Gemeenteblad van Helmond
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2019, 106461 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2019, 106461 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond houdende regels omtrent Handboek kabels & leidingen Helmond 2014
Het college van burgemeester en wethouders verleent een instemmingsbesluit of een vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van ondergrondse infrastructuren (kabels of leidingen), conform de geldende Verordening Ondergrondse Infrastructuur Helmond 2014 (hierna: VOI). De mandatering van medewerkers voor de afhandeling van de instemmings- en vergunningsaanvragen en de handhaving van het beleid is vastgelegd in de Algemene Mandaatregeling van de gemeente.
De instemming c.q. vergunningverlening heeft als doel zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.
Als beheerder van de openbare ruimte voert het college de regie en coördinatie bij de aanleg van kabels of leidingen van netbeheerders. Voor een goede uitoefening van deze taken zijn uitvoeringsvoorschriften vastgelegd in het Handboek Kabels & Leidingen (hierna het Handboek).
Het Handboek is van toepassing in alle gevallen waarin het college toestemming heeft verleend voor werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of leidingen in de openbare ruimte.
In dit Handboek zijn onder andere uniforme richtlijnen, voorwaarden en eisen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van voornoemde werkzaamheden.
Het Handboek bestaat uit twee hoofdthema’s:
Rangbepaling van wetten, verordeningen en het Handboek:
In de praktijk kan er een rolverdeling bestaan tussen de netbeheerder en de grondroerder. Soms worden die twee rollen door één en dezelfde partij vervuld.
Het college zal in het algemeen veel zaken rechtstreeks afhandelen met de grondroerder, echter alleen de netbeheerder is zowel financieel, operationeel als juridisch aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in dit Handboek.
Het college behoudt zich wel het recht voor om in dringende gevallen ook handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de grondroerder af te handelen en de netbeheerder daarvan op een later moment in kennis te stellen.
as-built tekening ook wel revisietekening, een gewaarmerkte tekening die van kabels of leidingen die gelegd zijn de werkelijk gerealiseerde ligging aangeeft in X-, Y- en waar van toepassing Z- coördinaten volgens het Rijksdriehoek (RD-)stelsel en hoeveel kabels of leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel);
combiwerk het gecombineerd coördineren en uitvoeren van werkzaamheden van meerdere netbeheerders tegelijk op een graaflocatie. Dit zorgt voor vermindering van overlast voor burgers en minder schade omdat wegen en straten minder vaak worden opengebroken: alle noodzakelijke kabels of leidingen worden gelijktijdig of direct na elkaar aangelegd;
kabels of leidingen kabels of leidingen als onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en ook omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, elektriciteitskabels, gasleidingen, waterleidingen en kabels en leidingen ten behoeve van industriële netwerken;
werkzaamheden van niet ingrijpende aard
Het maken van een montagegat of lasgat, dat wil zeggen; een opbreking met een afmeting van maximaal 2 m², die wordt gemaakt ten behoeve van het plaatsen van een handhole, de toegang tot een handhole, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabel of leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden;
WION de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) verplicht de grondroerder om, vóór het werk met mechanische grondroeringen begint, de tekeningen van alle aanwezige ondergrondse infrastructuur te raadplegen. De grondroerder doet hiertoe een graafmelding c.q. oriëntatiemelding bij het Kadaster- sectie Klic.
Tevens verplicht de WION de leidingbeheerder en grondroerder om direct na het leggen van ondergrondse infrastructuur de liggingsgegevens van deze leidingen digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging en bij het aantreffen van onbekende kabels of leidingen deze te melden bij het Kadaster- sectie Klic.
In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen en richtlijnen die van toepassing zijn op de uit te voeren werkzaamheden.
Hieronder een beknopte omschrijving:
NEN (Nederlands Normalisatie instituut)
Het Nederlands Normalisatie instituut helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie.
Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.
De NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijnen) geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- (nationaal) en NEN-EN (Europees) normen.
CROW (oorspronkelijk: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-
en Wegenbouw en de Verkeerstechniek)
CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze stichting zonder winstoogmerk ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dat gebeurt in de vorm van handleidingen, richtlijnen en aanbevelingen en in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.
RAW (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw)
De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag de standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.
Alle relevante (technische) eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen voor o.a. grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk zijn leidend betreffende de uitvoeringsmethodiek.
VCA (Veiligheid Checklist Aannemers)
VCA is bedoeld om aannemers veiliger te laten werken en het aantal ongevallen te verminderen. VCA biedt een concrete en praktische invulling van wettelijke regelingen of vult deze aan. Elke VCA gecertificeerde aannemer voldoet aantoonbaar aan een aantal verplichtingen uit de Arbowet.
Het Norminstituut Bomen heeft als doel de kwaliteitszorg rond bomen te verbeteren. Het instituut ontwikkelt en standaardiseert kwaliteitseisen, richtlijnen en normen voor werkzaamheden in, rond en met bomen. De bomenposter 'Werken rond bomen' toont de kwetsbare boomzone direct rond een boom en laat zien welke belangrijke randvoorwaarden er gelden binnen deze kwetsbare boomzone voor de uitvoering van werkzaamheden.
3. BEREIKBAARHEID, VERKEERSMAATREGELEN, OVERLASTBEPERKING
3.1. Bereikbaarheid aangrenzende gebouwen
De (graaf)werkzaamheden dienen qua tijd en uitvoeringswijze zodanig te worden gepland dat de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, winkels en overige gebouwen (verder: objecten) voor (mindervalide) voetgangers, (brom) fietsers, gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer en hulp- en afvalophaaldiensten, in overleg met de betrokkenen, altijd zo veel mogelijk in stand gehouden wordt.
Dit geldt ook in doodlopende straten of openbare woonerven.
Indien het onvermijdelijk is dat een straat toch volledig afgesloten wordt, dan wordt dit tenminste 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd met de coördinator, na goedkeuring van de coördinator worden de hulpdiensten hierover tenminste 15 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd;
Voor (mindervalide) voetgangers en (brom) fietsers is het toepassen van stevige loopplanken ter plaatse van de toegang en (nood)uitgang naar objecten een minimale vereiste. De loopplanken worden vlak en aansluitend aan elkaar geplaatst. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met een goede toegankelijkheid voor hulpmiddelen zoals rollators, rolstoelen en scootmobielen.
3.2. Maatregelen in het belang van het verkeer
Als het college het noodzakelijk acht, bijvoorbeeld wanneer vanwege de werkzaamheden een belangrijke verkeersweg moet worden afgesloten, kan de gemeente de grondroerder verplichten om de werkzaamheden zo veel mogelijk in de weekeinden, avonduren of ´s nachts uit te voeren. Indien een straat volledig afgesloten moet worden dient dit tenminste 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd te worden met de coördinator. Na goedkeuring van de coördinator worden de hulpdiensten, door de grondroerder, hierover tenminste 15 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd.
Tijdens de verkeersspits (6:00 tot 9:00 uur en 16:00 tot 18:00 uur) vinden er geen werkzaamheden op of langs hoofdwegen of gebiedsontsluitingswegen plaats. Indien de grondroerder aantoonbaar zorgt voor een goede verkeersdoorstroming en verkeersafwikkeling kan met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Ten behoeve van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer kan toepassing van tijdelijke verkeersmaatregelen of aanbrengen tijdelijke verkeersvoorzieningen (zoals rijplaten, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken en dergelijke) noodzakelijk zijn. Bermen en gazons worden door de grondroerder altijd beschermd tegen spoorvorming.
De vereiste verkeersmaatregelen t.b.v. omleidingen of werkzaamheden bij stationaire wegafzettingen over een lengte groter dan 250 m¹ of gedurende meer dan 5 werkdagen, bij hoofdwegen, kruispunten, voet- en fietspaden, e.d. worden door de grondroerder vastgelegd in een gedetailleerd verkeers- werk- en tijdsplan en dit wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het college, minimaal 20 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden.
Als de door de grondroerder uit te voeren werkzaamheden begeleid dienen te worden door tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI), dan meldt de grondroerder dit vooraf bij het college. Binnen 15 werkdagen na melding wordt dit door het college beoordeeld. Aanwijzingen e.d. van het college worden door de grondroerder opgevolgd voordat de tijdelijke VRI in gebruik wordt genomen.
De verkeersvoorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, met de voor- of beeldzijde afgedraaid van het verkeer, worden aangebracht. De verkeersvoorzieningen worden niet aan b.v. lichtmasten bevestigd en ontnemen het zicht op de overige bebording en het zicht van eventuele camera’s niet. De verkeersvoorzieningen worden op de dag van aanvang van de werkzaamheden met de voor- of beeldzijde naar het verkeergeplaatst.
De grondroerder zorgt voor de instandhouding van de verkeersvoorzieningen, ook buiten de normale werktijden en zorgt, indien van toepassing, voor een zo spoedig mogelijk herstel. Dit geldt ook voor eventueel de het college geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen van een toezichthouder met betrekking tot verkeersmaatregelen worden meteen opgevolgd.
3.3. Maatregelen ten behoeve van de overlastbeperking
Op vrijdag of de dag voorafgaande aan een nationale feestdag of een vakantieperiode van de grondroerder wordt om uiterlijk 12.00 uur het graven van sleuven en het trekken of leggen van kabels of leidingen, etc. gestaakt. De sleuf wordt aangevuld en verdicht en de verharding wordt weer aangebracht. Uiterlijk om 16:00 uur zijn alle werkzaamheden gereed zijn en de werkomgeving is opgeruimd.
Voor zonsondergang zijn alle ontgravingen gedicht en ter plaatse van wegkruisingen, inritten e.d. van een provisorische verharding voorzien. Hiervan wordt alleen afgeweken in bijzondere gevallen en uitsluitend met goedkeuring van de toezichthouder. Wanneer sleuven of lasgaten na zonsondergang niet zijn gedicht, worden deze afgezet door een deugdelijke omheining voorzien van de voorgeschreven bebakening en verlichting.
De grondroerder doet alles te wat verwacht mag worden en wat redelijkerwijs mogelijk is om hinder als gevolg van b.v. lawaai, stank, modder, e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten, etc. tot een aanvaardbaar niveau te beperken. In aanvulling op het bepaalde in de ‘Circulaire Bouwlawaai 1991’ van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne geldt het volgende:
De te gebruiken graafmachines, aggregaten, compressoren etc. worden op ruime afstand van de bestaande bebouwing opgesteld en zodanig zijn afgeschermd, dat de geluidssterkte van 7.00 uur tot 17.00 uur op 7 meter afstand van de geluidsbron niet meer is dan 80 dB(A) en van 17.00 uur tot 7.00 uur, aan de gevel op 1,50 m1 hoogte gemeten niet meer is dan 40 dB(A).
Bij werkzaamheden in de nabijheid van religieuze gebouwen en begraafplaatsen tijdens erediensten c.q. uitvaarten betracht de grondroerder het nodige respect, beperkt bouwlawaai en zeker geen elektronische muziek. Een en ander in overleg met de toezichthouder. De grondroerder stelt zich vooraf op de hoogte van de plaatselijke gebruiken.
Indien het grondroerder bij hoge uitzondering het college wordt toegestaan of verplicht om op zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen of ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is de grondroerder verplicht alle nadere aanwijzingen van het college op te volgen en zelf zorg te dragen voor eventuele benodigde aanvullende vergunningen of ontheffingen.
4. COMMUNICATIE, MELDINGEN EN BREEKVERBOD
4.1. Communicatie op de graaflocatie, (bouw)overleg
Namens de grondroerder dient er altijd één aan te spreken verantwoordelijke persoon beschikbaar te zijn. De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. Deze persoon moet controleren en verifiëren of alle gespecificeerde materialen worden toegepast en of de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de tracétekeningen en de gemaakte afspraken, en dat de uitvoering volgens het instemmingsbesluit of de vergunning verloopt. Hij geeft direct informatie en medewerking te verlenen indien de toezichthouder daarom vraagt.
De grondroerder nodigt bij alle bouwvergaderingen die worden gehouden de coördinator of toezichthouder uit . Van deze vergaderingen maakt de grondroerder notulen op en stuurt deze binnen 5 werkdagen naar de deelnemers. . Deze notulen worden op de gebruikelijke wijze beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Bij (grootschalige) projecten die een bovengemiddelde impact hebben op de openbare ruimte en de veiligheid van de leefomgeving, kan er op initiatief van het college op regelmatige tijden een voortgangsoverleg met alle betrokken partijen worden vereist. Van deze vergaderingen maakt het college notulen op en stuurt deze binnen redelijke termijn 5 werkdagen naar de deelnemers. Deze notulen worden op de gebruikelijke wijze beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden stelt de grondroerder de belanghebbenden en omwonenden schriftelijk op de hoogte met een bewonersbrief. Deze brief wordt minimaal 5 werkdagen voor de start van de werkzaamheden bezorgd. . Het college kan vragen om deze bewonersbrief voorafgaand aan de bezorging aan haar te overhandigen.
In de bewonersbrief wordt in ieder geval informatie gegeven over:
4.2. Melding aanvang en einde werk
De grondroerder meldt de aanvang van zijn werkzaamheden uiterlijk 5 werkdagen (conform VOI Helmond 2014 artikel 2.2, vierde lid) van tevoren per email (zie vierde lid van dit artikel), of per gemeentelijk digitaal meldsysteem, bij het college, met opgave van graaflocaties en uitvoeringsdatum. Dit geldt tevens voor werkzaamheden waarvoor door het college reeds een instemmingsbesluit of een vergunning is afgegeven.
Spoedeisende werkzaamheden worden per email (zie vierde lid van dit artikel) , of per gemeentelijk digitaal meldsysteem, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt de melding uiterlijk voor 9:00 uur op de eerste werkdag na de start van de uitvoering per email (zie vierde lid van dit artikel) gemeld. Indien voor spoedeisende werkzaamheden c.q. calamiteiten een wegafsluiting noodzakelijk is worden de hulpdiensten per direct ingelicht door de grondroerder.
Meldingen m.b.t. aanvang en einde werk worden per email, of per gemeentelijk digitaal meldsysteem, gemeld. Het emailadres is: meldingenkl@helmond.nl.
De melding bevat tenminste de volgende gegevens:
Het college kan een breekverbod instellen bij weersomstandigheden waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners of schade voor het college kan leiden, bijvoorbeeld bij vorst, maar ook bij wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel. Onder andere breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal of niet goed kunnen verdichten van de ondergrond wordt voorkomen door het instellen van het breekverbod.
Tijdens alle door de burgemeester vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt, etc., incl. de opbouw- en afbreekperiode) is het breekverbod op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan altijd van kracht. De grondroerder houdt hiermee rekening en vraagt daartoe tijdig de evenementenkalender op. . Na afloop van het evenement kan de grondroerder zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze hervatten.
Behoudens het bepaalde in het derde lid geeft het college in alle gevallen aan wanneer het breekverbod van toepassing is en het college geeft tijdig of in ieder geval 1 werkdag van te voren aan wanneer het breekverbod weer is opgeheven. De grondroerder houdt zich aan het breekverbod en de werkzaamheden worden na beëindiging van het breekverbod pas weer hervat.
5. AANSPRAKELIJKHEID, SCHADE, VERZEKERINGEN EN VEILIGHEID
De aanleg, instandhouding en de opruiming van kabels of leidingen geschiedt op een zodanige wijze dat het beheer van kabels of leidingen van andere netbeheerders niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt. Als hiermee in strijd wordt gehandeld neemt de grondroerder maatregelen ten aanzien van de betreffende kabels of leidingen, waaronder zo nodig het verplaatsen daarvan, om aan die strijdigheid direct een einde te maken.
De grondroerder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg zijn van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels of leidingen. Bij gecombineerde kabel- of leidingaanleg zijn de deelhebbende netbeheerders hoofdelijk aansprakelijk tegenover de gemeente.
Wordt er desondanks schade aan eigendommen van de gemeente of derden (bijvoorbeeld: kabels en leidingen van andere netbeheerders, verkeersborden, groenvoorzieningen, eigendommen van particulieren enzovoorts) toegebracht dan geeft de grondroerder dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 24 uur, schriftelijk door aan de toezichthouder of aan belanghebbende derden.
Schades die het college als gevolg van kabel- of leidingwerkzaamheden lijdt worden door de grondroerder hersteld c.q. vergoed. De situatie van de ondergrond, de verharding (inclusief bijzondere (sier)bestrating) en groenvoorzieningen wordt teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Het college accepteert geen verslechtering.
Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van openbare gronden een grondroerder werkzaamheden moet uitvoeren, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden met de coördinator overlegd over de wijze waarop de grondroerder de vereiste kwaliteit wil bereiken en kan garanderen. Indien de door het college gewenste duurzame kwaliteit niet kan worden gegarandeerd kan het college eisen dat de kabels of leidingen via een ander tracé worden gelegd of dat de verharding over een grotere of volle breedte opnieuw wordt gelegd.
Niet alle schades die het college als gevolg van kabel- of leidingwerkzaamheden lijdt worden door de vastgestelde hersteltarieven gedekt. Dit is het geval bij:
In deze gevallen kunnen al vóór aanvraag van het instemmingsbesluit of de vergunning specifieke afspraken tussen het college en de grondroerder worden gemaakt. Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden "het 1e jaaronderhoud groen" en/of "inboet beplanting na het 1e groeiseizoen" worden voorgeschreven. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in het instemmingsbesluit of in de vergunning.
De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). De grondroerder wordt aansprakelijk gesteld voor het schadebedrag.
Van schade die ontstaat buiten de werkomgeving van de grondroerder is sprake als ten gevolge van werkzaamheden schade ontstaat aan materialen, lichtmasten, verkeersregelinstallaties (VRI’s), geparkeerde auto's, e.d. Voor zover het gemeentelijke eigendommen betreft, zal het college deze schade verhalen op grondroerder. Afhankelijk van de specifieke situatie kan het wenselijk zijn dat er voorafgaand aan de werkzaamheden een gezamenlijke (toezichthouder en grondroerder) schouw van de werkomgeving plaatsvindt. De bevindingen worden vastgelegd door de grondroerder.
Verborgen gebreken zijn bijvoorbeeld buitenproportionele verzakking van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. In dergelijke gevallen heeft de grondroerder 1 werkweek na eerste aanzegging van het college de tijd om de verharding opnieuw te herstellen. Indien de grondroerder niet tijdig voor herstel heeft zorg gedragen doet het college dit zelf.
Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een verzakking aangehouden van meer dan 0,03 m, welke zich binnen 1 jaar na het eerste herstel voordoet (= CROW-norm voor "ernstige schade").
5.2.1. Vergoeding van herstelkosten
Indien vooraf tussen het college en de grondroerder de afspraak is gemaakt dat het college zelf zorg draagt voor de herstelwerkzaamheden van verharding of groenvoorzieningen brengt het college de marktconforme kosten in rekening bij de grondroerder. Hierin is begrepen inboet, degeneratie, toezicht en onderhoud door het college.
De grondroerder draagt de kosten voor herstel- en/of degeneratie- en beheerskosten die berekend worden conform de vigerende hersteltarieven. Nadat de toezichthouder de hoeveelheid hersteld straatwerk of te herstellen asfalt heeft vastgelegd, ontvangt de netbeheerder een factuur voor de vastgestelde kosten. Het hersteltarievenblad wordt jaarlijks geïndexeerd.
Alle (extra) kosten 1 die door de grondroerder of het college gemaakt moeten worden vanwege werkzaamheden m.b.t. kabels of leidingen, calamiteiten of een gevolg zijn van de voorwaarden en eisen die zijn opgenomen in de VOI, de nadere regels, het instemmingsbesluit of in de vergunning komen altijd voor rekening van de grondroerder c.q. de netbeheerder.
Rij- of voertuigen waarvoor een verzekeringsplicht krachtens de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) geldt, zijn overeenkomstig de voorschriften van de WAM, en tegen het werkrisico verzekerd. Alleen door de in de vorige zin bedoelde verzekering gedekte rij- of voertuigen worden voor het werk gebruikt.
5.4. Veiligheid en Calamiteiten
Alle werkzaamheden worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld bij extreem lage of hoge gevoelstemperaturen mogen werknemers niet doorwerken). De voorschriften die op dit gebied van kracht zijn (zie: www.arboportaal.nl) zijn op het werk beschikbaar en de betrokken werknemers worden volledig geïnstrueerd. Tevens zijn alle (onder)aannemers VCA gecertificeerd. De grondroerder is verantwoordelijk voor de naleving hiervan.
Conform de vereisten uit de VCA en de Arbowet is er voor de aanvang van de werkzaamheden een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M plan) opgesteld door de grondroerder. Wanneer er geen VG&M plan wordt opgesteld door de grondroerder geeft de grondroerder aan het college voorafgaand aan de werkzaamheden onderbouwd aan waarom er geen VG&M plan wordt opgesteld. In het VG&M plan wordt, indien van toepassing, minimaal het volgende opgenomen:
De toezichthouder kan vanuit de publieke taakstelling van het college controleren of het werk veilig wordt uitgevoerd. De toezichthouder is bevoegd om bij onveilige situaties correctieve maatregelen af te dwingen of de werkzaamheden stilleggen. Dit geldt ook als er onveilige situaties aan een bestaand net of netwerk van een netbeheerder worden geconstateerd.
Bij werkzaamheden in de grond en water is de zorgplicht uit de Wet bodembescherming (Wbb) onverkort van toepassing. Dit is vooral van belang bij het werken in verontreinigde bodem. Het CROW heeft hiervoor de richtlijn “Werken in of met verontreinigde grond en/of verontreinigd (grond)water” (publicatie 132) en aanvullend daarop de richtlijn “Kabels en leidingen in verontreinigde grond” (publicatie 307) uitgebracht. Om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen werken initiatiefnemer en grondroerder in elk geval altijd volgens de meest actuele versie van deze richtlijnen.
Afhankelijk van de lokale bodemkwaliteit neemt de grondroerder passende maatregelen om negatieve gevolgen voor de medewerkers en de omgeving (passanten, omwonenden enzovoort) te voorkomen. Dit kan alleen als van te voren voldoende bekendheid is over de lokale bodemkwaliteit, hetgeen wordt bereikt door middel van gedegen vooronderzoek. De grondroerder legt de risico’s ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van de medewerkers en de omgeving en de wijze waarmee daarmee wordt omgegaan vast in het VG&M plan (zie ook artikel 5.4. tweede lid van het Handboek).
5.5. Peilen en hoofdafmetingen
Het op de graaflocatie aangeven van peilen en hoofdafmetingen door de toezichthouder beperkt zich tot het eenmalig aangeven van hoofdmeetpunten en eventueel extra punten in bochten en dergelijke. De grondroerder kan daarna zelf d.m.v. eenvoudig meetwerk, zowel qua horizontale als verticale maatvoering, het tracé in detail uitzetten. Het college treedt slechts toetsend c.q. controlerend op. Het gewenste tijdstip van aanwijzing wordt door de grondroerder tenminste 2 weken van te voren aan de toezichthouder kenbaar gemaakt. .
Bij de aanleg van kabels of leidingen in een nieuwbouwplan, waarbij (nog) geen woningen etc. aanwezig zijn om als vast punt voor maatvoering te dienen, zal het college een aantal maten middels piketpaaltjes of krijtmarkeringen aangeven op verzoek van de grondroerder. De grondroerder vraagt dit 2 weken voor aanvang aan bij het college. Dit geldt alleen voor gronden die eigendom zijn van de gemeente. Bij graafwerk in particulier eigendom maakt de grondroerder met betreffende grondeigenaar of projectontwikkelaar rechtstreeks afspraken; het college is hierin geen partij.
5.6. Grondwaterstanden en bronbemaling
Indien naar inzicht van de grondroerder bronbemaling noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren zorgt de grondroerder zelf voor de noodzakelijke vergunning(en). Voor het onttrekken van grondwater en voor lozing op het oppervlaktewater is in veel gevallen een watervergunning van een Waterschap nodig.
Indien blijkt dat werknemers van de grondroerder of haar (onder)aannemers zich niet houden aan de gemaakte afspraken of zij zich op de werkvloer onbehoorlijk of overlastgevend gedragen of dat er zich tijdens de uitvoering onregelmatigheden voordoen of dat de werkzaamheden niet naar behoren worden uitgevoerd, kan het collehe van de grondroerder eisen dat dit personeel de toegang tot het werk wordt ontzegt.
Het college zal, indien zij dit nodig acht, bij in gebreke blijven van de grondroerderzelf, noodzakelijke (herstel)werkzaamheden uit (laten) voeren. Dit geschiedt tegen marktconforme tarieven vermeerderd met de hierbij gemaakte gemeentelijke kosten. Het college brengt de grondroerder hiervan schriftelijk op de hoogte
7. RICHTLIJNEN TEN BEHOEVE VAN DE (TRACÉ)ENGINEERING
7.1. Tracé inspectie t.b.v. de aanleg van kabels of leidingen
De grondroerder inspecteert het beoogde tracé waarop de voorgenomen werkzaamheden uitgevoerd moeten gaan worden vooraf en onderzoekt of de werkzaamheden (verkeers-)technisch uitvoerbaar zijn t.a.v. de aanwezige wegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, spoorwegen, (waterkerende) dijken, overige kabels of leidingen, bomen, wegmeubilair, taluds en gebouwen.
De grondroerder inventariseert in de engineeringsfase welke overige netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé en informeert deze tijdig over de voorgenomen werkzaamheden en de gegevens over de aard en ligging van betreffende kabels of leidingen. Daartoe dient de grondroerder een oriëntatiemelding te doen bij het Kadaster- sectie Klic. De grondroerder geeft de overige netbeheerders de gelegenheid tot reactie waarbij de netbeheerders zelf kunnen toetsen of de voorgenomen werkzaamheden geen belemmering zijn voor een ongestoorde exploitatie van hun kabels of leidingen. Zo nodig treden zij in overleg met de grondroerder teneinde nadere afspraken te maken.
De grondroerder inventariseert zelf of er, behalve het instemmingsbesluit of de vergunning, voor bepaalde uit te voeren activiteiten eventueel een omgevingsvergunning noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het graafwerk in een gebied met landschappelijke of cultuurhistorische waarde al dan niet met nadere voorschriften in het kader van de bescherming van monumentale of archeologische waarden 2 (de Archeologische Waardenkaart Helmond is te raadplegen via de website van de gemeente Helmond, de aangewezen gebieden met archeologische waarden en verwachtingen zijn erop geregistreerd), het kappen van gemeentelijke bomen, het oprichten/plaatsen van bovengrondse voorzieningen, bouwketen of portakabins, materiaalcontainers etc.. Tevens vraagt de grondroerder alle voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen etc. die noodzakelijk zijn vanuit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan.
7.2. Tracé bepaling t.b.v. de aanleg van kabels of leidingen
Bij de tracébepaling van kabels of leidingen zijn twee aspecten van belang:
Het doel van het vooraf bepalen van deze liggingen is:
Bij de plaatsbepaling van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen wordt de afstand tussen het kabel- en leidingentracé en de stam van de boom bepaald door de leidraad minimale graafafstanden in de bomenposter hoofdstuk 10, bijlage 10.2. van het handboek. De leidraad staat in onderstaande tabel:
Handholes c.q. distributiepunten mogen niet aangebracht worden in kabel- en leidingtracés, rijbanen, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de in- of uitritten van percelen en binnen een afstand van 5,00 m vanaf bomen en niet binnen de kroonprojectie. De handholes c.q. distributiepunten worden bij voorkeur geplaatst in voetpaden, bermen of groen-voorzieningen. In overleg met de toezichthouder kunnen andere afspraken worden gemaakt over deze voorschriften.
De grondroerder vraagt vooraf aan het college toestemming om (mede)gebruik te maken van voorzieningen die eigendom zijn van de gemeente. Bijvoorbeeld voor het gebruik van mantelbuizen, kabelgoten of holle ruimten die onder een weg of in een kunstwerk (b.v. bruggen, tunnels, viaducten en dergelijke) van de gemeente aanwezig zijn.
7.2.2. Aanvullende eisen horizontale ligging
Werkzaamheden aan of bij bomen of andere groenvoorzieningen worden zoveel mogelijk vermeden. Hiermee wordt bij de engineering terdege rekening gehouden en waar mogelijk worden bij voorkeur alternatieve routes gekozen. Is het werken aan- of bij bomen of andere groenvoorzieningen toch onvermijdelijk dan wordt er eerst overleg met de toezichthouder gevoerd.
Als het onvermijdelijk is dat er in de nabijheid van bomen of andere groenvoorzieningen moet worden gewerkt, dan worden er een aantal voorzorgsmaatregelen getroffen (Hoofdstuk 9) dat schade aan de betreffende boom, groenvoorziening en aan de te leggen kabel of leiding voorkomt. Indien de afstand tot de bomen minder is dan bepaald in artikel 7.2.1 derde lid worden er in ieder geval beschermende maatregelen toegepast of er worden (gestuurde) boringen gemaakt.
7.2.4. Aanvullende eisen voor verticale ligging
Koppelbalken t.b.v. funderingen worden alleen gekruist als de verticale afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld ten minste 1,00 m bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de kabels of leidingen een veilige ligging verkrijgen.
8. VOORWAARDEN EN TECHNISCHE EISEN T.A.V. DE UITVOERING
8.1. Werkafspraken en voorwaarden m.b.t. de uitvoering
De grondroerder zorgt ervoor dat een afschrift van het instemmingsbesluit of de vergunning incl. de tekening(en), de nadere regels, en de afschriften van de toestemmingen van derden incl. de voorwaarden en de gegevens van de Klic-melding op de graaflocatie aanwezig zijn; deze worden desgevraagd aan de coördinator of toezichthouder getoond.
Indien het voor aanvang bekend is dat er kabels of leidingen van meerdere netbeheerders in, in de directe nabijheid of aansluitend aan een te roeren tracé gelegd of gerooid moeten worden, dan wordendeze werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd, maar in ieder geval aansluitend aan elkaar in een werkgang, uitgevoerd. De grondroerder(s) moet(en) dit als zodanig onderling of met de betreffende netbeheerder(s) afstemmen (combiwerk).
Bij de uitvoering van het herstel en onderhoud van de verharding geldt dat het herstel van de verharding in het centrumgebied (zie hoofdstuk 10, bijlage 10.3) op dezelfde dag en in de rest van de gemeente binnen 2 werkdagen uitgevoerd wordt door de grondroerder met een onderhoudstermijn van 12 maanden.
Als er direct naast de sleuf geen ruimte is wordt de plaats van tijdelijke opslag van (bestratings-) materialen vooraf in overleg met de toezichthouder bepaald. Na beëindiging van het werk of op eerste aanzegging van het college worden deze (bestratings-)materialen verwijderd. Indien van toepassing wordt de ondergrond hersteld in de staat zoals vooraf aanwezig was.
Alle (bestratings-)materialen worden onbeschadigd herplaatst. De grondroerder zorgt bij beschadiging zelf voor herstel of vervangend (bestratings-)materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de toezichthouder nadere afspraken zijn gemaakt over het leveren van (bestratings-)materiaal door de gemeente.
Nadat de werkzaamheden gereed zijn wordt het tracé volledig hersteld en de werkomgeving opgeruimd achtergelaten. Bermen en onverharde grond zijn vrij van stenen en dergelijke en indien van toepassing ingezaaid. Al het overtollige puin, grond, zand, beplantingsresten of afval van de werkzaamheden wordt afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Er mag ook geen zand of vuil achterblijven in (mol)goten, lijnafwatering, beplanting en straat- en trottoirkolken (indien nodig dient de grondroerder deze te reinigen). Eventueel gemaakte bronneringsgaten worden weer opgevuld. De werkomgeving wordt opgeleverd in tenminste de oorspronkelijke staat. De grondroerder en toezichthouder leveren het tracé gezamenlijk op. Het opleverdocument wordt door beide partijen ondertekend.
De bepalingen in artikel 7.2.1 t/m 7.2.4 zijn tevens van toepassing voor de uitvoering. Indien tijdens de uitvoering afgeweken wordt van het ingestemde tracé (in horizontale of verticale zin) is hiervoor goedgekeuring van de toezichthouder vereist. De grondroerder stuurt daarna binnen 5 werkdagen een gewijzigde tracétekening met afwijkingsrapport naar het college t.b.v. het instemmings- of vergunningsdossier.
8.2. Eisen t.a.v. opbreken en (indien van toepassing) herstellen open verharding
Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een zandfundering mogen in open ontgraving (per rijbaan) gerealiseerd worden. Ter plaatse van de wegkruising wordt een mantelbuis gelegd waardoorheen de kabel of leiding wordt gevoerd. De mantelbuis dient minimaal 0,50 m (bij kabels) of 1 m (bij leidingen) aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen. Tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Het opbreken van de open verharding gebeurt handmatig en zorgvuldig, machinaal opnemen van de open verharding is niet toegestaan. Indien tijdens het opbreken van open verharding elementen breken of beschadigen vervangt de grondroerder deze zelf door elementen van gelijke samenstelling en hoedanigheid. Indien voorradig kunnen deze eventueel worden geleverd door het college. Indien tijdens een vooropname gezamenlijk (toezichthouder en grondroerder) geïnventariseerd en vastgelegd is dat een verharding van een nog op te breken tracé een bovengemiddeld aantal (> 5%) gebroken of beschadigde elementen bevat kan het vervangende materiaal mogelijk door het college beschikbaar worden gesteld. Hierover dienen afspraken gemaakt te worden met de toezichthouder.
Lijnafwatering heeft vaak een fundering van (stamp)beton of gestabiliseerd zand en wordt nooit verwijderd. De lijnafwatering inclusief funderingsconstructie moet in tact blijven. Ook trottoirbanden die gefundeerd zijn worden niet verwijderd. Wanneer een lijnafwatering of een gefundeerde trottoirband gekruist moet worden dient over de toe te passen werkwijze overlegt te worden met de toezichthouder.
Het opbreken en herstellen van bijzondere (sier)bestrating (onder andere natuursteen en gepolijste tegels) kan een specifieke werkwijze vereisen. Om ervoor te zorgen dat het zichtoppervlak van het bestratingsmateriaal niet beschadigt neemt de grondroerder de nodige beschermende maatregelen waarbij aanwijzingen van de toezichthouder altijd opgevolgd worden.
Bij herbestrating worden de elementen onderling en ten opzichte van de ongeroerde elementen even hoog gestraat. Binnen het terug aangebrachte straatwerk komen geen oneffenheden voor. Het straatwerk wordt onder hetzelfde profiel en verband gestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was. Er worden geen klinkers op z’n kant terug gestraat.
Uitgevoerd straatwerk wordt schoongeveegd afgetrild en daarna, meerdere keren en met tussenpozen van minimaal 24 uur, ingeveegd met schoon brekerzand (bij klinkers), schoon straatzand (bij tegels) of schoon split (bij gebakken bestratingsmateriaal). Alle voegen in het straatwerk zijn in de eindsituatie voldoende met de ter plaatse toe te passen voegvulling gevuld.
8.3. Eisen t.a.v. opbreken en (indien van toepassing) herstellen gesloten verhardingen
Het is in beginsel verboden ontgravingen te verrichten in wegen met een gesloten verharding. Behoudens in het geval wanneer er in deze wegen al kabels of leidingen aanwezig zijn die moeten worden gerepareerd of dat er aansluitingen op moeten worden gemaakt. In die gevallen wordt er gewerkt met voorafgaande (schriftelijke) toestemming van het college.
Vervolgens wordt het asfalt met behulp van een compressor verwijderd.
De vrijgekomen materialen worden (voor zover dit mogelijk is) gescheiden naar:
Beiden worden afgevoerd conform de CROW publicatie 210:
'Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt'.
Indien van toepassing zorgt de grondroerder zelf voor de benodigde afvalstroomnummers . Een kopie van de acceptatie- of stortbonnen van een erkend en gecertificeerd verwerkingsbedrijf wordt direct overhandigd t aan de coördinator of toezichthouder
Sleuven in de asfaltverharding worden nadat de kabels of leidingen zijn gelegd, over de volle breedte opgevuld en verdicht en de oorspronkelijke funderingsconstructie wordt hersteld met menggranulaat 0/31,5 mm. De ondergrond van de fundering en de fundering voldoet na verdichting aan de technische eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen.
De te herstellen asfaltsleuf wordt dichtgestraat in een zandbed van tenminste 50 mm brekerzand met betonstenen (zo mogelijk in de kleur van het aanwezige asfalt) in elleboogverband op een wijze die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen dienen gelijk te liggen met het ingezaagde asfalt. De stenen dienen vlak ten opzichte van elkaar te worden gestraat. Indien er vooraf afspraken met de toezichthouder over zijn gemaakt kunnen de betonstenen mogelijk worden afgehaald op de gemeentewerf.
Indien het dichtstraten van een sleuf niet op deugdelijke wijze wordt uitgevoerd kan dat tot gevolg hebben dat de aansluitende verhardingen als gevolg van het gebruik door het verkeer verzakken of beschadigd worden. Dergelijke schade dient door de grondroerder, binnen 5 werkdagen op aanzeggen van de gemeente, te worden hersteld.
8.4. Eisen t.a.v. opbreken en herstellen bermen en gazons
In bermen waar het steken van regelmatige zoden niet mogelijk is wordt de sleufbedekking (graspollen e.d.) onderin de sleuf gelegd. Nadat de kabels of leidingen zijn gelegd en de sleuf tot op de juiste hoogte is aangevuld en verdicht wordt de berm, vrij van stenen en dergelijke, gefreesd en ingezaaid met een door het college goedgekeurd grasmengsel. Bepaling type grasmengsel in overleg met de toezichthouder.
De gedragscode Flora en Faunawet Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is van toepassing op dit werk. De gedragscode is verkrijgbaar via Stadswerk te Ede. Op basis van de gedragscode dient een plan van aanpak opgesteld te worden over hoe om te gaan met de aanwezige beschermde flora en fauna. De grondroerder dient dit plan te hanteren bij de uitvoering van de werkzaamheden.
8.5. Weg- of boomkruising d.m.v. persen of (gestuurd) boren
Indien bij een wegkruising de aanleg van kabels of leidingen door middel van een persing of (gestuurde) boring onder het wegdek wordt gerealiseerd, wordt dit haaks op de wegas, minimaal 1 m uit de tangentpunten en zodanig uitgevoerd dat er geen verzakkingen in de verharding optreden. De persing of (gestuurde) boring wordt bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd. Het aanbrengen van een (stalen) mantelbuis is daarbij verplicht.
Indien een boomkruising middels een zogenaamde boomboring met een mantelbuis wordt uitgevoerd, dan kunnen aan de uitvoeringseisen van de boring en de materiaalkeuze van de mantelbuis door de gemeente nadere eisen gesteld worden. De mantelbuis heeft een minimale dekking van 0,8 m. De boring wordt bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd.
8.6. Eisen t.a.v. de graaf- en grondwerkzaamheden
Te ontgraven grond, zand, teelaarde, funderingsmateriaal enz. wordt gescheiden ontgraven, vervoerd of in depot, van de grondroerder, gezet of aangevuld. Het opbreken van een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw vereist vaak een speciale werkwijze die afgestemd wordt met de toezichthouder. De aanwijzingen van de toezichthouder worden altijd opgevolgd .
Nadat de kabels of leidingen gelegd zijn wordt de sleuf aangevuld en verdicht. Alle werkzaamheden vinden in een droge sleuf plaats. Om de oorspronkelijke profielopbouw van de ondergrond zo optimaal mogelijk te herstellen wordt het uitgegraven materiaal, vrij van stenen en dergelijke, over de volle breedte van de sleuf laagsgewijs en met zorg in de juiste volgorde terug in de sleuf gebracht. De dikten van grond-, fundering- en zandlaag of de laag teelaarde zijn gelijk aan de oorspronkelijke laagdikten. Bermen en groenstroken worden met voldoende overhoogte aangevuld. Bevroren grond of zand, sneeuw, (groen)afval en puin wordt niet verwerkt in de aanvulling.
De grondroerder controleert de verdichting van het grondwerk met behulp van sonderen. De meting van de verdichting geschiedt met behulp van een sondeerapparaat met een conusoppervlak van 100 mm² en een tophoek van 60 graden. Het meetbereik bedraagt tenminste 5 MPa en het dieptebereik is tenminste 0.60 m. De conuswaarde wijkt maximaal 3% naar beneden af van de conuswaarde die direct naast de sleuf is vastgesteld.
8.7. Eisen t.a.v. de kabel- of leidingwerkzaamheden
Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels of leidingen houdt de grondroerder een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen aan de coördinator of toezichthouder wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaarddwarsprofiel dan wel het door het college aangewezen standaard tracé worden geconstateerd bepaalt de grondroerder in overleg met de coördinator of toezichthouder voor de te leggen kabel of leiding een nieuw tracé.
Er worden geen kabels of leidingen, handholes c.q. distributiepunten of andere (bovengrondse) voorzieningen boven bestaande kabels of leidingen geplaatst waardoor deze niet meer bereikbaar zijn voor onderhoud, reparatie en dergelijke. Indien geen andere oplossing mogelijk is dan kan in overleg met en met goedkeuring van de betreffende netbeheerder onder voorwaarden of met het nemen van maatregelen eventueel toch tot aanleg c.q. plaatsing worden overgegaan.
Kabels of leidingen die tijdens de werkzaamheden blijvend buiten gebruik worden gesteld of kabels of leidingen die de afgelopen 10 jaar niet in gebruik zijn geweest, worden zoveel mogelijk gelijktijdig met de uit te voeren werkzaamheden verwijderd of, na overleg, op een door het college aan te geven tijdstip.
Voor tijdelijk aan te brengen voorzieningen (zoals b.v. damwanden, sleufbekisting, etc.) ten behoeve van werkzaamheden aan kabels of leidingen in de openbare ruimte is de goedkeuring van de coördinator vereist. Deze tijdelijke voorzieningen worden na het voltooien van de werkzaamheden verwijderd, tenzij in overleg met de coördinator anders wordt besloten.
Voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis of kabel op de benodigde lengte in de openbare grond wordt opgeborgen (vooral bij CAI en FttX) worden zo strak mogelijk opgerold en gebundeld. De bovenkant van de rol ligt op dezelfde hoogte als de kabel en evenwijdig aan en tegen de perceelgrens.
De exacte locaties van handholes c.q. distributiepunten en bovengrondse voorzieningen worden in overleg met de toezichthouder bepaald. Conform het bepaalde in tweede en derde lid van dit artikel wordt vooraf vastgesteld of de gekozen locatie vrij is van overige kabels of leidingen. Indien de toezichthouder constateert, óf dat op een later moment blijkt, dat een handhole c.q. distributiepunt of bovengrondse voorziening bezwarend is geplaatst dan verplaatst de grondroerder deze binnen 5 werkdagen.
Bij plaatsing van bovengrondse voorzieningen van grotere afmeting in of nabij een groenvoorziening kan de gemeente nadere eisen stellen. Er kan bijvoorbeeld aanplant van extra beplanting gewenst zijn om de bovengrondse voorziening zoveel als mogelijk aan het zicht te onttrekken. Deze extra voorwaarden worden door het college zoveel mogelijk opgenomen in het instemmingsbesluit of in de vergunning, echter de aanwijzingen van de coördinator of toezichthouder worden eveneens altijd opgevolgd.
Het deksel van handholes c.q. distributiepunten die op maaiveldniveau worden geplaatst voldoet minimaal aan verkeersklasse D400(NEN-EN 124) en ligt altijd gelijk met de aanwezige bestrating of (berm)verharding. Aanwezige elementenverharding rond de handhole worden geknipt in het bestaande verband. Indien een handhole door verzakking op enig moment niet meer gelijk ligt met de bestrating of (berm)verharding herstelt de grondroerder dit op eerste aanzegging van het college.
Nadat alle werkzaamheden gereed zijn meet de grondroerder de ligging gegevens van de kabels of leidingen, inclusief (voorbereide) huisaansluitingen, handholes c.q. distributiepunten en bovengrondse voorzieningen (digitaal) in en deze op een As-Built tekening digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging door derden (conform WION).
8.8. Werken in of met verontreinigde grond
Om na te gaan of de voorgenomen graafwerkzaamheden mogelijk zullen plaatsvinden in verontreinigde bodem, voert de grondroerder ten minste historisch vooronderzoek uit en in sommige gevallen tevens een bodemonderzoek. De eerste fase van het historisch vooronderzoek verloopt via het digitale bodemloket (http://www.bodemloket.nl/kaart).
Indien de geplande werkzaamheden in de bodem meer dan 25 meter buiten de op het bodemloket aangegeven locatiecontouren worden uitgevoerd, is geen verder bodemonderzoek nodig. De bodemkwaliteit voldoet dan naar verwachting minimaal aan de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse Wonen zoals bedoeld in tabel 1 van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Zie in dit verband ook de vigerende bodemkwaliteitskaart.
Indien er wel samenloop is met de bekende locatiecontouren, of het werk binnen 25 meter van zo'n contour wordt uitgevoerd, is aanvullend historisch vooronderzoek noodzakelijk. In dat geval geldt de aanvraagprocedure zoals vermeldt op de wegsite van de gemeente Helmond. Zo nodig voert de initiatiefnemer vervolgens aanvullend en/of nader bodemonderzoek uit.
Indien bij de werkzaamheden in de bodem (tijdelijk) verontreinigde grond of grondwater wordt verplaatst, dan is hiervoor een melding op grond van artikel 28 Wbb noodzakelijk. Zie hiervoor de website van de gemeente Helmond. Hier kunnen ook de eventueel noodzakelijke meldingsformulieren worden gedownload.
Overtollige grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerker of hergebruikslocatie. Verwerken van de overtollige grond in de directe omgeving van het werk is alleen toegestaan binnen de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer Helmond 2012-2022.
Indien (aanvul)grond wordt aangevoerd van buiten de locatie, wordt dit op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf worden gemeld bij het college. Dit geldt ook voor de eventuele tijdelijke opslag van (aanvul)grond op het werkterrein of op een ander terrein.
9. WERKEN AAN OF NABIJ GROENVOORZIENINGEN
9.1. Werkafspraken en voorwaarden m.b.t. groenvoorzieningen
In relatie tot werkzaamheden t.b.v. kabels of leidingen kan het noodzakelijk zijn dat er ook werkzaamheden (verwijderen of snoeien) aan groenvoorzieningen worden uitgevoerd. Dit kan voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden van de grondroerder nodig zijn, maar het kan ook binnen de onderhoudstermijn van de werkzaamheden van de grondroerder vallen. De afspraken daarover worden vooraf met de toezichthouder gemaakt.
De gedragscode Flora en Faunawet Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is van toepassing op dit werk. De gedragscode is verkrijgbaar via Stadswerk te Ede. Op basis van de gedragscode dient een plan van aanpak opgesteld te worden over hoe om te gaan met de aanwezige beschermde flora en fauna. De grondroerder dient dit plan te hanteren bij de uitvoering van de werkzaamheden.
9.2. Werkafspraken en voorwaarden m.b.t. bomen
In het wortelgestel van bomen wordt slechts bij hoge uitzondering handmatig gegraven. Dit is echter alleen toegestaan met goedkeuring van de toezichthouder. Wortels dikker dan 50 mm in diameter worden nooit verwijderd of beschadigd. Wortels kleiner dan 50 mm in diameter worden verwijderd d.m.v. zagen zonder de wortels te breken of eraan te trekken. Ontgraven wortels worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.
De gedragscode Flora en Faunawet Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is van toepassing op dit werk. De gedragscode is verkrijgbaar via Stadswerk te Ede. Op basis van de gedragscode dient een plan van aanpak opgesteld te worden over hoe om te gaan met de aanwezige beschermde flora en fauna. De grondroerder dient dit plan te hanteren bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-106461.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.