Gemeenteblad van Alkmaar
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alkmaar | Gemeenteblad 2019, 103886 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alkmaar | Gemeenteblad 2019, 103886 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening Alkmaar 2019
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
Deminimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten toe aan de aanvraag alsmede, voor zover het een subsidie per kalenderjaar of per boekjaar van meer dan € 20.000 betreft, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Onverminderd de artikelen 4:25 tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:
de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;
Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.
Als er sprake is van subsidie waartoe door een ander bestuursorgaan door middel van subsidiering of via een Europese subsidie de gelden beschikbaar zijn gesteld, moet de aanvraag voor subsidievaststelling voldoen aan de aan de gemeente daarbij opgelegde verantwoordingsverplichtingen. Indien de gemeente de aan haar verstrekte subsidie via SiSa moet verantwoorden, is de subsidieontvanger verplicht een tussentijdse verantwoording in te dienen ten behoeve van de jaarrekeningcontrole van de gemeente voor het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.
Het college kan bij nadere regel aanvullende eisen stellen ten aanzien van de wijze waarop de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager worden verplicht om voorafgaand aan de vaststelling op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 16. Beslistermijn subsidievaststelling
Het college stelt de subsidie met een totaalbedrag aan subsidies in een jaar vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 vast binnen 13 weken en de subsidies met een totaalbedrag van subsidies in een jaar vanaf € 50.000 binnen 22 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij nadere regel anders is bepaald.
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de volledige aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen.
Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Op bezwaarschriften ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en bezwaarschriften ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening maar betrekking hebben op de subsidieverleningen van vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist conform de in het eerste lid ingetrokken verordening.
De regels die op staatssteun betrekking hebben zijn verder onder andere:
Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Jaarlijkse subsidie: is een subsidie per kalenderjaar of per boekjaar wordt verleend voor structurele activiteiten.
Structurele activiteiten: daarvan is sprake bij voortdurende activiteiten die door het gehele jaar door doorlopend plaatsvinden. Deze vorm van subsidie kan niet zonder meer worden stopgezet. Op grond van artikel 4: AWB kan deze vorm van subsidie pas worden beëindigd als daar een beleidswijziging aan ten grondslag ligt en de subsidieontvanger voldoende tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de beëindiging. Bij structurele activiteiten worden door de subsidieontvangers vaak langdurige verplichtingen aangegaan, zoals de huur van een pand of de inhuur van personeel.
Eenmalige subsidie: is een subsidie die wordt verleend voor niet-structurele activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn het organiseren van evenementen die in op een bepaalde dag of uitsluitend in een bepaalde periode plaatsvinden. Het evenement kan jaarlijks plaatsvinden en jaarlijks worden aangevraagd, maar het blijft voor eenmalig, niet structurele, activiteiten.
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies. Dit betreft in beginsel alle subsidies op de terreinen van de programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen. Het gaat dan om een subsidieverordening waarin naast de te subsidiëren activiteit ook de procedureregels zijn opgenomen voor aanvraag en verantwoording en dergelijke.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) buiten toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Het college kan subsidies voor maximaal 4 jaar verlenen, onder voorbehoud van vaststelling van de benodigde gelden door de gemeenteraad (zie verder subsidieplafonds, art. 5).
Met dit artikel geeft de raad het college de verplichting om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Om rechtmatig subsidie te kunnen verstrekken stelt de Algemene wet bestuursrecht verplicht de te subsidiëren activiteiten in een wettelijke regeling op te nemen. De ASV is slechts een procedureverordening en biedt niet die wettelijke basis. Door de activiteiten in een nadere regel op te nemen, wordt voldaan aan de verplichtingen uit de Algemene wet bestuursrecht. De verplichting om een nadere regel op te stellen geldt niet als artikel 4:23 derde lid van de Awb van toepassing is. Het gaat dan met name om subsidies die expliciet op de gemeentebegroting staan vermeld.
Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de nadere regel te gebeuren.
In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de nadere regel: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Bij nadere regel kan het college bepalen dat voor een subsidieaanvraag een minimumdrempel geldt bijvoorbeeld als de hoogte van het bedrag en het nagestreefde doel niet in verhouding staan tot de ambtelijke kosten.
De Raad van State heeft in een aantal uitspraken richting gegeven aan de wijze waarop overheden topsalarissen mogen meewegen bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. De Raad van State heeft aangegeven dat het niet is toegestaan om topsalarissen op te nemen als weigeringsgrond. Ook is het niet toegestaan via een verplichting aan de subsidieverlening topsalarissen tegen te gaan. Wel is het volgens de literatuur mogelijk om aan te geven voor welk deel van de subsidieaanvraag de kosten van overhead worden bekostigd. Hiervoor zal beleid worden ontwikkeld.
Artikel 4. Europees steunkader
Op 1 juli 2018 is de Wet terugvordering staatssteun in werking getreden. Deze wet regelt hoe ongeoorloofde steun moet worden teruggevorderd. In artikel 4:35 lid 3 Awb is tevens een weigeringsgrond opgenomen. Bij de verlening van subsidie kan sprake zijn van staatssteun als aan de cumulatieve voorwaarden van staatssteun is voldaan. Er zijn echter meerdere regelingen (zie definities) op basis waarvan de subsidie staatssteunproof kan worden verleend. De subsidie moet dan worden ingericht aan de hand van de voorwaarden die in die regelingen staan. Als de subsidie niet staatssteunproof kan worden verleend, moet de subsidie op grond van artikel 4:35 Awb worden geweigerd.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in nadere regelen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zoals bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
De algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om subsidieplafonds in te stellen. Bij het bereiken van het plafond bepaalt de Algemene wet bestuursrecht dat de subsidie moet worden geweigerd.
Het college kan subsidieplafonds vaststellen (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). In de nadere regels zal moeten worden opgenomen hoe de verdeelsleutel van het plafond is: wie het eerst komt, tender (beauty contest), loting of anderszins. Bij het bekend maken van het toepasselijke subsidieplafond zal dan ook verwezen moeten worden naar deze nadere regels. Door de subsidieplafonds door het college te laten vaststellen, vindt er meer aansluiting plaats bij de nadere regels en is het mogelijk flexibel met subsidieplafonds om te gaan. Het college kan jaarlijks besluiten voor welke nadere regels een subsidieplafond nodig is. De plafonds moeten worden bekendgemaakt voordat de aanvraagtermijn van de subsidies begint zodat organisaties bij het opstellen van hun aanvraag daar rekening mee kunnen houden.
Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.
Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening. Er is een drempel van € 20.000 opgenomen om de regeldruk te verlagen en het risico op ongeoorloofde staatssteun nihil wordt ingeschat.
Verlaging van het bedrag in het derde lid van € 20.000 naar € 5.000 heeft te maken met verlaging van de verantwoording zoals geformuleerd onder artikel 13.
Bij nadere regel kan het college besluiten hiervan af te wijken (vierde lid). Het college kan ook andere gegevens vragen dan opgenomen in de eerste drie leden.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid). Dat biedt de mogelijkheid om voor eenmalige subsidies, die elk jaar weer worden aangevraagd, aan te sluiten bij het regime van de jaarlijkse subsidies voor structurele activiteiten. Deze organisaties kunnen dan op tijd weten of ze voor subsidie in aanmerking komen.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere gronden aangevuld. Het college kan de subsidie in deze gevallen weigeren, maar is daartoe alleen verplicht als het om staatssteun gaat. Artikel 4:35 derde lid, kent de verplichte weigeringsgrond als de verstrekking naar het bestuursorgaan niet verenigbaar is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. In de wet terugvordering staatssteun is geregeld hoe uitvoering moet worden gegeven aan een rechterlijke uitspraak of uitspraak van de Europese Commissie tot terugvorderen van onverenigbare staatssteun.
Onderdeel e geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onderdeel h ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een nadere regel nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Het derde lid betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.
Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht indien er wijzigingen optreden die relevant zijn voor de subsidie. Ook staat hier de verplichting dat subsidieontvangers een deugdelijke administratie bijhouden. Voor subsidies die meteen worden vastgesteld of ambtshalve worden vastgesteld, geldt dit voorschrift in relatie met de bepalingen van artikel 13.
Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.
Voor meerjarig verleende subsidies wordt hier aangegeven dat het college in de beschikking kan aangeven hoe de tussentijdse rapportages of vaststellingen plaatsvinden.
Het college kan bij nadere regel aanvullende eisen stellen.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en tot en met € 50.000
Voor de verantwoording van de subsidiegelden geldt in het algemeen dat het totaal aan subsidies aan één ontvanger bij elkaar opgeteld moeten worden om te bepalen welk verantwoordingsregime moet worden toegepast. Het is niet toegestaan om subsidies op te knippen in het kader van de verantwoording.
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen €5.000 en tot en met
€ 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een financieel en een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid) en hoe de subsidiegelden zijn besteed. Op grond van artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een nadere regel aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000
Hier is een keuze opgenomen om voor subsidiebedragen tussen € 50.001 tot en met € 250.000 een accountantsverklaring te vragen waarbij dit dan ook expliciet in de beschikking tot subsidieverlening moet worden opgenomen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een nieuwe subsidierelatie of dat er twijfels blijven bij het maken van goede afspraken die de doelmatigheid en doeltreffendheid raken, voor clubs die niet echt verantwoording hebben afgelegd in voorgaande jaren, een goede verantwoording alleen zo kan worden vastgesteld of als de (financiële) verantwoording van een voorgaand subsidiejaar daar aanleiding toe geeft. Voor subsidies vanaf € 250.000 geldt sowieso dat een accountantsverklaring moet worden overgelegd.
Artikel 16. Subsidievaststelling
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst.
Dit artikel is slechts van toepassing op jaarlijkse subsidies aan rechtspersonen (afdeling 4.2.8. Algemene wet bestuursrecht). Voor subsidieaanvragers kan het voor de bedrijfsvoering nodig zijn om enige reserve te hebben om te kunnen voldoen aan de lopende verplichtingen. Daartoe kan een algemene reserve worden gehanteerd van maximaal 15% van de eigen begroting. Reserves moeten in de financiële overzichten zichtbaar zijn.
Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen
Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-103886.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.