Protocol bijtincidenten honden gemeente Langedijk 2018

 

 

Het college en de burgemeester van de gemeente Langedijk, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

overwegende

  • -

    dat er in de gemeente bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;

  • -

    dat het gewenst is om uitleg te geven over het wettelijk voorschrift in de Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 2.59 (gevaarlijke honden);

  • -

    dat het gewenst is nadere richtlijnen vast te leggen voor gevallen van bijtincidenten door honden.

gelet op

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht (Abw), artikelen 1:3, lid 4, 4:81, lid 1, 4:83, afdeling 5.3.1 en afdeling 5.3.2;

  • -

    Gemeentewet (GW), artikelen 125 en 172;

  • -

    de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikelen 2.57 en 2.59.

     

B E S L U I T

 

De beleidsregel ‘Protocol bijtincidenten honden’ vast te stellen.

 

Artikel 1 Hinderlijk

De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als een hond een persoon of een ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

Artikel 2 Gevaarlijk

De burgemeester acht een hond gevaarlijk in de zin van artikel 2:59 APV en legt aan de houder of eigenaar een aanlijn en/of muilkorfgebod op in de volgende gevallen:

  • 1.

    Indien een hond een persoon of een ander dier bijt en daarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • 2.

    Indien de hond meerdere keren binnen een periode van twee jaar een persoon of een ander dier bijt, ook als daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

Artikel 3 Gedragstest

Indien de houder/eigenaar van de hond van mening is dat zijn of haar hond niet hinderlijk of gevaarlijk is, dient dit te blijken uit een risico-assessment die in opdracht van de houder/eigenaar van de hond is afgenomen. Het risico-assessment dient te worden uitgevoerd door het assessmentteam van de faculteit Dierengeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

Artikel 4 Negeren aanlijn- of muilkorfgebod

Als het hierboven onder artikel 2 genoemd aanlijn- of muilkorfgebod door de houder/eigenaar van de hond wordt genegeerd, kan hiertegen door het college worden opgetreden met een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

Artikel 5 Afstand doen of inbeslagname

1. Als een hond, op grond van artikel 2 van dit protocol door de burgemeester is aangewezen

als gevaarlijk, waarbij een gebod op grond van artikel 2:59 APV is opgelegd, een nieuw

bijtincident veroorzaakt, kan de houder/eigenaar gevraagd worden om afstand te doen van

de hond.

2. Het college kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van de

artikelen 5:29 en verder van de Awb:

  • a.

    als de, in lid 1 genoemde situatie zich heeft voorgedaan en de houder hierop niet

    vrijwillig afstand doet van de hond en het college vreest dat de kans op bijtrecidive

    aanwezig is of;

  • b.

    bij (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.

3. Bij het in lid 2 onder a en b omschrevenonvrijwillig in beslag nemen van de hond kan op kosten van de houder/eigenaar een risico-assessment worden afgenomen, conform hetgeen is bepaald onder artikel 3 van dit protocol.

  • 4.

    Wanneer uit het uitgevoerde risico-assessment, als bedoeld in lid 3, blijkt dat de hond niet

kan worden terug geplaatst, resocialiseerbaar, elders herplaatsbaar, of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door het college besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daar toe bevoegde dierenarts.

5. De kosten van vervoer, verblijf, de testen en eventueel de kosten voor het laten uitvoeren

van euthanasie komen volledig voor rekening van de houder/eigenaar van de hond.

Artikel 6 Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van dit protocol af te wijken. De burgemeester kan op grond van artikel 172, lid 3 Gemeentewet te allen tijde besluiten direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond in de zin van artikel 5 van dit Protocol, zonder eerst uitvoering te geven aan artikel 2 en 3 van dit Protocol.

Artikel 7 Slotbepalingen

1.Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Protocol bijtincidenten honden gemeente

Langedijk 2018”.

2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

 

Aldus besloten in de vergadering van 3 april 2018.

 

De secretaris,

E. Annaert

 

De burgemeester,

L.A.M. Kompier

 

 

 

 

 

Toelichting op Protocol

Begripsbepalingen

Bijtincident: Van een bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon of een ander dier, veelal een hond, bijt maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen,

Ernstig bijtincident : Bij een ernstig bijtincident brengt de hond ernstig letsel toe aan een persoon of een ander dier, veelal een hond. Meerdere bijtincidenten binnen een periode van twee jaar kunnen ook worden aangemerkt als een ernstig bijtincident.

Gevaarlijke hond: een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond: een hond, die een bijtincident heeft veroorzaakt.

Houd- en locatieverbod: het verbod op het houden en of op locatie hebben van honden of type honden volgens de lijst agressieve honden van het ministerie van Economische Zaken.

Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Lijst agressieve honden: het ministerie van Economische zaken heeft een lijst opgesteld met hondenrassen, lookalikes en kruisingen van honden waarvan bekend is dat ze een hoog risico vormen op agressief gedrag. Deze lijst is opgesteld door binnen- en buitenlandse experts.

Muilkorf: a. is vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, en

  • b.

    is door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig aangebracht dat

    verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is, en

  • c.

    is zodanig ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Stappenplan bij melding bijtincidenten

Indien er melding wordt gedaan van een bijtincident worden de volgende stappen gevolgd:

Stap 1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de Politie

  • -

    Elk bijtincident moet worden geregistreerd. In de registratie moet minimaal worden vastgelegd:

  • -

    personalia eigenaar/houder

  • -

    personalia benadeelde partij

  • -

    personalia evt. getuige(n)

  • -

    gegevens van de bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens.

  • -

    of het ras of een kruising voorkomt op de lijst hoogrisicohonden van het ministerie EZ

  • -

    indien van toepassing:

  • -

    gegevens van het slachtoffer

  • -

    gegevens van de gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens

  • -

    gegevens van het gebeten dier

  • -

    aard en omvang van letsel en schade

  • -

    omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten

  • -

    of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht)

  • -

    of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

Ook andere instanties (toezicht, burgers) doen soms meldingen van bijtincidenten bij de gemeente. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar het basisteam van de politie in Heerhugowaard. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond, of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan neemt ze altijd eerst contact op met de politie basisteam Heerhugowaard.

Stap 2. Politie reikt na eerste bijtincident een waarschuwing uit

De politie reikt (of stuurt) na een eerste bijtincident een waarschuwing uit aan de eigenaar/houder van de hond dan wel oordeelt dat het eerste bijtincident dermate ernstig is, dat direct tot strafrechtelijke of bestuursrechtelijke inbeslagname van de hond moet worden overgegaan. (Zie stap 9a. 9b.of 10). Bij strafrechtelijke inbeslagname van een hond neemt het basisteam van de politie Heerhugowaard contact op met het Openbaar Ministerie. Bij bestuursrechtelijke inbeslagname van een hond neemt het basisteam van de politie Heerhugowaard contact op met de gemeente of burgemeester van Langedijk. In sommige gevallen vraagt de politie of de eigenaar/houder vrijwillig afstand wil doen van de hond.

BESTUURSRECHTELIJK TRAJECT

Stap 3. Na tweede bijtincident dient politie een verzoek in bij gemeente

Na een tweede bijtincident door dezelfde hond wordt, afhankelijk van de ernst van de situatie, beslist of tot strafrechtelijke of bestuursrechtelijke inbeslagname moet worden overgegaan. (Zie stap 9a. 9b.of 10). Zo niet, dan dient de politie een verzoek tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of muilkorfgebod voor de hond in bij de gemeente. Dit verzoek is gemotiveerd op basis van een bestuurlijke rapportage (proces verbaal van bevindingen) van de geregistreerde gegevens.

Stap 4. De burgemeester legt het voornemen tot:

  • -

    het opleggen van een kort aanlijngebod van de hond en/of

  • -

    een muilkorfgebod voor de hond

De burgemeester legt de voornemens tot het opleggen van een of meerdere van bovenstaande geboden of verboden voor de hond voor aan de houder/eigenaar van de hond. De houder/eigenaar krijgt maximaal tien werkdagen de gelegenheid om een zienswijze kenbaar te maken.

Stap 5. Zienswijze houder/eigenaar

De zienswijze van de houder/eigenaar kan leiden tot:

  • 1.

    De houder/eigenaar is het eens met het verzoek van de politie. Een besluit tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond kan door de burgemeester worden opgelegd.

  • 2.

    De houder/eigenaar is het niet eens met het verzoek en is bereid om voor zijn rekening een gedragstest uit te laten voeren Het risico-assessment dient te worden uitgevoerd door het assessmentteam van de faculteit Dierengeneeskunde van de Universiteit Utrecht om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

  • 3.

    De houder/eigenaar is het niet eens met het verzoek en is niet bereid om voor zijn rekening een gedragstest uit te laten voeren.

Stap 6. Besluit tot het opleggen van geboden en verboden

Afhankelijk van de in stap 5 genoemde zienswijze van de houder/eigenaar worden de volgende besluiten genomen:

1.Als houder/eigenaar het eens is met de bestuurlijke rapportage van de politie en het voornemen

van de burgemeester wordt een besluit genomen tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod van de hond. Dit een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

2.Als de houder/eigenaar het niet eens is met eens is met het voornemen van de burgemeester om een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod van de hond op te leggen, kan hij een gedragstest laten uitvoeren. Hiertoe wordt hem dan een nadere termijn gegund waarbinnen hij het resultaat van de test dient kenbaar te maken. Als binnen deze termijn geen testresultaat is overlegd, of er blijkt uit het testresultaat dat de hond gevaarlijk is, wordt alsnog een besluit genomen tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond.

De test wordt afgenomen door het assessmentteam van de faculteit Dierengeneeskunde van de Universiteit Utrecht. In overleg met de onderzoeker en de houder/eigenaar wordt een datum en tijdstip afgesproken waarop de test kan worden afgenomen. Binnen drie weken na afname van de test ontvangt de gemeente van de onderzoeker een advies over het gedrag van de hond. De gemeente neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over in het definitieve besluit aan de houder/eigenaar.

3.Als de houder/eigenaar het niet eens is met het voornemen van de burgemeester om een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond op te leggen en bovendien afziet van de gedragstest, dan wordt alsnog een besluit genomen tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod van de hond voor onbepaalde tijd. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open.

Stap 7. Bezwaar tegen besluit

De houder/eigenaar kan binnen zes weken bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet.

Stap 8. Bestuursrechtelijk optreden na overtreding van een besluit

Als het besluit van de burgemeester door de houder/eigenaar wordt genegeerd of overtreden, kan daartegen door het college bestuursrechtelijk worden opgetreden met een dwangsom of bestuursdwang. De hier bedoelde bestuursrechtelijke handhaving is ook een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Onder bestuursdwang wordt verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan gehouden of nagelaten. Bij bijtincidenten met honden is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagnamevan de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring is van de openbare orde.

Stap 9a. Inbeslagname door college

Het college is op grond van artikelen 5:29 en verder van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten of te beëindigen. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (5:31 Awb).

Het college besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • 1.

    de hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV en vervolgens

  • 2.

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht en

  • 3.

    de eigenaar/houder van de hond niet bereid is om vrijwillig afstand te doen van de hond.

De politiegaat direct ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie. In overleg met de dierenpolitie van de gemeente Heerhugowaard wordt het vervoer geregeld. De inbeslagname mag max. 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een risico-assessment. Afhankelijk van de uitslag kan de hond worden geëuthanaseerd of wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond.

De coördinatie verloopt via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), 088-0424959, ibg@rvo.nl. Zij zorgen voor een locatiehouder.

Stap 9b . Inbeslagname door burgemeester

De burgemeester is op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hiervan kan in uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige gevallen sprake zijn. De burgemeester kan direct besluiten tot inbeslagname van de hond als:

  • 1.

    de hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod voor de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV en vervolgens

  • 2.

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht en

  • 3.

    de houder van de hond van de hond niet bereid is om vrijwillig afstand te doen van de hond.

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en de uitvoering hiervan doet de politie. De politie gaat direct ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt ondergebracht op geheime locatie. In overleg met de dierenpolitie van de gemeente Heerhugowaard wordt het vervoer geregeld. De inbeslagname mag max. 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. Het college kan besluiten dat de hond een risico assessment moet ondergaan. Afhankelijk van de uitslag kan de hond worden geëuthanaseerd of wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond.

De coördinatie kan verlopen via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), 088-0424959, ibg@rvo.nl. Zij kunnen zorgen voor een locatiehouder. De kosten zijn dan voor de gemeente.

STRAFRECHTELIJK TRAJECT

Stap 10. Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen of in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de houder/eigenaar afstand wil doen van de hond.

Stap 11. Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het korte aanlijn- en/of zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het Openbaar Ministerie over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het euthanaseren van de gevaarlijke hond. Het euthanaseren van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

CIVIELRECHTELIJK TRAJECT

Stap 12. Civielrechtelijk

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.

Naar boven