Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent parkeren Parkeerverordening 2019

De raad van de gemeente Alkmaar;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr.;

 

gelezen het advies van de commissie Ruimte

 

gelet op:

  • de artikelen:

    • 149 van de Gemeentewet

    • 156 van de Gemeentewet

  • Artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994

b e s l u i t :

vast te stellen de Parkeerverordening 2019

 

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 1  

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

  • a.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • b.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

  • c.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 onder toevoeging (op het bord of op een onderbord) van de tekst ‘dagkaarten toegestaan’;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • e.

    gehandicaptenvoertuig: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1 onder r van het RVV 1990;

  • f.

    houder van een motorrijtuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in lid 5 van artikel 225 van de Gemeentewet;

  • g.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • h.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • i.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan, alsmede belparkeren;

  • j.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur, waaronder inbegrepen de parkeerplaatsen welke zijn aangeduid met het bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 (of de zonale variant daarvan), onder de toevoeging (op het bord of op een onderbord) van de tekst ‘dagkaarten toegestaan’;

  • k.

    parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbenden parkeerplaatsen;

  • l.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • m.

    vergunningjaar: periode van 1 februari tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

 

AFDELING II. Parkeren met een parkeervergunning

 

Artikel 2 Aanwijzingsbevoegdheid college

  • 1.

    Het college kan door een besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college kan door een besluit tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Vergunningen

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • c.

      degene, die woont in een gebied waar het conform het besluit van het college is toegestaan aan degene die hem of haar bezoekt, onder gebruikmaking van de vergunning geldig in de straten binnen dat gebied, te parkeren op belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen;

    • d.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig die van plan is te gaan wonen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • e.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • f.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig, zijnde een marktkoopman, die op de markt staat in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • g.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig van een instelling met een ANBI status, een huis- of dierenarts of verloskundige die in het kader van de instelling werkzaamheden uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor lid 3 onder e kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 6.

    Degene aan wie een vergunning is verleend is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 4 Maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per gebied

Voor de in onderstaande tabel genoemde gebieden gelden de in de tabel vermelde maxima voor de uit te geven parkeervergunningen:

Locatie straatvergunning (gebied)

Maximum aantal

 

Bewonersvergunning +

Combinatieverguning (*1)

vergunning bedrijven

Alkmaarderhout (A)

aantal vakken + 10 %

60

Bergerhof (B)

aantal vakken + 10 %

20

Binnenstad (C) (*1)

aantal vakken + 10% + 400

155 beperkt, 55 volledig

Oud Overdie (D)

aantal vakken + 10 %

20

Emmakwartier (E)

aantal vakken + 10 %

80

Friese Poort (F)

aantal vakken + 10 %

20

Gebied Goede buurregeling (G)

aantal vakken + 10 %

50

Lyceumbuurt (L)

aantal vakken + 10 %

90

Overstad (O)

aantal vakken + 10 %

110

Forenzengebied (P)

niet van toepassing

500

Rembrandtkwartier (R)

aantal vakken + 10 %

10

Spoorbuurt (S) (*1)

aantal vakken + 10 %

80

Blaeustraatkwartier (U)

aantal vakken + 10 %

60

Westerhoutkwartier (W)

aantal vakken + 10 %

100

Zocherbuurt (Z)

aantal vakken + 10 %

50

*1) Combinatievergunning alleen in Binnenstad (C) en Spoorbuurt (S)

Artikel 5 Termijn beslissing

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6 Gegevens

  • 1.

    De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend.

    • d.

      De voorschriften en beperkingen die aan de parkeervergunning verbonden zijn.

  • 2.

    Een parkeervergunning wordt voor ten hoogste één vergunningjaar verleend.

Artikel 7 Overschrijven en wijzigen van de vergunning

  • 1.

    De parkeervergunning is niet overdraagbaar.

  • 2.

    Vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een vergunning, onmiddellijk aan het college kenbaar te maken.

  • 3.

    Wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van bedrijfsnaam of –adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk aan het college te worden doorgegeven.

Artikel 8 Volgorde van vergunningverlening en reservelijst

  • 1.

    Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

  • 2.

    Indien het aantal aanvragen groter is dan het vergunningplafond voor het betreffende vergunninggebied wordt de aanvraag op een reservelijst geplaatst.

  • 3.

    De volgorde waarin de aanvraag op de reservelijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4.

    Het college kan besluiten om voor een vergunninggebied per vergunningsoort een aparte reservelijst bij te houden.

  • 5.

    De aanvrager wordt van de reservelijst verwijderd, indien:

    • a.

      de aanvrager daarom verzoekt;

    • b.

      de aanvrager een parkeervergunning wordt verleend in het eigen vergunninggebied;

    • c.

      blijkt dat bij de aanvraag om de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de reservelijst zou hebben geleid;

    • d.

      niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • e.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

Artikel 9 Diefstal, verlies of vermissing

  • 1.

    Bij verlies of diefstal van de parkeervergunning binnen de termijn van de parkeervergunning kan op een daartoe strekkend verzoek een duplicaat worden verstrekt mits een proces-verbaal van de politie wordt overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van verlies of diefstal.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt in het lopende vergunningjaar geen duplicaat verstrekt voor de volgende vergunningen:

    • a.

      parkeervergunning waarop meer dan 1 kenteken staat vermeld;

    • b.

      parkeervergunning welke op naam is verstrekt;

    • c.

      bezoekersvergunning.

  • 3.

    Alle kosten, verbonden aan de uitgifte van duplicaatvergunningen zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Artikel 10 Intrekken of wijzigen

Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de parkeervergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

 

Artikel 11  

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

  • 2.

    Het is verboden op een belanghebbendenparkeerplaats te parkeren:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden.

  • 3.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze dan voorgeschreven door het college, in werking te stellen.

  • 5.

    Het is verboden om de parkeervergunning al dan niet tegen betaling oneigenlijk te (laten) gebruiken, te (foto)kopiëren, na te tekenen dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om eigenmachtig wijzigingen op de parkeervergunning aan te brengen.

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

 

AFDELING IV. STRAFBEPALING

 

Artikel 12  

  • 1.

    Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Indien de vergunninghouder fraudeert met zijn parkeervergunning wordt de vergunninghouder een jaar uitgesloten van het verkrijgen van een parkeervergunning. Na dit jaar kan opnieuw een aanvraag ingediend worden.

     

AFDELING VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 13 Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 14 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2019.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2019.

  • 3.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 2018.

  • 4.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2018 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

P.M. Bruinooge, voorzitter.

F. Van Beek, griffier.

Toelichting.

 

In de parkeerverordening is bepaald hoe de gemeente omgaat met parkeervergunningen. Deze worden verstrekt in het kader van betaald parkeren en belanghebbenden parkeren. Beide zijn een vorm van parkeerbelastingen. Parkeervergunningen zijn daarmee iets wezenlijk anders dan parkeerontheffingen (voor het parkeren op plaatsen waar dat normaal gesproken niet is toegestaan) en parkeerabonnementen (voor het parkeren in parkeergarages en afgesloten terreinen. Hierover moet BTW worden gerekend).

 

Parkeervergunningen worden verstrekt door het College. Hoewel de Gemeenteraad zich deze bevoegdheid kan toe-eigenen, is dat niet wenselijk, omdat iedere aanvraag voor een parkeervergunning een raadsbesluit behoeft. Hat zal dan moeilijk worden om een parkeervergunning altijd binnen de termijn van 8 weken te verstrekken. Met de parkeerverordening legt de Gemeenteraad, zoals passend in het duale stelsel, de uitvoering van het beleid met betrekking tot het verstrekken van de vergunningen bij het College. Daarnaast zijn met de verordening een aantal kaders gesteld. Het spreekt voor zich, dat het College bij uitvoering en uitwerking van de parkeerverordening gehouden is aan het door de Gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid.

 

De grondslag van het toepassen van parkeerbelastingen ligt in artikel 225 van de gemeentewet. Hierin is aangegeven dat een gemeente in het kader van parkeerregulering parkeerbelastingen kan heffen. In beginsel kunnen parkeerbelastingen worden geheven op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. Dit betekent dat de gemeente niet alleen op haar eigen grondgebied, maar ook op andere plaatsen die voor het openbaar verkeer openstaan, parkeerbelastingen kan heffen.

Uitzondering hierop zijn de plaatsen achter een (virtuele) barrière liggen. Krachtens artikel 3 van dat besluit worden Publiekrechtelijke lichamen als ondernemer aangemerkt. Over de parkeerinkomsten uit die betreffende plaatsen dient BTW gerekend te worden. In dat geval is het heffen van parkeerbelastingen niet mogelijk. Het betreft hier niet alleen de parkeergelden in de parkeergarages, maar bijvoorbeeld ook eventuele parkeergelden die worden gevraagd om in de afgesloten binnenstad te parkeren.

Voorts zijn de volgende artikelen uit de Gemeentewet relevant voor het toepassen van parkeerbelastingen.

  • Artikel 149 bepaalt dat het de bevoegdheid is van de gemeenteraad om de verordening vast te stellen

  • Artikel 156 bepaalt dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het heffen van parkeerbelastingen kan overdragen.

Ten slotte is er ook nog het besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Dit gaat voor een belangrijk deel over de wielklem en het wegslepen van voertuigen van wanbetalers. In dit besluit is echter ook het cashless betalen geregeld (artikel 1a).

 

Artikel 2 Het verlenen van de vergunning

Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld.

 

Artikel 3 Vergunningen

In dit artikel is geregeld dat het college het bevoegde gezag is als het gaat om het verstrekken van parkeervergunningen. Zij doet dat op verzoek van de aanvrager. Onder schriftelijk wordt hier ook verstaan digitaal. Het belangrijkste is dat op de aanvraag alle benodigde gegevens zijn ingevuld en deze is ondertekend. Dit kan een handtekening zijn of een Digid.

Aan iedereen een vergunning verstrekken die altijd in de hele stad geldig is heeft geen regulerend effect. Het strookt niet met het uitgangspunt op basis parkeerbelastingen mogen worden geheven. Door het stellen van nadere regels kan het college de reikwijdte van de vergunning beperken in tijd en ruimtelijk areaal, maar ook paal en perk stellen aan wie er onder welke omstandigheden voor een vergunning in aanmerking komt. Omdat de behoefte aan regulering per gebied en per tijdvak kan verschillen is het wenselijk dat veel van deze beperkingen in de uitwerking van het beleid door het college kunnen worden gewijzigd. Dit vergroot de slagvaardigheid van het beleid. Daarnaast wordt zij in staat gesteld om de bedrijfsvoering te optimaliseren.

 

Artikel 4 Maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per gebied

Om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied teveel parkeervergunningen worden uitgegeven, is het verstandig om direct bij de invoering van een belanghebbendengebied het maximum aantal uit te geven vergunningen te bepalen. Hierbij kan ook onderscheid worden gemaakt naar de verschillende categorieën parkeervergunningen, waarbij het in de praktijk vooral zal gaan om het aantal bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen. Hoewel een parkeervergunning geen absoluut recht geeft op een parkeerplaats in een aangewezen belanghebbendengebied, moet de vergunninghouder er wel op kunnen vertrouwen dat hij zijn auto doorgaans kwijt kan in dat gebied. Wanneer het maximum aantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, kan het college de parkeervergunning weigeren en de betreffende persoon of het betreffende bedrijf op een wachtlijst plaatsen

 

Artikel 5 Termijnen van beslissing

In dit artikel is bepaald binnen welke termijn het college een beslissing dient te nemen op een aanvraag.

 

Artikel 6 Gegevens

De vergunning dient in ieder geval een aantal minimale gegevens te bevatten om de controle op uitgifte en gebruik mogelijk te maken. Deze gegevens staan op de vergunning, niet te verwarren met het vergunning bewijs; dat is het deel dat op de auto bevestigd is. In Alkmaar is dat de kentekenplaat van het voertuig.

 

Artikel 7 Overschrijven en wijzigen van de vergunning

Omwille van de controleerbaarheid van het gebruik en uitgifte van de parkeervergunning is het noodzakelijk dat relevante wijzigingen, dat zijn wijzigingen van alle zaken die bij de aanvraag van de parkeervergunning zijn opgegeven, worden doorgegeven. Om dezelfde reden is de parkeervergunning ook niet overdraagbaar.

 

Artikel 8 Volgorde van vergunningverlening en reservelijst

In dit artikel is bepaald hoe de volgorde is voor het verlenen van parkeervergunningen. In het geval er meer aanvragen zijn dan er parkeervergunningen kunnen worden uitgegeven komt de aanvraag op een reservelijst. In dit artikel is ook aangegeven hoe met die lijst om te gaan.

 

Artikel 9 Diefstal, verlies of vermissing

In dit artikel is vermeld wat er moet gebeuren bij verlies of diefstal. In een aantal gevallen wordt geen duplicaat verstrekt, omdat het product niet is gekoppeld aan één kenteken. Het verstrekken van duplicaten kan in die gevallen fraude in de hand werken.

 

Artikel 10 Intrekken of wijzigen

Soms is het nodig om een vergunning in te trekken of de mogelijkheden daarvan te wijzigen. In dit artikel is gereld in welke gevallen het College dat kan doen.

 

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

 

Artikel 11

In dit artikel is aangegeven dat het verboden is om hinderlijk te parkeren bij parkeerapparatuur of zonder geldige parkeervergunning. Het college kan ontheffing verlenen om objecten te plaatsen op plaatsen waar dat normaal gesproken niet mag.

 

AFDELING IV. STRAFBEPALING

 

Artikel 12

In dit artikel is bepaald hoe overtredingen op de regels uit deze verordening kunnen worden bestraft.

 

AFDELING VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 13 Handhaving

Een klein zinnetje, maar wel belangrijk. Het college moet personen aanwijzen die voor de handhaving zorgen. De politie is niet bevoegd om fiscale plekken te handhaven.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Evident

Naar boven