Gemeenteblad van Sint Anthonis
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sint Anthonis | Gemeenteblad 2019, 109375 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sint Anthonis | Gemeenteblad 2019, 109375 | Verordeningen |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 1
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
Afdeling 10a. Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:40a Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d
Artikel 2.53. Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2:65a Slapen op een openbare plaats
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Hinderlijk gebruik van softdrugs (blowverbod)
Artikel 2:74b Samenscholing in verband met drugs
Artikel 2:74c Achterlaten van voorwerpen
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzeggingen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:5A Traditioneel schieten
Artikel 4:6 Overige (geluid)hinder
Artikel 4.6a. (Geluid)hinder door dieren
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:12 Aanvraag vergunning
Artikel 4:12a Vergunning van rechtswege (vervallen bij raadsbesluit van 20 september 2010)... 32 Artikel 4:12b Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingspicht
Artikel 4:12d Schadevergoeding
Artikel 4:12e Bestrijding iepziekte
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5.13. Inzameling van geld of goederen
Artikel 5.16. Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33b Aanwezigheid in natuurgebieden
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
- bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening daaronder wordt verstaan;
- college: het college van burgemeester en wethouders;
- gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
- weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of geduurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
d. de bescherming van het milieu.
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is. Voor de vergunning voor een evenement uit artikel 2:25 geldt een termijn van twaalf weken.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden op een openbare plaats
a. deel te nemen aan een samenscholing;
c. door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden
e. iemand uit te jouwen, na te schreeuwen of met aanstootgevende taal lastig te vallen of op een andere wijze overlast aan te doen.
f. zich te bevinden in een houding, toestand of kleding, die uit het oogpunt van openbare zedelijkheid kennelijk kwetsend is of redelijkerwijze kwetsend kan worden geacht
Degene die op een openbare plaats
a. aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voor van toepassing, de wijze van samenstelling; en
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:
a. degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of
b. het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg indien:
a. daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
b. dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestatie;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening.
Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid;
c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg;
d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
f. een snuffelmarkt, zijnde een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
Het is niet verboden een klein evenement te organiseren, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
b. het evenement tussen 08.00 uur en 24.00 uur plaats vindt;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;
d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 20 m2 per object;
g. de organisator binnen 5 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, alsook een voertuig van waaruit tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
De vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken indien:
zich in of in de nabijheid van de openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die- naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;
Het is de exploitant van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet (natte horeca) verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven:
- op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;
- op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;
- op carnavalsmaandag en carnavalsdinsdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;
- op Koningsdag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;
- op maandag, dinsdag en woensdag in het betreffende deel van de gemeente waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
Het is de exploitant van een horecabedrijf, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet (droge horeca), verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven:
- op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur;
- op zaterdag en zondag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;
- op carnavalsmaandag en carnavalsdinsdag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;
- op Koningsdag, Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag tussen 03.30 uur en 07.00 uur;
- op maandag, dinsdag en woensdag in het betreffende deel van de gemeente waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden tussen 03.30 uur en 07.00 uur.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
c. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
d. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 10A Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:40a Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
b. Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;
c. Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat. Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – indien dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
a. in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied, of
b. in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of
c. in door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteiten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
b. indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
c. indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;
e. indien niet voldaan is aan de bij of krachtens de in dit artikel gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
f. indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
g. indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende beheersverordening of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of
h. indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
a. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
b. het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
c. het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
d. indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
e. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
f. een verklaring omtrent gedrag (VOG);
g. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
h. naast de bovengenoemde gegevens kunnen gegevens en bescheiden worden verlangd van de aanvrager die verband houden met registraties van het specifieke gebouw of de specifieke bedrijfsmatige activiteit, waarop de aangevraagd exploitatievergunning betrekking heeft.
i. indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
b. indien het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
c. indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
d. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is;
e. indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
f. indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende beheersverordening of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
g. indien de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
h. indien er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
i. indien door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;
j. indien de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd en/of
k. indien de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd.
Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.
Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Het is verboden op een openbare plaats:
a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of
c. buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
c. in voor het publiek toegankelijke parken, plantsoenen, groenstroken, op bospaden of op paden door andere natuurgebieden, voor zover niet reeds vallend onder a;
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester [een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid OF heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht], dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Artikel 2:65a Slapen op een openbare plaats
Het is verboden – al dan niet met gebruikmaking van enige vorm van beschutting - waaronder in ieder geval is begrepen het gebruik maken van een voertuig op een openbare plaats:
a. tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen;
b. tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd, dat dit moet worden beëindigd.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74b Samenscholing in verband met drugs
Het is verboden op een openbare plaats aan een verzameling van meer dan twee personen deel te nemen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze verzameling van personen verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 3 van de Opiumwet of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzeggingen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:1a, 2:10, 2:11, 2:16, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, , 2:74a, of artikel 2:74b van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die de openbare orde ernstig verstoort of die één of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt, die genoemd worden in het laatste lid van dit artikel, een verbod opleggen zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste twee weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen één jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich gedraagt in strijd met het vijfde lid of de laatste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 6 weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder twee of meer verboden als bedoeld in dit artikel zijn opgelegd en ten aanzien van wie binnen één jaar na het opleggen van het laatste verbod wordt geconstateerd, dat hij zich gedraagt in strijd met het vijfde lid of de in het laatste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 12 weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
De in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen zijn:
a. uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Sint Anthonis:
I. artikel 2:1 APV Venlo (samenscholing en ongeregeldheden);
II. artikel 2:33 (ordeverstoring in inrichting);
III. artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);
IV. artikel 2:48 (verboden drankgebruik);
V. artikel 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen);
VI. artikel 2:74 (drugshandel op straat);
VII. artikel 2:74a (verzameling van personen in verband met drugs);
VIII. artikel 2:74b (openlijk druggebruik);
IX. artikel 2:74c (weggooien van spuiten e.d.);
b. uit het Wetboek van Strafrecht
I. artikel 139 (lokaalvredebreuk);
II. artikel 141 (gezamenlijke openlijke geweldpleging);
III. artikel 170 (vernieling van gebouwen);
IV. artikel 285 (bedreiging met misdrijf);
V. artikel 300 (mishandeling);
VI. artikel 306 (deelneming aan aanval of vechterij);
VII. artikel 350 (zaakbeschadiging);
VIII. artikel 426 (ordeverstoring in dronkenschap);
IX. artikel 453 (openbare dronkenschap);
c. 7 artikel 2 en 3 van de Opiumwet
d. alle bepalingen betreffende verboden wapenbezit in de Wet Wapens en Munitie
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4) het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5) toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
6) andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen;
- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van het woon- en leefklimaat;
d. in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
e. in het belang van de verkeersveiligheid of verkeersveiligheid;
f. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
g. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. Besluit:Activiteitenbesluit milieubeheer;
b. inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheert;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. geluidsgevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
g. geluidsgevoelige terreinen:hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) in de dagperiode (7.00 uur - 19.00 uur), 60 dB(A) in de avondperiode (19.00 uur - 23.00 uur) en 55 dB(A) in de nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van respectievelijk 1,5 meter, 5 meter en 5 meter.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) in de dagperiode (7.00 uur - 19.00 uur), 60 dB(A) in de avondperiode (19.00 uur - 23.00 uur) en 55 dB(A) in de nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van respectievelijk 1,5 meter, 5 meter en 5 meter.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen;
b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
c. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;
e. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
f. iepenspintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pymaeus;
g. gebouw: een hoofd- of bijgebouw dat bestemd is voor woondoeleinden.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
2. Het verbod geldt niet voor:
a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;
b. fruitbomen enkel geteeld vanuit economisch oogpunt en windschermen om boomgaarden;
c. sparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are
- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
g. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:12b;
h. houtopstand, waarvan de gemeente de eigenares of de rechthebbende is, wanneer het gaat om het vellen van dode/afgestorven bomen;
i. houtopstand in tuinen of erven behorende bij woningen gelegen binnen de bebouwde kom, voor zover niet voorkomend op de door de gemeenteraad vast te stellen lijst met beschermwaardige bomen (Bomenlijst);
j. houtopstand in tuinen of erven behorende bij woningen gelegen buiten de bebouwde kom, die zich bevindt op een afstand van maximaal 50 meter gemeten vanaf één of meer gebouwen en voor zover niet opgenomen in het Landelijk Register van Monumentale Bomen;
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
Artikel 4:12b Bijzondere vergunningsvoorschriften
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat:
a. de termijn om een bezwaarschrift in te dienen is verstreken zonder dat een bezwaarschrift is ingediend, of
b. beslist is op een verzoek om voorlopige voorziening dat is ingediend tijdens de termijn om een bezwaarschrift in te dienen.
Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingspicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:12d Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11, artikel 4:12b of artikel 4:12c, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4:12e Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
b. door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- of wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt of
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen als bedoeld in het eerste lid op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan
c. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan terreinen aanwijzen waarop het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het college kan terreinen aanwijzen waarop het verbod in het eerste lid niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen in het belang van:
a. het voorkomen van overlast;
b. de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Artikel 5:33b Aanwezigheid in natuurgebieden
Het is verboden zich tussen zonsondergang en zonsopgang te begeven in door burgemeester en wethouders in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden of in het belang van het voorkomen van overlast aangewezen voor het publiek toegankelijke of bij de gemeente in beheer zijnde natuurgebieden.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voorzover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast personen die bij bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast en personen die bij verordening zijn belast met het toezicht op de naleving van die verordening, een en ander voor zover het die feiten betreft en die personen zijn beëdigd.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Sint Anthonis 2014 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-109375.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.