Gemeenteblad van Beemster
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beemster | Gemeenteblad 2018, 99882 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beemster | Gemeenteblad 2018, 99882 | Verordeningen |
Verordening tot tweede wijziging van de Re-integratieverordening Participatiewet Zaanstreek-Waterland 2015
De raad van de gemeente Beemster,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 maart 2018,
gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10 en 10b vierde, vijfde en zevende lid en 10a van de Participatiewet,
Vast te stellen de Verordening tot tweede wijziging van de Re-integratieverordening Participatiewet Zaanstreek-Waterland 2015, luidende:
M . De algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd:
Onder algemeen wordt na de eerste alinea toegevoegd:
Met ingang van 1 januari 2017 is het college verplicht beschut werk aan te bieden aan personen van wie het college, op advies van UWV, heeft vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Het college is verplicht om iemand de voorziening beschut werk aan te bieden wanneer die persoon daarop aangewezen is (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Deze verplichting geldt tot wanneer de vastgestelde aantallen beschut werkplekken zijn bereikt (artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet). Onderdeel van de voorziening beschut werk zijn de loonkostensubsidie, een subsidie voor beschut werk voor de organisatiekosten, de begeleiding en de inzet van werkvoorzieningen. Ook is de no-risk polis van toepassing voor deze doelgroep.
Gewijzigd wordt de tekst bij het eerste aandachtsstreepje, tweede lid, onderdeel c wordt:
Gewijzigd wordt de tekst bij het tweede aandachtsstreepje, tweede lid, onderdeel c wordt:
Gewijzigd wordt de tekst bij het derde aandachtsstreepje, vierde lid wordt:
Verwijderd wordt de tekst bij het laatste aandachtstreepje:
no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet).
Toegevoegd wordt een extra aandachtstreepje dat luidt als volgt:
welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden om adequaat functioneren op een beschutte werkplek mogelijk te maken, en welke voorzieningen worden aangeboden tot het moment dat de dienstbetrekking aanvangt.
N. De toelichting op artikel 9 komt als volgt te luiden:
Op grond van de verzamelwet 2018 wordt een groep toegevoegd nl. een persoon aan wie een werkgever als eigen risicodrager een uitkering verstrekt; de persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeids-ongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, of de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening militairen, of recht heeft op arbeidsondersteuning als bedoeld in artikel 2:15 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Deze personen waren bij de wijziging van de participatiewet m.b.t. het verplichten van beschut werk onbedoeld uitgesloten van de mogelijkheid een advies beschut werk aan het UWV te vragen.
Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep beschut werk behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Het college kan zelf bepalen waar de beschutte werkplek wordt georganiseerd. Dat kan zijn binnen de gemeente, of bij een andere, aan de gemeente gelieerde organisatie. Ook kunnen personen via een detachering in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.
Het kan ook zijn dat een reguliere werkgever bereid is de benodigde beschutte omstandigheden te bieden. Hiervoor bieden de gemeenten in de arbeidsmarktregio een regionaal geharmoniseerde subsidie voor beschut werk aan reguliere werkgevers.
Om de dienstbetrekkingen te organiseren kan het college ook een of meer aanbestedingen doen. We onderzoeken of een aanbesteding, bijvoorbeeld een integrale met WMO dag-besteding, meerwaarde heeft voor het aanbieden van de beschut werkvoorziening. Het UWV kan ook mensen met een UWV uitkering, bijv. Wajong of Wia indiceren voor beschut werk.
We willen een zorgvuldig proces realiseren voor deze kwetsbare doelgroep en zo beter passende maatwerkoplossingen kunnen bieden. In de diagnose fase voor beschut werk wordt een kandidaat gedurende een periode op een of meerdere werkplekken geobserveerd en worden de mogelijkheden en beperkingen van het werken zorgvuldig in kaart gebracht en de benodigde begeleidingsbehoefte beoordeeld. De mogelijkheden en beperkingen m.b.t. belastbaarheid en m.b.t. de aansturing voor werkgerichte taken worden aan de hand van de praktijk in beeld gebracht. Lukt het bijvoorbeeld om vier uur per dag belastbaar te zijn, hetgeen een van de criteria voor arbeidsvermogen is (of het WML per uur kunnen verdienen). Tijdens deze praktijkervaringen kan daadwerkelijk bekeken worden of iemand in staat is een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren, waar de kandidaten binnen de dagbesteding of stage van school vaak nog geen ervaring mee hebben. Ook de concentratie kan in de concrete werksituatie bepaald worden (iemand die arbeidsvermogen heeft, kan een uur aaneengesloten werken). Is de concentratie bijvoorbeeld eerst maar vijf minuten, dan kan de ontwikkeling van de concentratie in een werksituatie bekeken worden. Is er groei van de concentratie naar 10 en verder naar 20 minuten of blijkt dat niet mogelijk. In samenspraak met de kandidaat worden de doelen en werkafspraken vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelplan. Deze informatie vinden wij noodzakelijk om uiteindelijk een optimale match te kunnen maken tussen de kandidaat en een beschutte werkplek of indien dit niet mogelijk blijkt een match met bijvoorbeeld een passende dagbestedingsplek. Als bijvoorbeeld de plaatsing niet mogelijk blijkt op de werksoort die de eerste keuze is van een kandidaat (vanwege het niveau van zelfstandigheid dat de werksoort vraagt), dan kan tijdens deze diagnose/praktijkroute bekeken worden of we de kandidaat voor andere werksoorten kunnen interesseren.
De verwachtingen over productiviteit en begeleidingsbehoefte van een werkzoekende en over de diens plaatsingsmogelijkheden in beschut werk worden aldus gebaseerd op de ervaringen in een praktijksituatie, een praktisch voortraject waarin met mensen die vanwege verstandelijke, sociale of psychische beperkingen moeilijk leerbaar zijn, gewerkt wordt aan werknemersvaardigheden, analyse van mogelijkheden en belemmeringen en het inzetten van gerichte interventies om tot verbetering te komen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een leerwerkervaringsplaats die in een passende setting wordt georganiseerd, bijvoorbeeld bij het Participatiebedrijf of een sociale firma of in een andere omgeving waar gewerkt wordt met mensen die extra begeleiding nodig hebben en mogelijk zijn aangewezen op beschut werk. Maar ook de ervaringen die zijn opgedaan bij een onderwijsstage en arbeidsmatige dagbesteding kunnen leiden tot de verwachting dat iemand aangewezen is en plaatsbaar is op beschut werk.
Het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen beslist de gemeente of iemand tot de doelgroep ‘beschut werk’ behoort. Landelijke regels hierover zijn neergelegd in nadere regelgeving bij de socialezekerheidswetten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Wet). Randvoorwaarde is dat iemand een actueel arbeidsvermogen heeft - daarbij is te denken aan zaken als:
Voor beschut werk moet daarnaast sprake zijn van zodanige beperkingen dat zodanige technische of organisatorische aanpassingen nodig zijn en een zodanige begeleiding dat deze niet binnen redelijke grenzen door een reguliere werkgever kunnen worden gerealiseerd.
Het college maakt een integrale afweging. In die afweging om aan iemand een voorziening beschut werk aan te bieden, neemt de gemeente in ieder geval het advies van het UWV, de
arbeidsmogelijkheden en de ondersteuningsbehoefte van de inwoner mee. Deelname aan de beschut werk voorziening is op basis van vrijwilligheid, maar het is niet vrijblijvend. De plaatsing op beschut werk sluit zoveel mogelijk aan op motivatie en de voorkeuren van de werkzoekende. Voor inwoners met voldoende arbeidsmogelijkheden (als globale indicator hanteren we een loonwaarde van 30 % of meer), richt de ondersteuning zich primair op het verrichten van betaald werk. Voor inwoners met zeer beperkte arbeidsmogelijkheden en een grote ondersteuningsbehoefte richt de ondersteuning zich primair op maatschappelijke participatie (bijv. in de vorm van dagbesteding)
Die verplichting is begrensd: het aantal jaarlijks te realiseren beschutte werkplekken wordt bij ministeriële regeling bepaald. Bij een lager aantal positieve adviezen van UWV dan landelijk geraamd is, blijft de verplichting beperkt tot maximaal het aantal afgegeven positieve adviezen door het UWV. Bij een hoger aantal positieve adviezen van UWV dan de landelijke raming blijven de aantallen zoals neergelegd in de ministeriële regeling van toepassing.
Op grond van artikel 10b, vijfde lid, van de Participatiewet, is de gemeenteraad bevoegd om een hoger aantal beschut werkplekken aan te bieden, dan op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, is bepaald. De raad kan jaarlijks bij het vaststellen van de programmabegroting besluiten, bovenop de raming, een bepaald aantal extra dienst-betrekkingen beschut werk te realiseren. De gemeente ontvangt voor een hoger aantal geen middelen in het Buig budget of in het Participatiebudget. Bij eventuele extra dienstbetrekkingen vindt de volgorde waarin de personen, die behoren tot de doelgroep beschut werk, door het college van een dienstbetrekking worden voorzien, op dezelfde wijze plaats als voor de verplichte beschutte werkplekken (artikel 10b, vijfde lid, van de Participatiewet).
Als is vastgesteld dat een persoon alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschutte werkplek omdat het aantal geraamde plaatsen al is gerealiseerd, dan krijgt deze persoon in beginsel voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Nadat het college heeft vastgesteld, dat iemand tot de doelgroep voor beschut werk behoort, dient deze persoon geplaatst te worden op een beschutte werkplek. In de wetenschap dat een plaatsing afgestemd dient te worden op de persoonlijke eigenschappen en omstandigheden van betrokkene, dient dit een vorm van maatwerk te zijn, die niet altijd direct tot plaatsing op een geschikte werkplek zal leiden. Het is de bedoeling van de wetgever dat personen voor wie niet direct een beschutte werkplek beschikbaar is, bij voorrang een beschutte werkplek krijgen aangeboden in het daaropvolgende jaar. Bij de plaatsing van een werkzoekende op een beschutte werkplek blijft het leidende uitgangspunt ‘de beste match tussen vraag en aanbod’. Dit betekent dat iemand die op basis van indicatiedatum later op de wachtlijst staat toch eerder geplaatst kan worden.
Het college is verplicht om ter overbrugging van de periode tot de plaatsing betrokkene voorzieningen (op de arbeidsinschakeling) aan te bieden die bijdragen aan een succesvolle plaatsing. Welke (combinatie van) voorziening(en) in een concreet geval ingezet wordt zal gezien het maatwerkkarakter van dat geval afhangen. Naast voorzieningen die bijdragen aan arbeidsinschakeling en hun grondslag vinden in de Re-integratieverordening, kunnen ook andere voorzieningen op grond van andere regelingen, zoals de Wmo 2015 of de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, worden verstrekt en bijdragen aan een geslaagde plaatsing. Ook de mogelijkheden via social return kunnen hiervoor worden ingezet.
O. De toelichting op artikel 12 komt te luiden aldus:
Werkvoorzieningen zijn bedoeld voor belanghebbenden met een arbeidshandicap, die een
voorziening nodig hebben om te kunnen werken. Hierbij kan men denken aan:
Het kan zijn dat er aanpassingen op de werkplek gedaan moeten worden om ervoor te zorgen dat een werknemer met een fysieke arbeidsbeperking kan functioneren op de werkplek. Denk aan een rolstoeloprit, een aangepast toilet, elektrische deuren, een extra leuning bij de trap of een video intercom. Dit noemen we aard- en nagelvaste werkplekaanpassingen. De verstrekking van de in de oude verordening genoemde landelijke regelingen nl. de intermediaire voorziening ‘doventolk’ en de meeneembare voorzieningen voor de werknemer worden vanaf 2018 niet meer landelijk uitgevoerd door het UWV.
Meeneembare voorzieningen zijn hulpmiddelen die mensen met een arbeidsbeperking- voor wie gemeenten in het kader van de Participatiewet re-integratieverantwoordelijkheid dragen - in staat stellen om aan het werk te gaan of werk te behouden. Veelal is door een arts al vastgesteld of vast te stellen dat er sprake is van een ziekte of gebrek en dat voorzieningen nodig zijn als een dergelijk persoon (weer) aan het werk gaat. Het gaat uitdrukkelijk om voorzieningen die ingezet worden ter compensatie van ziekte of gebrek tijdens het werk of om aan het werk gaan (bijvoorbeeld bij het voeren van sollicitatiegesprekken).
Een meeneembare voorziening is een voorziening die kan worden meegenomen, met andere woorden de voorziening is niet aan de specifieke werkplek gebonden. We noemen dit ook wel dat de voorziening niet aard- en nagelvast is. Hoewel een werkgever de plicht heeft om zijn werknemers van deugdelijk materiaal te voorzien, kan het toch nodig en redelijk zijn om deze kosten als gemeente te dragen. Voorbeelden van meeneembare voorzieningen zijn: brailleleesregel bij computer; aangepast bureau of speciale bureaustoel.
P. De toelichting op artikel 14 komt te luiden aldus:
De proefplaatsing kan ingezet worden om belemmeringen bij werkgevers weg te nemen ten aanzien van het in dienst nemen van personen uit de doelgroep. Door dit instrument kan de werkgever in de dagelijkse praktijk toetsen of de kandidaat geschikt is voor de vacature.
Voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie kan de proefplaatsing gebruikt worden om een beeld te krijgen van de productiviteit van de werknemer op de werkplek, en daarmee van zijn of haar loonwaarde. Verder kan in deze periode worden bekeken of nog andere voorzieningen moeten worden ingezet. Voor de reguliere doelgroep zien we dat ook proefplaatsingen van een of twee weken of een maand volstaan. De inzet is maatwerk. Een proefplaatsing kan vooraf gaan aan een dienstbetrekking, om te bepalen of betrokkene geschikt is voor de betreffende werkplek. Deze mogelijkheid was bij de toepassing van loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de Participatiewet beperkt tot een periode van drie maanden en vastgelegd in het derde lid van dat artikel. De proefplaatsing is niet langer meer expliciet in de Participatiewet geregeld, omdat deze door de nieuwe mogelijkheid om loonkostensubsidie tijdelijk forfaitair vast te stellen niet altijd meer nodig is. Bij een forfaitaire loonwaarde wordt deze tijdelijk op 50 % vastgezet.
Slechts een deel van de werkgevers en werknemers wil gebruik maken van de tijdelijk vast te zetten loonkostensubsidie. En ook in die gevallen is regelmatig een voorafgaande proefplaatsing noodzakelijk, om te bepalen of betrokkene geschikt is voor de betreffende werkplek. De mogelijkheid van de proefplaatsing voor gemeenten blijft essentieel als instrument in de matching van werkgever – werknemer. Het college heeft en houdt de beleidsvrijheid om dit instrument gericht in te zetten om de arbeidsinschakeling te bevorderen, ook als de proefplaatsing wordt gevolgd door een dienstverband waarvoor een forfaitair vastgestelde loonkostensubsidie wordt toegekend. Proefplaatsing is bij uitstek geschikt om aan elkaar te wennen, werkervaring op te doen, maar ook om via jobcarving na te gaan wat het beste bij betrokkene past. Een maximale termijn is juridisch niet gesteld, maar de termijn mag niet te lang zijn (in het algemeen niet langer dan zes maanden) omdat een rechter bij een te lange periode kan vaststellen dat er de facto al sprake is van een dienstbetrekking. Bij de doelgroep voor beschut werk zien we in de praktijk een hoge uitval voorkomen. Bovendien hebben zij regelmatig langere tijd nodig om te wennen. Het aanpassen aan de nieuwe (werk) situatie is vaak een van de grootste uitdagingen. We zien dat voor deze groep vaak een langere proefplaatsing noodzakelijk is dan 2 of 3 maanden, bijv. in situaties van ziekte, of als het nodig is om op meerdere werkplekken werkervaring op te doen, of als het nodig is om de taken aan te passen (jobcarving) om te beoordelen wat de optimale match is. Daarom is in het vijfde lid van dit artikel een verlengingsmogelijkheid opgenomen.
Q. De toelichting op artikel 19 komt te luiden aldus:
De gemeente kan een kandidaat een een- of tweemalige premie geven met een door de wet gesteld maximum (€ 2.366,00 in 2016) per kalenderjaar. Dit kan voor zover de premie naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. De premie is onbelast als aan voorwaarden (o.a. belastingregelgeving) wordt voldaan: 1. het gaat om een eenmalige betaling en 2. de bijstandsgerechtigde heeft geen vrijwilligersvergoeding. Een premie kan bijvoorbeeld verstrekt worden om werkaanvaarding te stimuleren.
Wettelijk gezien is de doelgroep: personen van 27 jaar of ouder.
R. De toelichting op artikel 20 komt te luiden aldus:
Dit artikel regelt dat de gemeenten op basis van de verordening de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van het aanbieden van dienstverbanden en het detacheren van werkzoekenden met een Participatiewet-uitkering.
S. De toelichting op artikel 21 komt te luiden aldus:
Gedurende de periode dat een uitkeringsgerechtigde gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling en er in verband hiermee extra kosten opkomen die niet op een andere manier worden vergoed, zoals bijvoorbeeld reiskosten, kan het college hiervoor een vergoeding verstrekken. Deze vergoeding voorkomt dat het besteedbaar inkomen van een persoon daalt wanneer hij gebruik maakt van een voorziening in het kader van de arbeidsinschakeling.
T. De toelichting op artikel 22 komt te luiden aldus:
In artikel 22 is onder andere het overgangsrecht neergelegd. Het kan voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude re-integratieverordening, die niet meer voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de oude re-integratieverordening voorzieningen bevat die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer worden verstrekt. Ook is het denkbaar dat een persoon op grond van de oude re-integratieverordening wel in aanmerking zou komen voor een voorziening, maar door inwerkingtreding van deze verordening niet meer. De toegekende voorziening zou dan op grond van artikel 3, tweede lid, van deze verordening moeten worden beëindigd. Om dit te voorkomen is in artikel 22, tweede lid, geregeld dat dergelijke voorzieningen worden behouden voor een bepaalde duur. Een dergelijke voorzieningen wordt behouden voor ten hoogste de duur van 6 maanden of - als dit eerder is - voor de duur dat deze is verstrekt. Dit uiteraard voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012”. Wordt niet meer aan die voorwaarden voldaan, dan moet de voorziening worden beëindigd, bijvoorbeeld als een belanghebbende geen aanspraak meer heeft op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De periode van 6 maanden begint te lopen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-99882.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.