Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

HOOFDSTUK 1 ACHTERGROND EN PERSPECTIEF

 

Voor u ligt het ‘Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)’ van de gemeente Veldhoven. Vanuit de wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (wet VTH) is ons als gemeente een wettelijke verplichting opgelegd om dit beleidsplan op te stellen.

 

1.1 Historie

Afgelopen jaren is het werkgebied van vergunningen, toezicht en handhaving aan veel ontwikkelingen onderhevig geweest. We benoemen hier de belangrijkste ontwikkelingen, zodat de belangrijkste lijn in dit beleidsplan in het juiste perspectief geplaatst kan worden.

 

Zwart wit gesteld is de overheid aan het kantelen van een regelgestuurde manier van handelen naar een vraaggestuurde, oplossingsgerichte manier. Hier kan de maatschappij nog niet altijd in mee. Gemeenten worden nog steeds veel gebruikt om -met de regel in de hand- geschillen tussen inwoners op te lossen. De vraag is of dit ook is waarvan wij zelf vinden dat wij dit moeten doen. Hierbij gaat het niet om (het handhaven van) de regel, maar juist om het doel hierachter dat we wellicht uit het oog verloren zijn.

 

Met de verschuiving naar een vraaggestuurde, oplossingsgerichte manier van handelen is de roep om deregulering steeds sterker geworden. De initiatiefnemer (inwoner/ondernemer) heeft hiermee meer vrijheid gekregen om initiatieven op een makkelijkere manier te verwezenlijken. De andere kant van de medaille is hierbij dat belanghebbenden vaak geen houvast en rechtszekerheid meer hebben. Ook hierbij geldt dat dan niet het doel leidend is, maar de manier waarop wij met onze ondernemende inwoners en bedrijven om willen gaan.

 

1.2 Ontwikkelingen

Er is geen harde grens tussen de hiervoor beschreven historische wijzigingen van de (omgang met) regels. In de dagelijkse praktijk is er veel verschil in beleving over hoe ‘het zou moeten werken’. Dit verschil doet zich voor op alle fronten. De rijksoverheid komt met tegengestelde verplichtingen en visies om aan te voldoen. Over de wettelijke verplichting om het beleidsstuk wat nu voor u ligt vast te stellen in contrast met de opgave om een andere rol aan te nemen als gemeentelijke overheid volgt later meer.

 

Tussen de diverse samenwerkingspartners is het een hele kluif om de juiste modus te vinden omdat gewerkt wordt vanuit de eigen historie. In dit verband is het goed om stil te staan bij de omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s (in deze regio de ODZOB en VRBZO) die zijn voortgekomen uit de wens om (gedacht vanuit de regel in eerste instantie) een robuuste organisatie op te zetten om onder meer voor de bedrijven met de grootste risico’s de milieu- en brandveiligheidsregels te handhaven. Integraliteit -het grootste doel van de Wabo- is hierbij van ondergeschikt belang geworden. Het zoeken naar de juiste modus geeft scherpte aan de discussie zolang je elkaar maar verstaat.

 

In contact met de ondernemers zijn grote verschillen te zien tussen de meer maatschappelijk betrokken bedrijven (al dan niet vanuit eigen belang) en bedrijven die een meer individualistische koers (kunnen) varen omdat het eigen belang geen gevaar loopt bij deze koers.

Ook in contact met de inwoners (‘burgers’) zijn grote verschillen te vinden. De denkwijze over de (gewenste) rol van de overheid blijkt die rol te zijn waar ze mee vertrouwd zijn vanuit de eigen specifieke achtergrond. Gemiddeld genomen zal een 70-jarige gepensioneerde lager opgeleide de gemeente anders benaderen dan een 40-jarige hoogopgeleide ondernemer.

 

Zoals in de inleidende zin van ‘1.1 Historie’ ook al beschreven, is het niet de bedoeling om in dit stuk een compleet en geheel onderbouwd beeld te schetsen. Hierbij geven we het gevoel en de herkenning uit de dagelijkse praktijk weer. Van het allergrootste belang binnen deze praktijk is dat wij als gemeentelijke overheid formuleren wat de bedoeling was (en is) en vandaar uit gaan kijken welke inzet wij moeten en kunnen leveren. Binnen het kader van de taakvelden zoals onder meer omschreven in de Wabo proberen we juist op deze hoofdvraag antwoord te geven in dit beleid. Dat is in dit geval de bedoeling.

 

1.3 Spanning tussen de wettelijke vraag en de bestuurlijke ambitie

De bestuurlijke vraag om een beleids- en regelarme outcome gedreven organisatie te zijn botst regelmatig met de vaak wettelijk opgelegde regelgestuurde verplichtingen.

De verplichting uit de wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (wet VTH) om te voldoen aan de kwaliteits- en procescriteria uit deze wet is zo’n regel gestuurde verplichting. We hebben echter een duidelijke keuze gemaakt om als uitgangspunt in dit beleid door middel van de nieuwe werkwijze een outcome gedreven antwoord te geven op deze regelgestuurde vraag.

 

Dit betekent een omkering in het denken. Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn geen (beleids)doelen maar zijn instrumenten. Zo moeten we ze ook benaderen. Integrale vraagstukken vragen een visie met gelijkluidende (overkoepelende) doelen; welk instrument voegt wat toe en wat niet? Het schrappen van de regel is niet altijd de oplossing. Net zo goed als het strikt handhaven van de regel niet altijd leidt tot de gewenste outcome.

 

Een gevolg van het loskomen van de regelsturing naar outcome gedrevenheid is dat je vanzelf je partners tegen gaat komen. Regelsturing heeft in het verleden al aangetoond dat het al snel tot navelstaren leidt.

 

Vanuit de wens om als outcome een efficiënte organisatie te zijn die de goede dingen doet, onderschrijven we veel van de voorgeschreven elementen uit de kaders van de wet VTH. Het is echter van belang om over de hele linie de omkering in het denken en handelen te maken. Dit past binnen de beschreven big 8 in de wet VTH. Dit beleidsstuk past hier in. Het genereren, administreren, aanleveren, monitoren en evalueren van een getal, alleen omdat het móet, voegt niets toe aan onze gewenste outcome. Sterker nog, het is naast een ongewenste administratieve last vaak aanleiding tot een verkeerd beeld van de opgave in de operatie. Denk in dit verband maar aan het halen van een bonnenquotum. Dat is niet de gewenste outcome! Maar zodra een getal in een beleidscyclus een leven gaat leiden is het misverstand zo geboren.

 

Dat de wetgever naast de wet VTH ook dezelfde ambitie heeft om de overheid meer outcome gedreven te organiseren blijkt uit de gedachten rondom de Omgevingswet. Het denken en werken vanuit het netwerk is al gemeengoed geworden. De samenwerking tussen Waalre, Best en Veldhoven is daar een voorbeeld van maar ook de samenwerking met de partners (Gemeenschappelijke Regelingen en andere overheden) is de afgelopen jaren geworden tot de normale structuur.

Het netwerk zoals voorgesteld door onder andere de Omgevingswet maar ook de lokale bestuurlijke ambitie omvat echter niet alleen de overheidspartners maar niet in de laatste plaats ook de gemeenschap; de inwoners, de bedrijven. Serieus aandacht besteden aan deze relaties gaat niet vanzelf. Het vraagt inspanning en moet leiden tot een groter vertrouwen (‘high trust’). Deze relatie is een ‘instrument’ dat niet is benoemd in de wet VTH. Vanuit de outcome gestuurde organisatie binnen het takenpakket van nu (onder meer de Wabo) en in de toekomst (de Omgevingswet) moet deze echter ingezet worden en nu al toevertrouwd worden in dit beleid. Dit instrument is uitermate geschikt om in te zetten om mogelijk te maken en te sturen op gedragsverandering.

 

1.4 Kaders van dit beleid

Dit beleidsplan beschrijft het kader voor de bestuursrechtelijke uitvoering van de VTH taken. Dit op het gebied van de Wabo, maar ook van de APV en bijzondere wetten. Het geeft een beeld van hoe wij om (willen) gaan met de taken die hier uit voortvloeien. Er ligt een duidelijke link met de kernboodschap ‘Samen ruimte maken’ en de ruimtemissies (ruimte geven, ruimte delen, ruimte maken, ruimte voor verandering en speelruimte) die de gemeenteraad in het kader van de implementatie van de Omgevingswet heeft vastgesteld.

 

Het strafrechtelijk deel blijft bij dit beleidsstuk buiten beschouwing (toezicht door de boa’s en bestuurlijke strafbeschikking milieu valt wel onder de werking van dit beleid). Meer specifieke inhoudelijke beleidsstukken, zoals het welstandsbeleid of beleid met betrekking tot woningontruimingen geldt in aanvulling op dit beleid (dit is een meer specifieke invulling hiervan). Indien nodig zal dit ook worden herzien en aangepast op de uitgangspunten en prioritering van dit beleid.

 

1.5 Inwerkingtreding

Dit beleidsplan treedt in werking op 14 april 2018 en geldt tot en met 31 december 2022.

 

1.6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)”.

HOOFDSTUK 2 WERKEN AAN DE BEDOELING

2.1 Wat gaan we doen?

Onze ambities op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn op hoofdlijnen: een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving voor onze inwoners en een goed werkklimaat voor onze bedrijven. Hierbij willen we een goede gesprekspartner zijn voor onze klanten, een goede dienstverlening bieden en vooral kijken naar oplossingen, binnen de kaders van veiligheid en gezondheid.

 

Om dit te bereiken hebben wij onszelf een aantal doelen gesteld. We gebruiken de komende jaren om onze dienstverlening en de kwaliteit van onze producten te actualiseren en waar nodig te verbeteren en om op deze manier steeds dichter te komen bij de te behalen doelen. Hierbij blijven we realistisch en praktijkgericht. Natuurlijk zijn er ook wettelijke kaders; die zijn er vooral om de veiligheid en gezondheid van onze inwoners te borgen en rechtszekerheid te bieden.

 

Onze doelen voor de komende jaren zijn:

  • Het bevorderen van een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving;

  • Het behouden van de ruimtelijke kwaliteit van ons openbaar gebied;

  • Steeds betere afstemming tussen planvorming, vergunningverlening en toezicht en handhaving, maar ook tussen ons als gemeenten, onze ketenpartners, inwoners en bedrijven (initiatiefnemers en belanghebbenden);

  • Het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners van onze gemeenten;

  • Het leveren van een goede dienstverlening aan onze inwoners en bedrijven.

 

Dit willen we doen door ruimte te bieden aan initiatiefnemers en de verantwoordelijkheid daar waar mogelijk neer te leggen bij onze inwoners en bedrijven. De kernboodschap ‘Samen ruimte maken’ en de ruimtemissies (ruimte geven, ruimte delen, ruimte maken, ruimte voor verandering en speelruimte) die de gemeenteraad in het kader van de implementatie van de Omgevingswet heeft vastgesteld, sluiten goed aan op de manier waarop we de doelen willen bereiken. We stemmen onze werkzaamheden (en de prioritering) in de keten op elkaar af, zowel intern als met onze ketenpartners. Hierbij focussen we voornamelijk op de zaken die bijdragen aan onze doelen en -het belangrijkste- onze werkwijze stemmen we af op het te behalen doel. Dit doen we onder meer door de hierboven genoemde doelen steeds te concretiseren in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s voor de VTH-taken.

 

2.2 De middelen

Om de doelen te bereiken kunnen verschillende middelen worden ingezet. Vergunningen, toezicht en handhaving zijn geen doel op zich, maar instrumenten die zodanig kunnen worden ingezet dat we steeds dichter bij ons doel komen. Zo moeten we ze ook benaderen. In grote lijnen en met maatwerk per casus moet worden bekeken welk instrument wat toevoegt en wanneer. Hier hoort ook bij dat een instrument soms geen toegevoegde waarde heeft; dan moeten we kijken hoe we hier het best mee om kunnen gaan.

Hoe we dit doen staat (nog verder) uitgewerkt in de paragraaf Strategie.

 

Vergunningen, meldingen en vooroverleg

Het belangrijkste doel van een vergunning is het borgen van de kwaliteit van de leefomgeving (veilig, gezond en duurzaam) en het bieden van rechtszekerheid. Hierbij wordt voordat een activiteit daadwerkelijk wordt uitgevoerd, in de planfase, beoordeeld welke effecten deze activiteit heeft. Dit geeft duidelijkheid, rechtszekerheid en biedt ruimte voor een goede dienstverlening.

 

Het instrument melding is in de meeste gevallen -bijvoorbeeld bij de Apv meldingen- te beschouwen als een lichte vergunning (b.v. evenementenmelding, inritmelding). Het beoordelen van de effecten en het bieden van rechtszekerheid blijven hierbij belangrijke doelen.

Naast dit gebruik van de melding zijn er ook meldingen die in meer letterlijke zin van de naam gebruikt worden (b.v. melding activiteitenbesluit). Een klant kan dan melding maken van een activiteit die gaat plaatsvinden. Algemeen gestelde regels schrijven de verplichtingen voor die aan deze activiteit gekoppeld zijn.  

Voor de overheid is de melding in zo’n geval niet meer dan een kennisgeving van de klant dat een activiteit uitgevoerd gaat worden; deze melding impliceert tevens dat de klant de bijbehorende regels kent en zich daar aan zal houden. Voor ons geeft de melding naast input voor evt. toezicht ook een kans om dienstverlening te bieden (b.v. te wijzen op subsidiemogelijkheden) en relaties met andere belangen te kunnen leggen waar het meldingenstelsel vanuit de regelgeving zelf niet altijd in voorziet.

 

Middelen zonder juridische basis zijn het vooroverleg en de principe verzoeken. Het belangrijkste doel van het vooroverleg is een ambtelijke uitspraak doen over de haalbaarheid van een geplande activiteit en de verplichtingen die daar bij horen. De uitspraak of de activiteit met of zonder vergunning dan wel melding kan is essentieel. Wanneer de gevraagde activiteit vergunnings- en meldingsvrij blijkt te zijn kan het vooroverleg input zijn voor toezicht en andere gemeentelijke processen/registraties zoals de WOZ en de BAG.

 

Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving worden vaak in één adem genoemd, maar dit zijn in feite twee aparte onderdelen. Onder toezicht wordt in dit beleidsplan verstaan:

  • Vergunning gerelateerde controles in de realisatiefase (zoals bij slopen, bouwen, kappen) en in de beheer- of gebruiksfase (zoals bij het exploiteren van een milieu inrichting en brandveilig gebruik van bouwwerken):

    • Vergunning gericht toezicht: Uitvoeren van controles naar aanleiding van verleende vergunningen/meldingen;

    • Programmatisch toezicht: Uitvoeren van controles naar aanleiding van cyclische handhavings-programmering (betreft milieu, brandveiligheid en Drank- en Horecawet).

  • Controles op het uitvoeren van activiteiten zonder vergunning of melding, naar aanleiding van eigen waarnemingen en meldingen (klachten).

    • Themagericht toezicht: Toezicht per thema;

    • Gebiedsgericht toezicht: Toezicht op wijk- of gebiedsniveau naar aanleiding van surveillance/klachten/speerpunten (informatie gestuurd toezicht);

    • Toezicht naar aanleiding van meldingen (klachten);

    • Risicogericht werken;

    • Controles in het kader van handhaving.

 

Het doel van toezicht is het voorkomen (dan wel beperken) van onveilige, ongezonde en niet duurzame situaties. Daarnaast is het belangrijk dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Om dit te bereiken kan toezicht, zoals ook hierboven al is aangegeven, op verschillende manieren worden ingevuld:

 

 

Handhaving komt na toezicht. Wanneer sprake is van overtredingen, wordt bezien (op basis van hetgeen is beschreven in de paragraaf Strategie) of en op welke manier bestuurlijk optreden (en/of eventueel strafrechtelijk optreden door de boa’s) noodzakelijk is.

 

Extra dienstverlening

Alle VTH-instrumenten bieden de mogelijkheid om naast de wettelijk aangestuurde toetsingskaders ook mee te kijken met onze klanten. Hierin vervult de casemanager een belangrijke rol. De huidige praktijk is echter dat dit meestal (aan de voorkant) niet zo wordt gezien. De extra dienstverlening is veelal maatwerk en richt zich primair op de directe dienstverlening richting aanvrager maar de processen worden ook integraal gekoppeld aan andere processen en producten van de organisatie (interne dienstverlening). Ter beeldvorming volgt hieronder een weergave van extra dienstverlening die van toepassing kan zijn.

 

 

Directe dienstverlening naar aanvrager

Interne dienstverlening (integraliteit)

Advies over aansluitingen op riolering, gas, water, elektriciteit

•Advies over subsidie mogelijkheden

•Delen kennis over ontwikkelingen

•Technische advisering op basis van ervaring

•Advies over juridische mogelijkheden (b.v. burenrecht)

•Stimuleren afstemming met de buurt om draagkracht te creëren

•Wijzen op andere verplichtingen voor nu of nadere toekomst

•Adviseren naar aanleiding van aankomende wijzigingen in omgeving, wetgeving of technische ontwikkelingen

•Adviseren over gebruik openbaar terrein

•Adviseren over aanpak

•Waarschuwen voor risico’s

Advies over aanpassing plan

  • Afstemming met veiligheid (ondermijning en BIBOB)

  • Afstemming met onderdelen die te maken hebben met openbaar gebied (riool, verharding, eigendommen)

  • Afstemming in relatie tot verkeer

  • Intekenen in BAG pandenkaart, Geo systeem

  • Afstemming met WOZ

  • Afstemming met economische zaken

 

Vooruitlopend op de komende Omgevingswet omarmen we in onze werkwijze al het motto van deze wet: ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen van kwaliteit’. Dit motto komt tot uiting in zowel deze extra dienstverlening als de behandeling gebaseerd op het risicoprofiel.

HOOFDSTUK 3 STRATEGIE

 

De manier waarop we ons doel willen bereiken is het afstemmen van de werkwijze per geval op het te bereiken doel. Hierbij moeten we de middelen uit de vorige paragraaf inzetten waar ze het best tot zijn recht komen. Onze visie is dan ook dat we daar waar mogelijk op basis van vertrouwen samen werken aan een oplossing, maar daar waar nodig zullen we ook streng moeten zijn. We vertrouwen onze inwoners en bedrijven, leggen daar veel verantwoordelijkheid neer. We denken mee en geven ruimte. Dit betekent ook dat we optreden wanneer dit vertrouwen wordt beschaamd. High trust, high penalty is de boodschap.

 

3.1 Preventief werken

Voor het behouden van onze ruimtelijke kwaliteit en het efficiënt benutten van onze tijd en financiële middelen is het essentieel dat we ons bezighouden met de zaken die het belangrijkst zijn. Hierbij houden we onze risicoanalyse steeds in het vizier (paragraaf 3.2.1 en Bijlage 1). Het betekent dat we de zaken die belangrijk zijn goed regelen en minder tijd besteden aan zaken die minder belangrijk zijn. Prioriteiten zijn op elkaar afgestemd, een initiatief of vergunning wordt integraal getoetst en de toezichthouder(s) zijn op de hoogte van de plannen en van de uiteindelijk verleende vergunning.

 

Dit betekent ook dat we meer aan preventie moeten doen; een beweging moeten maken van de achterkant (handhaving) naar de voorkant (preventie).

 

Ongeacht het middel wat ingezet wordt houden we het doel voor ogen. Daar waar het middel niet bijdraagt aan het doel zullen we de inzet (en dus kosten) tot een minimum beperken. Hetzelfde geldt voor de keuze om aan te sturen op een melding/vergunning. Als uit toezicht is gebleken dat een sloop heeft plaats gevonden zonder sloopmelding voegt het achteraf indienen van de sloopmelding niets meer toe. Hiermee is niet gezegd dat we niet handhaven!

 

Vergunningverlening

Bij vergunningverlening is de (preventie)strategie in eerste instantie gericht op het zo compleet als nodig en mogelijk indienen van aanvragen en meldingen. We willen het opvragen van aanvullende gegevens en het buiten behandeling laten van een aanvraag (onder meer door het te laat indienen van een aanvraag of melding) zoveel mogelijk voorkomen.

 

Vergunningverlening legt de basis voor de verdere keten van toezicht en handhaven. Het geeft duidelijkheid in de regels en werkt daarom preventief door in toezicht en handhaving. Zowel voor degene die de vergunning heeft aangevraagd en gekregen, die nu weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Maar ook ter voorkoming van meldingen doordat omwonenden zich nu bewust zijn van de activiteiten.

Toezicht en handhaving

Zoals hierboven aangegeven legt vergunningverlening een basis voor de verdere keten van toezicht en handhaven. Dit geldt zowel voor degene die de vergunning heeft aangevraagd en gekregen, die nu weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Maar ook ter voorkoming van meldingen doordat omwonenden zich nu bewust zijn van de activiteiten. Preventie gaat echter verder dan dat:

 

Er wordt momenteel relatief veel tijd besteed aan meldingen over overlast/strijd met regels, waar in essentie sprake is van onderliggende ‘burenruzies’. Door alerter te zijn op mogelijke onderliggende conflicten bij klachten of signalen kunnen dergelijke situaties mogelijk worden voorkomen of anders behandeld. Hiermee wordt (buitensporige) inzet vanuit handhaving voorkomen. Dit gebeurt door de preventieve en voorlichtende rol van vergunningverleners, toezichthouders en boa’s, de inzet van buurtbemiddeling en communicatie instrumenten. Steeds meer leggen we de link met het sociale aspect van het probleem en proberen we de aanpak af te stemmen met/de oplossing te zoeken via maatschappelijke ondersteuning.

 

Hetzelfde geldt voor het voorkomen van onnodige overlast, overtredingen of meldingen doordat inwoners (en bedrijven) niet goed op de hoogte zijn van risico’s en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van asbestdaken. Preventie richt zich ook op het vergroten van bewustwording bij burgers en bedrijven. Hierdoor zullen de betrokkenheid en het draagvlak toenemen. Het uiteindelijke resultaat is dat men minder snel in de fout zal gaan en dat handhaving dus minder nodig is. Het vergroten van de bewustwording kan gebeuren door onder meer voorlichting tijdens een bewonersavond, een publicatie of algemene brief (bijvoorbeeld voorafgaand aan het vakantieseizoen over het plaatsen van caravans of over stoken voorafgaand aan de winterperiode), maar vindt ook al plaats door goed vooroverleg, persoonlijk contact bij zienswijzen/bezwaar, heldere en begrijpelijke uitleg door een toezichthouder en duidelijke beschikkingen en helder geschreven brieven. Daarnaast kan ook social media een grote rol spelen bij bewustwording.

 

3.2 Prioriteren

Onze werkwijze voor het gebruik van vergunningverlening, toezicht en handhaving is om deze instrumenten zodanig in te zetten dat we een veilige, gezonde leefomgeving houden. Om dit te kunnen bereiken is het nodig om (de goede) prioriteiten te stellen. Deze volgen uit de risicoanalyse (Bijlage 1).

 

3.2.1 Methodiek risicoanalyse

Om de goede prioriteiten te kunnen stellen is het nodig dat er inzicht is in de risico’s binnen een gemeente. Hiertoe is een risicoanalyse uitgevoerd. Deze is uitgevoerd op de verschillende beleidsvelden en geeft inzicht in de activiteiten waarbij zich de grootste risico’s kunnen voordoen. De risicoanalyse is uitgevoerd door ervaringsdeskundigen op de verschillende gebieden uit de verschillende gemeenten.

 

Voor het uitvoeren van de risicoanalyse is gebruik gemaakt van de methodiek van de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid. Hierbij is voor een groot aantal activiteiten per beleidsveld het effect getoetst op een aantal aspecten (gezondheid, veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid). Voor gezondheid en veiligheid is een inschatting gemaakt van het meest realistische maximale incident; hiervoor is getoetst wat het effect is op zowel gezondheid en veiligheid (omvang en effect). Voor de aspecten leefbaarheid en duurzaamheid is per activiteit een inschatting gemaakt van het effect in de reguliere (bedrijfs-)situatie wanneer géén toezicht en handhaving zou plaatsvinden. Tot slot is gekeken hoe groot de kans op een overtreding is, indien géén vergunningverlening, toezicht en handhaving zou plaatsvinden.

 

De tabel voor de methodiek en de resultaten van de risicoanalyse zijn opgenomen in Bijlage 1.

 

Concreet houdt dit in dat er bij het uitvoeren van onze taken aan de hand van vooraf vastgestelde risico’s wordt bepaald wat de werkwijze is/zal zijn. Ook de Omgevingsdienst is, samen met gemeenten, voor zowel vergunningverlening, als toezicht en handhaving bezig met het inschatten van risico’s; dit alleen op milieugebied. Hiervoor wordt een Regionaal Operationeel Kader (verder ROK) opgesteld (regionaal afgestemd uitvoeringsbeleid). Om de regionale afstemming te borgen sluiten wij daarom op milieugebied aan bij dit ROK. Dit is nog niet vastgesteld, echter wel is in het Algemeen bestuur van de ODZOB besloten om op deze manier te gaan werken. Zie hiervoor tevens paragraaf 4.1.

 

Het stellen van prioriteiten is van toepassing op alle instrumenten. Een gedeelte hiervan is al beschreven in het vorige hoofdstuk. Hieronder is per instrument aangegeven op welke manier de prioriteiten worden toegepast.

 

3.2.2 Vergunningverlening

Zowel de strategie als de risicoanalyse houdt in dat bij vergunningverlening aandacht wordt besteed aan die onderwerpen die belangrijk zijn en bijdragen aan de te behalen doelen. Uitgangspunt bij het stellen van prioriteiten is dat vergunningaanvragen worden afgehandeld op basis van de risico-inschatting. Bij een hoog risico van de aangevraagde activiteiten, dan wel van onderdelen hiervan, wordt die aanvraag/die aspecten met meer diepgang beoordeeld en vastgelegd dan onderdelen die minder risico met zich meebrengen.

 

Dit hoeft overigens niet altijd een fysiek (veiligheids)risico te zijn: ook rechtszekerheid en bestuurlijk risico worden hierin meegewogen. Uiteindelijk resulteert vergunningverlening in een goed afgewogen besluit dat handhaafbaar is en waarbij alle relevante aspecten in de besluitvorming zijn betrokken.

Onderwerpen die uit de risicoanalyse met een lage prioriteit worden beoordeeld, kunnen op een eenvoudigere manier (met minder diepgang) worden afgehandeld. Alleen bij onvoldoende rechtszekerheid of wanneer een aanvraag onvoldoende vertrouwen geeft, worden ook deze aanvragen op alle onderdelen diepgaand getoetst.

 

Uit oogpunt van efficiency maken we zo op voorhand en afhankelijk van de situatie een maatwerkkeuze als het gaat over de toegevoegde waarde van de toets. In het uitgewerkte toetskader op basis van risicoprofilering, zoals opgenomen is in Bijlage 2, is te zien hoe deze afweging plaatsvindt. Het resultaat van deze afweging is dat we de samenleving enkel daar waar nodig beschermen.

 

Daarnaast zijn we ons ook bewust van de mogelijkheid die we krijgen om naast de wettelijke kaders van de aanvraag extra dienstverlening te verstrekken en op deze manier de samenleving te versterken. Deze extra dienstverlening is altijd maatwerk. Hierbij valt te denken aan het verwijzen naar subsidiemogelijkheden en het wijzen op eventuele benodigde vergunningen bij een ander bevoegd gezag.

 

3.2.3 Toezicht

Toezicht moet efficiënt en doelmatig worden ingezet. Vandaar is het uitgangspunt dat toezicht risico gestuurd wordt uitgevoerd, zowel op milieugebied (Regionaal Operationeel Kader, zie paragraaf X), als op het gebied van bouwen, planologie, APV en bijzondere wetten. Bij de planning van het toezicht wordt de prioritering zoals volgt uit de risicoanalyse als uitgangspunt gehanteerd. De risicoanalyse is opgenomen in Bijlage 1. Daarbij wordt zowel de programmering van de toezichtstaken als de diepgang van het uit te voeren toezicht direct gerelateerd aan de risico’s die met de activiteit gepaard gaan. Als een specifieke activiteit laag scoort in de risicoanalyse krijgt dit zijn doorwerking in de intensiteit van het toezicht.

 

Bij het bepalen van de toezichtstrategie is er sprake van een mate van beleidsvrijheid. Daarbij dient een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, het college heeft een groot aantal wettelijke toezichtstaken uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen. Om te voorkomen dat taken die een lage prioriteit krijgen in zijn geheel niet worden uitgevoerd, worden jaarlijks een of enkele van deze taken ingepland en opgepakt (preventief en repressief) of worden deze zaken door middel van een oog- en oorfunctie bij andere controles meegenomen.

 

Het kan voorkomen dat een overtreding wordt geconstateerd waarbij op basis van de prioritering niet direct actie wordt ondernomen. In dat geval wordt de overtreder in kennis gesteld van de overtreding waarbij hij op zijn eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen om de overtreding ongedaan te maken. Tevens wordt hiermee het recht voorbehouden om in de toekomst sanctionerend op te treden. Zodra in de uitvoering of beleidsmatig aan deze overtredingen meer prioriteit wordt gegeven dan wordt dan bepaald of tegen die overtredingen alsnog wordt opgetreden.

 

Intensiteit toezicht

Uit de risicoanalyse blijkt welke activiteiten risico’s met zich meebrengen en welke prioriteit de activiteit heeft qua toezicht en handhaving. Er wordt onderscheid gemaakt in 3 prioriteiten; hoog, gemiddeld en laag.

De intensiteit van het toezicht wordt bepaald door de prioriteit die een activiteit heeft.

Hierbij wordt de volgende intensiteit aangehouden:

 

Prioriteit

Intensiteit toezicht

Hoog

Proactief, programmatisch toezicht

Gemiddeld

Toezicht op projectmatige basis (bijvoorbeeld themagewijs of op basis van naleefgedrag) en/of steekproefsgewijs

Laag

Passief en/of geen toezicht

 

 

 

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma zal concreet aangegeven worden op welke activiteiten toezicht en handhaving zal worden ingezet. Om sturing te kunnen geven aan de aspecten die tijdens een controle worden gecontroleerd en de diepgang van een controle gebruiken we het bijbehorende toezichtprotocol; dit is opgenomen als bijlage bij het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

 

3.2.4 Handhaving

Wanneer blijkt dat inwoners of bedrijven hun verantwoordelijkheid niet voldoende nemen of ons vertrouwen beschamen, is handhavend optreden de enige optie. Overigens gaat ook hier een preventieve werking van uit in de richting van mogelijke toekomstige gevallen. Bij handhavend optreden hanteren wij de Landelijke HandhavingStrategie (LHS). Dit is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat bevoegde overheden en handhavingsinstanties volgen, om zo passend in te grijpen bij bevindingen die gedaan zijn tijdens toezicht. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Omdat in de LHS een afwegingskader is opgenomen, geldt de risicoanalyse uit dit beleidsplan niet voor het taakveld handhaving.

Met behulp van de LHS beoordelen wij zoveel mogelijk per geval welke actie(s) effectief is/zijn om het gewenste (naleef)gedrag te bewerkstelligen. Dit kan verschillend zijn, omdat de doelgroepen, de achterliggende motieven van het gedrag en de (handhavings)problemen veelal wisselen. Dit is mogelijk door middel van het stappenplan van de LHS, waarbij de aard en zwaarte van de overtreding wordt meegenomen, maar ook het gedrag en toezicht- en handhavingshistorie van de overtreder. De handhaver bepaalt tenslotte of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten.

 

Op grond van de LHS zijn verschillende handhavingsmiddelen mogelijk. Dit strekt van waarschuwen tot direct bestuursrechtelijk optreden. Er kunnen ook omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Bij het bepalen van de hoogte van een last onder dwangsom (en het maximaal te verbeuren bedrag) maken we gebruik van de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen.

 

Deze handreiking biedt houvast, aan de hand van richtinggevende voorbeelden, bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de te hanteren begunstigingstermijn. Aangezien het gaat om een handreiking (richtlijnen) mag er gemotiveerd van af worden geweken. Handhaving, waaronder het bepalen van de hoogte van een dwangsom, blijft immers maatwerk.

 

Besluiten om niet handhavend op te treden

Het is niet wenselijk en zonder meer toegestaan om af te zien van handhaving of actief te gedogen dat overtredingen blijven voortduren. Het gedogen van overtredingen, of het afzien van handhavend optreden, is alleen in uitzonderingssituaties/bijzondere omstandigheden acceptabel, omdat de oorspronkelijke gedachtegang is dat het toelaten dat regels worden overtreden afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en effectiviteit van ons als overheid. We moeten ons echter niet zonder meer blind staren op de regel en ons hogere doel uit het oog verliezen; het kan zijn dat in bepaalde gevallen een andere oplossing om het doel te bereiken meer voor de hand ligt dan handhavend optreden. Duidelijkheid van hetgeen verwacht wordt -op welke manier dan ook- is hierbij essentieel!

 

3.3 Handhaving bij overtredingen door de eigen organisatie of andere overheden

Bij het uitvoeren van toezicht en handhaving bij andere overheden maken wij géén onderscheid met derden. In dergelijke gevallen wordt de LHS toegepast. Hierbij wordt opgemerkt dat het opleggen van een last onder dwangsom aan de eigen organisatie geen reële herstelsanctie is, aangezien die door de organisatie zelf wordt verbeurd. Uitgangspunt is een snel en effectief herstel van overtredingen met het oog op de eigen voorbeeldfunctie van de gemeente. Indien nodig zetten we wel sancties in.

 

3.4 Thema overstijgend

In de risicoanalyse is per thema (o.a. milieu, bouwen) een risico en prioriteit toegekend aan voorkomende activiteiten. Het kan zijn dat er op een bepaalde locatie meerdere aspecten spelen of dat een melding (zie ook paragraaf 3.5) betrekking heeft op meerdere aspecten. In een dergelijk geval is voor de gehele situatie op de locatie de hoogst toegekende prioriteit leidend. Ook geldt dat als voor/aan een bepaalde locatie of activiteit vanuit een ander taakveld (zoals bijvoorbeeld ondermijnende criminaliteit) binnen de gemeente of regio een hogere prioriteit wordt toegekend, wij hier vanuit vergunningverlening, toezicht en handhaving bij aansluiten. Hierbij moeten wel de consequenties voor de overige geprioriteerde activiteiten in kaart worden gebracht.

 

3.5 Meldingen van inwoners en bedrijven

Afgelopen jaren worden steeds meer meldingen ingediend. Wij zien hierbij een trend dat melders niet per definitie starten met het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid, maar juist de gemeente (en de regel) “misbruiken” om hun gelijk te krijgen in een burenruzie. Hierbij gaat het vaak niet eens om het aangekaarte probleem, maar om een onderliggende onenigheid waardoor het probleem wordt uitvergroot.

 

Deze beweging staat haaks op het idee dat inwoners op basis van eigen kracht hun verantwoordelijkheid nemen. Hier ligt in eerste instantie dus een taak voor het in behandeling nemen van de melding; met het oog op onze doelen en strategie gaan we het gesprek aan met de melder om hem of haar te bewegen zijn/haar eigen verantwoordelijkheid te nemen en, met name, het onderliggende probleem op te lossen.

 

In navolging hierop stellen wij dan ook dat anonieme meldingen niet in behandeling worden genomen; in dit geval kunnen wij namelijk niet het gesprek aan met de melder. De uitzondering hierop geldt vanzelfsprekend wanneer de melding betrekking heeft op een activiteit waarbij mogelijk de veiligheid in het geding is.

 

Meldingen worden getoetst aan onze doelstellingen en aan de uitkomsten van de risicoanalyse. Afhankelijk van de activiteit wordt de melding geprioriteerd.

 

Klachten met een hoge prioriteit worden proactief opgepakt en afgehandeld. Van klachten met een gemiddelde prioriteit wordt geprobeerd om ze te bundelen en op die manier af te handelen.

 

Wanneer uit de risicoanalyse blijkt dat de klacht een lage prioriteit heeft, wordt deze dus niet of in een veel later stadium opgepakt. Naast het advies om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen bij het oplossen van het probleem zetten wij dan geen regulier toezicht in. Wel kunnen wij ondersteunen door middel van buurtbemiddeling en/of maatschappelijke ondersteuning. Hiermee voorkomen we ook dat de gemeente wordt “misbruikt’ voor het oplossen van burenruzies.

 

Wanneer over een bepaalde activiteit een officieel verzoek om handhaving wordt ingediend is het niet mogelijk om deze af te doen zonder het verzoek te onderzoeken. Een verzoek om handhaving wordt daarom altijd in behandeling genomen en binnen de redelijke termijn afgehandeld middels het nemen van een besluit.

 

3.6 Bereikbaarheid buiten kantoortijden

Er geldt in onze gemeenten een bereikbaarheidsregeling buiten kantoortijden. Inwoners kunnen 24 uur per dag een melding indienen via de website van de betreffende gemeente. Ook hebben de gemeenten Best en Veldhoven een telefoonnummer dat buiten kantoortijden bereikbaar is. Er is zowel voor storingen (buitendienst) als milieuklachten een telefoonnummer beschikbaar. Verder bekijken we modernere manieren om het contact met inwoners makkelijker te maken (zoals door middel van social media).

Met de omgevingsdienst zijn afspraken gemaakt in welke gevallen directe inzet noodzakelijk is en wordt uitgevoerd. Door degene die de melding telefonisch in ontvangst neemt wordt indien nodig de consignatiedienst ingeschakeld.

Als het niet bij een incident blijft maar sprake is van een ramp, wordt dit opgepakt volgens het gemeentelijk proces voor rampenbestrijding.

HOOFDSTUK 4 HET NETWERK

 

Bij het uitvoeren van de VTH-taken wordt er zowel structureel als op ad hoc basis met verschillende interne en externe partners samengewerkt. Met een aantal partners zijn DVO’s gesloten. Hieronder worden de

belangrijkste interne en externe partners beschreven.

 

4.1 Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)

De Omgevingsdienst voert in opdracht van de gemeente taken uit op het gebied van

Vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot met name het onderdeel milieu (onderverdeeld in een basistakenpakket, verzoektaken en collectieve taken). Ook is een aantal taken op het gebied van omgevingsvergunningen bouw uitbesteed aan de ODZOB. Het gaat dan o.a. om de toets van constructieve veiligheid. De gemeente blijft overigens bevoegd gezag voor de taken die zijn overgeheveld naar de omgevingsdienst.

 

De omgevingsdienst heeft, samen met een aantal deelnemende gemeenten (waaronder Best en Veldhoven), voor het milieutoezicht een Regionaal uitvoeringskader (hierna: ROK) opgesteld, wat na vaststelling geldt als beleidsuitgangspunt voor het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s voor zowel de ODZOB zelf als de deelnemende gemeenten. Het zorgt voor een gelijke behandeling van gelijke gevallen en daarnaast voor efficiënt, risicogericht milieutoezicht. In het uitvoeringskader zijn de prioriteiten, doelstellingen en werkwijze opgenomen met betrekking tot milieutoezicht, -handhaving en samenwerking. Verder is er momenteel beleid voor milieuvergunningverlening in de maak. Met de omgevingsdienst wordt zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau intensief samengewerkt en vindt afstemming van de werkzaamheden plaats. Het afsprakenkader wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd.

 

4.2 Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO)

De VRBZO voert (in onze) opdracht een aantal taken uit op het gebied van vergunningverlening en toezicht brandveiligheid. De VRBZO is adviserend ten aanzien van de omgevingsvergunningen, evenementen-vergunningen, meldingen brandveilig gebruik en bestemmingsplannen. Hierbij wordt steeds meer gewerkt met standaard voorwaarden/voorschriften, zodat er meer uniformiteit en effectiviteit ontstaat, maar minder maatwerk.

 

De toezichthouders van de VRBZO, de ODZOB en het taakveld bouwen werken daar waar mogelijk integraal. Dit betekent dat (opleverings)controles gezamenlijk worden uitgevoerd. In de realisatiefase controleren de toezichthouders van de taakvelden bouwen en brandpreventie veelal naast elkaar, maar indien wenselijk worden controles ook gezamenlijk uitgevoerd.

 

Zowel advisering als toezicht worden door de VRBZO uitgevoerd op basis van de Werkwijzer Risicobeheersing, waar onder meer de doelstellingen en prioritering in is aangegeven. Jaarlijks worden de taken opnieuw bezien en besproken en wordt een jaarplanning opgesteld.

 

4.3 Intergemeentelijke samenwerking

Daar waar mogelijk werken we samen met andere gemeenten in de regio. Onder andere bij

actualisering van beleidsdocumenten, uitvoering van toezichts- en handhavingstaken en bij

nieuwe wetgeving is het praktisch en efficiënt om het samen op te pakken. En voorbeeld hierbij is de intensieve samenwerking tussen gemeente Best en Veldhoven in het kader van de Omgevingswet. Ook kan het van belang zijn om de samenwerking aan te gaan bij de aanpak van gemeentegrens overschrijdende problematieken. Daarnaast is er tussen de gemeenten Waalre, Veldhoven en Best een verdergaande samenwerking in het kader van onder andere de kwaliteitscriteria. Om aan de criteria te voldoen hebben we afspraken gemaakt die toezien op het verbeteren van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Door het uitwisselen van expertise, het beperken van de kwetsbaarheid (onderlinge vervangbaarheid) en de borging van continuïteit van de kwaliteit. Daarnaast worden door middel van samenwerking ook financiële consequenties voorkomen dan wel beperkt.

 

4.4 Politie

Met de politie wordt ook zowel op het gebied van vergunningverlening als op het gebied van toezicht en handhaving samengewerkt. De politie heeft een adviserende rol ten aanzien van diverse vergunningen, zoals bij een evenementenvergunningen. Vanwege de samenloop van wettelijke bevoegdheden met betrekking tot handhaving heeft het handhavingstraject een bestuurs- en een strafrechtelijke kant. De boa’s zijn een duidelijke link tussen de politie en de gemeente. Daarnaast is afstemming en samenwerking nodig op andere vlakken, zoals flankerend beleid bij overtredingen waarbij de Landelijke HandhavingStrategie is toegepast.

 

4.5 Overige partners

Naast bovenstaande structurele samenwerkingspartners vindt er incidenteel ook samenwerking plaats met andere instanties. Dit vindt plaats naar aanleiding van concrete voorvallen of constateringen. Hierbij valt te denken aan het Waterschap, GGD, het RIEC, Rijkswaterstaat, de Provincie Noord-Brabant, Staatsbosbeheer en organisaties zoals Brabants Landschap.

 

HOOFDSTUK 5 SCHERPHOUDEN

5.1 De uitvoeringscycli (de Big-8)

De wettelijk voorgeschreven beheersing van de VTH-taken (procescriteria) volgen een sluitende (beleids)cyclus, vaak de Big-8 genoemd. Deze naam komt voort uit de in elkaar grijpende strategische cyclus en operationele cyclus. Visueel gemaakt vormt zich de Big-8 (zie figuur). Als essentieel kruispunt van de cycli staat planning en control. Beide cycli passeren dit ‘station’. Door dit model in de praktijk te brengen bij het plannen, uitvoeren en evalueren van het beleid en de uitvoeringstaken op het gebied van toezicht en handhaving wordt geborgd dat op een goede wijze uitvoering en vervolg gegeven wordt aan datgene wat in dit beleidsplan is weergegeven. Daarnaast wordt het beleidsplan ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad.

 

5.1.1 De strategische cyclus

De strategische cyclus bevat 3 te onderscheiden instrumenten.

 

Rapportage en evaluatie

Dit instrument (of instrumenten) bevat de diverse analyses van de VTH-taken op strategisch niveau. In de rapportage en evaluatie wordt periodiek weergegeven hoe en in welke mate de gewenste outcome is behaald; de beheersing van de risico’s, de bijdrage aan de beleidsdoelen. Daarnaast worden diverse omgevingsfactoren meegenomen welke van invloed zijn op het werkveld.

 

Strategisch beleidskader

De bestuurlijke ambities en doelen vormen samen met de resultaten uit de rapportage en evaluatie het strategisch beleidskader (dit beleidsplan). Op basis van (risico)analyses worden prioriteiten gesteld en worden kaders opgesteld over de wijze van aanpak. Bij deze prioriteiten en aanpak worden doelen geformuleerd. Een belangrijk onderdeel is het ambitieniveau te koppelen aan de middelen. Daarnaast moet ook binnen dit instrument al de integraliteit gezocht worden met de partners (Omgevingsdienst, Veiligheidsregio, andere gemeenten, politie en dergelijke maar ook diverse afdelingen van de gemeentelijke organisatie).

 

Operationeel beleidskader

Het operationeel beleidskader is het instrument dat het strategisch beleidskader vertaald voor ‘de werkvloer’. Hierin wordt jaarlijks, in een uitvoeringsprogramma, beschreven hoe door de uitvoerende organisatie(s) invulling gegeven wordt aan de gewenste aanpak en de gestelde doelen in het strategisch beleidskader. Vanuit dit instrument start (via het station planning & control) de operationele cyclus.

 

5.1.2 De operationele cyclus

De operationele cyclus volgt in formele zin een jaarlijkse cyclus. In de dagelijkse praktijk is deze echter van ondergeschikte waarde. De uitvoering zelf is vanzelfsprekend al continue gaande. Daarnaast zijn de huidige mogelijkheden van beheersing/monitoring met de geautomatiseerde hulpmiddelen dusdanig dat op ieder gewenst moment één van de 3 bij deze cyclus horende instrumenten ingezet kan worden.

Op de binnen de planning & control cyclus aangegeven tijden wordt de diepgang van deze inzet echter vergroot. De beschikbare monitoringsmiddelen worden dan daar waar nodig ingezet. Eén keer per jaar resulteert de monitoring in een verslag.

 

Voorbereiden

Onder dit element van de Big-8 vallen de diverse protocollen, werkinstructies, (beleids)afspraken, ingerichte ICT en dergelijke. Het betreft de randvoorwaardelijke inregeling van de uitvoerende werkprocessen VTH.

 

Uitvoeren

Binnen deze stap komt VTH tot uitvoering. Het betreft het verlenen van de vergunningen, het afleggen van de controle bezoeken, het starten van de repressieve handhaving, het houden van (voor)overleg, het toetsen van deelaspecten en dergelijke.

Om deze stap goed te kunnen uitvoeren hoort hier ook het faciliteren van de beoogde inzet bij. Dit betreft de randvoorwaarden voor het uitvoeren van de inhoudelijke werkzaamheden zoals onder meer: een werkverdeling, beschikbaarheid van voldoende hulp- en financiële middelen en sturen op bezetting.

 

Monitoren

De huidige geautomatiseerde systemen maken het mogelijk om op veel gewenste parameters en metadata op ieder gewenst moment een weergave te tonen (voorbeeld figuur). Net zoals voorbereiden en uitvoeren kan dit dus continue plaatsvinden. Afhankelijk van de behoefte kan gekozen worden voor een set aan data ten behoeve van de gewenste monitoring. Zodoende kan de monitoring ingezet worden als hulpmiddel voor de uitvoering (bijsturing nodig?) maar ook voor de beleidsevaluatie (onderdeel rapportage & evaluatie). Daarnaast vormt het samen met het operationeel beleidskader de input voor het onderdeel planning en control.

 

5.2 Planning & control

De benodigde capaciteit en financiële middelen om de gestelde doelen te behalen staan centraal in dit planning & control element. Hier hoort ook een stuk evaluatie van de behaalde resultaten bij. Op deze wijze komen de strategische en operationele cyclus bij elkaar. Beide cycli leveren aan deze ‘achterkant’ van het proces de input ter verwerking in de planning & control. Het resultaat van de planning & control is de input voor de weer uit elkaar gaande strategische en operationele cyclus.

 

5.3 Samenwerkingspartners

Een uitdaging voor het goed inzetten van het proces van de Big-8 is de afstemming met de partners. Deze is herkenbaar in zowel de operationele cyclus als de strategische cyclus.

Bij de strategische cyclus gaat het om het gezamenlijk benoemen van de gelijke of op onderdelen toch andere doelen en hetzelfde voor de gewenste outcome. Hoe ver rijkt de autonomie van de individuele gemeente, welke insteek heeft de partner? En hoe sluiten de verschillende delen uiteindelijk op elkaar aan.

Bij de operationele inzet is het van belang om het voorbereiden en het uitvoeren goed op elkaar te laten aansluiten daarbij is het ook van belang om samen te monitoren.

 

Zowel bestuurlijk als ambtelijk vraagt dit om een goede samenwerking waarbij op alle onderdelen van de Big-8 bewust omgegaan moet worden met ieders rol binnen de doelstellingen, outcome en uitgangspunten.

 

In juni 2017 heeft het onderzoeksbureau Berenschot in opdracht van het ministerie van IenM een landelijk onderzoek verricht naar de invulling van de artikelen 5.4 en 5.5. uit de wet VTH. Kort gezegd schrijven deze artikelen de kwaliteit van de uitvoering VTH voor.

 

De volgende conclusie is door hen getrokken als het gaat over de voorgeschreven Big-8 cyclus in relatie tot de belangrijke samenwerkingspartner, de omgevingsdienst:

 

Verder schrijft Berenschot: “met een te strikte scheiding komen beide ‘verbonden werelden’ niet bij elkaar. Dat terwijl er wat ons betreft juist sprake zou moeten zijn van een professionele en constructieve ‘spanning’ tussen eigenaar/opdrachtgever en de uitvoeringsorganisatie. Dat komt het geheel ten goede en draagt er toe bij dat de Big-8 een levende cyclus blijft die periodiek bewust doorlopen wordt”.

 

Deze conclusie onderstreept het belang van het gezamenlijk bewust doorlopen van de Big-8 cyclus als onderdeel van een goede samenwerking.

 

Dit integrale Beleidsplan VTH is het eerste strategische beleidsplan wat in de nieuwe context is vastgesteld. Het fungeert dan ook als startpunt vanuit de eigenaar/opdrachtgever om vervolgens ieder vanuit de eigen rol bewust de Big-8 cyclus te doorlopen. Zo is een solide basis gelegd om een duurzame stevige verbinding te kunnen maken.

 

BIJLAGE 1 Risico-analyse

Gezondheid

Veiligheid

Leefbaarheid

Duurzaamheid

Activiteit/branche

5

Inpact

5

6

7

8

9

5

Inpact

5

6

7

8

9

5

Inpact

5

6

7

8

9

5

Inpact

5

6

7

8

9

 

4

4

5

6

7

8

4

4

5

6

7

8

4

4

5

6

7

8

4

4

5

6

7

8

 

 

3

3

4

5

6

7

3

3

4

5

6

7

3

3

4

5

6

7

3

3

4

5

6

7

 

 

2

2

3

4

5

6

2

2

3

4

5

6

2

2

3

4

5

6

2

2

3

4

5

6

 

 

1

1

2

3

4

5

1

1

2

3

4

5

1

1

2

3

4

5

1

1

2

3

4

5

 

 

 

omvang

 

omvang

 

omvang

 

omvang

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

omvang

1

Het negatieve effect is niet of nauwelijks merkbaar

1

Het negatieve effect is niet of nauwelijks merkbaar

1

Het negatieve effect is niet of nauwelijks merkbaar

1

Het negatieve effect is niet of nauwelijks merkbaar

2

Het negatieve effect is alleen merkbaar ter plaatse van de locatie van de verstoring/calamiteit (en de locatie heeft een beperkte grootte) 

2

Het negatieve effect is alleen merkbaar ter plaatse van de locatie van de verstoring/calamiteit (en de locatie heeft een beperkte grootte) 

2

Het negatieve effect is alleen merkbaar ter plaatse van de locatie van de verstoring/calamiteit (en de locatie heeft een beperkte grootte) 

2

Het negatieve effect is alleen merkbaar ter plaatse van de locatie van de verstoring/calamiteit (en de locatie heeft een beperkte grootte) 

3

Het negatieve effect is merkbaar in de directe omgeving van de verstoring/calamiteit (enkele straten, op wijkniveau)

3

Het negatieve effect is merkbaar in de directe omgeving van de verstoring/calamiteit (enkele straten, op wijkniveau)

3

Het negatieve effect is merkbaar in de directe omgeving van de verstoring/calamiteit (enkele straten, op wijkniveau)

3

Het negatieve effect is merkbaar in de directe omgeving van de verstoring/calamiteit (enkele straten, op wijkniveau)

4

Het negatieve effect is merkbaar in een ruim gebied rondom de bron van de verstoring/calamiteit 

4

Het negatieve effect is merkbaar in een ruim gebied rondom de bron van de verstoring/calamiteit 

4

Het negatieve effect is merkbaar in een ruim gebied rondom de bron van de verstoring/calamiteit 

4

Het negatieve effect is merkbaar in een ruim gebied rondom de bron van de verstoring/calamiteit (minimaal helft van Best)

5

Het negatieve effect is merkbaar in het gehele gebied (Best en omstreken)

5

Het negatieve effect is merkbaar in het gehele gebied (Best en omstreken)

5

Het negatieve effect is merkbaar in het gehele gebied (Best en omstreken)

5

Het negatieve effect is merkbaar in het gehele gebied (Best en omstreken)

impact

1

De verstoring/calamiteit leidt niet tot mogelijke gezondheidsproblemen

1

De verstoring/calamiteit leidt niet tot enig persoonlijk letsel

1

Er is geen sprake van een negatief effect op het maatschappelijk welbevinden of het effect is verwaarloosbaar klein

1

De verstoring/calamiteit leidt niet tot achteruitgang van het milieu/de leefomgeving

2

gezondheidsproblemen bij één of enkele personen (niet blijvend). Denk hierbij aan lokale vervuiling/overlast waardoor stank ontstaat of die stress oplevert.

2

Pijn of gering letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere lichtgewonden.

2

De te verwachten afbreuk is minimaal/verwaarloosbaar. Hierbij valt te denken beperkte overlast in de vorm van stank, geluid of trillingen (zintuiglijke waarneming). De (beleving van) de veiligheid in de directe woonomgeving is niet in het geding.

2

De te verwachten afbreuk is gering. Hierbij valt te denken aan beperkte milieuschade als gevolg van (geringe) illegale stort, lozing of emissie vn stoffen die slechtstijdelijk schade veroorzaken. Veelal betreft het kleine milieuovertredingen door particulieren of kleine bedrijven

3

Algehele (niet blijvende) gezondheidsproblemen. Denk hierbij aan ernstige lucht, water of andere vervuiling waardoor long- of oogirritaties ontstaan

3

Zwaar letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere lichtgewonden

3

De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zullen zijn. Hierbij valt te denken aan een geringe afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast of een permanente overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden

3

Er is sprake van een duidelijke aanstasting van het milieu, doch deze is omkeerbaar en heeft geen effecten op de lange termijn

4

Blijvende gezondheids- problemen voor meerdere personen, bijvoorbeeld permanente aantasting van luchtwegen, blindheid, langdurige psychische problemen

4

Eén of meerdere dodelijke slachtoffers. Zodra de inschatting is dat de verstoring/calamiteit dodelijke slachtoffers tot gevolg kan hebben moet minimaal een 4 worden aangehouden.

4

De te verwachten afbreuk heeft ernstige gevolgen die echter niet permanent zijn. Hierbij valt te denken aan een afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden

4

De te verwachten milieuaantasting is evident en heeft permanente gevolgen Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen.

5

Zware gezondheidsproblemen met de dood als gevolg, bijvoorbeeld langdurige blootstelling aan radioactieve straling of asbest.

5

Zwaar letsel bij meerdere personen en meerdere dodelijke slachtoffers over een groot gebied. Denk hierbij aan meerdere doden verspreid over een wijk of stad.

5

De te verwachten afbreuk is evident en heeft permanente grote gevolgen. Hierbij valt te denken aan een sterke afname van (het gevoel van) veiligheid in de diorecte omgeving en/of ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden, blijvende gezondheidsklachten veroorzaken, etc.

5

De te verwachten milieuaantasting is evident en heeft permanente gevolgen . Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen in een kwetsbare omgeving

 

BIJLAGE 2 Toetsing op basis van risicoprofilering

 

Om een efficiënte toetsing uit te kunnen voeren waarbij rekening gehouden wordt met het risicoprofiel moet vooraf ingekaderd zijn wat de toegevoegde waarde van een toets is in verband met dat risico.

We onderkennen een drietal soorten risico’s. Deze risico’s staan in relatie tot de bedoeling van ons werk. De toegevoegde waarde komt tot uiting in de beperking van het risico of de beheersing van het risico.

 

Risico op

Toegevoegde waarde toets/besluit

Bezwaar/illegaliteit

Rechtsbescherming

Verminderde ruimtelijke kwaliteit openbaar gebied

Toets leefbaarheid (stedenbouw/beeldkwaliteit/planologie)

Situaties van onveiligheid, ongezondheid en lage duurzaamheid

Toetsing aan veelal technische inhoudelijke regelgeving (Bouwbesluit, geluidsnormen, brandveiligheidsvoorschriften, externe veiligheid)

 

 

Op basis van deskundigheid en ervaring wordt voor ieder individueel geval een goede inschatting van het risico gemaakt. Deze inschatting leidt per risico tot een profiel:

  • 1.

    Hoog risico

  • 2.

    Middelmatig risico

  • 3.

    Laag risico

 

Denk aan de volgende elementen welke mee kunnen wegen bij de bepaling:

  • Kans op bezwaar/illegaliteit

    • Impact op omgeving (omvang en positie van het bouwwerk/te ervaren last van het te wijzigen gebruik)

    • Inzicht in gevoelens in de buurt (burenakkoord aanwezig? Zo, nee altijd stimuleren; verlaging leges en wellicht risicoprofiel).

    • Al meer uitgevoerd in de omgeving?

    • Buurt is bekend (van notoire bezwaarmakers tot hechte gemeenschap)

  • Kans op vermindering kwaliteit leefbaarheid (beleving)

    • Positie en omvang van het bouwwerk (voorkant/achterkant/hoogte)

    • Gebruikelijke vormgeving/afwijkende vormgeving

    • Bijzondere functies aangevraagd?

  • Situaties van onveiligheid, ongezondheid en lage duurzaamheid

    • Kwaliteit van het ingediende tekenwerk en eventueel ondersteunende rapportages (of ontbreken daarvan; goed werk van tekenaar en adviseurs geeft vertrouwen en is al heel snel voldoende aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan Bouwbesluit);

Gebruik; openbaar of voor enkele gebruiker

  • Zelfde bouwwerk vergelijkbaar met vergunningsvrije bouwwerken (bv. dakkapel vergunningplichtig omdat deze op voordakvlak is geplaatst, achter vergunningsvrij); in zekere zin heeft wetgever al verantwoordelijkheid op gebied van de technische toetsing als weinig risicovol (voor toetsende overheid) bestempeld.

 

Bovenstaande lijst is niet bedoeld om volledig te zijn maar geeft een indicatie in het pallet aan afwegingscriteria van de plantoetser.

 

In het geval de zaakcoördinator twijfelt zal dit onderling besproken worden. Behalve dat dit leidt tot een oplossing voor het concrete geval bevordert dit de gezamenlijke visie op de risicoprofilering in algemeenheid. In het geval van meningsverschillen is het hoogste risico maatgevend.

 

Op basis van de uitkomst van het risicoprofiel wordt een niveau van toetsing gevraagd aan de adviseurs. Het eerste effect is merkbaar bij de volledigheidstoets, als we er niet naar kijken vragen we het ook niet op.

 

 

Risicoprofiel

Kans op bezwaar/illegaliteit

1 (hoog)

Grondige (juridische) toets met considerans in besluit

2 (middel)

Geen advies vragen bestemmingsplan, welstand evt. sparren met lid commissie/collega (=beknopt onderzoek), beknopte motivatie in besluit. Tekening moet in elk geval maatvoering bevatten.

3 (laag)

Geen advies vragen, geen onderzoek, enkel snelle toets bestemmingsplan, beknopte weergave toets in besluit (geen detailbestemmingen noemen), indien afwijking toepassen zonder nadere motivatie (in zekere zin is het lage risico voldoende motivatie). Globaal inzicht (bijvoorbeeld meer indicatieve tekening) is voldoende.

 

 

Risicoprofiel

Kans op vermindering kwaliteit leefbaarheid (beleving)

1 (hoog)

Bestaande niveau van toetsing

2 (middel)

Welstand: ambtelijke toets aan de hand van de welstandsnota, in besluit opmerkingen dat voldaan wordt RO/stedebouw: advies stedebouw betrekken bij al dan niet verlenen vergunning (afwijking); tevens ‘burenakkoord’ betrekken

3 (laag)

Welstand: geen toets, in besluit opnemen dat voldaan wordt (je bent voldoende zeker dat dit niet tot een probleem zal leiden mocht er bezwaar komen). RO/stedebouw: niet aan de orde (daarom laag risico)

 

 

Risicoprofiel

Kans op gevolgen op gebied van veiligheid, gezondheid, duurzaamheid (Indien vergunningplichtig door positie heeft wetgever verantwoordelijkheid al bij vergunninghouder gelegd op dit aspect=afbreukrisico en geeft gevoel van rechtsgelijkheid van klant)

1 (hoog)

Bestaande niveau van toetsing (nog uitwerken? Behoefte?)

 

2 (middel)

Constructieve veiligheid: Op hoofdlijnen, is bouwprincipe ondersteund door berekening/tekening van constructeur. Zo ja, dan is dit voldoende. Brandveiligheid: enkel toetsen op compartimentering en brand- /rookmelder. Overige veiligheid: niet/verantwoordelijkheid vergunninghouder /bouwer. Gezondheid: verantwoordelijkheid vergunninghouder/bouwer Duurzaamheid: check op Rc waardes, uitkomst EPC, overig verantwoordelijkheid vergunninghouder/bouwer

3 (laag)

Geen toets, geheel verantwoordelijkheid vergunninghouder/bouwer

 

 

Naar boven