Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent standplaatsenbeleid beleidsregels Standplaatsenbeleid Oegstgeest

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest:

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Winkeltijdenwet , de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oegstgeest en het standplaatsenbeleid Oegstgeest (26 februari 2019)

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen de:

 

"BELEIDSREGELS STANDPLAATSENBELEID OEGSTGEEST"

februari 2019

 

In de hierna volgende beleidsregels worden criteria vastgelegd die een nadere invulling geven aan de weigeringsgronden zoals vastgelegd in artikel 1.8. en 5.18 van de APV Oegstgeest 2017 vastgelegde weigeringsgronden van betreffende aanvragen voor een standplaats. Deze criteria vormen, samen met de tien weigeringsgronden uit hoofdstuk 2 van het standplaatsenbeleid en de brancheringseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het standplaatsenbeleid, het uitgangspunt voor de bepaling van welke locaties voor een standplaats in aanmerking komen en voor de vraag of een standplaatshouder een standplaats mag innemen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘standplaats’: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

  • b.

    ‘aangewezen standplaats’: een standplaats die voorkomt op het door burgemeester en wethouders vastgestelde standplaatsenplan; deze standplaats is op geschiktheid getoetst aan de criteria voor weigering van een vergunning;

  • c.

    ‘vergunninghouder’: hij of zij aan wie ingevolge artikel 5:18 van de APV vergunning is verleend om een standplaats in te nemen;

  • d.

    kandidaat-vergunninghouder: hij of zij wiens aanvraag om vergunning aan de vereisten voor toewijzing van een standplaats voldoet, en wiens aanvraag is afgewezen, omdat de aangevraagde standplaats niet beschikbaar is;

Artikel 2. Aansprakelijkheid

De standplaatshouder is verplicht de schade te vergoeden, die hij door gebruik van de vergunning, aan eigendommen van de gemeente toebrengt. Ook moet de standplaatshouder alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente, dan wel derden, als gevolg van het gebruik van de vergunning schade lijden.

Artikel 3. Vereisten

Om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning is vereist dat de gegadigde een handelingsbekwaam natuurlijk persoon is die:

  • a.

    zich kan legitimeren door een geldig identiteitsbewijs zoals nader aangegeven in de Wet op de identificatieplicht en in het geval van een vreemdeling volgens de Vreemdelingenwet 2000 zich door middel van een geldig verblijfsdocument aan kan tonen, dat hij/zij de bevoegdheid heeft om in Nederland te mogen verblijven en te werken c.q. te ondernemen; en

  • b.

    kan aantonen te hebben voldaan aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van de bedrijfsuitoefening- en organisatie; en

  • c.

    kan aantonen dat de verkoopinrichting voldoet aan de eisen, die daaraan bij of krachtens de Wet Milieubeheer worden gesteld.

  • d.

    een uittreksel van de Kamer van Koophandel meestuurt bij de aanvraag voor een standplaats.

Artikel 4. Toewijzing

  • 1.

    Een vergunning voor een vaste standplaats wordt afgegeven voor een periode van 5 jaar.

  • 2.

    Een aanvrager dient zich voor elke door hem gewenste standplaats apart in te schrijven.

  • 3.

    Aanvragen voor een standplaatsvergunning worden behandeld in volgorde van datum van binnenkomst van de aanvraag bij de gemeente.

  • 4.

    Op de wachtlijst worden bij iedere kandidaat vermeld:

    • a.

      diens naam en voornamen, geboortedatum en -plaats, adres en woonplaats;

    • b.

      de datum van de aanvraag;

    • c.

      de branche waartoe de kandidaat behoort of de soort artikelen die hij wenst te verhandelen;

    • d.

      informatie over de uitstalling die de kandidaat wenst te gebruiken.

  • 5.

    De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 6.

    De inschrijving wordt doorgehaald als aan de kandidaat een standplaatsvergunning is toegekend, op zijn schriftelijke aanvraag, na zijn overlijden, als hij onder curatele is gesteld of als hij niet vóór 1 januari van het lopende jaar een aanvraag om verlenging voor dat jaar heeft gedaan.

  • 7.

    Als er ruimte is om een nieuwe standplaatsvergunning toe te kennen, komt daarvoor als eerste in aanmerking de hoogstgeplaatste kandidaat die op de wachtlijst staat en die voldoet aan de vereisten voor toekenning. Daarna komen andere aanvragers in aanmerking, in volgorde van indiening van hun aanvraag tot plaatsing op de wachtlijst.

  • 8.

    Vanaf 1 jaar tot maximaal 6 maanden voor het verstrijken van een vergunning van een standplaats kan ingeschreven worden voor de wachtlijst voor de betreffende standplaats. Indien er geen wachtlijst is, dan kan de geldende vergunning verlengd worden.

Artikel 5. Overschrijven standplaatsenvergunning

  • 1.

    Wenst de houder van standplaatsvergunning niet langer gebruik te maken van de vergunning of is hij overleden of onder curatele gesteld, dan kan het college op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner, of zijn kind met uitzondering van de anciënniteit.

  • 2.

    Kan deze weg niet worden gevolgd, dan kan het college op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op een medewerker van de vergunninghouder of de mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste drie jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.

Artikel 6. Termijnen

Een vaste standplaatshouder mag in de Kempenaerstraat slechts een dag per week een plek innemen op een vaste standplaats. Het is niet toegestaan om in de De Kempenaerstraat meerdere dagen achtereen dezelfde standplaats in te nemen. Voor de standplaatsen bij de Lange Voort geldt dat het voor huidige vergunninghouders wel is toegestaan om meerdere dagen achtereen dezelfde vaste standplaats in te nemen. Voor tijdelijke standplaatsen is het toegestaan om meerdere dagen achtereen een standplaats in te nemen.

In parargraaf 8 van het standplaatsenbeleid is opgenomen wat de bestaande situatie is, wat de uitzonderingen zijn en hoe vaste standplaatsen na vertrek van de huidige vergunninghouder worden ingevuld. In deze paragraaf komen verschillende locaties in Oegstgeest aan de orde.

Artikel 7. Omschrijving standplaats in de vergunning

Een toegewezen standplaats wordt duidelijk omschreven in de betreffende vergunning. In de vergunning is duidelijk vermeld welke categorie waren verkocht mag worden op de standplaats. Eveneens wordt de maximale oppervlakte vermeld die met de standplaats mag worden ingenomen.

 

De standplaats moet worden ingenomen overeenkomstig de bij de vergunning behorende situatietekening.

Artikel 8. Maximale uitstallingsruimtes

De maximale afmeting die een standplaats mag innemen, verschilt per standplaats. In de tabel in hoofdstuk 3 zijn de afmetingen per standplaats weergegeven.

De vergunninghouder mag op of bij de standplaats terrasmeubilair en/of

(sta-)tafels bezigen, zolang dat binnen de gestelde afmetingen van de standplaats is, zoals

aangegeven op de situatietekening behorende bij de vergunning.

Artikel 9. Persoonsgebonden

  • 1.

    Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; hij mag de standplaats derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2.

    Op verzoek van burgemeester en wethouders of daartoe door hen aangewezen ambtenaren legitimeert de vergunninghouder zich door middel van een geldig identiteitsbewijs, voorzien van een goed gelijkende foto.

  • 3.

    De standplaatsvergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Artikel 10. Ontheffing en vervanging

Bij ziekte en vakantie van de vergunninghouder kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting uit artikel 8.

 

De periode van vervanging wegens ziekte van de vergunninghouder bedraagt maximaal zes maanden, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid. Indien de ziekte voortduurt zal na zes maanden de vergunninghouder worden aangemeld ter keuring bij de GGD Hollands Midden of het indicatieorgaan.

 

De periode van vervanging wegens vakantie van de vergunninghouder bedraagt maximaal zes weken.

 

Indien een vergunninghouder zijn verkoopwagen aan een ander verkoopt, verhuurt of in bruikleen geeft, verschaft dat koper, huurder of gebruiker geen enkel recht op een vergunning voor deze standplaats.

Artikel 11. Intrekken/wijzigen vergunning

Een (vaste) standplaatsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    bij overlijden van de vergunninghouder.

  • c.

    indien de vergunninghouder in strijd handelt met het bij of krachtens dit standplaatsenbeleid bepaalde.

  • d.

    indien als gevolg van infrastructurele-, herinrichtings- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg of de openbare ruimte geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning;

  • e.

    indien ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • f.

    indien de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • g.

    indien de vergunninghouder drie aaneengesloten maanden geen gebruik maakt van de verleende vergunning, zonder toestemming van de gemeente;

  • h.

    indien de vergunninghouder de leges, precario en/of vergoeding voor stroomgebruik niet binnen de gestelde termijn voldoet.

Artikel 12. Aanwijzingen en toezicht

De daartoe aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de in de APV en het standplaatsenbeleid Oegstgeest gegeven voorschriften en beleidsregels in verband met het innemen van een standplaats in de gemeente Oegstgeest.

 

Aanwijzingen die de gemeentelijke opsporingsambtenaren, GOA’s, geven in het belang van de openbare orde en veiligheid en het naleven van de vergunningvoorschriften dienen door de standplaatshouder opgevolgd te worden.

Artikel 13. Brandveiligheid

De voorwaarden voor brandveiligheid zijn opgenomen in hoofdstuk 2 paragraaf 9 van het Standplaatsenbeleid 2019.

Artikel 14. Duidelijke naam/prijsstelling

Als de voor verkoop aangeboden goederen/artikelen geprijsd worden, mag de prijsaanduiding niet tot misverstand aanleiding geven en dient voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.

Artikel 15. Geluid

Het is verboden gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid. Het aanwezig hebben van radiotoestellen en dergelijke toestellen anders dan voor verkoop, is evenmin toegestaan.

Artikel 16. Eisen aan verkoopwagen/kraam

Een standplaatswagen/kar of kraam mag niet grondgebonden zijn en moet verplaatsbaar zijn. De goederen/artikelen mogen alleen aan de voorkant van de verkoopwagen worden aangeboden. De verkoopwagen/kraam moet in goede staat van onderhoud verkeren.

Artikel 17. Goederen/artikelen

Het is verboden goederen/artikelen te verkopen die niet op de vergunning staan, uit te stallen, ten verkoop aan te bieden of te verkopen.

 

Er mogen geen goederen/artikelen verkocht worden, die ondeugdelijk van samenstelling zijn of die in ondeugdelijke toestand verkeren.

 

Er mogen geen goederen/artikelen verkocht worden, die niet voldoen aan de eisen gesteld in de Warenwet, met uitzondering van artikel 16 van deze wet.

Artikel 18. Hygiëne

De standplaatshouder aan wie de vergunning is verleend voor de verkoop van eet- en drinkwaren is verplicht zijn goederen of waren zo uit te stallen dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging. Zij dienen te voldoen aan de eisen die gesteld zijn door de Voedsel- en Warenautoriteit aan de bereiding van de te verkopen producten.

Artikel 19. Verzekeringen

De aanvrager van een standplaatsvergunning dient aan te tonen dat hij voldoende verzekerd is tegen vorderingen uit schadevergoeding. Het gaat hier om waartoe hij krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens het aan derden toegebrachte schade.

Artikel 20. Privaatrechtelijke toestemming

Indien een standplaatshouder een plaats wil innemen op een locatie waar (een deel) op grond die niet in eigendom is van de gemeente, dient eerst schriftelijke toestemming van de rechtmatige eigenaar te worden overlegd. Voor een standplaats op privaatrechtelijke grond dient ook een standplaatsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 21. Leges

Voor aan het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. De tarieven voor het in behandeling nemen van de aanvraag staan in de geldende Legesverordening.

Artikel 22. Precario

Het precariotarief dat per vierkante meter wordt gehanteerd voor het gebruik van gemeentegrond ten behoeve van een standplaats kan jaarlijks aangepast worden. Het precariotarief wordt vastgelegd in de Verordening Precariobelasting. De tarieven gelden voor het innemen van een standplaats gedurende een dag. Er wordt geen onderverdeling gemaakt voor standplaatshouders die slechts een dagdeel hun standplaats willen innemen. De hoogte van de precario is afhankelijk van de grootte van de standplaats.

Artikel 23. Energie-afrekening

Dit artikel geldt alleen indien er op de standplaats gebruikt gemaakt wordt van een gemeentelijke stroomvoorziening.

  • 1.

    Gebruikers van een standplaats betalen jaarlijks een bijdrage voor het gebruik van de elektriciteitsvoorziening, gebaseerd op het feitelijk energieverbruik.

  • 2.

    Gebruikers betalen per dag een vergoeding voor het energiegebruik. Het energieverbruik wordt jaarlijks achteraf vastgesteld. Het totale jaarverbruik gedeeld door het aantal dagen dat een standplaats is ingenomen resulteert in een dagtarief. Dit tarief wordt rechtstreeks doorbelast aan de standplaatshouder.

  • 3.

    Ongeacht het verbruik wordt jaarlijks ook een vast percentage afschrijvingskosten voor de investeringskosten van de stroomvoorziening in rekening gebracht. Deze afschrijvingskosten bedragen 10% van de totale investeringssom van de stroomvoorziening.

Artikel 24. Ontruiming

Behoudens tijdelijke standplaatsen voor meerdere opeenvolgende dagen, dient de standplaats aan het eind van de dag schoon en leeg te worden achtergelaten. Het is niet toegestaan een verkoopwagen te laten staan op een standplaats. In de afgegeven vergunning wordt duidelijk aangegeven of standplaatshouders hun wagen wel of niet mogen laten staan.

Artikel 25. Verzorging van de standplaats

De standplaatshouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats, dit ter beoordeling van de GOA’s, steeds een goed verzorgd aanzien biedt. De standplaats en de onmiddellijke omgeving dient tijdens en na gebruik vrij te houden van afval. Standplaatshouders welke op de standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed maken, dienen aan de voorzijde van hun verkoopinrichting afvalbakken te plaatsen.

Artikel 256 Opbouw/afbouwtijd

De verkoop dient op grond van de winkeltijdenwet tussen 06.00 uur en 22.00 uur plaats te vinden. Het is niet toegestaan buiten deze tijden de standplaats in te nemen.

De standplaatshouder op de Irislaan dient, wegens veiligheidsredenen, op- en afbouwen (inclusief het weghalen van de auto’s) voor 9:00 uur en na 17:30 uur. Dit om tijdens de winkeltijden niet door het winkelende publiek te rijden.

Dinsdag kunnen op de locaties Lange Voort geen standplaatsen worden ingenomen in verband met de weekmarkt.

Artikel 27. Publicatie en overgangsregeling

De huidige standplaatshouders krijgen een afschrift van dit standplaatsenbeleid toegezonden. In een begeleidende brief wordt aangegeven wat de belangrijkste wijzigingen zijn ten opzichte van de huidige situatie. Indien er sprake is van veranderingen, wordt de standplaatshouder hierover persoonlijk geïnformeerd door een ambtenaar van de gemeente Oegstgeest. Als er sprake is van verslechterende omstandigheden voor de standplaatshouder ten gevolge van dit standplaatsenbeleid kan een overgangsregeling worden getroffen voor een maximale duur van drie maanden. Zodoende heeft de standplaatshouder de gelegenheid zijn bedrijfsvoering aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.

Artikel 28. Intrekking

Het standplaatsenbeleid, vastgesteld op 11 november 2014, wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van dit beleid.

Artikel 29. Citeertitel

De beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘beleidsregels Standplaatsenbeleid Oegstgeest’.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die waarop zij zijn bekendgemaakt.

Oegstgeest,

26 februari 2019

Burgemeester en wethouders van Oegstgeest,

de secretaris

de burgemeester

Naar boven