Beleidsregels bijzondere bijstand bij bewindvoering

Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;

 

gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende wijziging van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand 2015 en de Vergoedingenlijst bijzondere bijstand 2015.

 

Beleidsregels bijzondere bijstand bij bewindvoering

Hoofdstuk 5 van de Vergoedingenlijst bijzondere bijstand wordt als volgt aangepast:

 

  • 1.

    Voorliggende voorziening

    • a.

      Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor bewindvoering indien een voorliggende voorziening in het gevraagde kan voorzien.

    • b.

      Onder een voorliggende voorziening wordt in ieder geval begrepen de mogelijkheden die het project Thuisadministratie Humanitas en de Stadsbank Oost Nederland kunnen bieden, waaronder begrepen het product BudgetZeker van de Stadsbank.

    • c.

      De bewindvoerder dient bij de aanvraag voor bijzondere bijstand aan te geven waarom een voorliggende voorziening niet tot de mogelijkheden behoort.

  • 2.

    Aanvraag

    • a.

      De aanvraag kan worden ingediend door de bewindvoerder, onder de voorwaarde dat de betrokkene de aanvraag medeondertekent.

    • b.

      Indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvraag niet behandeld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

    • c.

      Bijzondere bijstand wordt toegekend voor de periode van ten hoogste twaalf maanden. Hierna moet de bijstand opnieuw worden aangevraagd.

    • d.

      Bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. In afwijking van deze bepaling kan in bijzondere situaties  bijstand met terugwerkende kracht van ten hoogste een maand worden toegekend.

  • 3.

    Draagkracht

    • a.

      Voor zover het inkomen van betrokkene meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm, wordt dat inkomen volledig in aanmerking bij de vaststelling van de draagkracht van betrokkene.

    • b.

      De bijstand wordt geweigerd tot een bedrag ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 35, tweede lid Participatiewet.

  • 4.

    Vermogen

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 31 tweede lid en 34, tweede lid van de Participatiewet wordt niet als vermogen in aanmerking genomen het vermogen dat minder bedraagt dan twee keer de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

  • 5.

    Overgangsrecht

Deze beleidsregels treden in werking zodra de rechthebbende hiervan schriftelijk in kennis is gesteld, met inachtneming van een overgangsperiode van ten hoogste drie maanden.

Vastgesteld in de vergadering van 24 november 2015,

het college van burgemeester en wethouders

de secretaris

de burgemeester

Naar boven