Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2016

De raad van de gemeente Purmerend,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2019,

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Overwegende dat:

 

- Als gevolg van recente wijzigingen in landelijke wet- en regelgeving de verordening dient te worden geactualiseerd.

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2016

 

Artikel I

 

De artikelen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2016 worden als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

lid 1, g. Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag tot maatschappelijke ondersteuning wordt voorzien;

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

lid 1, g. Voorliggende voorziening: een voorziening of dienst op grond van een andere wettelijke regeling die voorliggend is op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Lid 1, w. Onafhankelijke cliëntondersteuning ondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

Lid 1:

Sub g:

Dit betreft een correctie van de definitie voor de term ‘voorliggende voorziening’.

Sub w:

Dit betreft de toevoeging van het begrip ‘Onafhankelijke cliëntondersteuning’ op verzoek van de Adviesraad Sociaal Domein.

 

 

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 2. Melding hulpvraag

Lid 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

Lid 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

 

Artikel 2. Melding hulpvraag

Lid 1. Een hulpvraag kan door of namens een ingezetene bij het college worden gemeld.

Lid 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

 

Lid 1:

Het woord ‘cliënt’ is vervangen met ‘ingezetene’. Pas nadat een melding is ingediend wordt een ingezetene een cliënt genoemd.

Lid 2:

In de praktijk worden meldingen niet schriftelijk bevestigd. Het contact met ingezetenen verloopt in eerste plaats telefonisch. Indien een ingezetene dit wenst wordt alsnog een  schriftelijke bevestiging  verstuurd.

 

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 3. Cliëntondersteuning

Lid 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Lid 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 3. Onafhankelijke cliëntondersteuning

Lid 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Lid 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

De Adviesraad Sociaal Domein benadrukt het belang van kosteloze en onafhankelijke

cliëntondersteuning voor de inwoners van Purmerend. De adviesraad heeft daarom geadviseerd om in dit artikel het

woord ‘onafhankelijk’ toe te voegen. Dit advies is overgenomen.

 

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 4. Vooronderzoek ; indienen persoonlijk plan

Lid 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Artikel 4. Vooronderzoek

Lid 2. De cliënt verschaft het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Artikel 4:

De titel van het artikel wordt ingekort.

Dit artikel betreft een breder proces dan het indienen van een persoonlijk plan.

Lid 2:

De Wmo 2015 stelt dat het verschaffen van de gegevens niet voorafgaand aan het gesprek plaats moet vinden. Dit mag ook tijdens of na het gesprek.

  

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 5. Gesprek

Lid 1, c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 1, d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 1, f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

 

Artikel 5. Gesprek

Lid 1, c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren om te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 1, d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie om te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 1, f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie om te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

Lid 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure

Lid 5. Bij elk gevoerd onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet wordt de vraag gesteld of degene waarmee het gesprek wordt gevoerd mantelzorgers heeft die in aanmerking zouden kunnen komen voor de jaarlijkse blijk van waardering als bedoeld in artikel 15 van deze verordening

Lid 1:

De aanpassingen in lid 1, sub c, d en f betreffen een correctie in de tekst: ‘of’ is vervangen met ‘om’.

Lid 3:

De Wmo 2015 biedt een wettelijke grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens. Toestemming vragen in deze situatie is niet toegestaan.  

Lid 5:

Dit betreft een verplaatsing van een lid uit artikel 15, die in dit artikel thuishoort.

 

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 6. Verslag

Lid 2. Na het gesprek verstrekt het college zo spoedig mogelijk aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

Lid 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd, als de cliënt niet binnen 5 werkdagen een ondertekend exemplaar heeft ingediend, kan de gemeente bepalen de termijn van afhandeling op te schorten.

Lid 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

Lid 5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

 

Artikel 6. Verslag

Lid 2. Na het gesprek verstrekt het college zo spoedig mogelijk aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij de cliënt hier geen prijs op stelt

Lid 3. In het geval dat de cliënt het verslag niet wil ontvangen, wordt er geen toepassing gegeven aan leden 4, 5 en 6 en is artikel 7 van toepassing.

Lid 4. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. Als de cliënt niet binnen 5 werkdagen een ondertekend exemplaar heeft ingediend, kan de gemeente bepalen de termijn van afhandeling op te schorten.

Lid 5. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

Lid 6. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Lid 2:

In de praktijk blijkt dat inwoners niet altijd behoefte hebben aan dit verslag. Het kan als confronterend worden ervaren. Op verzoek van de cliënt wordt het verslag niet gedeeld.

 

Extra lid:

Na lid 2 is een extra lid toegevoegd. (I.v.m. wijziging in lid 2).

Als gevolg wordt lid 3 in de nieuwe situatie lid 4; lid 4 wordt lid 5 en lid 5 wordt lid 6.

 

 

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

Lid 2, b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening, lid 2

Lid 2, b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en aan het realiseren van een situatie, waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich (voor zover mogelijk) zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

Lid 2, c. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan opvang en aan het realiseren van een situatie, waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich (voor zover mogelijk) zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Lid 2, Sub b:

Sub b is opgesplitst in twee subs, namelijk sub b en c. Dit is gedaan om het onderscheid te kunnen maken tussen beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

 

H

Artikel 10 komt te vervallen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 10. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen

d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10. Inhoud beschikking

(Vervallen)

Artikel 10 komt te vervallen. In overleg met de jurist is besloten dat dit beter past in een interne werkinstructie.

     

 

I

Aan Artikel 11 wordt een lid toegevoegd dat luidt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 11. Regels voor pgb

 

Artikel 11. Regels voor pgb

Lid 6. Onverminderd lid 3,4 en 5 is de hoogte van een pgb voor informele hulp:

a. minimaal gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek of;

b. de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming of;

c. de tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten zoals bedoeld in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de door het college vastgestelde vergoedingenlijst die waar mogelijk gebaseerd is op richtbedragen van het Nibud.

Toevoeging van nieuw lid 6, om te voorkomen, dat in alle gevallen op basis van de huidige regelgeving m.b.t. het wettelijk minimumloon met ingang van 1 mei 2019 moet worden overgegaan tot betaling van dat wettelijk minimum.

 

J

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

Lid 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

Lid 2. In afwijking op het eerste lid:

a. wordt bij individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, dagbesteding en kortdurend verblijf het uur-, dagdeel- of etmaal tarief vanuit de AWBZ gehanteerd met jaarlijkse indexatie;

b. wordt bij verstrekking van een woonvoorziening gedurende maximaal 39 perioden van vier weken een bijdrage in rekening gebracht.

   

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

Lid 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

Lid 2. In afwijking op het eerste lid wordt bij dagbesteding geen eigen bijdrage gehanteerd.

 

Lid 1:

Er geldt een vaste eigen bijdrage van maximaal € 17,50 per 4 weken. De eigen bijdrage is niet langer afhankelijk van inkomen of vermogen.

Lid 2:

Met de invoering van het abonnementstarief kan lid 2.a.komen te vervallen.

Lid 2.b. wordt afgeschaft. Met dit lid werd voorkomen dat cliënten voor een lange tijd een hoge eigen bijdrage moesten betalen. Nu de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen ook is vastgesteld op € 17,50 is dit niet langer nodig. In de wet is vastgelegd dat het totaal aan eigen bijdragen nooit de kostprijs kan overstijgen.

Het volledige Lid 2. wordt vervangen met een lid over de eigen bijdrage bij dagbesteding. Deze is toegevoegd omdat de gemeenteraad eerder middels een amendement heeft besloten de eigen bijdrage voor dagbesteding af te schaffen.

 

K

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 13 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Lid 1.

Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door tenminste:

 

Artikel 13 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Lid 1.

Aanbieders, zowel van zorg in natura als zorg die wordt ingekocht met een pgb, zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door tenminste:

 

Lid 1: Er is toegevoegd dat dit artikel zowel betrekking heeft op zorg in natura als pgb.

Dit om mogelijke misverstanden hierover te voorkomen.

 

L

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

1. Ten aanzien van de in artikel 2.1.6. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kunnen mantelzorgers van cliënten in de gemeente gebruik maken van een blijk van waardering in de vorm van; lotgenotencontacten, cursussen, de jaarlijkse dag van de mantelzorger en door middel van maatwerk.

2. Voor een extra jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente stelt het college vóór 1 november van enig jaar vast wie daarvoor in aanmerking komen. Bij het vaststellen hanteert het college de volgende criteria:

a. er is een indicatie extramurale zorg afgegeven;

b. de indicatie is minimaal 53 weken geldig;

c. per persoon kan maar één mantelzorger in aanmerking komen voor de blijk van waardering.

3. De inhoud van de extra waardering wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

4. Bij elk gevoerd onderzoek als bedoeld in artikel 1.2.2 van de wet wordt de vraag gesteld of degene waarmee het gesprek wordt gevoerd mantelzorgers heeft die in aanmerking zouden kunnen komen voor een blijk van waardering.

5. Wie meent een mantelzorger te hebben die voor de blijk van waardering in aanmerking kan komen kan zich vóór 1 juli van enig jaar melden bij het college. Het college draagt er dan zorg voor dat er een gesprek plaatsvindt ter beoordeling.

 

Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers  

1. Het college verleent op verzoek van een ontvanger van mantelzorg een jaarlijkse waardering aan mantelzorgers: ‘Het mantelzorgcompliment’. Dit dient als extra blijk van waardering voor mantelzorgers. Mantelzorgers komen hiervoor in aanmerking als wordt voldaan aan de volgende criteria:

a. De mantelzorg wordt verleend aan een ingezetene van Purmerend.

b. De mantelzorger staat geregistreerd in het mantelzorgregister van de gemeente.

c. De mantelzorger levert de zorg onbetaald. Verzorgingsuren die bijvoorbeeld uit een pgb worden betaald vallen niet onder mantelzorg.

d. De mantelzorger levert de zorg langer dan drie maanden aaneen, voor meer dan vier uur per week.

e. De mantelzorg overstijgt gebruikelijke hulp.

f. De mantelzorg moet in het jaar van aanvraag zijn verleend.

2. Per ingezetene komt één mantelzorger in aanmerking voor het mantelzorgcompliment.

3. Een mantelzorger kan slechts één mantelzorgcompliment per jaar ontvangen, ook al is deze persoon mantelzorger van meerdere ingezetenen.

4. De inhoud van de extra waardering wordt jaarlijks door het college vastgesteld, tenzij de waardering ongewijzigd blijft ten opzichte van het voorgaande jaar.

5. De ingezetene vraagt het mantelzorgcompliment aan voor de mantelzorger. Wie meent een mantelzorger te hebben die voor de blijk van waardering in aanmerking komt kan zich vanaf 1 april tot en met 31 december van enig jaar melden bij het college.

6. Aan het ontvangen van het mantelzorgcompliment voor enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend voor volgende jaren.

Bij verordening moet worden bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Met het jaarlijkse mantelzorgcompliment voldoen we aan deze wettelijke eis.

Het huidige artikel is herschreven, zodat deze beter aansluit op de werkwijze m.b.t. de jaarlijkse waardering. De belangrijkste verschillen zijn dat de groep die in aanmerking komt voor de waardering is uitgebreid. Ook mantelzorgers van ingezetenen die geen cliënt zijn, komen in aanmerking. Een tweede verschil is dat een mantelzorger voortaan slechts één mantelzorgcompliment per jaar mag ontvangen. hierdoor kan het budget voor een brede groep worden ingezet, zonder enkele mantelzorgers meerdere keren het mantelzorgcompliment te geven.

 

M

Artikel 21 komt te vervallen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 21. Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 21. Nadere regels

(Vervallen)

De wet schrijft voor wanneer het college bevoegd is nadere regels te stellen.

 

 

 

Artikel II

De artikelen in de toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2016 worden als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 3. Cliëntondersteuning

Het eerste lid is een uitwerking van de verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kort cyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit.

In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning.

 

Artikel 3. Onafhankelijke Cliëntondersteuning

Het eerste lid is een uitwerking van de verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de Verordening opgenomen vanwege het belang om in de Verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. Daarnaast is aan het artikel toegevoegd dat de cliëntondersteuning onafhankelijk is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kort cyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit.

In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de cliënt na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning.

De Adviesraad Sociaal Domein benadrukt het belang van kosteloze en onafhankelijke

cliëntondersteuning voor de inwoners van Purmerend. De adviesraad heeft daarom geadviseerd om in dit artikel het

woord ‘onafhankelijk’ toe te voegen. Dit advies is overgenomen

  

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

Artikel 4. Vooronderzoek

De titel van het artikel wordt ingekort.

Dit artikel betreft een breder proces dan het indienen van een persoonlijk plan.

 

C

Artikel 10 komt te vervallen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 10. Inhoud beschikking

Uitgangspunt van de wet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een budget.

De beschikking bevat:

- een omschrijving van het leefgebied(en) waarvoor de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

- de te verstrekken voorziening (met het omschrijven van de leefgebieden kunnen de beoogde resultaten concreet worden aangegeven

- het beoogde resultaat van de inzet van deze voorziening t.a.v. de aangegeven leefgebieden (bijvoorbeeld: cliënt geeft aan problemen te ondervinden in de dagelijkse verplaatsingen in en om het huis, beoogd resultaat: verbetering van de mobiliteit in en om het huis. (tweede lid en derde lid onder a.)

- de ingangsdatum en duur van de verstrekking (tweede lid onder b en derde lid onder d).

- de relevante andere voorzieningen die worden ingezet of ingezet kunnen worden om het resultaat te bereiken.

Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’. Zie ook de toelichting op artikel 5, eerste lid, onder b.

Tweede, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven.

Het vierde lid dient uitsluitend ter informatie aan de cliënt. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt immers via het CAK, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. Zie artikel 12 en artikel 2.14, zesde lid, van de wet, waarin is bepaald dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget, met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.

Artikel 10. Inhoud beschikking

(Vervallen)

Artikel 10 komt te vervallen. In overleg met de jurist is besloten dat dit beter past in een interne werkinstructie.

 

 

D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet) en in het Besluit maatschappelijke ondersteuning worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Besluit maatschappelijke ondersteuning stelt.

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de Verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

Het totaal van de bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen dan wel pgb’s is gelimiteerd tot een bedrag van maximaal € 17,50 per periodebijdrage.

De eigen bijdrage is landelijk vastgesteld op € 17,50 per periode.

 

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.

Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Echter komen ook mantelzorgers van ingezetenen die geen cliënt zijn voor deze jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking. Voorts is de woonplaats van de cliënt of ingezetene bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.

Het is niet langer noodzakelijk dat ingezetene ook cliënt is.  Wanneer dankzij mantelzorg de noodzaak voor een maatwerkvoorziening kan worden voorkomen, staat de gemeente hier vanzelfsprekend positief tegenover. Ook deze mantelzorgers verdienen een blijk van waardering.

  

F

Artikel 21 komt te vervallen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Evt. toelichting

Artikel 21. Nadere regels

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 21. Nadere regels

(Vervallen)

De wet schrijft voor wanneer het college bevoegd is nadere regels te stellen.

 

 

Artikel III  

Dit besluit treedt een dag na bekendmaking in werking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 18 april 2019

de griffier,

R.J.C. van der Laan

de voorzitter,

D. Bijl

Naar boven