Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Rivierenland - Gemeente Buren 2019

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Buren, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

Gelet op:

  • -

    artikel 4, 5 en 6 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland;

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Gemeentewet

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

 

Overwegende dat:

  • -

    het om redenen van doelmatigheid wenselijk is de uitoefening van hun daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden, behorende tot de bij de Omgevingsdienst Rivierenland ondergebrachte taken als bedoeld in de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland, op te dragen aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland en de directeur toe te staan ondermandaat te verlenen;

  • -

    het met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst Rivierenland en de andere Gelderse omgevingsdiensten gewenst is hiervoor een Gelders uniform format te hanteren, zoals vastgesteld door de directeuren van de Gelderse omgevingsdiensten op 15 november 2017;

  • -

    het dientengevolge gewenst is de eerder verleende algemene mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluiten aan de Omgevingsdienst Rivierenland in te trekken en te transponeren naar het Gelderse uniforme format;

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen het navolgende besluit:

Algemeen Mandaatbesluit omgevingsdienst Rivierenland – Gemeente Buren 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluitwordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan:

  • b.

    directeur: de directeur van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 27 van de Gemeenschappelijke Regeling

  • c.

    gemeenschappelijke regeling:

  • d.

    instructie: algemene instructies van het bestuursorgaan aan de directeur van de omgevingsdienst omtrent de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden als bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb

  • e.

    lijst van Awb-bevoegdheden: het als Bijlage

  • f.

    lijst van overige bevoegdheden: het als Bijlage 2 bij dit mandaatbesluit behorende overzicht, waarop het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden (uitgezonderd Awb-bevoegdheden als bedoeld in Bijlage 1) zijn gemandateerd;

  • g.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld in sub h van dit artikel;

  • h.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan besluitenals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • i.

    omgevingsdienst: de Omgevingsdienst

  • j.

    ondermachtiging: de figuur dat de gemachtigde op zijn beurt machtiging verleent aan een ander;

  • k.

    ondermandaat: de figuur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander;

  • l.

    ondervolmacht: de figuur dat de gevolmachtigde op zijn beurt volmacht verleent aan een ander;

  • m.

    plaatsvervangend directeur: degene die op grond van de Vervangingsregeling voor directeur, afdelingshoofden en coördinatoren ODR is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • n.

    volmacht: de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1.

    Voor de toepassing van dit besluit wordt met (onder)mandaat gelijkgesteld de verlening van (onder)volmacht en (onder)machtiging.

  • 2.

    Op bij afzonderlijk besluit door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten is het bepaalde in dit besluitvan overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Uitoefening van bevoegdheden

  • 1.

    Het bestuursorgaan verleent,voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenenvan de (categorieën van) bevoegdheden die zijn aangekruist in de lijst van overige bevoegdheden.

  • 2.

    In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid, is de directeur tevens bevoegd de daartoe noodzakelijke feitelijke handelingen te verrichten, met uitzondering van de handelingen aangekruist in artikel 2 van de lijst van de Awb-bevoegdheden, alsmede de handelingen aangekruist in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

  • 3.

    In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de bevoegdheden genoemd in artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden aldaar aangekruist welke volledig voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

Artikel 4 Opt-out besluitbevoegdheid

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan voor één of meer (categorieën van) bevoegdheden als aangeduid in de lijst van overige bevoegdheden bepalen dat, voor zover de betreffende (categorie van) bevoegdheden de bevoegdheid omvat(ten) om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, laatstgenoemde bevoegdheid niet wordt gemandateerd. Dit geschiedt door het plaatsen van een kruis in de hiertoe aangewezen kolom van artikel 1 van de lijst van overige bevoegdheden en artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden.

  • 2.

    De mandaatverlening blijft in dat geval beperkt tot de bevoegdheid feitelijke handelingen te verrichten in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de door het bestuursorgaan zelf te nemen en/of genomen besluiten, met uitzondering van de feitelijke handelingen aangekruist in artikel 2 van de lijst van de Awb-bevoegdheden, alsmede de feitelijke handelingen aangekruist in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

Artikel 6 Grondgebied

De door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten gelden voor het grondgebied van het bestuursorgaan, tenzij anders is bepaald in de lijst van Awb-bevoegdheden en de lijst van overige bevoegdheden.

Artikel 7 Voorschriften en instructies

  • 1.

    De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedtbinnen de grenzenen met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldendewettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehoudendeze instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

  • 3.

    De in lid 2 van dit artikel genoemde algemene instructies worden gebundeld op schrift gesteld en maken geen deel uit van dit besluit.

  • 4.

    Indien instructies worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

Artikel 8 Informatieverstrekking

  • 1.

    De directeur draagt ervoor zorg dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat te nemen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

  • a.

    de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

  • b.

    advies nodig is van anderen dan de omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

  • 2.

    Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

  • 3.

    Voor zover uit dit artikel een inlichtingenplicht voortvloeit, lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

Artikel 9 Ondertekening

  • 1.

    Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens ……………. (volgt de naam van het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1, sub a), ……………. (volgt de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur)”.

  • 2.

    Ingeval van uitoefeningvanondermandaatworden uitgaandestukkenovereenkomstighetbepaaldeinlid1ondertekend,metdienverstandedatdenaam,defunctieaanduidingendehandtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, defunctieaanduiding en de handtekening van de directeur wordt geplaatst.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2019.

  • 2.

    Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bekendmaking en de registratie van dit besluit.

  • 3.

    Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen besluiten waarin algemeen mandaat wordt verleend aan de directeur, ingetrokken.

Artikel 11 Citeerwijze

Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Rivierenland – Gemeente Buren 2019’.

 

Aldus besloten op 19 maart 2019 te Maurik,

het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Buren,

 

de secretaris, mr. I.P.C. van Wamel-Geene J.A. de Boer MSc

de burgemeester, J.A. de Boer MSc

Naar boven