Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting Verordening watertoeristenbelasting 2018

De raad van de gemeente Wageningen;

 

gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 26 september 2017;

 

gelet op:

artikel 224 van de Gemeentewet

 

 

 

Besluit

________________________________________

 

 

 

  • 1.

    de Verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting 2018 vast te stellen.

________________________________________

Verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting 2018

 

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • d.

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 1 oktober;

  • e.

    kapitein: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

Artikel 2 – Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

Artikel 3 – Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de kapitein, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld, dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 – Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • a.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • 1.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • 2.

      kano's, roei- en volgboten;

    • 3.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4.00 meter;

    • 4.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • b.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de vigerende Verordening toeristenbelasting;

  • c.

    van een asielzoeker, zijnde een vreemdeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen onherroepelijke beslissing is genomen, van degene die een asielverzoek heeft ingediend waarop negatief is beslist en van een verblijfsgerechtigde, die op basis van artikel 9, 10 of 15 van voornoemde wet een verblijfsvergunning heeft, voor zover deze personen verblijf houden in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2, in het kader van de centrale opvang onder verantwoordelijkheid van het ZBO Centrale Opvang Asielzoekers.

Artikel 5 – Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 – Belastingtarief

De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 1,33.

Artikel 7 – Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 8 – Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 – Kwijtschelding van belasting

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 – Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd, indien het aantal etmalen dat gelegenheid tot verblijf is geboden of waarover wordt geheven gedurende het belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 11 – Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag in één termijn worden betaald, welke termijn vervalt 6 weken na de dagtekening welke op het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 12 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 13 – Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening watertoeristenbelasting 2017 van 7 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening watertoeristenbelasting 2018.

     

Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 november 2017.

de voorzitter,

de griffier,

Naar boven