Hiervoor hoeft hij geen – specifieke- reden op te geven. Het verzoek moet wel schriftelijk worden ingediend om misverstanden te voorkomen. Het beëindigen op eigen verzoek kan namelijk ook gevolgen hebben voor de kosten van inkomensbeheer uit bijzondere bijstand. Bij beëindiging op eigen verzoek kan een heronderzoek naar het recht op bijzondere bijstand plaatsvinden. Belanghebbende zal hierop gewezen worden, als dit van toepassing is.
Als belanghebbende komt te overlijden, dan stopt de schuldhulpverlening. De rechtmatige erfgenamen moeten zelf maatregelen nemen om de schulden uit erfenis te regelen. Als zij de schulden uit de erfenis niet kunnen betalen uit de nalatenschap en/of eigen middelen, dan kunnen ze overwegen de erfenis te verwerpen dan wel zelf een aanvraag om schuldhulpverlening aan te vragen in de gemeente waarin ze wonen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel geeft aan dat het college kan afwijken van bovenstaande regels in het voordeel van belanghebbende.
Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-119622.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.