Verordening leerlingenvervoer De Fryske Marren

 

 

De raad van de gemeente De Fryske Marren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2019, nummer 2019/029;

gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gezien het advies van de commissie Samenleving;

 

besluit vast te stellen de Verordening leerlingenvervoer De Fryske Marren:

 

§ 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsomschrijving en afkortingen

 

  • 1.

    Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi;

  • aanvrager: ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor leerlingenvervoer;

  • afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

  • begeleider: ouder of persoon die door de ouders, de vervoerder of het college wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren;

  • commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra;

  • eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

  • fiets: een fiets, al dan niet elektrisch ondersteund, alsmede een snor- of bromfiets;

  • inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel;

  • ondersteuningsplan, het door het samenwerkingsverband vastgestelde ondersteuningsplan:

1° voor het primair onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

2°. voor het voortgezet onderwijs: ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a, zevende tot en met tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • ongewenst gedrag; gedrag van een leerling, welke de gangbare omgangsnormen overschrijden en dat :

1°. gevaar voor de leerling zelf of voor anderen veroorzaakt of kan veroorzaken;

2°. bedreigend is of kan zijn voor anderen;

3°. onhygiënisch is of kan zijn;

  • opdc: door het samenwerkingsverband ingericht orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of auto;

  • openbaarvervoerspas: een door het college te bepalen vervoersvoorziening;

  • opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het aangepast vervoer;

  • ouders: ouders, pleegouders, voogden, voogdijinstellingen of verzorgers van de leerling;

  • regionale verwijzingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;

  • samenwerkingsverband; een verband van scholen (scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs) binnen een door de minister aangewezen gebied met als doel een samenhangend geheel te krijgen van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijk plaats in het onderwijs krijgen:

1°. voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband PO Friesland 21.01 (geheel Friesland) als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs; of

2°. voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband VO 21.02 (VO scholen in Joure), VO 21.03 (voor VO school Balk) en VO 24.02 (VO school in Lemmer) als bedoeld in artikel 17a, tweede en zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • school:

  • 1.

    school voor speciaal onderwijs (SO):

    een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • 2.

    speciale school voor basisonderwijs (SBO):

    een school waar speciaal basisonderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • 3.

    school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (SO en VSO):

    een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • 4.

    school voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO):

    een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • 5.

    instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs:

    een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra;

  • 6.

    school voor basisonderwijs (BO):

    een school waar basisonderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • 7.

    school voor voortgezet onderwijs (VO):

    een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 8.

    onder school wordt mede verstaan een stage voor zover deze deel uitmaakt van het onderwijsprogramma van de school voor voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;

  • stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;

  • toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

  • vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning, opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • vervoersvoorziening:

  • 1.

    bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer of de fiets voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • 2.

    aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

  • 3.

    gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • 4.

    Een andere passende voorziening, die qua kosten goedkoper of gelijk is aan de kosten van openbaar vervoer of een (openbaar-)vervoerspas.

  • woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

  • 2.

    Lijst van gebruikte afkortingen in deze verordening of de toelichting;

  • ABRvS Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

  • AWB Algemene Wet Bestuursrecht

  • HAVO Hoger Algemeen Vormend Onderwijs

  • OOGO Op Overeenstemming Gericht Overleg

  • OV Openbaar Vervoer

  • PKN Protestantse Kerk Nederland

  • PO Primair Onderwijs

  • PRO Praktijk Onderwijs

  • SBO Speciaal Basis Onderwijs

  • SO Speciaal Onderwijs

  • VEP Voor Elkaar Pas

  • VMBO Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

  • VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

  • VO Voortgezet Onderwijs

  • VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs

  • VSO Voortgezet Speciaal Onderwijs

  • WEC Wet op de Expertise Centra

  • WPO Wet op het Primair Onderwijs

  • WVO Wet op het Voortgezet Onderwijs

 

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

  • 1.

    Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze met ingang van de door de ouders verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 4.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 5.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende de reis naar en van school berust bij de ouder(s).

  • 6.

    Het college kan besluiten de toegekende vervoersvoorziening te wijzigen, op te schorten of in te trekken ingeval van ongewenst gedrag van de leerling gedurende het vervoer.

  • 7.

    Indien begeleiding van een leerling vereist is wordt deze geboden door de ouder(s). Wanneer het onmogelijk is voor de ouder(s) in begeleiding te voorzien is het aan de ouder(s) om op andere wijze in de begeleiding te (laten) voorzien, bijvoorbeeld door inschakeling van familie, buren of vrijwilligers. Wanneer het voor een ouder onmogelijk is ook hierin op andere wijze te voorzien kan de ouder het college, met redenen omkleed en met aantoonbare en onderbouwde argumenten, vragen om in de begeleiding te voorzien.

  • 8.

    Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag verstrekt aan de leerling.

 

Artikel 3. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning, opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

  • 2.

    Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

  • 3.

    Op verzoek van de ouder(s) kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor het lopen van een stage. Een stageaanvraag wordt als een afzonderlijke aanvraag beoordeeld, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 4.

    4 Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening de gegeven vervoersadviezen en het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband.

 

Artikel 4. Toekenning vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het college kent een vervoersvoorziening toe voor één of meerdere schooljaren.

  • 3.

    Het college kan aan de toekenning van een vervoervoorziening nadere voorwaarden verbinden, bijvoorbeeld welke verband houden met de veiligheid van de leerling.

 

Artikel 5. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door indiening bij het college van een digitaal ingevuld formulier. Dit aanvraagformulier staat op de website van de gemeente. Indien gewenst kan een aanvraag ook schriftelijk worden ingediend met een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.

  • 2.

    Een aanvraag voor het volgende schooljaar ingediend voor 1 april wordt niet in behandeling genomen. Een aanvraag voor het volgende schooljaar ingediend voor 1 juni wordt voor de aanvang van het nieuwe schooljaar afgehandeld.

  • 3.

    Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 4.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 5.

    Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2.

    Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

 

Artikel 7. Peildatum leeftijd leerling

  • 1.

    Voor het toekennen van een vervoersvoorziening op basis van artikel 11 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

  • 2.

    Wanneer een leerling op de peildatum elf jaar of ouder is wordt hij geacht zonder begeleiding per fiets en/of per bus of trein te kunnen reizen.

 

Artikel 8. Andere vergoedingen

De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

 

§ 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

 

Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

  • a.

    een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; of

  • b.

    een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op leerlingen van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, die voortgezet onderwijs volgen.

  • 3.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op de leerling met een tijdelijke beperking.

  • 4.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

  • a.

    de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

  • b.

    een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

  • 5.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers-) adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

 

Artikel 10. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 2.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets. Deze bekostiging is ten hoogste gelijk aan de kosten voor een openbaar vervoer.

 

Artikel 11. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider indien:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 10 en de leerling jonger dan elf jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken, of

  • b.

    de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

 

Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

  • c.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.

    Bij verstrekking van een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer kan het college als voorwaarde stellen dat de ouder(s) de leerling deel laten nemen aan een leerproject voor het gebruik van het openbaar vervoer of het vervoer per fiets.

  • 3.

    Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer.

 

Artikel 13. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

  • a.

    een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; of

  • b.

    een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

 

Artikel 14. Bekostiging passende voorziening

Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders, met in achtneming van de artikel 10, 11, 12 en 13 in overleg met de ouder(s) een bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, die qua bekostiging goedkoper of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.

 

Artikel 15. Drempelbedrag

  • 1.

    Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs (BO) of een speciale school voor basisonderwijs (SBO), zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 26.550 ,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs (BO) of een speciale school voor basisonderwijs (SBO) bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 26.550,-.

  • 3.

    De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4.

    Het bedrag van € 26.550,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 26.550,-.

  • 5.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

  • 6.

    Het college kan afzien van invordering van het drempel bedrag ingeval de ouder recht kan doen gelden op bijzondere bijstand ten behoeve van het drempel bedrag.

 

Artikel 16. Financiële draagkracht

  • 1.

    Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.

  • Zij bedragen in het schooljaar 2019 - 2020:

 

inkomen in euro’s meer dan

inkomen in euro’s minder dan

Eigen bijdrage

€ 0

€ 35.500

nihil

€ 35.500

€ 42.000

€ 145

€ 42.000

€ 48.500

€ 615

€ 48.500

€ 55.000

€ 1.150

€ 55.000

€ 62.500

€ 1.680

€ 62.500

€ 69.000

€ 2.210

€ 69.000

en voor elke € 5500 erbij

€ 545

 

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

  • 7.

    Het college kan de inkomensafhankelijk bijdrage genoemd in dit artikel lager vaststellen of zelfs afzien van invordering ingeval de ouder recht kan doen gelden op bijzondere bijstand ten behoeve van de inkomensafhankelijke bedrage.

 

§ 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

 

Artikel 17. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder school:

  • a.

    een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; of

  • b.

    een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2.

    Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers-)adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

 

Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding en vervoer per fiets

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 17 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider, indien de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op de leerling met een tijdelijke beperking en de leerling met een structurele handicap die zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen.

  • 3.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

  • 4.

    In afwijking van de bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

 

Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 17 bezoekt, indien:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

  • c.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2.

    Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college aan de ouder(s) geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

  • 3.

    Bij de toekenning ven een verstrekking of een bekostiging voor het vervoer kan het college als voorwaarde stellen dat de ouders de leerling laten deelnemen aan een leerproject voor het gebruik van het openbaar vervoer of het vervoer per fiets.

 

Artikel 20. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

  • a.

    een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

  • b.

    een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

 

Artikel 21. Bekostiging passende voorziening

Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening kan het college, met inachtneming van de artikel 18, 19 en 20, in overleg met de ouder(s) een bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, die qua kosten goedkoper of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer of een (openbaar-)vervoerspas.

 

§ 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

 

Artikel 22. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders

Met inachtneming van artikel 3 kent het college desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze paragraaf.

 

Artikel 23. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 3.

    Paragraaf 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a.

 

§ 5 Slotbepalingen

 

Artikel 24. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 25. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 dag na publicatie, met dien verstande dat deze verordening tevens van toepassing is op aanvragen die vanaf 1 april 2019 zijn ingediend, waarop op de datum van inwerkingtreding nog niet is beslist en die betrekking hebben op het schooljaar 2019-2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer De Fryske Marren.

 

Artikel 27. Intrekking oude regeling

De Verordening leerlingenvervoer De Friese Meren, zoals laatstelijk door de gemeenteraad vastgesteld op 23 september 2014, wordt ingetrokken met dien verstande dat deze verordening van toepassing blijft op aanvragen leerlingenvervoer die betrekking hebben op schooljaren 2018-2019 en eerder.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 april 2019,

de griffier, de voorzitter,

H.A. van Dijk-Beekman F. Veenstra

Naar boven