Derde wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 maart 2019;

 

gelet op de artikelen:

  • -

    2.1.3, eerste en tweede lid, en 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    2.9, onderdeel c, en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

  • -

    8 tot en met 8c van de Regeling Jeugdwet;

  • -

    2 tot en met 2c van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015;

besluit vast te stellen:

 

Derde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

  • hulp uit het sociale netwerk: hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet of artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015;

  • tegemoetkoming: tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet of tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015;

  • verklaring: verklaring als bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet of tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015;

B

Aan artikel 1.3, onder a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • de tegemoetkoming;

C

In artikel 3.2.13, veertiende lid, vervalt de laatste zin.

 

D

Artikel 3.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid, komt te luiden:

    • 3.

      In afwijking van het eerste lid kan geen informeel pgb worden verstrekt ten behoeve van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp die wordt geboden door een hulp uit het sociale netwerk op basis van een overeenkomst van opdracht, als sprake is van ondersteuning binnen de volgende, in artikel 3.1.2 , eerste en tweede lid en artikel 3.2.1, eerste lid, genoemde resultaatgebieden of ondersteuningselementen

      • herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige;

      • opvoeding, versterken mogelijkheden ouders;

      • vervangende opvoeding;

      • dagbehandeling of dagbesteding;

      • mantelzorgondersteuning;

      • dagbesteding; of

      • mantelzorgondersteuning met verblijf.

  • 2.

    Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

    • 4.

      Het college kan besluiten om een informeel pgb te verstrekken als cliënt op basis van een door het college goedgekeurde verklaring ten laste hiervan een tegemoetkoming verstrekt aan iemand binnen zijn sociale netwerk ten behoeve van onverplicht verleende:

      • a.

        jeugdhulp voor het ondersteuningselement mantelzorgonderondersteuning als bedoeld in artikel 3.1.2, tweede lid, onder c;

      • b.

        maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, voor:

        • dagbesteding;

        • mantelzorgondersteuning met verblijf.

    • 5.

      Ten laste van het pgb voor een resultaatgebied wordt geen tegemoetkoming verstrekt als voor dit resultaatgebied een pgb wordt verstrekt voor professionele ondersteuning.

E

Aan artikel 3.4.3 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid stelt het college de hoogte van het pgb voor onverplicht verleende ondersteuning vanuit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 3.4.2, derde lid, vast op basis van de benodigde ondersteuning en een door het college goedgekeurde verklaring. Het pgb ten behoeve van een hulpverlener kan niet meer bedragen dan:

    • a.

      het maximum tarief dat is opgenomen in artikel 8ab, eerste lid, van de Regeling Jeugdwet of artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015; of

    • b.

      de maximale hoogte van het informele pgb dat wordt vastgesteld conform artikel 3.4.4, tweede lid.

  • 10.

    Bij toepassing van het negende lid, laatste volzin, geldt dat het laagste bedrag bepalend is voor de vaststelling van de maximale hoogte van het pgb.

F

Artikel 3.4.4, tweede lid, aanhef, komt te luiden:

  • 2.

    Indien het pgb bestemd is voor de betaling van dienstverlening van een hulpverlener uit het sociale netwerk op basis van een overeenkomst tot opdracht of op onverplichte basis op grond van artikel 3.4.2, vierde lid, geldt het informele tarief waarbij tot maximaal de volgende percentages van de kostprijs van de goedkoopste voorziening in natura, of bij het ontbreken hiervan, van de laagste marktprijs, wordt betaald:

G

Aan artikel 4.1.3, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h.

    een tegemoetkoming.

Artikel II

De toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Aan de toelichting bij artikel 1.1 wordt toegevoegd:

hulp uit het sociale netwerk, tegemoetkoming en verklaring

Deze drie begrippen verwijzen naar de Regeling Jeugdwet en Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

Bij hulp uit het sociale netwerk is sprake van een natuurlijk persoon die ondersteuning verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de cliënt bestaande sociale relatie, tenzij deze ondersteuning beroepsmatig wordt verleend.

 

In beide regelingen is opgenomen dat als ondersteuning vanuit het sociale netwerk is verstrekt, het college een verklaring kan goedkeuren, op basis waarvan de cliënt een tegemoetkoming kan uitkeren aan een hulp uit het sociale netwerk.

Deze verklaring wordt ingediend bij de Sociale verzekeringsbank.

Er kan sprake zijn van twee soorten tegemoetkomingen:

  • -

    een vast bedrag, tot een in de regelingen genoemd maximum; of

  • -

    een vergoeding voor bepaalde kosten, zoals reiskosten.

B

De toelichting bij artikel 3.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De laatste alinea vervalt.

  • 2.

    Aan de toelichting wordt toegevoegd:

    Voor ondersteuning binnen een aantal resultaatgebieden en ondersteuningselementen is het niet logisch om deze door iemand uit het sociale netwerk op basis van een overeenkomst tot opdracht wordt verleend. Dit kan enerzijds te maken hebben met de aard van de ondersteuning (groepsgewijze dagbehandeling/dagbesteding, vervangende opvoeding etc.). Anderzijds kan ook een rol spelen dat een overeenkomst tot opdracht niet voor de hand ligt, omdat dit soort ondersteuning vooral vanuit een persoonlijke betrokkenheid met de cliënt wordt geboden. Daarom zijn deze vormen van ondersteuning op basis van een overeenkomst tot opdracht in het derde lid uitgesloten van een pgb.’

     

    In het vierde lid, aanhef en onder a, is geregeld dat als jeugdhulp voor het ondersteuningselement ‘mantelzorg’ op onverplichte basis wordt geboden door iemand uit het sociale netwerk, het college ten laste van het informele pgb een tegemoetkoming kan verstrekken, mits er sprake is van een door het college goedgekeurde verklaring.

     

    In het vierde lid, aanhef en onder b, is geregeld dat voor dagbesteding (in het kader van dagbesteding binnen het sociale netwerk is feitelijk sprake van dagopvang, ter ontlasting van de mantelzorger) en mantelzorgondersteuning met verblijf in het kader van de Wmo 2015 een tegemoetkoming ten laste van het informele pgb kan worden betaald als in het kader hiervan op onverplichte basis ondersteuning wordt geleverd door iemand uit het sociale netwerk, mits er sprake is van een door het college goedgekeurde verklaring.

     

    Het college beoordeelt of de ondersteuning op deze wijze verantwoord kan worden verleend, gelet op de specifieke problematiek van de cliënt. Dat betekent dat het college een verklaring ook kan weigeren. Het college kan een verklaring daarnaast weigeren als niet wordt voldaan aan de eisen die de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of de Regeling Jeugdwet ten aanzien van deze vorm van onverplichte ondersteuning en de verklaring heeft opgenomen.

     

    Er is niet voor gekozen om de tegemoetkoming ook mogelijk te maken voor andere resultaatgebieden dan hier genoemd, omdat de tegemoetkoming alleen kan worden verstrekt voor onverplicht verleende hulp binnen het sociale netwerk.

    Het is onwenselijk de ondersteuning voor de andere resultaatgebieden onverplicht te laten plaatsvinden, omdat hierdoor de continuïteit in de ondersteuning niet kan worden gewaarborgd en daarmee het bereiken van de gewenste resultaten wordt belemmerd.

     

    In het vijfde lid is opgenomen dat het niet mogelijk is om ten laste van het pgb voor een resultaatgebied een tegemoetkoming te verstrekken als voor dit resultaatgebied een pgb wordt verstrekt voor ondersteuning door een professionele derde.

     

    In artikel 1.3, onder a, sub 5°, is geregeld dat het college nadere regels over de tegemoetkoming kan opstellen. Daarnaast kan het college hierover beleidsregels opstellen.

C

Aan de toelichting bij artikel 3.4.3 wordt toegevoegd:

Als er geen sprake is van ondersteuning op basis van een overeenkomst tot opdracht, maar van onverplichte ondersteuning vanuit het sociale netwerk, wordt de hoogte van het informele pgb vastgesteld op basis van de ondersteuningsbehoefte. Cliënt overlegt in dat geval een verklaring. Als het college deze goedkeurt, wordt het informele pgb voor dit doel vastgesteld. De hoogte van een informeel pgb waaruit deze onverplichte ondersteuning wordt betaald, wordt begrensd door de maxima die in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling Jeugdwet staan opgenomen.

Daarnaast kan de tegemoetkoming nooit hoger zijn dan wat zou zijn betaald als percentage van de kostprijs van ondersteuning in natura. Deze percentages zijn opgenomen in artikel 3.4.4.

In het tiende lid is geregeld dat het laagste bedrag uiteindelijk bepalend is voor de vaststelling van de maximale hoogte van het pgb.

 

D

Aan de toelichting bij artikel 3.4.4 wordt na ‘Het pgb dient immers te worden besteed aan ondersteuning en niet aan wonen of hotelmatige kosten en voeding.’ een alinea ingevoegd, luidende:

In artikel 3.4.2, derde lid, is daarnaast voor een aantal onderdelen opgenomen dat hiervoor geen informeel pgb voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk op basis van een overeenkomst tot opdracht mogelijk is. Desondanks staan hiervoor wel percentages opgenomen. Deze percentages gelden als maximum voor het informele tarief op basis waarvan een tegemoetkoming wordt verstrekt.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2019.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 april 2019.

De griffier,

J.M. van Midden

De voorzitter,

J.W. Verheij, plv.

Toelichting

Algemene toelichting

Vanaf 1 mei 2019 is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag volledig van toepassing op het persoonsgebonden budget. Dat betekent dat ook de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) voor informele ondersteuning vanuit het sociale netwerk, moet worden vastgesteld op basis van ten minste het minimumloon.

De Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 voorzien daarnaast in de mogelijkheid om op basis van een verklaring, in te dienen bij de Sociale Verzekeringsbank, een tegemoetkoming te verstrekken voor verleende hulp binnen het sociale netwerk.

 

Deze wijziging is aanleiding geweest het informeel pgb opnieuw te bekijken.

Daarbij is vastgesteld dat dagbesteding door de aard van de ondersteuning (namelijk ondersteuning in een groep op een locatie buiten de eigen woning) zich niet leent voor ondersteuning binnen het sociale netwerk. Immers, binnen het sociale netwerk vindt de ondersteuning altijd 1-op-1 plaats.

Om die reden is met deze wijziging het informele pgb voor dagbesteding in het kader van de Wmo 2015 geschrapt. Voor dagbesteding in het kader van jeugdhulp was dit al het geval.

 

Mantelzorgondersteuning met verblijf is een logeerfunctie binnen de Wmo 2015. Bij de ondersteuning door een professionele aanbieder vindt deze plaats in de instelling van de aanbieder. Bij ondersteuning binnen het sociale netwerk is dat niet het geval. Ook zonder dat iemand is aangewezen op ondersteuning in het kader van de Wmo 2015 logeren mensen van tijd tot tijd bij elkaar. Om die reden is een tegemoetkoming voor de kosten die gemaakt worden bij het logeren meer op zijn plaats dan een pgb.

Om diezelfde reden wordt ook gekozen voor een tegemoetkoming voor het ondersteuningselement mantelzorgondersteuning binnen de jeugdhulp.

 

Mantelzorgondersteuning in het kader van de Jeugdwet omvat feitelijk beide bovengenoemde resultaatgebieden. Daarom wordt ook het informele pgb voor informele ondersteuning op basis van een overeenkomst tot opdracht voor dit ondersteuningselement geschrapt.

 

Met deze wijziging wordt, als de ondersteuning niet op basis van een overeenkomst van opdracht maar op onverplichte basis wordt verstrekt wél de mogelijkheid geopend om voor een aantal vormen van ondersteuning een informeel pgb te verlenen, mits er sprake is van een door het college goedgekeurde verklaring.

 

Met deze wijziging van de verordening wordt uitwerking gegeven aan bovenstaande.

 

Daarnaast wordt artikel 3.2.13 gewijzigd. Dit betreft een technische wijziging.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A en artikel II onder A

In artikel 1.1 zijn drie definities ingevoegd, die verwijzen naar de Regeling Jeugdwet of Uitvoeringsregeling Wmo 2015:

  • hulp uit het sociale netwerk;

  • tegemoetkoming; en

  • verklaring.

Artikel I, onder B

Met de wijziging van artikel 1.3, onder a, is geregeld dat het college ook nadere regels kan stellen voor de tegemoetkoming. In de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling Jeugdwet is al geregeld dat het college de hoogte van de tegemoetkoming voor een aantal feitelijke kosten kan bepalen. Daarnaast is in voornoemde regelingen een maximum opgenomen voor de tegemoetkomingen, die aansluit bij de maximale vergoeding voor vrijwilligers.

Artikel I, onder C

In de laatste zin van artikel 3.2.13, veertiende lid, was in de laatste zin opgenomen dat de financiële maatwerkvoorziening voor vervoer jaarlijks wordt vastgesteld. Met het laten vervallen van deze zin wordt het mogelijk de tegemoetkoming voor een langere periode vast te stellen. Dit sluit aan bij de doelgroep die voor deze tegemoetkoming in aanmerking komt en vermindert voor alle partijen administratieve lasten.

Artikel I, onder D en artikel II, onder B

In artikel 3.4.2 is opgenomen dat geen informeel pgb mogelijk is voor ondersteuning op basis van een overeenkomst van opdracht binnen het sociale netwerk voor de volgende resultaatgebieden/ondersteuningselementen in het kader van de Jeugdwet:

  • herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige;

  • opvoeding, versterken mogelijkheden ouders;

  • dagbesteding of dagbehandeling; of

  • vervangende opvoeding.

Met deze wijziging is geregeld dat een informeel pgb in het kader van de Wmo 2015 op basis van een overeenkomst van opdracht binnen het sociale netwerk evenmin mogelijk is voor dagbesteding of mantelzorgondersteuning met verblijf en mantelzorgondersteuning in het kader van de Jeugdwet.

Zie hiervoor ook de algemene toelichting

 

In een tweetal nieuwe leden is wel een andere mogelijkheid tot vergoeding van het sociale netwerk opgenomen voor een drietal situaties: In deze situaties kan een informeel pgb worden verstrekt mits hiervan een tegemoetkoming wordt verstrekt aan de hulpverlener èn er sprake is van een door het college goedgekeurde verklaring. Er is in deze situatie geen sprake van een formele overeenkomst tot opdracht, maar de ondersteuning wordt op onverplichte basis verleend. Wel beoordeelt het college of de ondersteuning op deze wijze verantwoord kan worden verleend, gelet op de specifieke problematiek van de cliënt. Dat betekent dat het college een verklaring ook kan weigeren. Het college kan een verklaring daarnaast weigeren als niet wordt voldaan aan de eisen die de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of de Regeling Jeugdwet ten aanzien van deze vorm van onverplichte ondersteuning en de verklaring heeft opgenomen.

 

De tegemoetkoming kan worden verstrekt in de volgende situaties:

  • -

    als jeugdhulp wordt verstrekt door iemand uit het sociale netwerk voor het ondersteuningselement mantelzorgondersteuning;

  • -

    als er sprake is van een indicatie voor maatschappelijke ondersteuning voor mantelzorgondersteuning met verblijf of dagbesteding.

Als iemand een pgb krijgt voor professionele ondersteuning binnen deze resultaatgebieden, kan hieruit geen tegemoetkoming worden verstrekt aan iemand binnen het sociale netwerk.

Artikel I, onder E en artikel II, onder C

In het nieuwe negende lid in artikel 3.4.3 is geregeld dat cliënt om in aanmerking te kunnen komen voor een informeel pgb waaruit een tegemoetkoming wordt betaald, een verklaring moet overleggen. Na goedkeuring wordt het pgb vastgesteld. Het college stelt de maximale bedragen van de tegemoetkoming vast, maar daarbij gelden de begrenzingen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling Jeugdwet. Ook kan de tegemoetkoming nooit meer bedragen dan het percentage van zorg in natura indien een regulier pgb zou zijn vastgesteld.

Artikel I, onder F en artikel II, onder D

In artikel 3.4.4, tweede lid, onder a, staan de percentages voor het informele pgb opgenomen voor de diverse resultaatgebieden voor maatschappelijke ondersteuning. Door het vervallen van het informele pgb voor mantelzorgondersteuning met verblijf en dagbesteding, is de opsomming aangepast.

Met de aangepaste aanhef wordt duidelijk gemaakt dat deze percentages gelden als sprake is van een overeenkomst tot opdracht of, indien een informeel pgb ten behoeve van een tegemoetkoming wordt verstrekt, voor zover dat mogelijk is.

Ten aanzien van het informeel pgb voor betaling van een tegemoetkoming geldt daarnaast de begrenzingen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling Jeugdwet.

Artikel I, onder G

In artikel 4.1.3, derde lid, is opgenomen voor welke vormen van ondersteuning geen eigen bijdrage is verschuldigd. Hier is de tegemoetkoming aan toegevoegd.

Dit gemeenteblad 2019, nummer 45, is uitgegeven op 17 april 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven