Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent het sociaal domein Verordening Participatie sociaal domein Heemskerk 2018

Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 1 maart 2018, met kenmerk Gemeenteblad blad 2018, 19221, geplaatst.

 

De raad van de gemeente Heemskerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2017;

 

Gelet op:

  • -

    artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 47 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    artikel 42 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    artikel 2.1.3, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    artikel 2.10 Jeugdwet

 

besluit vast te stellen de Verordening participatie sociaal domein gemeente Heemskerk 2018.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbenden: inwoners van de gemeente Heemskerk die om persoonlijke, financiële, sociale en/of maatschappelijke redenen in een kwetsbare positie verkeren en specifiek inwoners die een beroep doen op ondersteuning door de gemeente:

      • i)

        een jeugdige of zijn ouders of pleegouders als bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, voor zover de jeugdige (conform de Jeugdwet) woonplaats heeft in de gemeente Heemskerk ;

      • ii)

        een persoon als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

      • iii)

        een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet;

      • iv)

        de vertegenwoordigers van de onder i tot en met iii genoemde personen.

    • b.

      Betrokkenen: inwoners van de gemeente Heemskerk die hun kennis en ervaring en ideeën in willen brengen ten behoeve van sociale vraagstukken in de gemeente Heemskerk en/of de regio IJmond.

    • c.

      Participatie: de wijze waarop het college belanghebbenden en betrokkenen, professionals en organisaties die bij het college kenbaar maken dat zij mee willen denken op basis van hun interesse en ervaring, betrekt bij beleidsvorming, -uitvoering en -evaluatie op basis van de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet en hiermee samenhangende vraagstukken in het sociaal domein.

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente de gemeente Heemskerk.

    • e.

      Raad: de gemeenteraad van de gemeente Heemskerk .

    • f.

      Beleidsveld sociaal domein: de domeinen waarop de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, Jeugdwet en Participatiewet betrekking hebben en hiermee samenhangende vraagstukken, voor zover noodzakelijk voor een samenhangend (preventief) sociaal beleid en het bevorderen van zelfredzaamheid en van “samenkracht”: de zorg, ondersteuning en versterking van inwoners aan en voor elkaar.

    • g.

      Lokale participatieraad: het door het college ingestelde orgaan dat het college gevraagd en ongevraagd adviseert over het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden en betrokkenen bij vraagstukken die spelen binnen het beleidsveld sociaal domein zoals beschreven onder het voorgaande lid.

    • h.

      Regionale participatieraad: het door de lokale participatieraden te vormen samenwerkingsverband dat in ieder geval bestaat uit een vertegenwoordiging van lokale raden en dat, in afstemming met de lokale participatieraden, de onder g. geformuleerde opdracht uitvoert ten behoeve van vraagstukken waarop de gemeente de gemeente Heemskerk in IJmondiaal of bovenregionaal verband met andere gemeenten samenwerkt.

    • i.

      Participatievorm: de voor de duur van een beleidstraject of project gewenste samenwerkingsvorm passend bij het vraagstuk en de belanghebbenden en betrokkenen die bereikt moeten worden.

    • j.

      Netwerk:

      • a.

        Thematisch netwerk: een (georganiseerde) groep van belanghebbenden die een beroep doen op ondersteuning door de gemeente in het kader van de Wmo 2015, de Jeugdwet of de Participatiewet

      • b.

        Maatschappelijk netwerk: een (georganiseerde) groep van belanghebbenden en/of betrokkenen bij vraagstukken in het sociaal domein

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Artikel 2. Invulling en doelstelling van participatie

  • 1.

    Het doel van participatie is het stimuleren van brede en vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden en betrokkenen bij vraagstukken op het beleidsveld van sociaal domein.

  • 2.

    Er wordt hiermee voldaan aan de verplichting conform Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet om de kwaliteit en integraliteit van beleid en ondersteuningsaanbod van de gemeente te bevorderen en te bewaken door belanghebbenden en betrokkenen vroegtijdig in de gelegenheid te stellen om hun kennis en ervaring in te brengen op het gebied van vorming, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 3.

    Het college organiseert en faciliteert participatie dusdanig dat vroegtijdige en brede betrokkenheid mogelijk is op een bij het vraagstuk passende wijze en waarbij het perspectief van belanghebbenden en betrokkenen zichtbaar wordt gemaakt in de besluitvorming van het college en de raad.

Artikel 3 Lokale participatieraad

  • 1.

    Het college installeert een lokale participatieraad die het college adviseert over het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden en betrokkenen bij vraagstukken die spelen binnen het beleidsveld sociaal domein en die in samenspraak met de ambtelijke organisatie thematische netwerken en participatievormen ontwikkelt om belanghebbenden en betrokkenen vroegtijdig te betrekken bij vraagstukken in het beleidsveld sociaal domein.

  • 2.

    Het staat de participatieraad vrij om ongevraagd initiatief te ontplooien of maatschappelijke vraagstukken onder de aandacht brengen van het college wanneer belanghebbenden en/of betrokkenen dit aangeven, op het beleidsveld sociaal domein of verwante beleidsterreinen, waaronder in ieder geval de terreinen waarvoor een wettelijke verplichting bestaat:

    • a.

      maatschappelijke ondersteuning, waaronder algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen;

    • b.

      voorzieningen op het gebied van Werk en Inkomen, waaronder de Participatiewet, het minimabeleid en de schuldhulpverlening;

    • c.

      jeugdhulp en jeugdzorg, waaronder algemene voorzieningen op gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning en maatwerkvoorzieningen.

  • 3.

    Het college stelt in samenspraak met de participatieraad, belanghebbenden en betrokkenen jaarlijks een participatieagenda op die dient als leidraad voor de vraagstukken waarop de participatieraad in samenwerking met de ambtelijke organisatie uitvoering geeft aan haar opdracht. De agenda is flexibel in die zin dat er ruimte is voor maatschappelijke actualiteiten.

Artikel 4 Werkwijze lokale participatieraad

  • 1.

    De lokale participatieraad ontwikkelt in samenspraak met de ambtelijke organisatie thematische netwerken en participatievormen ten behoeve van participatie op vraagstukken in het beleidsveld sociaal domein.

  • 2.

    De lokale participatieraad zorgt er in samenspraak met de ambtelijke organisatie voor dat in ieder geval belanghebbenden uitgenodigd worden voor deelname aan de thematische netwerken en andere participatievormen.

  • 3.

    De participatieraad zoekt verbinding met maatschappelijke netwerken en zet deze relaties in ten behoeve van vroegtijdige en brede betrokkenheid van belanghebbenden en betrokkenen.

Artikel 5 Samenstelling lokale participatieraad

  • 1.

    De participatieraad bestaat uit ten minste 7 en maximaal 12 leden.

  • 2.

    De participatieraad beschikt in combinatie van leden over de competenties die nodig zijn om in samenspraak met de ambtelijke organisatie de beoogde flexibele werkwijze te ontwikkelen.

  • 3.

    De leden van de participatieraad zijn geen lid van de gemeenteraad, zijn niet in loondienst werkzaam bij de gemeente, bij een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder of door de gemeente gesubsidieerde maatschappelijke organisatie, en zijn niet werkzaam als adviseur van de gemeente op de betreffende beleidsterreinen.

  • 4.

    De leden wijzen uit hun midden een voorzitter en een secretaris aan.

Artikel 6 Benoeming en ontslag leden van de lokale participatieraad

  • 1.

    De participatieraad werft en selecteert nieuwe leden op basis van een door het college opgesteld profiel.

  • 2.

    Het college benoemt en ontslaat leden van de participatieraad op voordracht van de participatieraad.

  • 3.

    Het college kan de voordracht weigeren als er ernstige bezwaren bestaan tegen het voorgedragen lid.

  • 4.

    De leden van de participatieraad worden bij de start van de participatieraad door het college geworven, geselecteerd en benoemd op basis van het profiel.

  • 5.

    De zittingsduur van de leden is in principe 4 jaar. De zittingsduur kan in principe éénmalig verlengd worden met een periode van maximaal 4 jaar.

  • 6.

    Aangezien de eerste participatieraad haar werkwijze nog moet (door-)ontwikkelen, vindt de benoeming zonder mogelijkheid tot verlenging in de eerste functioneringsperiode (april 2018 tot april 2020) voor twee jaar plaats. Het college kan na de evaluatie in 2020 besluiten om deze leden voor een termijn van twee opnieuw te benoemen.

  • 7.

    In afwijking van het tweede lid kan het college besluiten een lid van de participatieraad te ontslaan als tegen dat lid ernstige bezwaren opkomen.

  • 8.

    Indien op enig moment moet worden voorzien in een geheel nieuwe participatieraad, is lid 4 van toepassing.

Artikel 7 Gemeentelijke werkwijze

  • 1.

    De gemeentelijke beleidsvoorbereiding-, ontwikkeling- en evaluatie in het beleidsveld sociaal domein is participatief ingericht, dat wil zeggen dat aan belanghebbenden en betrokkenen vroegtijdig gelegenheid wordt geboden om kennis en ervaring in te brengen bij een vraagstuk op een manier die past bij het vraagstuk en de te betrekken doelgroep(en).

  • 2.

    De ambtelijke organisatie ontwikkelt in samenspraak met de participatieraad participatieve werkvormen, passend bij het vraagstuk en bij de doelgroep.

  • 3.

    Aan belanghebbenden en betrokkenen wordt gedurende het traject helder gecommuniceerd wat er met de resultaten gedaan wordt.

  • 4.

    Het college zorgt ervoor dat het perspectief van belanghebbenden in de resultaten van de beleidsvoorbereiding zichtbaar worden gemaakt.

  • 5.

    In de gemeentelijke beleidsontwikkeling wordt, binnen de door de raad vastgestelde financiële kaders en formatieruimte, rekening gehouden met de inzet en kosten voor deze werkwijze.

  • 6.

    Het college verstrekt spontaan en op verzoek van belanghebbenden en betrokkenen alle informatie waar zij behoefte aan hebben om te kunnen meedenken, -praten en -doen, tenzij een wettelijk voorschrift de verstrekking daarvan in de weg staat..

  • 7.

    Het college nodigt belanghebbenden en betrokkenen actief uit om mee te denken, te praten en te doen in trajecten die de gemeente opzet, met inachtneming van artikel 2, en om eigen initiatieven te ontplooien en advies uit brengen aan de gemeente zoals omschreven in lid 1 t/m 5.

Artikel 8 Thematische netwerken

  • 1.

    De lokale participatieraad ontwikkelt en stimuleert thematische netwerken, al dan niet op tijdelijke basis, die in ieder geval bestaan uit belanghebbenden.

  • 2.

    De leden van deze netwerken worden in staat gesteld om:

    • a.

      voorstellen voor beleid te doen;

    • b.

      vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies te geven;

    • c.

      deel te nemen aan het periodieke overleg en hiervoor onderwerpen te agenderen.

  • 3.

    Het college biedt deze netwerken de faciliteiten en informatie die nodig is om in voldoende mate te kunnen participeren in de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid

Artikel 9 Periodiek overleg

  • 1.

    Het college organiseert een periodiek overleg, met een minimum van 2 maal per jaar, met de leden van de lokale participatieraad, waarvoor ook belanghebbenden en betrokkenen worden uitgenodigd.

  • 2.

    De agenda voor dit overleg komt tot stand met inbreng van de participatieraad.. Het college zorgt ervoor dat onderwerpen voor de agenda kunnen worden aangeleverd bij een ambtelijk aanspreekpunt voor de participatieraad die de opdracht heeft dit overleg voor te bereiden.

  • 3.

    Het college beoordeelt de tijdens dit overleg ingediende voorstellen en rapporteert de deelnemers over de uitvoering van deze voorstellen.

  • 4.

    Er vindt periodiek overleg plaats tussen de lokale participatieraad en de ambtelijke organisatie over nieuwe en onder handen zijnde participatietrajecten.

Artikel 10 Regionale participatieraad

  • 1.

    Voor onderwerpen die regionaal of bovenregionaal worden afgestemd vormt het college in samenspraak met de gemeenten Velsen en Beverwijk een regionale participatieraad gevormd. Deze bestaat in ieder geval uit een afvaardiging van leden uit de lokale participatieraden van de gemeenten Heemskerk, Beverwijk en Velsen.

  • 2.

    Taak van de regionale participatieraad is het bevorderen van samenwerking en afstemming ten behoeve van het arrangeren van tijdige betrokkenheid bij vraagstukken waarop de gemeente in regionaal verband samenwerkt met andere gemeenten.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de taken, werkwijze en samenstelling, van de regionale participatieraad.

Artikel 11 Uitsluiting

  • 1.

    Er is geen inbreng mogelijk naar aanleiding van klachten, bezwaarschriften en andere zaken die individuele cliënten betreffen.

  • 2.

    Ook is geen inbreng mogelijk op het gebied van de gemeentelijke bedrijfsvoering en financiën.

Artikel 12 Facilitering

  • 1.

    Het college stelt middelen ter ondersteuning van participatie beschikbaar. Hiertoe:

    • a.

      stelt het een uitvoeringsbudget beschikbaar voor de lokale participatieraad;

    • b.

      stelt het een budget beschikbaar voor de regionale participatieraad;

    • c.

      stelt het vergaderruimte op het stadhuis beschikbaar voor de participatieraad;

    • d.

      zorgt het college voor een ambtelijk aanspreekpunt voor de participatieraad;

    • e.

      stelt het ambtenaren van de gemeente in de gelegenheid om hun werk zo in te richten dat vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden en betrokkenen mogelijk is, om tijdig informatie te verstrekken, om ten behoeve hiervan overleggen te organiseren en/of bij te wonen en om toelichting of uitleg te geven als daar door de participatieraad of belanghebbenden en betrokkenen om wordt verzocht.

  • 2.

    De leden van de lokale participatieraad ontvangen een vergoeding.

Artikel 13 Evaluatie

Het college evalueert in principe tweejaarlijks of de werkwijze voldoet met het oog op de in artikel 2 genoemde doelstellingen. Eventuele verbeterpunten worden gezamenlijk geformuleerd. De evaluatie wordt aan de lokale participatieraad voorgelegd.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Citeerregel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening participatie sociaal domein gemeente Heemskerk 2018”.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2018.

  • 2.

    De Verordening cliëntenparticipatie inkomensvoorzieningen Heemskerk 2015, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Heemskerk in zijn openbare vergadering van 22 februari 2018

 

 

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting

In december 2017 is de beleidsnotitie “Vernieuwing (cliënten-)participatie sociaal domein IJmond” vastgesteld in de gemeenteraden van Beverwijk, Heemskerk en Velsen. Middels deze verordening geven de gemeenten vorm aan de beoogde nieuwe werkwijze.

Daarbij wordt opgemerkt dat het niet eenvoudig is om een kanteling in werkwijze, die een cultuuromslag inhoudt voor alle betrokken partijen en die dus om ontwikkelingsruimte en tijd vraagt, neer te schrijven in juridische correcte ‘spelregels’. Hoe verwoord je in een juridisch correcte tekst dat ‘de deuren open staan”, hoe maak je het actief ophalen van kennis en ervaring, het openstaan voor initiatieven en vraagstukken van alle inwoners duidelijk in een verordening?

In deze toelichting willen de gemeenteraden daarom ook ‘de geest’ van de nieuwe werkwijze verwoorden in aanvulling op de artikelen.

 

Projectmatig is in 2017 proef gedraaid met de nieuwe werkwijze. In de beleidsnotitie wordt de noodzaak van het verder werken aan de cultuuromslag benadrukt. Er is ruimte nodig voor het verder leren en experimenteren. Een verordening herbergt het risico van ‘dichttimmeren’. Dat is niet de bedoeling. Van belang is dat de verordening belanghebbenden en betrokkenen de zekerheid biedt dat zij gehoord worden.

De manier waarop en wanneer moet met hen samen ingevuld worden. Dat past bij de nieuwe rollen in het sociaal domein waarin gemeenten en inwoners samen verantwoordelijkheid nemen.

 

Toelichting bij artikelen:

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel omvat de definities van de in deze verordening gberuikte begrippen en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2. Invulling en doelstelling van participatie

 

Lid 1

Middels deze verordening wordt vorm gegeven aan de door de gemeenten beoogde nieuwe werkwijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde beleidsnotitie “Vernieuwing (cliënten-)participatie sociaal domein IJmond”.

Deze ‘(cliënten-)participatie nieuwe stijl’ is onderdeel van de ontwikkeling van werkwijzen die moeten leiden tot meer regie bij inwoners, tot integraal (samen-)werken van professionals en vrijwilligers en vraaggerichte dienstverlening en (preventief) maatwerk. We zien daarbij alle inwoners als adviseurs. Cliënten zijn altijd inwoners en worden ook op die manier benaderd. Inwoners kunnen cliënten zijn, als mantelzorger betrokken zijn bij een cliënt, of anderszins betrokken willen zijn.

Om die reden spreken we in de verordening over ‘participatie’. Het perspectief wordt verbreed naar belanghebbenden én betrokkenen.

 

Lid 2

De participatiebepaling in de Wmo 2015/Jeugdwet heeft betrekking op alle ingezetenen. Specifiek art 47 van de Participatiewet heeft betrekking op personen die behoren tot de doelgroep van deze wet (personen die recht hebben op algemene bijstand). Geen van de artikelen verplicht tot het instellen van een standaard overlegorgaan. De manier waarop cliënten in staat gesteld worden gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen, staat gemeenten vrij mits bij verordening geregeld is hoe de doelgroep daartoe in staat wordt gesteld. De in de IJmond voorgenomen werkwijze voldoet aan meer dan de wettelijke verplichting. De nieuwe werkwijze beoogt om meer inwoners in een eerdere fase betrekken.

 

 

Lid 3

De komende jaren zal de gemeente steeds meer inzetten op interactie met de omgeving. Luisteren naar vragen en ideeën van belanghebbenden en betrokkenen over een concreet onderwerp. Hiervoor bestaat geen formule. De bedoeling is om afhankelijk van het onderwerp, de meest passende vorm van participatie te organiseren. Daar gaan actieve inwoners de gemeente bij ondersteunen. In elke gemeente wordt een lokale participatieraad actief. Kerntaak van de lokale participatieraden is het adviseren van de gemeenten over het beter, eerder en breder betrekken van belanghebbende en geïnteresseerde inwoners bij de planvorming. Daar trekken we samen in op. Een sterker samenspel van gemeenten met inwoners is de ambitie. Door de wettelijke verplichting eigentijds in te vullen worden de doelen in het sociaal domein beter gerealiseerd: de gewenste dialoog met de burger, zowel belanghebbende als betrokken inwoners, krijgt concreet vorm.

 

Artikel 3 Lokale participatieraad  

Lid 1

De wetgever vraagt van gemeenten (zoals ook toegelicht bij artikel 2 lid 2) om cliënten of ingezetenen vroegtijdig in stat te stellen om, gevraagd én ongevraagd, ad vies uit te brengen inzake het gemeentelijk beleid. Met de in lid 1 beschrijven wijze wordt vormgegeven aan “gevraagd” advies geven door belanghebbenden en betrokkenen.

 

Lid 2

Op de in lid 1 beschreven wijze wordt vormgegeven aan “gevraagde advies” geven door belanghebbenden en betrokkenen. De participatieraad kan op vraagstukken waar zij dit wenselijk vindt, ook zelf participatie inrichten door middel van een tijdelijke participatietafel of andere participatievorm, wat in deze beschouwd wordt als het zogenaamde “ongevraagd advies”. Het (eind-)advies of plan van een door de participatieraad geïnitieerde participatievorm, wordt door de participatieraad aan het college aangeboden.

 

De overige leden van dit artikel spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 4 Werkwijze lokale participatieraad  

Lid 1 t/m 3

De participatieraad en de ambtelijke organisatie zoeken in samenspraak met elkaar voor elke doelgroep naar een geëigende werkwijze om de betreffende doelgroep op een voor hen passende wijze te betrekken bij participatie in het sociale domein.

In de opstartfase is extra aandacht voor de doelgroep jeugd van belang, gelet op het feit dat voor jeugd nog niet (zoals op gebied van Wmo en Werk en Inkomen) een vorm van structurele participatie voorhanden en georganiseerd was. Voor deze doelgroep moet nog een netwerk ten behoeve van participatie worden opgebouwd. Gedacht kan worden aan belangrijke vindplaatsen als scholen en verenigingen en het jongerenwerk.

 

Artikel 5 Samenstelling lokale participatieraad  

Lid 1

Het staat de participatieraad vrij om hun werkkracht te versterken door het aanleggen van een “flexibele schil” van (ervarings-) deskundigen of taakgroepen. Op de deelnemers in de flexibele schil is artikel 12, tweede lid, niet van toepassing.

 

Lid 2

Voor de werving van leden voor de participatieraad wordt een profiel opgesteld. Als kerncompetentie voor de participatieraad geldt dat leden in staat zijn om een actief netwerk aan te boren of op te bouwen van belanghebbenden en betrokkenen, die hun kennis en ervaring kunnen inzetten. Er wordt niet beoogd dat de participatieraad vertegenwoordigers van alle beoogde doelgroepen omvat. De participatieraad brengt zelf immers geen inhoudelijk advies uit, maar adviseert over het proces en het betrekken van belanghebbenden en betrokkenen. Wel wordt bij de samenstelling van de participatieraad in het oog gehouden dat deze in combinatie in staat is om de beoogde doelgroepen, belanghebbenden en betrokkenen, aan te spreken en te motiveren.

 

Lid 5

Het staat de participatieraad vrij om hun werkkracht te versterken door het aanleggen van een ‘flexibele schil’ van (ervarings-)deskundigen of taakgroepen. Op de deelnemers in de flexibele schil is artikel 12 lid 2 niet van toepassing.

 

De overige leden van dit artikel spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 6 Benoeming en ontslag leden van de lokale participatieraad

Dit artikel schetst de gebruikelijke werkwijze voor het werven, benoemen en ontslaan van leden van de participatieraad. Een bijzondere situatie vormt de start van de participatieraad. Deze moet immers nog geheel worden gevormd. Voor de start van de participatieraad stelt het college een onafhankelijke commissie aan, die de leden van de participatieraad werft en selecteert op basis van een profiel. Dit profiel wordt voorbereid in samenspraak tussen de ambtelijke organisatie en de bestaande gemeentelijke adviesraden. Benoeming geschiedt door het college op voordracht van de commissie.

 

Artikel 7 Gemeentelijke werkwijze  

Lid 1

Afhankelijk van het vraagstuk en de doelgroep wordt in samenspraak de wijze van participatie bepaald. Dat kan zeer diverse vormen aannemen. Van een tijdelijke projectgroep tot een digitale peiling tot een expertmeeting en combinaties daarvan. Iedere inwoner doet mee op zijn/haar eigen wijze. De inbreng van belanghebbenden en betrokkenen kan dus op zeer diverse wijze vorm krijgen. Adviezen, suggesties, behoeften en wensen vanuit belanghebbenden en betrokkenen worden op deze wijze ‘aan de voorkant’ dus reeds vanaf de start van beleidsvorming gehoord.

 

Lid 3

Het wordt als belangrijk gezien dat vanuit gemeente en participatieraad aan belanghebbenden en betrokkenen gedurende het participatietraject, van begin tot eind, helder wordt gecommuniceerd wat er met de resultaten gedaan wordt.

 

Lid 4

In beleidsadviezen wordt het resultaat van de gevolgde werkwijze van interactieve beleidsvorming zichtbaar gemaakt. Er wordt omschreven of en hoe participatie heeft plaatsgevonden. Indien geen participatie heeft plaatsgevonden, wordt omschreven waarom niet. Het proces en het resultaat van de participatie wordt in het advies samengevat. Op die manier wordt door het college zichtbaar gemaakt hoe het perspectief van belanghebbenden en betrokkenen bij de ontwikkeling van het beleidsvoorstel of het plan is betrokken.

 

De overige leden van dit artikel spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 8 Thematische netwerken 

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9 Periodiek overleg

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10 Regionale participatieraad  

Lid 2

Het gaat hier om vraagstukken die in regionaal en bovenregionaal verband worden georganiseerd. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsvoorbereiding, -uitvoering en –evaluatie. Bijvoorbeeld op het gebied van inkoop van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, beschermd wonen en maatschappelijke opvang, doelgroepenvervoer of de arbeidsmarktregio.

Ook de ontwikkeling van participatie in het sociaal domein zelf is een onderwerp dat regionaal wordt opgepakt. De regionale participatieraad is daarom ook het platform waarin lokaal en regionaal opgedane kennis en ervaringen worden uitgewisseld en geëvalueerd.

 

Artikelen 11

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12  

Lid 1

De gemeente zorgt voor een (of meer) ambtelijke contactpersoon (-personen) voor de participatieraad. Deze contactpersoon legt gevraagd en ongevraagd contact tussen de lokale participatieraad en de ambtelijke organisatie en zorgt er op die manier mede voor dat de werkwijze van de participatieraad zoals bedoeld in artikel 4 en het periodiek overleg als bedoeld in artikel 9 gerealiseerd wordt.

 

Artikelen 13 tot en met 16

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

  

 

Naar boven