Wijziging Verordening maatschappelijke Ondersteuning, gemeente Veenendaal

Wijziging verordening maatschappelijke ondersteuning

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 maart 2018, nummer 364082;

Overwegende dat

 

  • 1.

    De raad bevoegd is tot het wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Veenendaal;

  • 2.

    Op grond van recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat de gemeenteraad de essentialia, waaronder het vaststellen van de hoogte van het PGB niet aan het college mag delegeren;

  • 3.

    De nu in artikel 5,8,12 en 20 van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Veenendaal opgenomen bepalingen, waaronder die over de hoogte van een pgb, moeten worden opgenomen in de Verordening;

  • 4.

    De genoemde bepalingen uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning als nieuw artikel ingevoegd worden in deze verordening;

  • 5.

    De door de wetgever vastgestelde AMvB 'reële prijs Wmo 2015' over hoe een reële kostprijs moet worden vastgesteld vereist dat hierover een bepaling in de Verordening moet worden opgenomen. 

    Gelet op

    Artikel 2.1.3, 2.3.6 Wmo 2015, artikel 5.4 van het Uitvoeringbesluit Wmo 2015 en artikel 150 Gemeentewet.

     

    Besluit

    vast te stellen de Verordening tot wijziging van Verordening Maatschappelijke ondersteuning Veenendaal

Artikel 1 Wijziging verordening

De Verordening Maatschappelijke ondersteuning Veenendaal wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 11 wordt nieuw ingevoegd.  

Artikel 11 Wijze van verstrekken van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De maatwerkvoorziening die voldoet aan de criteria zoals opgenomen in deze verordening kan worden verstrekt in natura of een persoonsgebonden budget.

 

  • B.

    Artikel 12 wordt nieuw ingevoegd.

 

Artikel 12 Beschermd wonen

1. Het college kan de cliënt in aanmerking brengen voor beschermd wonen indien de cliënt:

a) is aangewezen op een beschermende woonomgeving, gelet op complexe problematiek; en

b) 24-uurs (maatschappelijke) opvang of de ambulante maatwerkvoorziening(en) begeleiding, dagactiviteit al dan niet gecombineerd met respijtverblijf in een instelling niet als passende bijdrage kunnen worden aangemerkt; en

c) deze (mede) gericht zijn op het in staat stellen van de cliënt om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

2. Een beschermende woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar het toezicht en de aangewezen ondersteuning wordt geboden.

3. Het college stelt nadere regels in het geval de cliënt een PGB wenst te besteden bij een niet door het college gecontracteerde aanbieder voor beschermd wonen. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de eisen die gelden voor de accommodatie waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben voor wat betreft:

a) het aantal bewoners; en

b) de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP); en

c) de eisen die gelden voor de accommodatie.

 

  • C.

    Artikel 13 wordt nieuw ingevoegd.

 

Artikel 13. Soorten pgb

  • 1.

    Indien iemand voldoet aan de voorwaarden die zijn omschreven in de wet, artikel 2.3.6. lid 2 (opgenomen in de toelichting) en aan de door het college gestelde nadere criteria, kan een persoonsgebonden budget worden ingezet. Er zijn twee soorten persoonsgebonden budget te onderscheiden, te weten:

a) Persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing.

b) Persoonsgebonden budget ten behoeve van de inkoop van diensten.

 

  • D.

    Artikel 11 van de verordening wordt nu artikel 14 van de gewijzigde verordening.

 

  • E.

    Artikel 15  wordt nieuw ingevoegd 

Artikel 15. Uitsluitingsgronden pgb

Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren dan wel terugvorderen wanneer gebleken is dat: a) de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b) de cliënt het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt; c) er eerder een persoonsgebonden budget is verleend op grond van de verordening dan wel de hieraan voorafgaande verordening(en) en de cliënt zich niet heeft gehouden aan de bij de verlening van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen; d) de cliënt geen budgetplan kan aanleveren, zoals omschreven in de nadere regels; e) naar het oordeel van het college uit het budgetplan onvoldoende blijkt dat het hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing, of de dienst die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord is; f) er naar het oordeel van college het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt of degene die cliënt hierbij ondersteunt, problemen heeft bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; g) de cliënt niet voldoet aan de overige aan het pgb verbonden voorwaarden, genoemd in de Wmo, deze Verordening en/of het Besluit nadere regels.

    

  • F.

    Artikel 16 wordt nieuw ingevoegd

 

Artikel 16. Hoogte persoonsgebonden budget, niet zijnde beschermd wonen

 

1. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld op basis van: het budgetplan PGB, het te bereiken resultaat (doel) of het aantal geïndiceerde uren dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura. Daaronder is ook het vervoer begrepen van en naar de locatie waar de geïndiceerde maatwerkvoorziening als bedoeld in het besluit nadere regels wordt geboden.

2. a) De hoogte van een PGB bedraagt niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende voorziening in natura, tenzij de cliënt aantoont dat met het toe te kennen PGB de geïndiceerde maatwerkvoorziening niet kan worden ingekocht.

b) De cliënt kan een hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing of dienst kopen/inhuren waarvan de kostprijs boven het vastgestelde pgb-tarief uitkomt, maar betaalt in dat geval de meerkosten zelf.

3. Het persoonsgebonden budget kent de navolgende twee soorten tarieven: a) Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor een hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing, of dienst, geleverd door een professionele aanbieder, is maximaal gelijk aan (100% van) de kostprijs van hetzelfde product/categorie ondersteuning, dat door een door de gemeente gecontracteerde organisatie kan worden geleverd, inclusief een vergoeding voor onderhoud en verzekeringen. Het pgb wordt bruto verstrekt. b) Het persoonsgebonden budget dat wordt ingezet voor diensten door niet-professionele ondersteuners (bijvoorbeeld door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt) bedraagt voor individuele ondersteuning het vaste bedrag van € 14,43 per uur, voor groepsgerichte ondersteuning het vaste bedrag van € 20,62 per dagdeel en voor logeeropvang het vaste bedrag van € 30,48 per etmaal. Het pgb wordt bruto verstrekt.

4.  Jaarlijks worden de tarieven voor gecontracteerde zorgaanbieders herzien. Indien de tarieven voor de gecontracteerde zorgaanbieders worden geïndexeerd, dan volgen de pgb-tarieven op gelijke wijze.

5. Het pgb voor een woonvoorziening wordt als volgt vastgesteld:

a)Een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige woningaanpassing in of aan een woonruimte kan verleend worden aan de eigenaar van een koopwoning of aan een huurder. In geval van een huurder dient met de eigenaar van de woning te worden overlegd over de aanpassing.

b) Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate woonvoorziening, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten (onderhoud, reparatie).

c) Instandhoudingkosten worden gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud van de betreffende woonvoorziening over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar vóór de toekenning van de voorziening.

6.  Het pgb voor de eigen aangepaste auto wordt als volgt vastgesteld. Indien uit onderzoek blijkt dat een persoon ondersteuning nodig heeft in de vorm van het gebruik van een eigen (aangepaste) auto, dan persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten (onderhoud, reparatie en accessoires)

a) De instandhoudingkosten worden gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud van de vervoersvoorziening over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar vóór de toekenning van de voorziening.

b) Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zijn de volgende punten van toepassing.

-Indien de vervoersbehoefte van gezinsleden geheel samenvalt, wordt ten hoogste het maximale persoonsgebonden budget van één persoon per gezin toegekend.

-Voor zover de vervoersbehoefte van gezinsleden gedeeltelijk samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal het maximale persoonsgebonden budget van één persoon toegekend.

7. PGB vervoersvoorziening wordt als volgt vastgesteld (was artikel 10, lid 1 t/m 3 nadere regels):

a) Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten (onderhoud, reparatie en accessoires)

b) De instandhoudingkosten worden gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud van de vervoersvoorziening over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar vóór de toekenning van de voorziening.

c) Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zijn de volgende punten van toepassing.

 -Indien de vervoersbehoefte van gezinsleden geheel samenvalt, wordt ten hoogste het  maximale persoonsgebonden budget van één persoon per gezin toegekend.

-Voor zover de vervoersbehoefte van gezinsleden gedeeltelijk samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal het maximale persoonsgebonden budget van één persoon toegekend.

8. Het PGB sportvoorziening wordt als volgt vastgesteld: indien de cliënt voldoet aan de eisen zoals gesteld in het besluit nadere regels, dan kan een sportvoorziening in de vorm van een pgb verstrekt worden. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal € 3.000,- met een gebruiksduur

 

  • G.

    Artikel 17 wordt nieuw ingevoegd

 

Artikel 17. Hoogte persoonsgebonden budget beschermd wonen

1. De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt vastgesteld op basis van de indicatie en bedraagt 90% van de looncomponent die het college van Amersfoort verschuldigd is aan een gecontracteerde aanbieder, tenzij sprake is van overgangsrecht.

2. Indien de cliënt met een indicatie voor beschermd wonen zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in accommodatie die voldoet aan de eisen als bedoeld in het besluit nadere regels kan het college een (aanvullend) pgb verstrekken in de vorm van een wooninitiatieventoeslag.

3. Het college volgt de tarieven die het college van Amersfoort verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders en de hoogte van de wooninitiatieventoeslag zoals die zijn vastgelegd in het Wmo Financieel Besluit van Amersfoort.

  

  • H.

    Artikel 22 vervangt het artikel 16 uit de bestaande Verordening.

 

Artikel 22: Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

a) een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

b) een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

1°. een inschrijving en het aangaan een overeenkomst met de derde, en

2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a) overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de

deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

b) rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

a) de kosten van de beroepskracht;

b) redelijke overheadkosten;

c) kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

d) reis en opleidingskosten;

e) indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f) overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor

aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

 

  • I.

    De artikelen uit de bestaande verordening worden als volgt opnieuw genummerd.

Artikel 12 wordt artikel

Artikel 13 enz.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking per 25 april 2018 en werkt terug tot 1 januari 2018.

Artikel 3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Veenendaal.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 april 2018

 

F.A. van Hooijdonk, Griffier

P.A. Zoon, wnd. Burgemeester

Toelichting Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Veenendaal

Algemeen

Naar aanleiding van de AMvB over de reële kostprijs zoals die nu opgenomen is in artikel 5.4. van het uitvoeringsbesluit Wmo moeten in de verordening ook de bepalingen over een reële kostprijs worden opgenomen.

Gelet op

artikel 5.4 van het Uitvoeringbesluit Wmo 2015 en artikel 150 Gemeentewet.

Besluit

vast te stellen de Toelichting Verordening tot wijziging van Verordening Maatschappelijke ondersteuning Veenendaal

Artikel I Wijziging verordening

De Verordening Maatschappelijke ondersteuning Veenendaal wordt als volgt gewijzigd:

A Artikel 22 is toegevoegd

Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

Algemeen

Op 1 juni 2017 treedt het gewijzigde uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in werking. Er wordt een nieuw artikel 5.4 toegevoegd aan het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dat tot doel heeft dat een gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo dienst, waarmee de aanbieder kan voldoen aan de gemeentelijke eisen van kwaliteit en continuïteit van deze dienst en de arbeidsrechtelijke verplichtingen aan de beroepskracht die deze dienst verleent aan de cliënt. Naar aanleiding hiervan wordt de verordening aangepast

Eerste lid

In dit artikel wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.

Tweede lid

Bij het vaststellen van de prijs dient het college rekening te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin is nieuw voor de gemeenten. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat overname van personeel gemakkelijker verloopt indien de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.

Derde lid

Het college moet de vaste prijs of de reële prijs minimaal baseren op de in dit artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend. De gemeente kan er elementen aan toevoegen.

Vierde lid

Het vierde lid biedt het college de mogelijkheid om geen vaste of reële prijs te bepalen op basis van de genoemde kostprijselementen maar de bepaling van de hoogte van een reële prijs over te laten aan de inschrijvende partijen. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.

Vijfde lid

Het college bepaalt met welke derde hij een overeenkomst aangaat. Hieronder wordt verstaan een aanbieder, te weten een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een voorziening te leveren (zie artikel 1.1.1 van de wet en artikel 1 van de toelichting bij deze verordening). Het overeenkomen van contracten is het primaat van het college. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 treedt dan ook niet in de contractvrijheid van het gemeentebestuur. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.

NB Het gewijzigde Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 treedt in werking per 1 juni 2017. Het nieuwe artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (artikel 18 van de verordening) is van toepassing op opdrachten die na de inwerkingtreding van het besluit zijn aangekondigd (zie hoofdstuk 2.2 van de Aanbestedingswet 2012) of gegund (gunningbeslissing).

Op bestaande overeenkomsten is het oude recht van toepassing, tenzij die overeenkomst eenzijdig wordt verlengd. Dit zal met name spelen bij een in de overeenkomst opgenomen beding tot eenzijdige en ongewijzigde verlenging. Na de inwerkingtreding van het besluit kunnen deze bestaande overeenkomsten alleen worden voortgezet indien zij passen binnen het kader van artikel 5.4 (artikel 18 van de verordening).

 

Naar boven