Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort houdende de Subsidieregeling VT-JB-JR Utrecht 2018

De colleges van burgemeester en wethouders van de volgende gemeenten, ieder voor zover bevoegd

Gelet op

hoofdstuk 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de hoofdstukken 2 en 3 van deJeugdwet,

titel 4.2 en afdeling 10.1.2, van de Algemene wet bestuursrecht,

de wens om in de provincie Utrecht op bovenregionaal niveau te komen tot een gezamenlijke subsidie-tender om subsidie te kunnen verlenen namens de deelnemende gemeenten in de zes jeugdzorgregio’saan één gecertificeerde instelling voor taken op het terrein van Veilig Thuis 18+/18- en namens 23 ge-meenten in vijf jeugdzorgregio’s (de Utrechtse gemeenten van de jeugdzorgregio Foodvalley uitgezon-derd) voor (preventieve) Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

Besluiten

vast te stellen de Subsidieregeling VT-JB-JR Utrecht 2018

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    certificaat: een certificaat als bedoeld in artikel 3.4, van de Jeugdwet;

  • b.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • c.

    crisisinterventie: het onmiddellijk professioneel handelen dat voor de veiligheid of in verbandmet een ernstige en acute verstoring van het alledaagse functioneren van een jeugdige of diensouders noodzakelijk is om verdere schade bij de betrokkenen en hun omgeving te voorkomen;

  • d.

    deelnemende gemeenten: de gemeenten van de regio’s namens welke de uitvoerende dienst desubsidietender uitzet, te weten: Amersfoort, Baarn, de Bilt, Bunnik, Bunschoten, Eemnes, Houten,IJsselstein, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, de RondeVenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede,Woerden, Woudenberg en Zeist;

  • e.

    gecertificeerde instelling: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet, die in hetbezit is van een certificaat of voorlopig certificaat en die een kinderbeschermingsmaatregel ofjeugdreclassering uitvoert;

  • f.

    hoofdaannemer: de gecertificeerde instelling die bij de uitvoering van de taken ten minste 95%van perceel 1 en ten minste 55% van perceel 2 zelf uitvoert;

  • g.

    jeugdige: een jeugdige persoon als bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet;

  • h.

    jeugdreclassering: de reclasseringswerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet;

  • i.

    kinderbeschermings-maatregel: een kinderbeschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 1.1, vande Jeugdwet;

  • j.

    onderaannemer: een gecertificeerde instelling die, op grond van een bindende overeenkomstmet de hoofdaannemer gehouden kan worden om in opdracht en namens en voor rekening enrisico van subsidieontvanger op grond van deze regeling werkzaamheden te verrichten met be-trekking tot de uitvoering van de subsidiabele taken voor ten hoogste 5% van perceel 1 en voorten hoogste 45% van perceel 2;

  • k.

    perceel 1: de opsomming van taken in perceel 1, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a;

  • l.

    perceel 2: de opsomming van taken in perceel 2, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b;

  • m.

    preventieve jeugdbescherming: de preventieve inzet, niet zijnde jeugdhulp, die wordt ingezet omhet opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te voorkomen enwaarbij door de gecertificeerde instelling geselecteerde of ontwikkelde methoden en interventiesworden gehanteerd;

  • n.

    regio’s: de regio’s waarin de deelnemende gemeenten zijn verdeeld, te weten:

    • 1.

      Utrecht Stad; Utrecht (tevens centrumgemeente voor het 18+ budget Veilig Thuis)

    • 2.

      Amersfoort; Amersfoort (tevens centrumgemeente voor het 18+ budget Veilig Thuis), Baarn,Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg

    • 3.

      Utrecht West; De Ronde Venen, Montfoort, Oudewater, Stichtse Vecht en Woerden

    • 4.

      Zuidoost Utrecht; Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist

    • 5.

      Lekstroom; Lopik, Vianen, IJsselstein, Nieuwegein en Houten

    • 6.

      FoodValley (louter gemeenten provincie Utrecht); Renswoude, Rhenen en Veenendaal;

  • o.

    regiovertegen-woordiger: het namens alle colleges in een regio aangewezen lid van een van diecolleges, dat als vertegenwoordiger van alle colleges in die regio deelneemt aan de BestuurlijkeOverlegtafel Save-Veilig Thuis;

  • p.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voorhet verlenen van subsidies krachtens deze regeling, overeenkomstig artikel 4:22, van de Algemenewet bestuursrecht;

  • q.

    subsidieontvanger: de gecertificeerde instelling die op basis van gunning in de subsidietenderals hoofdaannemer de subsidie mag aanvragen bij de subsidieverlener om de taken uit te voeren;

  • r.

    subsidietenderleidraad: de subsidietenderleidraad d.d. 12-04-2018, en bekend onder kenmerk2019-JGD21110, inclusief alle bijlagen, waarin de informatie is opgenomen die relevant is voorhet kunnen uitbrengen van een inschrijving;

  • s.

    subsidietender: de subsidietenderprocedure als beschreven in de subsidietenderleidraad;

  • t.

    subsidieverlener: de deelnemende gemeenten, genoemd onder n, namens welke de uitvoerendedienst de subsidietender voor perceel 1 uitzet respectievelijk de deelnemende gemeenten, genoemdonder o, namens welke de uitvoerende dienst de subsidietender voor perceel 2 uitzet ;

  • u.

    taken: de taken, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid;

  • v.

    uitvoerende dienst: de gemeente Utrecht, mede namens de deelnemende gemeenten, die samende subsidietender uitvoeren;

  • w.

    Veilig Thuis: het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, bedoeld in artikel4.1.1, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en artikel 1.1. van de Jeugdwet, binnende provincie Utrecht.

Artikel 2: Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op het verlenen van subsidie aan een gecertificeerde instelling voorhet, ten behoeve van jeugdigen en volwassenen, als hoofdaannemer uitvoeren of laten uitvoeren vande taken op het gebied van Veilig Thuis en, ten behoeve van jeugdigen, uitvoeren of laten uitvoerenvan taken op het gebied van (preventieve) jeugdbescherming en reclassering. Dit betreft de (wettelijke)taken ten aanzien van Veilig Thuis, jeugdbescherming en reclassering, bedoeld in artikel 3, eerste lid,onder a en b.

Artikel 3: Doelgroep en subsidiabele acitviteiten

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor het uitvoeren van activiteiten ten behoeve van de (wettelijke) taken ten aanzien van:

    • a.

      Veilig Thuis, zowel voor 18- (jeugdigen) als 18+ (volwassenen), te weten:

      Taak

      Onderdelen:

      • i.

        Informatie en adviespunt

      • -

        Informatie en advies

      • -

        Participerend consult

      • ii.

        Meldpunt

      • -

        Meldingen aannemen

      • -

        Triage/beoordeling

      • -

        Nader onderzoek

      • -

        Inclusief Meldpunt binnenlands mensenhandel

      • iii.

        Crisiscoördinatiepunt

      • -

        24/7 bereikbaarheid voor crisissituaties

      • -

        Crisiszaken 18+, waaronder crisisinterventie bij tijdelijk huisverbod

      • -

        Crisiszaken 18- (kan in samenwerking met JB/JR)

      • iv.

        Onderzoek

      • -

        Veilig Thuis onderzoek 18+

      • -

        Veilig Thuis onderzoek 18- (voor zover niet kan worden uitgevoerd door de gecertificeerde instelling, specifieke bevoegdheid Veilig Thuis)

      • v.

        Toeleiding naar passende hulp en Vervolgtrajecten

       

      • -

        Proces coördinatie (procesregie THV)

      • -

        Uitbrengen zorgadvies huisverbod

      • -

        Coördinatie inzet AWARE

      • -

        Begeleiding 18+

      • vi.

        Netwerk

      • -

        Het onderhouden van een netwerk met samenwerkingspartners, zowel landelijk, regionaal als lokaal

      • vii.

        Kenniscentrum

      • -

        Het fungeren als kenniscentrum: kennisontwikkeling en voorlichting over preventie, interventie en nazorg.

    • b.

      (Preventieve) jeugdbescherming en reclassering, te weten:

      Justitiële maatregelen

      • i.

        Ondertoezichtstelling (OTS) > 1 jaar

      • ii.

        Voorlopige ondertoezichtstelling en ondertoezichtstelling (OTS) < 1 jaar

      • iii.

        Ontheffing/Ontzetting uit ouderlijk gezag (Voogdij) en Spoedeisende maatregelen/voorlopige voogdij (Vovo)

      • iv.

        Jeugdreclassering (JR) Regulier traject

      • v.

        Jeugdreclassering (JR) Extra maatregel

      • vi.

        Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern)

      • vii.

        Intensieve Trajectbegeleiding Criem (ITB Criem)

      • viii.

        Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM)

      • ix.

        Instemmingsverklaring gesloten jeugdzorg

      • x.

        Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming (LET-Jb)

      • xi.

        Scholing- en Trainingsprogramma (STP)

      Preventieve jeugdbescherming

      • xii.

        Preventieve Jeugdbescherming (consulteren en participerend consult)

      • xiii.

        Gezinsmanagement (begeleiding zonder maatregel)

      • xiv.

        Overige zorgproducten, waaronder inzet voor crisiszaken en onderzoek na triage VT 18-

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid, kunnen de activiteiten ook innovatieve en aanvullende pilots en projecten omvatten met betrekking tot de taken, die raken aan (de doelgroepen van) de betreffende taken. Deze kunnen worden opgestart dan wel beëindigd en daarmee de toestroom van cliënten beïnvloeden. Dit geldt zowel voor perceel 1 als voor perceel 2.

  • 3.

    Voor zover het betreft een gecertificeerde instelling die direct voorafgaand aan 1 januari 2019, bedoeld in artikel 5 eerste lid, in opdracht van de colleges activiteiten als bedoeld in het eerste lid uitvoerde, kan, met ingang van de datum waarop de daarvoor gesloten overeenkomst of verleende subsidie van rechtswege of met wederzijds instemming is beëindigd, ook subsidie worden verleend voor het uitvoeren van taken die hun aanvang hebben gevonden in de periode voorafgaand aan 1 januari 2019, bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel in die periode bij rechterlijk bevel of oordeel zijn opgelegd.

Hoofdstuk 2: Subsidietender en eisen subsidieverlening

Artikel 4: Subsidietender

  • 1.

    Deelname aan de subsidietender is voorbehouden aan gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    De subsidie wordt uitsluitend verleend aan de gecertificeerde instelling die in de subsidietender de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding voor elk van de twee afzonderlijke percelen, te weten perceel 1 en perceel 2, heeft ingediend.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, kan subsidie ook worden verleend aan een gecertificeerde instelling die in de subsidietender de inschrijving met de op één na beste prijs-kwaliteitverhouding voor twee percelen heeft ingediend, voor zover de gecertificeerde instelling die de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft ingediend niet langer kan voldoen aan de eisen genoemd in deze regeling en in de bijbehorende subsidietenderleidraad.

  • 4.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de gecertificeerde instelling met de inschrijving met de op twee na beste prijs-kwaliteitverhouding voor de twee percelen, indien de gecertificeerde instelling met de beste prijs-kwaliteit verhouding en de gecertificeerde instelling met de op één na beste prijs-kwaliteitverhouding, niet langer kunnen voldoen aan de eisen genoemd in deze regeling en in de bijbehorende subsidietenderleidraad.

  • 5.

    Perceel 1 behelst de activiteiten binnen de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a.

  • 6.

    Perceel 2 behelst de activiteiten binnen de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b.

  • 7.

    De hoofdaannemer waaraan de subsidie wordt verleend dient ten minste 95% van perceel 1 en ten minste 55% van alle activiteiten in het kader van de taken van perceel 2 zelf uit te voeren. Voor zowel de overige 5% van perceel 1 als de overige 45% van perceel 2 kunnen onderaannemers worden ingezet. Aan onderaannemers wordt geen rechtstreekse subsidie verleend op basis van deze regeling.

Artikel 5: Toepassingsperiode en duur

  • 1.

    Op basis van deze regeling zal voor 6 jaar subsidie worden verleend voor alle activiteiten van zowel perceel 1 als perceel 2, waarbij subsidie jaarlijks wordt vastgesteld. Iedere twee jaar vindt er een evaluatie plaats over de subsidieverlening en de uitvoering van de taken.

  • 2.

    Uiterlijk 6 maanden voor verloop van de evaluatie termijn van twee jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt aan de subsidieontvanger bekend gemaakt of er wijzigingen gaan plaatsvinden die van invloed zijn op verdere subsidieverlening. De subsidieontvanger dient ieder kalenderjaar een bijgestelde aanvraag in voor het betreffende kalenderjaar. Een en ander geschiedt met inachtneming van Hoofdstuk 3.

Artikel 6: Subsidies en subsidieverlener

  • 1.

    Voor de uitvoering van de activiteiten van perceel 1, wordt de subsidie met één beschikking verleend namens alle colleges, overeenkomstig het mandaat, bedoeld in artikel 17, met dien verstande dat de subsidie wordt bekostigd uit de budgetten van de deelnemende gemeenten uit de regio’s Utrecht Stad, Utrecht West, Zuidoost Utrecht, Lekstroom en Amersfoort en de drie Utrechtse gemeenten van de Regio FoodValley.

  • 2.

    Voor de uitvoering van de activiteiten van perceel 2, wordt de subsidie met vijf afzonderlijke verleningsbeschikkingen, overeenkomstig het mandaat, bedoeld in artikel 17, verleend namens de colleges behorende tot de afzonderlijke regio’s Utrecht Stad, Utrecht West, Zuidoost Utrecht, Lekstroom en Amersfoort.

  • 3.

    De huidige gemeente Vianen maakt per 1 januari 2019 onderdeel uit van de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden. Voor zover de gemeente Vijfheerenlanden onderdeel zal uitmaken van de regio Lekstroom kan de omvang van activiteiten daardoor toenemen. Indien de gemeente Vijfheerenlanden onderdeel zal uitmaken van een andere jeugdzorgregio, buiten de provincie Utrecht, kan de omvang van activiteiten voor de regio Lekstroom daardoor in omvang afnemen.

Artikel 7: Minimale eisen voor subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt slechts verleend als in ieder geval aan de volgende vereisten is voldaan:

    • a.

      de hoofdaannemer is, al dan niet in samenwerking met onderaannemers, in staat om alle activiteiten uit te voeren, ter uitvoering van de taken;

    • b.

      de hoofdaannemer voert minimaal 95 % van de taken van perceel 1 en minimaal 55% van de taken van perceel 2 zelf uit, een en ander als bedoeld in artikel 4, zevende lid.

    • c.

      de hoofdaannemer kan beschikken over professionals met bijzondere expertise voor de taken van perceel 1 en 2, waaronder in ieder geval ook met betrekking tot:

      • i.

        jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking, en

      • ii.

        jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats.

  • 2.

    In de subsidietenderleidraad worden nadere eisen vastgesteld, op basis waarvan de subsidietender wordt uitgevoerd. De eisen, genoemd in die subsidietenderleidraad, maken onderdeel uit van de eisen voor subsidieverlening op basis van deze regeling.

Hoofdstuk 3: Subsidieverlening

Artikel 8: Termijn indienen subsidieaanvraag

De aanvraag voor verlening van een subsidie wordt ingediend vóór 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag om verlening van een subsidie omvat tevens de aanvraag tot verlening van één of meerdere voorschotten.

Artikel 9: Indieningsvereisten

  • 1.

    Subsidieaanvragen voor de taken van perceel 1 worden ingediend bij het college van de gemeente Utrecht.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor de taken van perceel 2 worden ingediend bij het college waarvan de regiovertegenwoordiger, onderdeel van uitmaakt.

  • 3.

    Bij de subsidieaanvraag baseert de subsidieontvanger zich op eigen prognoses van de uit te voeren taken, in ieder geval gebaseerd op de eerste helft van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Subsidieaanvragen worden ingediend, door middel van een door de subsidieverlener ter beschikking gesteld (digitaal) aanvraagformulier.

  • 5.

    De subsidieaanvraag is onderbouwd met een plan, dat eveneens de beschrijving bevat waarin er door de subsidieontvanger onderscheid is gemaakt tussen de taken die vallen onder perceel 1 en perceel 2 en de wijze waarop de subsidieontvanger deze taken wil (laten) uitvoeren. De subsidieontvanger wijkt daarbij niet af van de eisen genoemd in de subsidietenderleidraad en zijn eigen inschrijving op de subsidietender.

  • 6.

    De subsidieaanvraag en het bijbehorende aanvraagformulier zijn ondertekend door een persoon die bevoegd is de rechtspersoon van de subsidieontvanger rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Indien bij de uitvoering van activiteiten gebruik wordt gemaakt van een onderaannemer gaat het aanvraagformulier vergezeld van een rechtsgeldig ondertekende verklaring van de hoofaannemer en de onderaannemer die aangeeft dat partijen overeen zijn gekomen welke activiteiten door de onderaannemer zullen worden uitgevoerd en dat hoofdaannemer garant staat voor uitvoering ervan.

Artikel 10: Beslistermijn

De subsidieverlener neemt uiterlijk binnen 13 weken na datum van ontvangst van een complete subsidieaanvraag een beschikking op de aanvraag tot verlening, dit geldt zowel voor perceel 1 als perceel 2.

Artikel 11: Omvang van de subsidie

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de subsidie per jaar per perceel wordt mede gebaseerd op het totaal aan de bedragen die voor die taken door elk van de deelnemende gemeenten van een regio zijn opgenomen in hun begroting. De subsidieverlener informeert de subsidieontvanger elk jaar tijdig voorafgaand aan de subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 8, over het subsidieplafond.

  • 2.

    Hoofdstuk 4, paragraaf 3 en hoofdstuk 5 van de subsidietenderleidraad en de inschrijving van de subsidieaanvrager op de subsidietender zijn van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van prijzen en bedragen bij bevoorschotting, verantwoording en vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De omvang van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de geldende prijzen voor de uitvoering van de taken op basis van de subsidietenderleidraad en de inschrijving van de subsidieontvanger. De prijzen, bedoeld in de vorige zin, worden geïndexeerd conform hetgeen daarover in de subsidietenderleidraad is bepaald.

  • 4.

    De subsidieverlener communiceert actief naar de subsidieontvanger de geldende prijzen op basis van het derde lid.

  • 5.

    Voor zover subsidieaanvragen het subsidieplafond overstijgen worden deze afgewezen.

Artikel 12: De bevoorschotting

  • 1.

    De subsidie wordt in maandelijkse voorschotten uitgekeerd.

  • 2.

    De voorschotten worden gelijkmatig over de periode waarop het recht op subsidie bestaat verstrekt.

  • 3.

    De subsidieverlener beschikt over de mogelijkheid om af te wijken van het tweede lid.

  • 4.

    De subsidieaanvrager kan gedurende de looptijd een aanvraag om aanpassing van het bevoorschottingsregime indienen middels een door de subsidieverlener ter beschikking gesteld formulier.

  • 5.

    Per kwartaal kan het te bevoorschotten bedrag worden aangepast op basis van een bijgestelde raming van de activiteiten. Dit zal beoordeeld worden op basis van de ervaringscijfers van het voorafgaande kwartaal en indien noodzakelijk worden aangepast. De subsidieverlener beslist op de aanvraag tot aanpassing binnen acht weken.

Hoofdstuk 4: Subsidievaststelling en verplichtingen

Artikel 13: De verantwoording

  • 1.

    Elk kwartaal draagt subsidieontvanger zorg voor een kwartaalrapportage. Tevens vindt er elk kwartaal een kwartaalgesprek plaats per regio, onder meer over de kwartaalrapportage. De kwartaalrapportage bevat in ieder geval:

    • a.

      de omvang (aantallen) van de uitvoering van taken met de daarbij horende kosten van uitvoering per taak. Daarbij geldt specifiek voor jeugdbescherming en jeugdreclassering een opgave van de voortgang, het type en de duur van de gedurende de voorgaande zes maanden uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van de Jeugdwet te treffen;

    • b.

      een inhoudelijke analyse van de omvang van de taakuitvoering, bedoeld onder a;

    • c.

      een prognose ten aanzien van a en b, voor het resterende deel van het kalenderjaar;

    • d.

      de stand van zaken betreffende de transformatieopgave en ontwikkelopgave;

    • e.

      andere bij de verleningsbeschikking bepaalde gegevens die voor de verlening van de subsidie van belang zijn;

    • f.

      de volgende overzichten:

      • i.

        type meldingen, waaronder per welke doelgroep het betreft

      • ii.

        de problematiek

      • iii.

        de instantie of persoon die heeft gemeld

      • iv.

        doorlooptijden en wachttijden

      • v.

        de personeelsbezetting bij de organisatie van de subsidieontvanger

      • vi.

        instroom en uitstroom van cliënten bij de verschillende taken

      • vii.

        inhoudelijke of bedrijfsmatige trends voor zover deze worden gesignaleerd

  • 2.

    Subsidieverlener, kan, na overleg met subsidieontvanger, een format vaststellen voor de kwartaalrapportage, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Ten aanzien van de kwartaalrapportage, bedoeld in het eerste lid, geldt aanvullend dat deze rapportage voor de taken uit perceel 1 op bovenregionaal niveau plaatsvindt, met uitsplitsingen per gemeente. Voor de taken uit perceel 2 geldt dat de rapportage zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau plaatsvindt. In de jaarrapportage, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b, wordt ten aanzien van perceel 2, ook bovenregionaal gerapporteerd.

Artikel 14: De vaststelling

  • 1.

    Ten aanzien van de kwartaalrapportage, bedoeld in het eerste lid, geldt aanvullend dat deze rapportage voor de taken uit perceel 1 op bovenregionaal niveau plaatsvindt, met uitsplitsingen per gemeente. Voor de taken uit perceel 2 geldt dat de rapportage zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau plaatsvindt. In de jaarrapportage, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b, wordt ten aanzien van perceel 2, ook bovenregionaal gerapporteerd.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris van de subsidieontvanger ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      de jaarrapportage, mede samengesteld op basis van de kwartaalrapportages, bedoeld in artikel 13, eerste lid;

    • c.

      een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten;

    • d.

      het op het betreffende kalenderjaar ziende jaardocument maatschappelijke verantwoording;

    • e.

      de jaarrekening van de subsidieontvanger, en

    • f.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig binnen de hiervoor bepaalde termijn indient, kan de subsidieverlener overgaan tot lagere vaststelling.

  • 4.

    De subsidie wordt jaarlijks uiterlijk op 31 december van het jaar volgend waarop de subsidie betrekking heeft vastgesteld. Dit geldt zowel voor perceel 1 als voor perceel 2.

Artikel 15: Aanvullende verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Onverminderd artikel 13 en 14, informeert een subsidieontvanger de subsidieverlener onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      iedere gebeurtenis of ontwikkeling waardoor de financiële situatie van de subsidieontvanger substantieel verslechtert;

    • b.

      de uitkomst van de jaarlijkse controle, bedoeld in artikel 3.2.3, van het Besluit Jeugdwet;

    • c.

      het ontstaan van wachttijden, waarbij de wettelijke kaders evenals de certificering in acht worden genomen en voor preventieve jeugdbescherming geldt dat het een wachtlijst betreft als de wachttijd langer dan 21 kalenderdagen is, en

    • d.

      het ontstaan van dan wel de reeële verwachting van het ontstaan van een overschrijding van de verleende subsidie.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de voorafgaande toestemming van de subsidieverlener voor:

    • a.

      de rechtshandelingen, genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onder a tot en met f en h tot en met j, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      een fusie als bedoeld in artikel 309, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      samenwerking bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten met andere onderaannemers dan degene die bij inschrijving zijn genoemd;

    • d.

      substantiële wijziging met betrekking tot het voldoen aan in de subsidietenderleidraad in hoofdstuk 3 [uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen, en overige vereisten], genoemde bescheiden.

  • 3.

    De subsidieverlener kan de subsidieontvanger bij de beschikking ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 16: Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan naast de weigeringsgronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35, van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als:

    • a.

      niet is voldaan aan één van de in deze regeling genoemde vereisten;

    • b.

      uit de aanvraag naar oordeel van de subsidieverlener onvoldoende blijkt dat de subsidieontvanger gedurende de volledige subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materiaal voor de naar verwachting door haar uit te voeren subsidiabele activiteiten;

    • c.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de deelnemende gemeenten;

    • d.

      de hiervoor benodigde gelden niet in de gemeentebegrotingen zijn opgenomen, voor zover het de niet wettelijke taken betreft;

    • e.

      uit de bij de aanvraag overgelegde bescheiden blijkt dat de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de activiteit kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, waaronder met de subsidieaanvrager gelieerde rechtspersonen;

    • f.

      het met de subsidie beoogde doel in voldoende mate op andere wijze dan wel voor een vergelijkbare activiteit wordt nagestreefd en bereikt kan worden, en

    • g.

      de subsidieverlening in strijd is met het (Europese) recht.

  • 2.

    De subsidie kan naast de gronden genoemd in artikel 4:50, van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval worden ingetrokken of lager worden vastgesteld als:

    • a.

      het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat wordt ingetrokken of geschorst;

    • b.

      naar oordeel van de subsidieverlener niet langer aannemelijk is dat de subsidieontvanger gedurende het restant van de subsidieperiode kan beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materiaal voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, en

    • c.

      naar oordeel van de subsidieverlener het handelen van bestuurders van de subsidieontvanger de zorgcontinuïteit of de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in gevaar dreigen te brengen.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 17: Mandaat en machtiging

  • 1.

    Ieder college verleent door middel van de vaststelling van deze regeling de benodigde mandaten en machtigingen aan zijn regiovertegenwoordiger voor alle benodigde en feitelijke handelingen, waaronder alle subsidieverlenings-, bevoorschottings-, en vaststellingsbeschikkingen en feitelijke handelingen die nodig zijn voor verlenen en vaststellen van subsidie namens de respectievelijke regio’s op grond van deze regeling.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, pleegt de regiovertegenwoordiger overleg met de vertegenwoordigers van alle colleges in de respectievelijke regio voordat een beschikking tot subsidieverlening, subsidiebevoorschotting of subsidievaststelling wordt genomen.

  • 3.

    Ieder college verleent door middel van de vaststelling van deze regeling de benodigde mandaten en machtigingen aan de portefeuillehouder Jeugd van het college van Utrecht om alle benodigde publiekrechtelijke en feitelijke handelingen ten behoeve van de subsidietender te verrichten.

Artikel 18: Bezwaar en beroep

  • 1.

    Er kan bezwaar worden ingediend tegen de afwijzing van de inschrijving op de subsidietender bij het college van de gemeente Utrecht.

  • 2.

    Er kan bezwaar worden ingediend tegen de verlening en vaststelling van subsidie voor perceel 1 bij de het college van de gemeente Utrecht.

  • 3.

    Er kan bezwaar worden ingediend tegen de verlening en vaststelling van subsidie voor perceel 2 bij het college van de gemeente waarvan de regiovertegenwoordiger onderdeel van het college uitmaakt.

Artikel 19: Hardheidsclausule

De subsidieverlener kan in bijzondere gevallen, gelet op de het belang van de subsidieontvanger, bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan gemotiveerd afwijken, voor zover toepassing, naar het oordeel van de subsidieverlener, leidt tot onbillijke of onevenredige gevolgen.

Artikel 20: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het is bekendgemaakt.

Artikel 21: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Subsidieregeling VT-JB-JR Utrecht 2018.

Naar boven