Gemeenteblad van Borne
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borne | Gemeenteblad 2019, 11205 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borne | Gemeenteblad 2019, 11205 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Borne houdende regels omtrent jeugd en maatschappelijke organisatie Verordening Jeugd en Wmo gemeente Borne
In Borne vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld.
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 12.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Beschreven wordt hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Dit is de standaardprocedure. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Die wordt aan het einde van dit hoofdstuk genoemd. Hoe de gemeente omgaat met signalen en hulpvragen van andere personen over inwoners die hulp nodig hebben, wordt hier niet beschreven.
2.1 Stap 1: Melding bij de gemeente
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner, of iemand namens de inwoner, kan deze melding op de volgende manieren doen bij de gemeente:
Het doel van de melding is om de hulpvraag van de inwoner in behandeling te nemen. De gemeente bevestigt de melding binnen 5 werkdagen per brief aan de inwoner en geeft aan dat zo spoedig mogelijk telefonisch contact wordt opgenomen voor het maken van een afspraak voor een gesprek. In de bevestigingsbrief geeft de gemeente informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen door een onafhankelijk deskundige (cliëntondersteuner) en de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (persoonlijk plan).
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens aan te leveren.
2.2 Stap 2: Gesprek na de melding
2.2.1 Uitnodiging voor gesprek
Met een inwoner die zich heeft gemeld wordt zo spoedig mogelijk na de melding telefonisch contact opgenomen om een afspraak te maken voor een gesprek. Met de inwoner wordt afgesproken waar het gesprek plaatsvindt. Het gesprek kan plaatsvinden bij de inwoner thuis, het gemeentehuis of op een andere voor de inwoner veilige plek. Soms is een telefonisch gesprek voldoende.
2.2.2 Doel en procedure gesprek
Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de persoonlijke situatie van de inwoner en het resultaat dat hij wil bereiken. Het gesprek vindt zo spoedig mogelijk na de melding plaats. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Indien de inwoner dat wenst, dan kan de medewerker van de gemeenten zich ook identificeren. Als de inwoner een persoonlijk plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid of cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
2.3.2 Aanvraag voor hulp-op-maat
De gemeente zorgt voor een deskundige medewerker die een melding of aanvraag behandelt. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om door een externe deskundige een advies uit te laten brengen. Dit advies betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente de volgende stappen:stap 1: de gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.stap 2: de gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen er precies zijn.stap 3: de gemeente bepaalt welke hulp nodig is.stap 4: de gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, hulp van mantelzorgers, hulp van anderen uit het sociale netwerk en van andere voorzieningen of organisaties. stap 5: de gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste resultaat te bereiken.
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner weet of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb of in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt gegeven.
Het recht op hulp vervalt als de inwoner niet binnen 6 maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van de hulp, tenzij dit de inwoner niet te verwijten valt. Deze voorwaarde wordt ook in het besluit opgenomen.
HOOFDSTUK 3 Gezond en veilig opgroeien
Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jeugdigen tot 18 jaar en jongvolwassenen vanaf 18 jaar tot 23 jaar die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Het is mogelijk dat de voor de achttiende verjaardag reeds verleende of aangevraagde jeugdhulp wordt verlengd. Dit kan maximaal tot de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt. Deze verlenging is dan een onderdeel van het plan. Het doel van deze verlenging is om te komen tot een overgang naar oplossingen vallend binnen de wet- en regelgeving voor inwoners ouder dan 18 jaar.
Als er sprake is van pleegzorg dan wordt dit standaard ingezet voor pleegkinderen tot 21 jaar, tenzij een jeugdige (vanaf 18 jaar of ouder) zelf aangeeft geen gebruik meer te willen maken van deze zorg. Als een jeugdige daarna nog behoefte heeft aan pleegzorg, wordt onderzocht of een verlening hiervan wenselijk is. Dit kan tot de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt. Voor alle andere voorzieningen kan geen aanspraak worden gemaakt op de Jeugdwet.
3.4 Afstemming met andere vormen van hulp
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jeugdige of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulpverleners, instellingen, huisartsen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:
HOOFDSTUK 4 Meedoen in de samenleving
Dit hoofdstuk gaat over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving verbetert.
4.1 Dagbesteding en begeleiding
4.1.1 Een ingevulde dag hebben
De hulp-op-maat houdt in dat inwoners begeleid worden. De begeleiding kan een-op-een of in een groep plaatsvinden. Het betekent, dat de begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het ondersteunen bij het doen van de administratie en het omgaan met geld, maar neemt deze niet volledig over.
4.2 Meedoen aan de samenleving
Inwoners kunnen zoveel als mogelijk, ongeacht de beperking, deel nemen aan de samenleving. Hierbij staat niet de beperking van de inwoner, maar de vervoersvraag centraal. De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die extra ondersteuning nodig hebben, waardoor zij mee kunnen doen in de samenleving, hulp-op maat kunnen krijgen. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.
HOOFDSTUK 5 Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
5.1 Zelfstandig en veilig wonen
Als de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten (meer dan € 6000) aangepast kan worden, dan kan de gemeente van de inwoner verwachten dat hij verhuist naar een geschikte of door de gemeente geschikt te maken woning, mits deze binnen een periode van maximaal 6 maanden na aanvraag beschikbaar is. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast.
5.1.2 Een schone en leefbare woning
De hulp-op-maat houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten die dagelijks in gebruik zijn regelmatig schoongehouden worden. Ook het aanbrengen van structuur in de huishouding, het doen van boodschappen, het zorgen voor eten en drinken, en het wassen, drogen en strijken van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.
5.1.3 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Voor ingezetene van Nederland die hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen of maatschappelijke opvang nodig hebben en zich bij de gemeente Borne melden, gelden de regels die zijn vastgelegd in de meest recente verordening die hierop betrekking heeft van de centrumgemeente Enschede.
5.2. 1 Ondersteuning mantelzorger
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers. Het doel van de mantelzorgwaardering is om het belang van mantelzorgers voor de samenleving te onderstrepen. De gemeente stelt regels op over de manier waarop vorm wordt gegeven aan de blijk van waardering voor mantelzorgers.
De gemeente zorgt ervoor dat ter ontlasting van de mantelzorger respijtzorg kan worden ingezet. Respijtzorg kan bestaan uit kortdurend verblijf, dagbesteding en/of begeleiding.
HOOFDSTUK 6 De vorm van de hulp
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld ondersteuning door een zorgaanbieder, of hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt verstrekt (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van een financiële tegemoetkoming of als een persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is. |
De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor. |
Als er sprake is van jeugdhulp wordt aan een inwoner die een professionele aanbieder wil inzetten alleen een pgb verstrekt als het gaat om een aanbieder die voldoet aan de kwaliteitseisen die ook gelden voor aanbieders die een contract hebben met Samen14 voor ondersteuning in natura. Deze kwaliteitseisen zijn opgenomen in de nadere regeling.
Als er sprake is van begeleiding, dagbesteding of kortdurend verblijf wordt aan een inwoner die een professionele aanbieder wil inzetten alleen een pgb verstrekt als het gaat om een aanbieder die voldoet aan de kwaliteitseisen die ook gelden voor aanbieders die een contract hebben met Samen14 voor ondersteuning in natura. Deze kwaliteitseisen zijn opgenomen in de nadere regeling.
Voor begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en huishoudelijke ondersteuning geldt dat voor een professionele aanbieder maximaal 90% van het tarief voor gecontracteerde aanbieders in natura wordt toegekend, tenzij op basis van het door de inwoner ingediende pgb-plan passende en toereikende hulp-op-maat kan worden ingekocht voor een lager tarief.
Het pgb voor producten en woningaanpassingen wordt gebaseerd op een offerte voor de aangegeven kosten of op basis van de kosten die de gemeente gemaakt zou hebben als de hulp in natura zou zijn verstrekt. De gemeente houdt bij het vaststellen van de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.
De gemeente kan de inwoner vragen om duidelijk te maken hoe het pgb is besteed en welke resultaten de hulp voor de inwoner heeft gehad. Voor dat verslag maakt de inwoner gebruik van een formulier van de gemeente.
De betaling wordt gedaan op het bankrekeningnummer dat de inwoner heeft doorgegeven, tenzij het doel van de betaling alleen maar op een andere manier kan worden bereikt. Dan kan de gemeente het geld op een andere manier, in een andere vorm betalen of aan een andere persoon betalen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een betaling aan een leverancier.
HOOFDSTUK 7 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk geregeld welke mogelijkheden de gemeente heeft om de voorziening te beëindigen.
7.1 Hoe gaan we met elkaar om?
7.2 Beëindigen en terugvorderen voorziening
7.2.2 Terugvordering voorziening
De gemeente kan de voorziening of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Dat kan vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de intrekkingsgronden die genoemd worden in artikel 7.2.1 lid 1.
7.2.3 Opschorting betaling uit het PGB
De gemeente kan een gemotiveerd verzoek doen aan de Sociale Verzekeringsbank om de betalingen uit het pgb geheel of gedeeltelijk op te schorten voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 7.2.1. De gemeente zal gedurende deze periode onderzoeken of het pgb terecht is vertrekt en of er nog steeds recht is op het pgb. De gemeente informeert de inwoner hierover schriftelijk.
7.3 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. De gemeente is verplicht zich te houden aan haar eigen beleid. Met de ervaringen van de uitvoering van het beleid kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een adviesraad sociaal domein is en is de taak van deze raad beschreven.
De gemeente zet zich ervoor in dat er een adviesraad sociaal domein is die de verschillende groepen inwoners vertegenwoordigt voor wie deze verordening iets regelt. Het doel van de gemeente om een adviesraad sociaal domein in te stellen is om inwoners inspraak te geven in het beleid, de regels en de uitvoering daarvan.
HOOFDSTUK 9 Kritiek op de uitvoering
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken.
Voor een jeugdige en diens (pleeg)ouder(s) geldt dat een onafhankelijke vertrouwenspersoon op verzoek kan ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis Twente).
Voordat de gemeente een besluit op een bezwaarschrift neemt, neemt een medewerker telefonisch contact op met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente. Het kan ertoe leiden dat de inwoner het bezwaar intrekt of dat de gemeente een ander besluit neemt.
HOOFDSTUK 10 Kwaliteit en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
HOOFDSTUK 11 Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een nadere regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een nadere regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
11.2 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
11.3 Intrekken oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een algemeen gebruikelijke of een algemene voorziening zijn.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is, en om de duur en hoogte van de voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne.
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het resultaat dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo en jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet.
Inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door de gemeente, dan wordt met inwoner bedoelt de persoon die zijn feitelijke hoofdverblijfplaats in Borne heeft.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdige: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wmo -hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-11205.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.