Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening Alkmaar 2019

Algemene subsidieverordening Alkmaar 2019

 

De Raad van de gemeente Alkmaar;

 

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op het advies van de commissie Sociaal;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Alkmaar 2019

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • -

    Deminimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Boekjaar: een begrotingsjaar dat qua data afwijkt van of korter is dan een kalenderjaar;

  • -

    College: het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar;

  • -

    Sisa: de manier waarop gemeenten zich aan het Rijk moeten verantwoorden over de besteding van de specifieke uitkeringen via “single information en single audit”;

  • -

    Jaarlijkse subsidie: een subsidie die per kalenderjaar of per boekjaar dan wel voor meerdere kalenderjaren of boekjaren wordt verleend voor structurele activiteiten;

  • -

    Eenmalige subsidie: een subsidie die wordt verleend voor niet-structurele activiteiten voor een van tevoren bepaald tijdvak;

  • -

    Structurele activiteiten: voortdurende activiteiten (bijv. programmaplan) die het gehele jaar door doorlopend plaatsvinden;

  • -

    Reserve: vermogensvorming zoals bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte en bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de beleidsterreinen zoals opgenomen in de programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat gedeelten van deze verordening niet van toepassing zijn.

  • 4.

    Het college kan voorwaarden en verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5.

    Het college kan daarnaast de verplichting opleggen dat voor bepaalde zaken een verzekering wordt afgesloten.

  • 6.

    Het college kan subsidies meerjarig verlenen voor maximaal vier jaar.

Artikel 3. Nadere regels

  • 1.

    Het college stelt bij nadere regels vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2.

    De in het eerste lid opgenomen verplichting geldt niet voor de subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is.

  • 3.

    In de nadere regel wordt tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 4.

    In de nadere regel kan worden bepaald dat de subsidie niet of slechts in bepaalde mate mag worden besteed aan salarissen of overhead

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regel afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij nadere regels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de nadere regel naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval wordt bij nadere regel de wijze van verdeling van de betrokken subsidie bepaald.

  • 2.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is en de gevraagde subsidiebedrag hoger is dan € 20.000 per kalender- of boekjaar:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar of kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de algemene en/of bestemmingsreserve, op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten toe aan de aanvraag alsmede, voor zover het een subsidie per kalenderjaar of per boekjaar van meer dan € 20.000 betreft, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Bij nadere regel kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 5.

    Het college kan andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend tussen 1 juni tot en met 31 augustus voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt wordt ingediend vanaf 20 weken tot uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar of de boekjaren.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 13 en 4 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    In bijzonder gevallen kan het college de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

  • 4.

    Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, tweede lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 6.

    Het college neemt in een subsidiebeschikking voor meerdere kalenderjaren of boekjaren een begrotingsvoorbehoud op zoals bedoeld in artikel 4 op.

  • 7.

    Gedurende een meerjarige subsidieperiode als bedoeld in het voorgaande lid, wordt het jaarlijkse subsidiebedrag. Voor aanvang van het betreffende subsidiejaar, met een afzonderlijke beschikking beschikbaar gesteld.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25 tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • c.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde dan wel deze niet passen binnen het beleid van de gemeente Alkmaar;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • g.

      de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen;

    • h.

      de activiteiten reeds hebben plaatsgevonden dan wel hiermee is aangevangen;

    • i.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • j.

      de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de gevraagde subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren.

    • j.

      in de bij de betrokken nadere regel bepaalde gevallen.

  • 2.

    Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren dan wel intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht alle relevante wijzigingen in de organisatie onverwijld aan het college te melden voor zover deze wijzigingen van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000 kan bij subsidie, die over meerdere kalenderjaren of boekjaren worden verstrekt, de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

  • 4.

    Als er sprake is van subsidie waartoe door een ander bestuursorgaan door middel van subsidiering of via een Europese subsidie de gelden beschikbaar zijn gesteld, moet de aanvraag voor subsidievaststelling voldoen aan de aan de gemeente daarbij opgelegde verantwoordingsverplichtingen. Indien de gemeente de aan haar verstrekte subsidie via SiSa moet verantwoorden, is de subsidieontvanger verplicht een tussentijdse verantwoording in te dienen ten behoeve van de jaarrekeningcontrole van de gemeente voor het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 12. Verantwoording

Het college kan bij nadere regel aanvullende eisen stellen ten aanzien van de wijze waarop de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, of

    • b.

      verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het derde lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Bij een subsidie als bedoeld in het vorige lid onder a kan het college de aanvrager bij de subsidievaststelling verplichten achteraf bewijzen te overleggen dat de activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager worden verplicht om voorafgaand aan de vaststelling op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4.

    In geval van verlening van een subsidie zoals bedoeld in het eerste lid onder b, wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000

  • 1.

    Als het totaalbedrag aan subsidies in een jaar meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 bedraagt, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht met bijbehorende financiële verantwoording met daarin een overzicht van de uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Bij nadere regel kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Als het totaalbedrag aan subsidies in een (boek)jaar meer dan € 50.000 bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar

    • b.

      in geval van subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 22 weken na afloop van het betrokken boekjaar.

    • c.

      in andere gevallen: 22 weken indien een subsidie is verstrekt van meer dan € 50.000.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en waarin de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verleende subsidie wordt verantwoord;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid en/of een subsidieverklaring indien het totaalbedrag aan verleende subsidie meer dan € 50.000 bedraagt maar minder dan € 250.000 en deze verplichting expliciet in de beschikking tot subsidieverlening is opgenomen;

    • e.

      een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid, opgesteld door een onafhankelijk accountant indien het totaalbedrag aan verleende subsidie € 250.000 of meer bedraagt.

  • 3.

    Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie met een totaalbedrag aan subsidies in een jaar vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 vast binnen 13 weken en de subsidies met een totaalbedrag van subsidies in een jaar vanaf € 50.000 binnen 22 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij nadere regel anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij nadere regel kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de volledige aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17 reservevorming

  • 1.

    Dit artikel is slechts van toepassing op jaarlijks verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

  • 2.

    Het toevoegen van subsidiemiddelen aan een algemene reserve uit een batig exploitatiesaldo is slechts mogelijk als de subsidieontvanger de activiteiten waarvoor subsidiemiddelen in enig jaar of tijdvak zijn verstrekt, heeft uitgevoerd.

  • 3.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend komt ten gunste respectievelijk ten laste van de algemene reserve.

  • 4.

    Een subsidieontvanger mag een uit subsidiemiddelen opgebouwde algemene reserve aanhouden van maximaal 15% van de eigen begroting.

  • 5.

    Bij nadere regel kan het college afwijken van lid 4.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen.

Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 20. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Alkmaar zoals vastgesteld op 3 december 2015, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2019.

  • 3.

    Subsidies die zijn verleend op grond van de in het eerste lid ingetrokken verordening worden afgehandeld conform die verordeningen.

  • 4.

    Op bezwaarschriften ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en bezwaarschriften ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening maar betrekking hebben op de subsidieverleningen van vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist conform de in het eerste lid ingetrokken verordening.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Alkmaar 2019.

     

Alkmaar, 25-04-2019;

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge, voorzitter

F.A.J.M. van Beek, griffier

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

De regels die op staatssteun betrekking hebben zijn verder onder andere:

Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

Jaarlijkse subsidie: is een subsidie per kalenderjaar of per boekjaar wordt verleend voor structurele activiteiten.

Structurele activiteiten: daarvan is sprake bij voortdurende activiteiten die door het gehele jaar door doorlopend plaatsvinden. Deze vorm van subsidie kan niet zonder meer worden stopgezet. Op grond van artikel 4: AWB kan deze vorm van subsidie pas worden beëindigd als daar een beleidswijziging aan ten grondslag ligt en de subsidieontvanger voldoende tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de beëindiging. Bij structurele activiteiten worden door de subsidieontvangers vaak langdurige verplichtingen aangegaan, zoals de huur van een pand of de inhuur van personeel.

Eenmalige subsidie: is een subsidie die wordt verleend voor niet-structurele activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn het organiseren van evenementen die in op een bepaalde dag of uitsluitend in een bepaalde periode plaatsvinden. Het evenement kan jaarlijks plaatsvinden en jaarlijks worden aangevraagd, maar het blijft voor eenmalig, niet structurele, activiteiten.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies. Dit betreft in beginsel alle subsidies op de terreinen van de programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen. Het gaat dan om een subsidieverordening waarin naast de te subsidiëren activiteit ook de procedureregels zijn opgenomen voor aanvraag en verantwoording en dergelijke.

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) buiten toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Het college kan subsidies voor maximaal 4 jaar verlenen, onder voorbehoud van vaststelling van de benodigde gelden door de gemeenteraad (zie verder subsidieplafonds, art. 5).

 

Artikel 3. Nadere regels

Met dit artikel geeft de raad het college de verplichting om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Om rechtmatig subsidie te kunnen verstrekken stelt de Algemene wet bestuursrecht verplicht de te subsidiëren activiteiten in een wettelijke regeling op te nemen. De ASV is slechts een procedureverordening en biedt niet die wettelijke basis. Door de activiteiten in een nadere regel op te nemen, wordt voldaan aan de verplichtingen uit de Algemene wet bestuursrecht. De verplichting om een nadere regel op te stellen geldt niet als artikel 4:23 derde lid van de Awb van toepassing is. Het gaat dan met name om subsidies die expliciet op de gemeentebegroting staan vermeld.

Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de nadere regel te gebeuren.

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de nadere regel: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Bij nadere regel kan het college bepalen dat voor een subsidieaanvraag een minimumdrempel geldt bijvoorbeeld als de hoogte van het bedrag en het nagestreefde doel niet in verhouding staan tot de ambtelijke kosten.

De Raad van State heeft in een aantal uitspraken richting gegeven aan de wijze waarop overheden topsalarissen mogen meewegen bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. De Raad van State heeft aangegeven dat het niet is toegestaan om topsalarissen op te nemen als weigeringsgrond. Ook is het niet toegestaan via een verplichting aan de subsidieverlening topsalarissen tegen te gaan. Wel is het volgens de literatuur mogelijk om aan te geven voor welk deel van de subsidieaanvraag de kosten van overhead worden bekostigd. Hiervoor zal beleid worden ontwikkeld.

 

Artikel 4. Europees steunkader

Op 1 juli 2018 is de Wet terugvordering staatssteun in werking getreden. Deze wet regelt hoe ongeoorloofde steun moet worden teruggevorderd. In artikel 4:35 lid 3 Awb is tevens een weigeringsgrond opgenomen. Bij de verlening van subsidie kan sprake zijn van staatssteun als aan de cumulatieve voorwaarden van staatssteun is voldaan. Er zijn echter meerdere regelingen (zie definities) op basis waarvan de subsidie staatssteunproof kan worden verleend. De subsidie moet dan worden ingericht aan de hand van de voorwaarden die in die regelingen staan. Als de subsidie niet staatssteunproof kan worden verleend, moet de subsidie op grond van artikel 4:35 Awb worden geweigerd.

Artikel 4:35 Awb:

  • 1

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 3

    De subsidieverlening wordt voorts geweigerd indien de verstrekking van subsidie naar het oordeel van het bestuursorgaan niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in nadere regelen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zoals bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

 

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om subsidieplafonds in te stellen. Bij het bereiken van het plafond bepaalt de Algemene wet bestuursrecht dat de subsidie moet worden geweigerd.

Het college kan subsidieplafonds vaststellen (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). In de nadere regels zal moeten worden opgenomen hoe de verdeelsleutel van het plafond is: wie het eerst komt, tender (beauty contest), loting of anderszins. Bij het bekend maken van het toepasselijke subsidieplafond zal dan ook verwezen moeten worden naar deze nadere regels. Door de subsidieplafonds door het college te laten vaststellen, vindt er meer aansluiting plaats bij de nadere regels en is het mogelijk flexibel met subsidieplafonds om te gaan. Het college kan jaarlijks besluiten voor welke nadere regels een subsidieplafond nodig is. De plafonds moeten worden bekendgemaakt voordat de aanvraagtermijn van de subsidies begint zodat organisaties bij het opstellen van hun aanvraag daar rekening mee kunnen houden.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

 

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening. Er is een drempel van € 20.000 opgenomen om de regeldruk te verlagen en het risico op ongeoorloofde staatssteun nihil wordt ingeschat.

Verlaging van het bedrag in het derde lid van € 20.000 naar € 5.000 heeft te maken met verlaging van de verantwoording zoals geformuleerd onder artikel 13.

Bij nadere regel kan het college besluiten hiervan af te wijken (vierde lid). Het college kan ook andere gegevens vragen dan opgenomen in de eerste drie leden.

 

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid). Dat biedt de mogelijkheid om voor eenmalige subsidies, die elk jaar weer worden aangevraagd, aan te sluiten bij het regime van de jaarlijkse subsidies voor structurele activiteiten. Deze organisaties kunnen dan op tijd weten of ze voor subsidie in aanmerking komen.

 

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

 

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere gronden aangevuld. Het college kan de subsidie in deze gevallen weigeren, maar is daartoe alleen verplicht als het om staatssteun gaat. Artikel 4:35 derde lid, kent de verplichte weigeringsgrond als de verstrekking naar het bestuursorgaan niet verenigbaar is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. In de wet terugvordering staatssteun is geregeld hoe uitvoering moet worden gegeven aan een rechterlijke uitspraak of uitspraak van de Europese Commissie tot terugvorderen van onverenigbare staatssteun.

Onderdeel e geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel h ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een nadere regel nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Het derde lid betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.

 

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht indien er wijzigingen optreden die relevant zijn voor de subsidie. Ook staat hier de verplichting dat subsidieontvangers een deugdelijke administratie bijhouden. Voor subsidies die meteen worden vastgesteld of ambtshalve worden vastgesteld, geldt dit voorschrift in relatie met de bepalingen van artikel 13.

 

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Voor meerjarig verleende subsidies wordt hier aangegeven dat het college in de beschikking kan aangeven hoe de tussentijdse rapportages of vaststellingen plaatsvinden.

 

Artikel 12. Verantwoording

Het college kan bij nadere regel aanvullende eisen stellen.

 

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

 

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en tot en met € 50.000

Voor de verantwoording van de subsidiegelden geldt in het algemeen dat het totaal aan subsidies aan één ontvanger bij elkaar opgeteld moeten worden om te bepalen welk verantwoordingsregime moet worden toegepast. Het is niet toegestaan om subsidies op te knippen in het kader van de verantwoording.

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen €5.000 en tot en met

€ 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een financieel en een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid) en hoe de subsidiegelden zijn besteed. Op grond van artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een nadere regel aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

 

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

Hier is een keuze opgenomen om voor subsidiebedragen tussen € 50.001 tot en met € 250.000 een accountantsverklaring te vragen waarbij dit dan ook expliciet in de beschikking tot subsidieverlening moet worden opgenomen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een nieuwe subsidierelatie of dat er twijfels blijven bij het maken van goede afspraken die de doelmatigheid en doeltreffendheid raken, voor clubs die niet echt verantwoording hebben afgelegd in voorgaande jaren, een goede verantwoording alleen zo kan worden vastgesteld of als de (financiële) verantwoording van een voorgaand subsidiejaar daar aanleiding toe geeft. Voor subsidies vanaf € 250.000 geldt sowieso dat een accountantsverklaring moet worden overgelegd.

 

Artikel 16. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst.

 

Artikel 17 reserves

Dit artikel is slechts van toepassing op jaarlijkse subsidies aan rechtspersonen (afdeling 4.2.8. Algemene wet bestuursrecht). Voor subsidieaanvragers kan het voor de bedrijfsvoering nodig zijn om enige reserve te hebben om te kunnen voldoen aan de lopende verplichtingen. Daartoe kan een algemene reserve worden gehanteerd van maximaal 15% van de eigen begroting. Reserves moeten in de financiële overzichten zichtbaar zijn.

 

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

 

Artikel 19. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Naar boven