Gemeenteblad van Borger-Odoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borger-Odoorn | Gemeenteblad 2018, 9762 | Beleidsregels |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borger-Odoorn | Gemeenteblad 2018, 9762 | Beleidsregels |
Gemeente Borger-Odoorn, BELEIDSNOTA KLEINSCHALIG KAMPEREN
Gevolgen voor het kampeerbeleid na intrekking van de
Wet op de Openluchtrecreatie (WOR)
BELEIDSNOTA KLEINSCHALIG KAMPEREN
Gevolgen voor het kampeerbeleid na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR)
Al weer vele jaren is de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) van kracht. De naam doet vermoeden dat het een alles omvattende wet is op het gebied van de recreatie, van grootschalig vakantiepark tot en met het kleinschalige kamperen.
Dit is echter niet het geval. De wet richt zich met name op het reguleren van verschillende vormen van kamperen in Nederland. In het bijzonder heeft de wet er voor zorggedragen dat in Nederland kleinschalige vormen van kamperen zich konden ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is het ‘kamperen bij de boer’.
Met ingang van 1 januari 2008 vervalt de wet in het licht van de deregulering van het Rijk. Daarmee vervalt tevens de basis onder de door gemeenten uitgegeven kampeervergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en verordeningen. Alle gemeenten in Nederland, zo ook Borger-Odoorn, zullen vervolgens een eigen keus moeten maken ten aanzien van het reguleren van het kamperen voor hun grondgebied.
De WOR onderscheidt verschillende vormen van kamperen. In hoofdlijnen betreft het drie vormen van kamperen:
Het kamperen op reguliere terreinen is in de gemeente Borger-Odoorn geregeld in bestemmingsplannen. Het intrekken van de WOR heeft op deze terreinen geen direct effect. Wel vervallen de op de WOR gebaseerde vergunningen. Voor deze terreinen hoeven geen nieuwe regelingen tot stand te komen. In deze beleidsnota zal dan ook aan de reguliere kampeerterreinen geen verdere aandacht worden geschonken.
Voor het kleinschalig kamperen en het kamperen buiten kampeerterreinen heeft de intrekking van de WOR wel directe effecten. Indien bestemmingsplannen zich er niet expliciet tegen verzetten of andere regelingen het tegen houden, is na intrekking van de WOR kamperen in principe overal mogelijk. Dit is niet gewenst. Daarom is deze beleidsnota opgesteld, die na overleg en vaststelling door de gemeenteraad moet leiden tot een facet-bestemmingsplan met specifieke planvoorschriften, Hierin wordt een nieuwe gemeentelijke regeling opgenomen voor beide vormen van kamperen.
2 Huidige situatie in Borger-Odoorn
Kenmerkend voor de verblijfsrecreatie in Borger-Odoorn is dat vrijwel alle recreatiebedrijven zijn gesitueerd op het zandgedeelte van de gemeente (Hondsrug). Het soort bedrijven varieert van hotels via grote vakantieparken, kampeerterreinen en midi-campings, tot kleinschalige vormen van kamperen zoals kamperen bij de boer. Ook Bed and Breakfast treedt als logiesvorm steeds sterker naar voren.
In de gemeente Borger-Odoorn waren in 2004 28 kampeerterreinen in gebruik met in totaal 2323 standplaatsen voor kampeermiddelen. Van deze standplaatsen waren 1692 voor toeristische doelen en 631 werden als vaste standplaatsen aangemerkt. Het aantal overnachtingen op kampeerterreinen bedroeg 380.000.
Bij 7 recreatiebedrijven komen ook recreatiewoningen voor. In totaal gaat het om 845 recreatiewoningen met 4225 bedden (2004). Het aantal overnachtingen in recreatiewoningen bedroeg in 2004 499.000.
Van de 28 kampeerterreinen kunnen 4 terreinen worden aangemerkt als midicamping (30-60 standplaatsen). Deze hebben vergunning voor in totaal 134 kampeermiddelen.
In de sfeer van het kleinschalig kamperen is op 14 locaties voor 222 kampeermiddelen ontheffing verleend. Het aantal toegelaten kampeermiddelen voor kleinschalig kamperen vormt slecht een klein deel van van het totale aantal toegelaten kampeermiddelen (6,5%).
Op kaart 1 zijn de aanwezige kampeerplaatsen in de gemeente Borger-Odoorn aangegeven.
Het huidig gemeentelijk beleid met betrekking tot kamperen (op basis van de WOR), is als volgt weer te geven:
3 Gevolgen van het wegvallen van de WOR
De WOR is in 1995 ingevoerd met als belangrijkste doelstelling de diversiteit van het kampeeraanbod te vergroten. De WOR onderscheidt verschillende vormen van kamperen, waarbij voor de gemeente Borger-Odoorn de volgende vormen van belang zijn: Kamperen op kampeerterreinen:
Na intrekking van de WOR kunnen gemeenten zelf bepalen of zij het nodig of wenselijk vinden in hun regelgeving en beleid een onderscheid aan te brengen tussen al deze vormen van kamperen, of dat ze meer, minder of andere vormen willen onderscheiden.
Door de intrekking van de WOR vervalt het stelsel van vergunningen en ontheffingen (en vrijstellingen) voor de verschillende vormen van kamperen. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente op een andere wijze voorschriften kan stellen en dat ook de controle op de naleving van de voorschriften op een andere manier plaatsvindt.
Het vooraf toetsen of een betrokkene aan de gestelde voorschriften voldoet, is niet langer mogelijk als er geen vergunning- en ontheffingsstelsel meer bestaat. In plaats daarvan kan in beginsel alleen controle plaatsvinden als een kampeerterrein daadwerkelijk in bedrijf is.
Er is geen mogelijkheid voor de gemeente om, naast het bestemmingsplan, ook in het kader van het verlenen van de vergunning of ontheffing te beoordelen of een bepaalde vorm van kamperen in een specifiek gebied of op een bepaalde locatie kan worden toegestaan. In plaats daarvan zal de gemeente in haar bestemmingsplannen moeten regelen waar kampeerterreinen wel en niet zijn toegestaan.
Artikel 15 van de WOR verbiedt het kamperen buiten kampeerterreinen (met uitzondering van het groepskamperen als daarvoor een ontheffing is verkregen). Wanneer een gemeente het kamperen buiten kampeerterreinen wil toestaan, dient zij dat in een verordening te regelen. Het mag dan om ten hoogste vijf kampeermiddelen gaan en voor kortere perioden. In gemeenten die niet een dergelijke verordening hebben vastgesteld, geldt het verbod op het vrije kamperen onverkort. Dit is ook in Borger-Odoorn het geval.
Als de WOR is ingetrokken vervalt de bovengenoemde verordening van rechtswege.
Als gemeenten het kamperen buiten kampeerterreinen wil verbieden, zullen ze na de intrekking van de WOR, daarvoor zelf een regeling moeten treffen (bijvoorbeeld in een facet-bestemmingsplan). Als gemeenten niets regelen, zal het afhankelijk zijn van het geldende bestemmingsplan of er in een bepaald gebied wel of niet gekampeerd mag worden.
4 Ontwikkelingsmogelijkheden en beleidsuitgangpunten
Ter voorbereiding van de ontwikkeling van nieuw beleid na het vervallen van de WOR is een notitie opgesteld waarin een aantal stellingen zijn opgenomen over de toekomstige ontwikkeling van het kleinschalig kamperen.
Op 6 december 2006 zijn deze stellingen in de raadscommissie Grondgebied besproken. De leden van de raadscommissie hebben hun standpunten genoemd over de afzonderlijke stellingen.
De stellingen en de standpunten zijn op 15 februari 2007 aan de orde gekomen op een informatie- en discussiebijeenkomst met belanghebbenden.
De resultaten van deze bijeenkomsten hebben mede ten grondslag gelegen aan de volgende beleidsuitgangspunten.
a. Kleinschalig kamperen mag ook op erven van woningen in het buitengebied.
Kleinschalig kamperen wordt op dit moment alleen toegelaten bij agrarische bedrijven waar ook daadwerkelijk sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering. De vraag is of het kleinschalig kamperen ook moet worden toegelaten bij woningen in het buitengebied. De huidige wet biedt overigens deze mogelijkheid ook.
Voortkomend uit het oorspronkelijke “kamperen bij de boer”, is het kleinschalig kamperen in de gemeente nog steeds geënt op de koppeling aan het agrarisch bedrijf. Bij deze benadering stond een aanvulling van het bedrijfsinkomen en de kennismaking van de recreant met het agrarisch bedrijf voorop.
In de loop van de jaren is op veel plaatsen de koppeling met het agrarisch bedrijf op de achtergrond geraakt. Rust, ruimte en een zeker comfort bepalen nu meer de aantrekkingskracht.
Ook de sterke afname van het aantal agrarische bedrijven is een argument om de koppeling aan een reële agrarische bedrijfsvoering los te laten.
Uit de gevoerde discussies is naar voren gekomen dat er een voorkeur bestaat om het kleinschalig kamperen ook op erven van woningen in het buitengebied toe te staan. Hieraan worden echter wel voorwaarden verbonden. In het navolgende komen de voorwaarden aan de orde waaraan een terrein voor kleinschalig kamperen moet voldoen.
b. Het kleinschalig kamperen binnen het zandgedeelte van de gemeente (Hondsrug en het ten westen daarvan gelegen esdorpenlandschap; zie kaart 2) wordt niet verder vergroot.
Een verdere toename van het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen is in verband met de kwetsbaarheid van natuur en landschap van het zandgedeelte van de gemeente niet gewenst. Het aantal terreinen is beperkt tot de bestaande in exploitatie zijnde locaties. Op dit moment zijn binnen het zandgedeelte 14 locaties aanwezig ten dienste van het kleinschalig kamperen.
Indien op een bepaalde locatie het kleinschalig kamperen wordt beëindigd, kan op een nieuwe locatie binnen het zandgebied het
kleinschalig kamperen worden toegestaan. Indien na een afzonderlijke afweging, een kleinschalig kampeerterrein wordt omgezet in een regulier kampeerterrein, zal ook nader worden afgewogen of een vervangende nieuwe locatie voor kleinschalig kamperen aan de orde kan zijn.
Binnen het veengedeelte van de gemeente gelden uit een oogpunt van landschap en natuur geen beperkingen voor het vestigen van een terrein voor kleinschalig kamperen. Een goede landschappelijke inpassing van deze terreinen is echter wel van belang.
c. Het maximum aantal standplaatsen op een terrein voor kleinschalig kamperen wordt vastgelegd op 15 standplaatsen.
Oorspronkelijk bedroeg de capaciteit van een kleinschalig kampeerterrein 10 kampeermiddelen (met 5 extra kampeermiddelen voor een korte periode). Na verloop van tijd is onder het regiem van de WOR het maximum in de praktijk vergroot tot 15 kampeermiddelen.
Omdat ook “bijzet-tentjes” en dergelijke als kampeermiddel zijn aan te merken, wordt uit beheers- en handhavingsoverwegingen de voorkeur gegeven om niet meer uit te gaan van het aantal kampeermiddelen, maar van het aantal standplaatsen.
Door uit te gaan van standplaatsen en niet van kampeermiddelen ontstaat de mogelijkheid van een beperkte toename van het aantal kampeerders. Binnen de nog nader aan de orde komende ruimtelijke randvoorwaarden is een maximum van 15 standplaatsen uitgangspunt. Een verdere, al dan niet tijdelijke vergroting van het aantal standplaatsen wordt uitgesloten. Wil men meer standplaatsen exploiteren, dan zal een procedure voor een regulier kampeerterrein moeten worden gevoerd.
d. Kleinschalig kamperen wordt mogelijk gemaakt door het vaststell en van een facet-bestemmingsplan.
Dit houdt in dat niet alle afzonderlijke bestemmingsplannen worden aangepast, maar dat in aanvulling op deze plannen een specifiek op kleinschalig kamperen gericht bestemmingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente wordt opgesteld. In dit facet-bestemmingsplan wordt bepaald dat kleinschalig kamperen aan een vrijstellingsregeling is gebonden. Daarbij wordt ook geregeld welke gevallen de vrijstelling niet kan worden verleend. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij bestemmingen ter bescherming van natuurgebieden, waardevolle essen, karakteristieke openheid of archeologische waarden. Op een plankaart worden deze gebieden aangegeven. In de nabijheid van Natura 2000 gebieden zal in ieder geval ook getoetst moeten worden of een Natuurbeschermingswetvergunning vereist is.
e. Wat betreft de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden voor terreinen voor kleinschalig kamperen van toepassing.
De oppervlakte van het perceel waarbinnen het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd dient een oppervlakte te hebben van minimaal 5000 m². Met deze voorwaarde wordt getracht een te sterke versnippering van de open ruimte tegen te gaan;
- Om een zekere concentratie van kampeermiddelen te bereiken dient de oppervlakte van het feitelijk kleinschalig kampeerterrein niet groter te zijn dan 5000 m²;
De afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot aan andere woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing dient minimaal 50 m te bedragen. Dit met het oog op het voorkomen van hinder en overlast voor naastgelegen bewoners. De maat van 50 m wordt in veel bestemmingsplannen gehanteerd en wordt ook in nota’s van het Recreatieschap genoemd;
Een goede landschappelijke inpassing is een voorwaarde voor het verkrijgen van een vrijstelling voor het houden van een kampeerterrein. Dit houdt in dat zorg moet worden gedragen dat de op het terrein aanwezige kampeermiddelen slechts een ondergeschikte rol kunnen spelen in het landschapsbeeld. De toe te passen beplanting dient aan te sluiten bij de begroeiing van de omgeving;
Het gebruik van een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan van 1 maart tot 1 november. Buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn. Dit in verband met landschappelijke overwegingen en om het karakter van medegebruik te benadrukken. Ook wordt op deze manier het verschil met reguliere kampeerterreinen verduidelijkt;
Ten behoeve van het kleinschalig kamperen is het realiseren van sanitaire voorzieningen noodzakelijk en van andere voorzieningen (zoals een kantine) mogelijk. Uitgangspunt is deze voorzieningen te realiseren binnen de bestaande bebouwing. Indien dit niet mogelijk is, mag een gebouw voor deze doeleinden worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 50 m².
f. De in de gemeente aanwezige midi-camping zullen worden beschouwd als reguliere kampeerterreinen.
Na het vervallen van de WOR is er alleen nog sprake van een regeling voor kleinschalig kamperen en een regeling voor reguliere kampeerterreinen. Allerlei regelingen voor tussen- en overgangsvormen worden niet meer toegepast.
g. Voor bestaande andere vormen va n kamperen, als verenigingskamperen en groepskamperen worden de huidige mogelijkheden gecontinueerd.
Deze vormen van kamperen worden gekenmerkt door een tijdelijk karakter. Via ontheffing op de APV zal het tijdelijk gebruik van gronden als kampeerterrein voor een groep of vereniging mogelijk gemaakt worden. In het facet-bestemmingsplan wordt aangegeven waar het plan zich tegen een dergelijk gebruik niet verzet.
h. Voor natuurkamperen, individueel kamperen en kamperen op eigen terrein worden geen regeling en opgenomen.
Deze vormen van kamperen komen momenteel niet in de gemeente voor en er gelden ook geen regelingen op dit vlak. Verder moet worden opgemerkt dat er in de gemeente voldoende overnachtingsmogelijkheden op reguliere en kleinschalige kampeerterreinen zijn. Het ontwikkelen van deze vormen van kamperen wordt derhalve niet gewenst geacht.
i. Er wordt geen gereguleerde overnachtingsplaats geschapen voor kampeerauto’s.
Uit de discussies is naar voren gekomen dat men van mening is dat voor kampeerauto’s voldoende overnachtingmogelijkheden zijn op de bestaande kampeerterreinen. Het op goede wijze inrichten van nieuwe (openbare) ruimten voor dit doel kost veel en brengt weinig op. Verder kan het tot wildgroei of oneigenlijk gebruik leiden.
Na vaststelling zal de nota de basis vormen voor het facet-bestemmingsplan waarin voor het gehele gemeentelijke grondgebied specifieke voorschriften zijn opgenomen voor het kleinschalig kamperen. Op detailpunten kan daarbij een nadere uitwerking of verfijning plaatsvinden.
Het facet-bestemmingsplan zal de normale, wettelijk voorgeschreven vaststellingsprocedure doorlopen.
Verandering in beleid vanaf 1 januari 2008 ten opzichte van huidig beleid
Grootschalige/reguliere kampeerterreinen
Midi-kampeerterreinen / regulier kampeerterrein
Kleinschalige kampeerterreinen
Groepskamperen buiten een kampeerterrein
Kleinschalig kamperen buiten de kampeerterreinen
Kamperen bij volkstuincomplexen
Behorend bij “Beleidsnota Kleinschalig kamperen”
gevolgen voor het kampeerbeleid na intrekking van de WOR
het maximale aantal kampeerplaatsen bij kleinschalige kampeerterreinen verhogen van 15 naar 25.
Toezegging wethouder Bruintjes:
Hij vindt het een goed idee om in plaats van het onderscheid tussen zand- en veengebied te kijken naar de indeling in zones zoals genoemd in het streekplan. Bij de voorbereiding van het facetbestemmingsplan zal naar deze moegelijkheid worden gekeken.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-9762.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.