Wijziging verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2015

De raad van de gemeente Goes;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 maart 2018;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt gewijzigd als volgt:

 

A.

Aan artikel 1, lid 1 wordt sub k en l toegevoegd, die komen te luiden:

 

  • k)

    formele ondersteuning: er is sprake van formele ondersteuning in de volgende situaties:

    • a.

      De organisatie is een gecontracteerde aanbieder van zorg in natura;

    • b.

      De organisatie die de ondersteuning aanbiedt voldoet aan de volgende criteria:

      • i.

        Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

      • ii.

        Biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

      • iii.

        Medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

      • iv.

        De medewerker is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden;

      • v.

        Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is.

    • c.

      De zelfstandig werkende hulp die huishoudelijke verzorging, begeleiding of persoonlijke verzorging biedt voldoet aan de volgende criteria:

      • i.

        Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

      • ii.

        Voldoet aan de criteria die de Belastingdienst stelt aan zelfstandigen zonder Personeel (ZZP);

      • iii.

        Voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

      • iv.

        De hulp is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden

      • v.

        Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is.

  • l)

    informele ondersteuning: er is sprake van informele ondersteuning in de volgende situaties:

    • a.

      Aanbieders en personen die niet voldoen aan de criteria voor een formele hulp (het gaat dan veelal om personen uit het informele circuit);

    • b.

      De locatie waar de zorg wordt gegeven dan wel de wijze waarop de ondersteuning is georganiseerd voldoet aan de gangbare eisen die aan de betreffende ondersteuning wordt gesteld.

B.

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    lid 4 komt te luiden;

    • 4.

      Ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele ondersteuning.

  • b.

    lid 5 komt te luiden:

    • 5.

      Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

      • a.

        deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van derde lid van dit artikel en op grond van artikel 11 A tot en met D gehanteerde tarief, en

      • b.

        tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

C.

Na artikel 11 worden de artikelen 11 A tot en met 11 E ingevoegd, luidende:

Artikel 11 A Aanvullende regels voor pgb zaak

  • 1.

    De aanvullende vergoeding voor onderhoud en verzekering kan niet hoger zijn dan wat onderhoud en verzekering zouden kosten indien de maatwerkoplossing/voorziening in natura zou zijn geleverd.

  • 2.

    Indien de maatwerkoplossing een tweedehands voorziening betreft wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3.

    Indien de kosten van de activiteiten om het resultaat te behalen bij een tweedehandsvoorziening minder zijn dan de gemiddelde maatwerkvoorziening in natura wordt de werkelijke kostprijs als pgb vastgesteld.

Artikel 11 B Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een pgb voor individueel vervoer kan worden toegekend wanneer de cliënt vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik kan maken van het collectief vervoer.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar. Het tarief voor het gebruik van de regiotaxi voor maximaal 2000 kilometer per jaar wordt hierop in mindering gebracht.

  • 3.

    De hoogte van een pgb voor individueel vervoer per eigen auto wordt vastgesteld op basis van de NIBUD norm per kilometer voor een kleine middenklasse auto.

Artikel 11 C Aanvullende regels voor pgb woningaanpassingen

  • 1.

    Het pgb voor woningaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Bij verkoop van een woning die op grond van de Wmo is aangepast dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen makelaar. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd:

    • a.

      Bij verkoop van de woning binnen een jaar na verbouwing moet 100% van de meerwaarde worden terug betaald;

    • b.

      Bij verkoop van de woning tussen het tweede en twintigste jaar na verbouwing: voor elk jaar 5% van de meerwaarde;

    • c.

      In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 3.

    Terugvordering van een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening vindt slechts plaats indien de kosten van de woningaanpassing ten minste € 12.000 heeft bedragen.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld: voor de huur van een vervoermiddel op basis van de laagste kostprijs die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Voor stoffering gelden maximaal de bedragen uit de NIBUD tabellen “inventarispakket”.

  • 5.

    De hoogte van een pgb voor bezoekbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd bedraagt maximaal € 2.875,32. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.

  • 6.

    Der hoogte van een pgb voor het logeerbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 5.750,65. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.

Artikel 11 D Aanvullende regels voor pgb dienstverlening

  • 1.

    De hoogte van het tarief voor hulp bij het huishouden:

    • a.

      uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 20,48 per uur;

    • b.

      uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 15,37 per uur.

  • 2.

    De hoogte van het tarief voor Begeleiding Thuis en Begeleiding Thuis gespecialiseerd:

    • a.

      uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 36,70 per uur;

    • b.

      uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 20,48 per uur.

  • 3.

    De hoogte van het tarief voor Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding (BD) en begeleiding gericht op gespecialiseerde dagbesteding (BDS):

    • a.

      uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 45,37 per dagdeel;

    • b.

      uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 25,61 per dagdeel.

  • 4.

    De hoogte van het tarief voor Kortdurend Verblijf:

    • a.

      uitgevoerd door formele ondersteuning bedraagt € 103,44 per etmaal;

    • b.

      uitgevoerd door informele ondersteuning bedraagt € 61,45 per etmaal.

D.

Artikel 12 A wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Lid 2 komt te luiden:

    • 2.

      De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan maximaal de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • b.

    De leden 3 tot met 5 worden genummerd 4 tot en met 6.

  • c.

    Er wordt een nieuw lid 3 toegevoegd dat komt te luiden:

    • 3.

      In afwijking van lid 1 en lid 2 voor de collectieve vervoersvoorziening is bepaald dat:

      • a.

        De ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met gebruik van het collectief vervoer, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

      • b.

        De betaling van de ondersteuningsaanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

      • c.

        Kinderen tot vier jaar gratis mee mogen;

      • d.

        Er een reiziger mag meereizen voor begeleiding van de aanvrager tegen hetzelfde tarief dat van toepassing is voor de aanvrager;

      • e.

        Indien sprake is van het meereizen van een medisch begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, geen tarief aan de begeleider in rekening wordt gebracht;

      • f.

        Het reizen met de collectieve vervoersvoorziening voor het gereduceerd tarief beperkt is tot 2.000 kilometer per jaar;

      • g.

        Als de kilometergrens is overschreden kan de belanghebbende tegen het kostendekkend tarief gebruik blijven maken van het collectief vervoerssysteem, tenzij in het besluit tot de maatwerkvoorziening extra kilometers noodzakelijk worden geacht.

E.

Aan artikel 15 lid 3 wordt een nieuwe sub toegevoegd dat komt te luiden:

  • h)

    de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

F.

Artikel 15a komt te luiden:

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder h.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

G.

Artikel 18 komt t luiden:

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goes in zijn openbare vergadering van 19 april 2018.

de griffier,

drs. B.C. van Doornum.

de voorzitter,

H.W.M. Klitsie.

Naar boven