Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland.

 

gelet op artikel 2.1.3 , artikel 2.1.4 , eerste , tweede , derde en zevende , artikel 2.3.6 vierde lid en artikel 2.6.6 , eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 11 , tweede lid , artikel 13 , vijfde , zesde en achtste lid , artikel 14 , tweede lid , artikel 15 , tweede lid en artikel 25 , tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015, besluit vast te stellen het volgende:

 

BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE SMALLINGERLAND 2015

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.1

    Alle begrippen die in dit Besluit niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, in de Algemene wet bestuursrecht en in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015.

  • 1.2

    In dit besluit wordt verstaan onder: 

    • a.

      Aanvrager

      Degene die voor zich zelf een voorziening heeft aangevraagd of aanvraagt of degene voor wie door zijn of haar gemachtigde een voorziening is of wordt aangevraagd; 

    • b.

      Echtgeno(o)t(e)

      Een echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 1.1.2 van de Wet; 

    • c.

      Eigen auto

      Auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs; 

    • d.

      Ergonomische belemmering

      Bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat bij het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de aanvrager. Eén en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen; 

    • e.

      forfaitaire vergoeding

      Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens. 

    • f.

      Gemaximeerde vergoeding

      Een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens. 

    • g.

      Gemeenschappelijke ruimte(n)

      Gedeelte(n) van een woongebouw, niet-behorende tot de onderscheiden woonruimten, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; 

    • h.

      Het college

      Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland 

    • 1.

      Instelling

      Een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) (Staatsblad 2014, nr. 494);

    • j.

      ligplaats

      een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

    • k.

      Peiljaar

      Het tweede kalenderjaar, voorafgaande aan het jaar waarin de maatschappelijke ondersteuning, het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming daarvoor is verleend;

    • l.

      Pleegouders

      Verzorgenden die kinderbijslag ontvangen voor het pleegkind;

    • m.

      Rolstoelvoorziening:

      Een voorziening die kan bestaan uit:

      • 1.

        een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel voor verplaatsing in en rondom de woning met of zonder accessoires;

      • 2.

        een aanpassing aan de rolstoel;

      • 3.

        onderhoud/reparatie van de rolstoel;

      • 4.

        een sportrolstoel en onderhoud/reparatie van de sportrolstoel; 

    • n.

      Standplaats

      een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven , van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; 

    • o.

      Verordening

      De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015; 

    • p.

      Vervoer door derden

      Vervoer per auto door particulieren, niet zijnde de aanvrager zelf; 

    • q.

      Vervoersvoorziening

      Een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij zich lokaal verplaatsen ondervindt; 

    • r.

      Maatwerkvoorziening

      Op de behoeften , persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten , hulpmiddelen en andere maatregelen waaronder huishoudelijk hulp, extramurale begeleiding individueel en begeleiding groep, kortdurend verblijf, beschermd wonen en opvang, een woonvoorziening, een vervoervoorziening en een rolstoelvoorziening; 

    • s.

      Wet

      De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ( wet van 9 juli 2014, Staatsblad 2014, Nr. 280) 

    • t.

      Woonruimte

      • 1.

        een woning met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden;

      • 2.

        een woonwagen op een standplaats als bedoeld in de Woning- en Huisvestingswet;

      • 3.

        een woonschip op een ligplaats, zijnde een woonschip en een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet;

      • 4.

        een verblijf van een binnenschip; 

    • u.

      Woonschip

      elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen. 

    • v.

      Woonvoorziening

      Elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:

      • 1.

        gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; of

      • 2.

        een uitraasruimte betreft ; 

    • w.

      Woonwagen

      Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 

    • x.

      Maximale periodebijdrage

      Bedrag dat de aanvrager maximaal aan de eigen bijdrage of het eigen aandeel, per periode van 4 weken, moet betalen. De bedragen zijn vastgelegd in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. 

    • y.

      Inkomen

      Het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een voorziening wordt door de aanvrager of door zijn of haar vertegenwoordiger ingediend.

  • 2.

    Het college stelt de identiteit van de aanvrager of diens vertegenwoordiger vast door middel van een document als aangewezen in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht.

Artikel 2.2 Kosten minder dan € 45,-

  • 1.

    Voor voorzieningen waarvan de kosten minder bedragen dan € 45,-- wordt geen financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget verleend.

Artikel 2.3 Verhaal schade , Terugvordering

  • 1.

    Eventuele schade aan een door de gemeente in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de aanvrager.

  • 2.

    Een in bruikleen verleende voorziening wordt van de aanvrager teruggevorderd indien blijkt dat de voorziening niet wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is verleend;

  • 3.

    In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening bij de aanvrager in rekening worden gebracht.

Artikel 2.4 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1.

    Het college vraagt een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het onduidelijk is of en zo ja , welke beperkingen de cliënt ondervindt en wat de prognose daarvan is.

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische gronden wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 2.

    De adviesinstantie dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis;

    • d.

      technische kennis.

Artikel 2.5 Algemeen gebruikelijke voorziening

Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien een algemeen gebruikelijke voorziening resulteert in voldoende zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.

Voorbeelden hiervan zijn (geen limitatieve opsomming) :

  • -

    Hendel meng-/thermostaatkranen

  • -

    Verhoogde toiletpotten, wandbeugels , handgrepen

  • -

    Zonwering, al dan niet elektrisch

  • -

    Telefoonabonnement

  • -

    Inductie- of keramische kookplaat

  • -

    Afwasmachine

  • -

    Fiets met hulpmotor /trapondersteuning en/of lage instap en een snor-/bromfiets inclusief gebruikskosten

  • -

    Wasdroger

  • -

    Centrale verwarming

  • -

    Regenkleding

  • -

    Eenvoudige schoonmaak werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.1 omschreven onder HH1 tot en met 3 uur per week

Artikel 2.6 meldingsregeling calamiteiten en geweld

De gemeente draagt aanbieders met wie een contract is afgesloten voor Wmo-dienstverlening op een meld code huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen. Iedere aanbieder dient hiervoor een protocol in acht te nemen en een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan te wijzen.

Artikel 2.7 Periodiek heronderzoek

  • 1.

    Het college voert op grond van artikel 2.3.9 van de Wet periodiek heronderzoek uit. Indien nodig voert het college opnieuw een onderzoek uit zoals bepaald in artikel 2.3.2 van de Wet.

  • 2.

    Het periodiek heronderzoek vindt plaats volgens een individueel vast te leggen periodiciteit maar in ieder geval eens in de 5 jaar.

  • 3.

    Het college kan zo nodig in het kader van een periodiek heronderzoek een huisbezoek afleggen.

Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over persoonsgebonden budget, eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.1 Toekenning persoonsgebonden budget

  • a.

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan vraagt.

  • b.

    In het budgetplan moet zijn opgenomen:

    • -

      De motivatie van de cliënt dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is;

    • -

      De beschrijving op welke wijze de kwaliteit is geborgd (kwalificatie zorgverlener m.n.);

    • -

      Hoe de veiligheid is geborgd;

    • -

      Hoe de gestelde doelen worden bereikt;

    • -

      Hoe en wanneer wordt geëvalueerd;

    • -

      Hoe de ondersteuning is afgestemd op de cliënt;

  • c.

    In het budgetplan moet ook duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een persoonsgebonden budget aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning dan zorg in natura;

  • d.

    In geval van ondersteuning van kinderen is een VOG (Verklaring omtrent gedrag) van de zorgverlener vereist; deze verplichting geldt niet voor zorgverleners uit het sociale netwerk.

  • e.

    De gemeente beoordeelt of het budgetplan voldoet.

Artikel 3.2 Weigering persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

Hierbij beoordeelt het college of de cliënt in staat is zijn belangen te behartigen en de verantwoordelijkheid voor het inkopen van ondersteuning en het afsluiten van contracten kan dragen. Het college betrekt in de beoordeling ( niet limitatief )

  • a.

    Een curatele , beschermingsbewind of mentorschap dat over de cliënt is uitgesproken;

  • b.

    De besteding van een eerder aan cliënt verstrekt persoonsgebonden budget;

  • c.

    De financiële en eventuele schuldenpositie van de cliënt;

  • d.

    De inhoud van het gesprek met de cliënt over het persoonsgebonden budget;

Artikel 3.3 Beëindiging van het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt beëindigd in de volgende gevallen:

  • a.

    indien sprake is van permanente opname van de budgethouder in een WLZ-instelling;

  • b.

    indien sprake is van opname van twee maanden of langer van de budgethouder in een WLZ-instelling of ziekenhuis;

  • c.

    indien de budgethouder zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording administratie van het persoonsgebonden budget;

  • d.

    bij overlijden van de budgethouder;

  • e.

    wanneer de budgethouder de voortzetting van de voorziening wil omzetten in een verstrekking in natura;

  • f.

    bij verhuizing van de budgethouder buiten de gemeente Smallingerland .

Artikel 3.4 Nadere regels bij verstrekking van een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij beschikking wordt aangegeven de omvang van het persoonsgebonden budget en voor welke periode het persoonsgebonden budget is bedoeld. Tevens worden de termijnen van uitbetaling aangegeven.

  • 2.

    De aanvrager dient het persoonsgebonden budget te benutten voor een hulpmiddel of dienst dat/die voldoet aan de eisen zoals vermeld bij de medische indicatie en selectie van het goedkoopst doelmatige hulpmiddel/dienst.

  • 3.

    Met het persoonsgebonden budget dient de cliënt een kwalitatieve en effectieve ondersteuning in te kopen.

  • 3.

    Na afloop van de gebruiksduur wordt pas dan een nieuw persoonsgebonden budget dan wel hulpmiddel verstrekt als de technische levensduur van het hulpmiddel is verstreken.

  • 4.

    Bij langduriger gebruikmaking van het hulpmiddel dan de normale gebruiksduur, blijft het college een persoonsgebonden budget voor huur, onderhoud en reparatie en eventueel verzekering verstrekken.

Artikel 3.5 Controle persoonsgebonden budget

  • 1.

    De steekproef zoals genoemd in artikel 14 van de verordening heeft een omvang van tenminste 5 % van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2.

    Bij verstrekkingen van een woonvoorziening vanaf € 20.420,00 en voor hulp bij het huishouden, begeleiding en kortdurend verblijf zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

  • 3.

    De cliënt dient de voor het onderzoek relevante bewijsstukken in ieder geval twee kalenderjaren te bewaren zodat het college de controle op de besteding kan uitvoeren. In de beschikking wordt opgenomen welke bewijsstukken dit betreft

  • 4.

    Het college kan zo nodig ter controle een huisbezoek afleggen.

Artikel 3.6 Betaling van een persoonsgebonden budget

De uitbetaling van het persoonsgebonden budget gebeurt op grond van het trekkingsrecht (artikel 2.6.2 van de wet ) door de Sociale Verzekeringsbank, tenzij het eenmalige uitbetaling betreft. Het college voldoet eenmalige betalingen na ontvangst van de betreffende nota en zo veel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier.

Artikel 3.7 Hoogte van een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Voor het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning door formele en informele hulp. Onder formele hulp wordt verstaan : Ondersteuning die wordt ingekocht bij een zorg- verlenende organisatie die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de hulp niet wordt verleend door familie of een aanverwante of die staat ingeschreven in het BIG- register ( Beroepen Individuele Gezondheidszorg) en de hulp niet wordt verleend door familie of een aanverwante van de budgethouder is of wordt ingekocht bij een zelfstandige zonder personeel ( ZZP-er) die beschikt over een VAR verklaring van de belastingdienst en geen familie of aanverwant is. Onder informele hulp wordt verstaan: Ondersteuning die niet valt onder formele hulp.

  • 2.

    De tarieven voor het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening genoemd in hoofdstuk 4 en 5 van dit besluit zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland.

Artikel 3.8 Eigen bijdrage en eigen aandeel

 

Artikel 3.8.1
  • 1.

    Voor een voorziening die in natura ( in eigendom of in bruikleen) of in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    Voor een voorziening die in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen aandeel verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 is geen eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd voor de kosten van:

    • a)

      woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten;

    • b)

      tijdelijke huisvesting;

    • c)

      huurderving;

    • d)

      verhuis- en inrichtingskosten;

    • e)

      verwijderen van woonvoorzieningen;

    • f)

      onderhoud , keuring en reparatie van woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.13 van dit Besluit;

    • g)

      rolstoelvoorzieningen waaronder ook de sportrolstoel , inclusief aanpassingen , accessoires , onderhoud en reparatie.

    • h)

      kosten noodzakelijk medische begeleiding tijdens het vervoer

    • i)

      Alle vóór 1 januari 2012 aangevraagde en toegekende woonvoorzieningen die in eigendom zijn verstrekt;

  • 4.

    Voor een voorziening die vóór 1 januari 2012 in bruikleen is verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd met ingang van 1-4-2012.

  • 5.

    Voor een voorziening hierna vermeld onder a t/m d die vóór 1 juli 2012 is aangevraagd is een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd met ingang van 1-1-2013.

    • a)

      een vergoeding voor de kosten van het gebruik van een ( rolstoel) taxi , eigen auto of vervoer door derden , een bruikleenauto / buitenwagen met verbrandingsmotor

    • b)

      een gesloten buitenwagen

    • c)

      andere verplaatsingsmiddelen als genoemd in artikel 7.2 lid1 onder a t/m e

    • d)

      een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto of van een ander verplaatsingsmiddel.

Artikel 3.8.2
  • a.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt berekend , opgelegd , vastgesteld en geïnd per periode van 4 weken zoals geregeld in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • b.

    Berekening, oplegging, vaststelling en inning van een eigen bijdrage of eigen aandeel vindt plaats door het centraal Administratie kantoor (CAK) met de door de gemeente vastgestelde regels.

Artikel 3.8.3

De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke "Maximale periodebijdrage" in die periode tenzij deze hoger is dan de "Kosten van de voorziening per 4 weken" in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de " Kosten van de voorziening per 4 weken ".

Artikel 3.8.4

Wanneer meerdere Wmo voorzieningen worden verstrekt en/of wanneer er ook voor WLZ- zorg een eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd wordt , geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende "maximale periode bijdrage" ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen van WLZ-zorg en/of Wmo.

Artikel 3.8.5

Bij de bepaling van de hoogte van de "Maximale periodebijdrage" in een bepaald jaar , wordt rekening gehouden met het inkomen en vermogen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.

Artikel 3.8.6

Voor wat betreft de hoogte van de 'Maximale periodebijdrage' wordt aangesloten bij de maximumbedragen en maximumpercentages in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

Duur oplegging eigen bijdrage of eigen aandeel

Artikel 3.8.7

Indien een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in eigendom wordt verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een vastgestelde duur die afhankelijk is van de kostprijs van de voorziening (aanschafprijs, accessoires, onderhoud). De duur in 4 wekelijkse perioden wordt dan als volgt vastgesteld:

 

Kostprijs

Duur in jaren

Duur in 4 wekelijkse perioden

tot € 250,-

1 jaar

13

€ 250,- tot €  500,-

2 jaar

26

€ 500,- tot € 1000,-

3 jaar

39

€ 1000,- tot € 2000,-

5 jaar

65

€ 2000,- tot € 10.000,-

7 jaar

91

€ 10.000,- tot € 30.000,-

10 jaar

130

€ 30.000,- en hoger

15 jaar

195

Artikel 3.8.8.

Indien een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in bruikleen wordt verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt met inachtneming van een op basis van de kostprijs ( aanschafprijs, accessoires, onderhoud) vastgestelde duur. De duur in 4 wekelijkse perioden wordt dan als volgt vastgesteld:

 

Kostprijs

Duur in jaren

Duur in 4 wekelijkse perioden

tot € 250,-

1 jaar

13

€ 250,- tot € 500,-

2 jaar

26

€ 500,- tot € 1000,-

3 jaar

39

€ 1000,- tot € 2000,-

5 jaar

65

€ 2000,- en hoger

7 jaar

91

Artikel 3.8.9.

Indien gekozen wordt voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in plaats van verstrekking in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd met inachtneming van een op basis van de kostprijs vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 3.8.8. De kosten van de voorziening per 4 weken worden als volgt vastgesteld: De hoogte van het persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per 4 weken.

Artikel 3.8.10

Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming ( de vergoeding voor het gebruik van : de eigen auto , vervoer door derden , een taxi , een bruikleenauto, een rolstoeltaxi of een ander verplaatsingsmiddel ) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

De kosten van de voorziening per 4 weken worden voor de periodieke financiële tegemoetkoming voor de kosten van het gebruik van de eigen auto , vervoer door derden, een bruikleenauto of een ander verplaatsingsmiddel als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.

De kosten van de voorziening per 4 weken worden voor de periodieke financiële tegemoetkoming voor de kosten van het gebruik van een taxi en een rolstoeltaxi als volgt vastgesteld: de door aanvrager in de betreffende periode van 4 weken gemaakte kosten gebaseerd op een door of namens aanvrager ingediende declaratie.

Artikel 3.8.11

Indien een voorziening in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming ( bijvoorbeeld woningaanpassing ) wordt verstrekt wordt een eigen aandeel opgelegd met inachtneming van een op basis van de kostprijs vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 3.6.12. De kosten van de betreffende voorziening per 4 weken worden dan als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per 4 weken.

Artikel 3.8.12

Voor hulp bij het huishouden, begeleiding of kortdurend verblijf in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de ondersteuning wordt verstrekt, De kosten van de voorziening per 4 weken worden als volgt vastgesteld: het aantal uren/dagdelen/etmalen ontvangen ondersteuning in die 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief dat de gemeente aan de zorgaanbieders betaalt.

Artikel 3.9 Niet opleggen van de eigen bijdrage of het eigen aandeel

De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt niet opgelegd voor zover:

  • a.

    het alleen een verstrekking van een woonvoorziening van niet bouwtechnische- of woontechnische aard betreft en de kosten daarvan minder bedragen dan € 130,-

  • b.

    het alleen een verstrekking van een woonvoorziening van bouwtechnische- of woon- technische aard betreft en de kosten minder bedragen dan € 390,-.

  • c.)

    het alleen de kosten van de aanpassing aan een scootmobiel of ander verplaatsing- middel betreft en de kosten minder bedragen dan € 130,-.

Hoofdstuk 4 Huishoudelijke hulp

Artikel 4.1 Huishoudelijke Hulp

Onder huishoudelijke hulp, uit te voeren op de woon- dan wel verblijflocatie van de cliënt wordt verstaan:

  • A)

    Bemiddeling en cliënt ondersteunende servicediensten HH1: Het effectief en efficiënt verrichten van huishoudelijke werkzaamheden in de thuissituatie bij cliënten, zodat iedere cliënt:

    • 1.

      kan wonen in een schoon en leefbaar huis;

    • 2.

      kan beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften;

    • 3.

      kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • 4.

      thuis kan zorgen voor kinderen die tot zijn gezin behoren.

 

HH1 komt voor de meeste cliënten voort uit lichamelijke beperkingen zonder (aankomende) regietekorten, daarbij is de kern van HH1: schoonmaken en is de behoefte aan aanvullende hulp beperkt.

 

Of

 

  • B)

    Het effectief en efficiënt ondersteunen van de organisatie direct verbonden met de activiteiten voor het voeren van een huishouding (regie) HH2

    In aanvulling daarop, cliënt specifiek te bepalen, het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden, zodat iedere cliënt:

    • 1.

      kan wonen in een schoon en leefbaar huis;

    • 2.

      kan beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften;

    • 3.

      kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • 4.

      thuis kan zorgen voor kinderen die tot zijn gezin behoren.

 

HH2 vereist meer vaardigheid en ondersteuning als gevolg van regietekorten dan in het geval van HH1 en tevens is de behoefte aan aanvullende hulp groter.

Artikel 4.2 Omvang van persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp HH 1en HH 2

  • 1.

    De huishoudelijke hulp HH1 en HH2 wordt voor een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. Het uurtarief voor een persoonsgebonden budget HH1 en HH2 is opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland.

  • 2.

    De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgverlenende

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget wordt per periode van 4 weken uitbetaald.

  • 4.

    Over het volledige persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp moet verantwoording worden afgelegd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Hoofdstuk 5 Extramurale begeleiding individueel en groep en kortdurend verblijf

Artikel 5.1 Begeleiding individueel

Onder begeleiding individueel (zowel ondersteunend, activerend als financiële begeleiding) wordt verstaan:

Op de cliënt afgestemde individuele activiteiten zoals woonbegeleiding en thuisbegeleiding die de zelfredzaamheid van cliënten met een lichte of matige beperking bevorderen, behouden of compenseren voor zover de cliënt in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie of is te handhaven in de samenleving. Begeleiding individueel kan bestaan uit (niet limitatief);

  • Praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen gericht op de zelfredzaamheid en participatie;

  • Ondersteunen bij/oefenen met praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie of handhaving in de samenleving gericht op beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid en bewegen en verplaatsen;

  • Het ondersteunen bij/oefenen met het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie gericht op: beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid en het psychisch functioneren, oriëntatiestoornissen en probleemgedrag;

  • Activiteiten bij begeleiding ter overname van “persoonlijk toezicht (niet zijnde bewindvoering) door directe omgeving.

  • Ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen die geen verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico.

Artikel 5.2 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding individueel .

  • 1.

    De begeleiding individueel wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. Het uurtarief voor een persoonsgebonden budget Begeleiding individueel is opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland .

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt per periode van 4 weken uitbetaald.

  • 3.

    De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgverlenende .

  • 4.

    Over het volledige persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel moet verantwoording worden afgelegd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Artikel 5.3 Begeleiding groep

  • 1.

    Onder begeleiding groep wordt verstaan: Op cliënt afgestemde groepsactiviteiten op locatie inclusief vervoer (indien noodzakelijk) zoals dagbesteding en dagopvang die de zelfredzaamheid van de cliënt bevorderen, behouden of compenseren voor zover de cliënt in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat tot participatie of zich te handhaven in de samenleving. Begeleiding groep kan bestaan uit (niet limitatief):

    • Praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen gericht op de zelfredzaamheid en participatie;

    • Het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid of school te vervangen;

    • Het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering dan arbeid of school en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren.

  • 2.

    Begeleiding in groepsverband is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd. Individuele begeleiding kan onderdeel uitmaken van begeleiding groep.

Artikel 5.4 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding groep .

  • 1.

    Begeleiding groep wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren . het maximum is 9 dagdelen , dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek. Het tarief per dagdeel voor een persoonsgebonden budget begeleiding groep is opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland.

  • 2.

    De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgverlenende

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget wordt per periode van 4 weken uitbetaald.

  • 4.

    Over het volledige persoonsgebonden budget voor begeleiding groep moet verantwoording worden afgelegd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Artikel 5.5 Kortdurend verblijf

Onder kortdurend verblijf wordt verstaan :

Kortdurend verblijf betreft het logeren in een instelling gedurende in beginsel maximaal 3 etmalen per week, als de ondersteuning voor de inwoner noodzakelijkerwijs gepaard gaat met permanent toezicht. Het zwaartepunt van de ondersteuning ligt vooral op logeren met als doel het overnemen van het permanente toezicht op de inwoner ter ontlasting van de gebruikelijke hulp of mantelzorger.

Artikel 5.6 Omvang van persoonsgebonden budget kortdurend verblijf .

  • 1.

    Kortdurend verblijf wordt vastgesteld op basis van het aantal etmalen. Het tarief per etmaal voor een persoonsgebonden budget kortdurend verblijf is opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland 2015.

  • 2.

    De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgverlenende

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget wordt per periode van 4 weken uitbetaald.

  • 4.

    Over het volledige persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf moet verantwoording worden afgelegd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen

Artikel 6.1 Type woonvoorzieningen

  • 1.

    De door het college te verstrekken vergoeding voor een woonvoorziening kan bestaan uit een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte

    • e.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • f.

      tijdelijke huisvesting;

    • g.

      huurderving;

    • h.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid onder b , c en d genoemde woonvoorzieningen ook als voorziening in natura verstrekken.

  • 3.

    Een traplift wordt beschouwd als een roerende zaak .

Artikel 6.2 Omvang een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen zoals mobiele tilliften , losse douchestoelen , douchebrancards en toiletstoelen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopste-doelmatige voorziening , waarin verrekend , voorzover van toepassing , de kosten van onderhoud , reparatie en verzekering zoals die door het college aan de leverancier betaald moet worden.

Artikel 6.3 Gemeenschappelijke ruimten

Het college kan een vergoeding verlenen voor het treffen van de volgende woonvoorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woonvoorziening de woonruimte voor de aanvrager ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • b.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • c.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 3.000,-.

  • 2.

    Geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien:

    • a.

      de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat het besluit door het college is genomen;

    • b.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de aanvrager verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het gehele jaar door te worden bewoond; of

    • d.

      de aanvrager verhuist naar een WLZ-instelling of een andere onzelfstandige woonruimte.

    • e.

      de aanvrager verhuist vanuit een aangepaste woonruimte naar een niet of minder aangepaste woonruimte.

Artikel 6.5 Vergoeding bij ‘ontruiming’ aangepaste woonruimte

De vergoeding in de verhuis- en inrichtingskosten aan een persoon die ten behoeve van een persoon met functiebeperkingen een aangepaste woonruimte ontruimt is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt maximaal € 5000,-.

Artikel 6.6 Vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

Een vergoeding in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt slechts verstrekt indien de aanpassing leidt tot opheffing of aanzienlijke vermindering van de ergonomische belemmeringen die aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt en

  • a.

    een verhuizing niet te realiseren is, of

  • b.

    een verhuizing duurder is dan een woonruimteaanpassing, of

  • c.

    een verhuizing vanwege sociale omstandigheden naar het oordeel van het college niet gewenst is.

Artikel 6.7 Voorwaarden voor het verstrekken van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening.

  • 1.

    Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt alleen verstrekt, indien:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de woonruimteaanpassing wordt verricht;

    • c.

      deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimteaanpassing en de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woonruimteaanpassing.

  • 2.

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid, sub a, afwijken, indien bijzondere spoedeisende medische omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 6.8 Hoogte vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woon- voorziening en een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening

  • 1.

    De hoogte van de door het college vast te stellen vergoeding voor de kosten van een woonvoorziening bedoeld in artikel 6.1 sub b en c. van dit Besluit bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    De hoogte van de door het college vast te stellen gemaximeerde vergoeding in de kosten voor het treffen van de woonvoorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte als bedoeld in artikel 6.3 van dit Besluit bedraagt in afwijking van het gestelde in het vorige lid 50% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Artikel 6.9 Woonwagen

Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening ten behoeve van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de woonwagen niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen in de gemeente op de standplaats stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet.

Artikel 6.10 Woonschip

  • 1.

    Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening ten behoeve van een woonschip wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      het woonschip niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar;

    • b.

      het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 2.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1000,-

Artikel 6.11 Binnenschip

Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening ten behoeve een binnenschip wordt slechts verstrekt indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de Maatregel te boek gestelde schepen 1992; en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het Metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste vijftien ton hebbend, hetzij voor het vervoer van meer dan twaalf personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 6.12 Woningsanering

  • 1.

    Een vergoeding voor de kosten van een woningsanering , een woonvoorziening van niet bouwkundige of woontechnische aard wordt verstrekt indien:

    • a.

      de noodzaak hiertoe, vanwege caraklachten in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt, is vastgesteld;

    • b.

      er bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking geen sprake was van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering;

    • c.

      niet eerder voor de aanvrager op grond van de Wet of op grond van een andere regeling de huidige woning is gesaneerd;

    • d.

      de woningsanering niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt; en

    • e.

      de woningsanering is aangevraagd binnen één jaar nadat voor de eerste maal een allergie voor huisstofmijt is vastgesteld.

  • 2.

    Voor de vergoeding van de kosten van vloer- en raambedekking in het kader van woningsanering worden maximaal de daarvoor geldende NIBUD-normen toegepast. Een vergoeding wordt voorts alleen verstrekt indien de betreffende vloer- en raambedekking nog niet is afgeschreven.

Artikel 6.13 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Voor het verstrekken van gemaximeerde vergoeding in verband met onderhoud, keuring en reparatie genoemd in artikel 6.1 sub e van dit Besluit gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten (tot een maximum van de in het tweede lid vermelde bedragen) van onderhoud, keuring en reparatie van de hierna vermelde onderdelen komen in aanmerking voor een gemaximeerde vergoeding:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of plateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      elektromechanische opening- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2.

    De maximale vergoeding voor kosten van keuring en onderhoud van diverse soorten liften in woningen wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel:

 

Keuringen

Onderhoud

keuring van liften

beginkeuring

kosten excl. BTW

frequentie periodiek

kosten excl. BTW

frequentie onderhoud

onderhoud excl. BTW

stoelliften

ja

€ 322,61

1 x per 4 jaar

€ 234,64

1 x per jaar

€ 458,37

rolstoel ,of sta plateauliften

ja

€ 322,61

1 x per 4 jaar

€ 234,64

1 x per jaar

€ 458,37

woonhuisliften

ja

€ 499,68

1 x per 1½ jaar

€ 286,78

2 x per jaar

€ 916,70

hefplateauliften

ja

€ 507,29

1 x per 1½ jaar

€ 291,10

2 x per jaar

€ 916,74

balansliften

ja

 *

1 x per 1½ jaar

€ 83,64

1 x per jaar

€ 438,37

* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom niet meer voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog worden gekeurd en onderhouden. Het Liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van €83,64.

 

Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de Tarieven voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut en worden jaarlijks geïndexeerd.

 

De maximale toeslagen op de bovenvermelde tarieven betreffende onderhoud zijn: 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen;

50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Artikel 6.14 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Een vergoeding in de noodzakelijk geachte kosten van tijdelijke huisvesting die door de aanvrager worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte kan alleen worden verstrekt voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimteaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2.

    Een vergoeding in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verstrekt als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 3.

    De termijn gedurende welke een vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste negen maanden.

  • 4.

    In de in het eerste lid bedoelde gevallen kan alleen een financiële tegemoetkoming verstrekt worden als deze kosten worden gemaakt in verband met:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een woonruimte;

    • b.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5.

    Het college verleent een vergoeding ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten doch de vergoeding kan niet meer bedragen dan de maximum huurtoeslag per maand op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 6.15 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.500,-- is aangepast, kan het college vergoeding verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 9 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de huur van de woonruimte doch de financiële tegemoetkoming kan niet meer bedragen dan de maximum huurtoeslag per maand op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 6.16 Het verwijderen van woonvoorzieningen

Een gehele of gedeeltelijke vergoeding voor de kosten van verwijdering van een bouw- technische of woontechnische woonvoorziening kan worden verstrekt, indien de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is.

Artikel 6.17 Uitraasruimte

Een aanvrager kan voor een uitraasruimte in aanmerking komen indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin aanvrager tot rust kan komen.

Artikel 6.18 Uitbetaling van de woonvoorziening

  • 1.

    De hierna genoemde voorzieningen worden verstrekt aan de eigenaar van de woonruimte:

    • a.

      kosten van bouwtechnische of woontechnische woonvoorziening ;

    • b.

      kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie;

    • c.

      kosten van huurderving;

    • d.

      kosten van verwijderen van woonvoorzieningen.

  • 2.

    De hierna genoemde voorzieningen worden verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte:

    • a.

      tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten;

    • b.

      een niet-bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      kosten van tijdelijke huisvesting.

Artikel 6.19 Terugbetaling bij eigendomsoverdracht

Het in artikel 11 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor terugbetaling luidt als volgt:

bij eigendomsoverdracht

in het eerste jaar: 100 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;

in het tweede jaar: 80 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;

in het derde jaar: 60 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;

in het vierde jaar: 40 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;

in het vijfde jaar: 20 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;

Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7.1 Vervoersvoorziening in natura

  • 1.

    Onder een vervoersvoorziening in natura wordt verstaan al dan niet aangepast:

    • a.

      een scootermobiel /open elektrische buitenwagen;

    • b.

      een gesloten buitenwagen;

    • c.

      een ander verplaatsingsmiddel

  • 2.

    Een vervoersvoorziening in natura bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt in bruikleen verstrekt.

Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Onder een vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming wordt verstaan :

    • a.

      een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van:

      • 1.

        een taxi;

      • 2.

        een eigen auto of vervoer door derden;

      • 3.

        een combinatie van a. en b.;

      • 4.

        een rolstoeltaxi;

      • 5.

        een bruikleenauto / buitenwagen met verbrandingsmotor;

      • 6.

        een ander verplaatsingsmiddel dan de in sub a t/m e genoemde.

    • b.

      een tegemoetkoming in de kosten van:

      • 1.

        een aanpassing van de eigen auto;

      • 2.

        een aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel.

      • 3.

        een medische noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

    • c.

      een tegemoetkoming in de kosten van een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van :

      • 1.

        een scootermobiel /open elektrische buitenwagen;

      • 2.

        een gesloten buitenwagen;

      • 3.

        een ander verplaatsingsmiddel

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in lid 1.sub c wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst- doelmatige voorziening inclusief, voorzover van toepassing , kosten van onderhoud , reparatie en verzekering , zoals dat door het college aan de leverancier betaald moet worden.

Artikel 7.3 Het recht op een vervoervoorziening

  • 1.

    Het college houdt bij de verstrekking van een vervoervoorziening rekening met de individuele vervoersbehoefte.

  • 2.

    De aanvrager kan slechts voor een vergoeding voor de kosten van een aanpassing van de eigen auto in aanmerking komen, indien geen van de overige in artikel 7.1 en 7.2 genoemde voorzieningen als adequaat kan worden aangemerkt.

  • 3.

    De aanvrager kan slechts voor een voorziening als bedoeld in artikel 7.1 a en in 7.2.lid 1 sub a in aanmerking komen als hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.

Artikel 7.4 Bepalingen ten aanzien van de verstrekking

  • 1.

    Met betrekking tot een verstrekking in natura wordt een bruikleenovereenkomst gesloten.

  • 2.

    De beschikking tot toekenning van een voorziening, als genoemd in 7.1 en 7.2 van dit Besluit, kan voor een bepaalde tijd worden gegeven.

  • 3.

    De vergoeding in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 7.2 lid 1 onder a, wordt gesteld op 50% van het maximumbedrag voor deze voorziening indien er tevens een verplaatsingsmiddel als genoemd in artikel 7.1 sub a, b of c, of een vergoeding in de kosten hiervoor, wordt of is toegekend.

  • 4.

    Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer wordt aan elk van hen 50% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 7.2. lid 1 onder a , toegekend als het vervoerspatroon samenvalt en 75 % wanneer dit niet (geheel) het geval is.

  • 5.

    Als één van de echtgenoten geen gebruik kan maken van het regulier openbaar vervoer, dan wordt deze voor de toepassing van artikel 7.2 lid 1 onder a aangemerkt als alleenstaande.

Artikel 7.5 Hoogte van de verstrekking

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verlenen vergoeding voor in de kosten van het gebruik van een eigen auto, het gebruik van vervoer door derden ,het gebruik van een bruikleenauto of een andere verplaatsingsmiddel is een forfaitaire vergoeding.

  • 2.

    De hoogte van een door het college te verlenen vergoeding voor de kosten van het gebruik van een (rolstoel) taxi is een gemaximeerde vergoeding.

  • 3.

    De vergoedingen op jaarbasis voor de vervoersvoorzieningen als genoemd in artikel 7.2 lid onder a bedragen per 1-1-2015:

    • a.

      voor de kosten van het gebruik van een eigen auto : € 285,--;

    • b.

      voor de kosten van het uitsluitend gebruik van vervoer door derden : € 285,--;

    • c.

      voor de kosten van een bruikleenauto : € 635,-

    • d.

      voor de kosten van uitsluitend het gebruik van een taxi voor de aanvrager woonachtig binnen het werkgebied van de deeltaxi Drachten : € 1.500,--;

    • e.

      voor de kosten van uitsluitend het gebruik van een taxi voor de aanvrager woonachtig buiten het werkgebied van de deeltaxi Drachten : € 2.600,--;

    • f.

      voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi : € 3.000,--;

    • g.

      voor de kosten van het gebruik van zowel een taxi als van vervoer door derden, beiden voor 50%, voor de aanvrager woonachtig binnen het werkgebied van de deeltaxi Drachten : € 892,50 bestaande uit € 142,50 voor het vervoer door derden en € 750,-- voor het gebruik van een taxi;

    • h.

      voor de kosten van het gebruik van zowel een taxi als van vervoer door derden, beiden voor 50%, voor de aanvrager woonachtig buiten het werkgebied van de deeltaxi Drachten : € 1442,50 bestaande uit € 142,50 voor het vervoer door derden en € 1300,= voor het gebruik van een taxi;

  • 4.

    Voor een bewoner van een WLZ instelling bedraagt de vergoeding op jaarbasis voor het gebruik van een auto € 142,50, voor het gebruik van een taxi € 750,-, voor het gebruik van zowel een taxi als van een auto € 446,25: bestaande uit € 375,- voor het gebruik van een taxi en € 71,25 voor het gebruik van een auto; en voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 1500,-.

  • 5.

    De hoogte van de gemaximeerde tegemoetkoming als bedoeld in 7.2 lid 1 onder a van dit Besluit wordt voor aanvragers tot 16 jaar gesteld op een percentage van het in het derde en vierde lid van dit besluit genoemde bedragen , namelijk:

    0% voor gehandicapten tot 4 jaar

    25% voor gehandicapten van 4 tot 6 jaar

    50% voor gehandicapten van 6 tot 12 jaar en

    75% voor gehandicapten van 12 tot 16 jaar.

Hoofdstuk 8 . Verplaatsing in en rond de woning

Artikel 8.1 Soorten rolstoelvoorzieningen

Het college verstaat onder een rolstoelvoorziening:

  • a.

    een handbewogen rolstoel of

  • b.

    een elektrische rolstoel of

  • c.

    een duwrolstoel

  • d.

    een sportrolstoel

  • e.

    accessoires t.b.v. een rolstoel hiervoor genoemd onder a t/m c

Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening in natura

Een rolstoelvoorziening in natura wordt in bruikleen verstrekt.

Artikel 8.3 Accessoires in natura

Accessoires in natura kunnen zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt.

Artikel 8.4. Rolstoelvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 8.1 onder a t/m c en onder e. van dit Besluit wordt vastgesteld op basis van de huurprijs van de goedkoopst- doelmatige voorziening waarin verrekend, voor zover van toepassing , de kosten van onderhoud , reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier betaald moet worden.

Artikel 8.5 Sportrolstoel

Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 8.1 onder d van dit Besluit wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van deze forfaitaire vergoeding bedraagt

  • 1)

    € 5.080,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van zes jaar. Dit bedrag is bedoeld voor de aanschaf en voor het onderhoud van de sportrolstoel of

  • 2

    € 2.540,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. Dit bedrag is bedoeld voor de aanschaf en voor het onderhoud van de sportrolstoel.

Hoofdstuk 9 Beschermd wonen en Opvang

Artikel 9.1. Bijdrage in de kosten voor regionale Wmo voorzieningen Beschermd Wonen en Opvang

  • 1.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor Beschermd Wonen Intramuraal en ThuisPLUS wordt door het CAK berekend conform de wettelijk vastgestelde regels voor die berekening in het landelijk vastgesteld Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de jaarlijkse indexering die wordt vastgesteld door het Ministerie van VWS.

  • 2.

    Bij de berekening van de bijdrage in de kosten voor Beschermd Wonen Intramuraal en ThuisPLUS geldt de maximale bijdrage, zoals genoemd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3.

    Bewoners met een indicatie Beschermd Wonen Intramuraal betalen maandelijks een bijdrage in de kosten.

  • 4.

    Bewoners met een indicatie ThuisPLUS betalen per periode van 4 weken een bijdrage in de kosten.

  • 5.

    De bijdrage in de kosten voor een individuele maatwerkvoorziening Opvang wordt berekend door een daartoe door het college aangewezen instantie. De cliënt ontvangt van bedoelde instantie een beschikking waarin de bijdrage in de kosten is opgenomen.

  • 6.

    Voor de berekening van de bijdrage in de kosten voor een individuele maatwerkvoorziening Opvang wordt rekening gehouden met de volgende inkomensaspecten:

  • 7.

    Het inkomen van een ongehuwde cliënt over het peiljaar vermeerderd met 8% van het vermogen van deze ongehuwde cliënt.

  • 8.

    Het inkomen van een gehuwde cliënten tezamen over het peiljaar vermeerderd met 8% van de opgetelde vermogens van deze gehuwde cliënten.

  • 9.

    Het onder lid 5 en 6 berekende inkomen wordt omgerekend naar dertien bijdrageperioden van vier weken.

  • 10.

    De bijdrage in de kosten voor een individuele maatwerkvoorziening Opvang ontstaat na aftrek van de norm zak- en kleedgeld zoals gesteld in de Participatiewet, vermeerderd met de toepassing van artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag berekende zorgpremie voor een standaard ziektekostenverzekering. Vervolgens wordt op dit bedrag de zorgtoeslag in mindering gebracht.

  • 11.

    In afwijking van lid 5 is geen bijdrage in de kosten verschuldigd indien de cliënt of zijn echtgenoot in de bijdrageperiode gedurende twee of meer aaneengesloten nachten in een instelling voor Beschermd Wonen verblijft.

  • 12.

    Cliënten betalen voor het gebruik van algemene voorzieningen voor Opvang geen inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten. Voor de algemene voorzieningen voor Opvang kan door de instelling een bijdrage geheven worden die niet hoger is dan de kostprijs, zoals een bijdrage voor maaltijden, beddengoed en huisvestingskosten.

Artikel 9.2 Tarieven PGB regionale Wmo voorzieningen Beschermd Wonen en Opvang

  • 1.

    Bij de vaststelling van de PGB tarieven wordt, conform artikel 13 van de verordening Wmo 2018 gemeente Leeuwarden, onderscheid gemaakt tussen formele ondersteuning en informele ondersteuning.

    • a.

      het tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 80% van het zorgdeel van het in natura tarief, dus exclusief het verblijfscomponent.

    • b.

      het tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op 60% van het gemiddelde zorg in natura tarief van ThuisPLUS A en ThuisPLUS B.

    • c.

      het tarief voor Logeren is gelijk aan het zorg in natura tarief voor Logeren.

    • d.

      het tarief voor Dagbesteding is voor formele ondersteuning gebaseerd op 80% van het zorg in natura tarief voor Dagbesteding en voor informele ondersteuning gebaseerd op 60% van het zorg in natura tarief voor Dagbesteding.

    • e.

      Voor Opvang is geen PGB tarief vastgesteld, omdat hiervoor geen PGB als verstrekkingsvorm mogelijk is.

  • 2.

    De hoogte van de PGB tarieven zijn als volgt vastgesteld:

     

    Voorziening en product

    PGB formele ondersteuning

    PGB informele ondersteuning

    ThuisPLUS – intensiteit A – duurzaam: stabilisatie

    € 1.745 per maand

     

    ThuisPLUS – intensiteit B - training

    € 2.474 per maand

     

    ThuisPLUS

    € 1.582,00 per maand

    Intramuraal Beschermd Wonen 2018 – Pakket A – basis

    € 1.745,00 per maand

     

    Intramuraal Beschermd Wonen 2018 – Pakket B - training

    € 2.474,00 per maand

     

    Intramuraal Beschermd Wonen 2018 – Pakket C - gedrag

    € 2.812,00 per maand

     

    Intramuraal Beschermd Wonen 2018 – Pakket D - somatiek

    € 3.631,00 per maand

     

    Beschermd Wonen 2018

     

    € 1.582,00 per maand

    Module Dagbesteding

    € 606,00 per maand

     

    Module Logeren

    € 42,00 per etmaal

     

    Module verblijf kind bij ouder

    nvt

    nvt

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit Besluit, indien toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 10.2 Beslissing college in gevallen waarin het Besluit niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van dit Besluit betreffende, waarin dit Besluit niet voorziet, beslist het college voor zover dit mogelijk is binnen de door dit Besluit aangegeven grenzen.

Artikel 10.3 Uitvoeringsregels

Burgemeester en wethouders werken de uitvoeringsbeleidsregels nader uit in het handboek Wmo.

Artikel 10.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 10.5 Vervanging en inwerkingtreding

Dit besluit vervangt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 10.6 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015.

 

Drachten, 6 maart 2018

Burgemeester en wethouders van Smallingerland,

secretaris,

J. Mulder

burgemeester,

T. van Mourik

Toelichting op het Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Smallingerland 2015

Inleiding

 

Naast de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland , laatstelijk vastgesteld op 21 oktober 2014 is er ook een gelijknamig Besluit. Hierin zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld, evenals de nadere regels waarvoor in de verordening een delegatiebepaling voor het college is opgenomen.

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

 

In artikel 1 is een aantal begrippen beschreven. De meeste hiervan zijn afkomstig uit de begripsbepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015. Deze begrippen behoeven geen nadere uitleg.

 

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

 

Artikel 2.1, eerste lid

Deze bepaling sluit aan bij de omschrijving van het begrip ‘aanvrager’ in artikel 1.1, sub a, van het Besluit.

 

Artikel 2.5

 

Dit artikel heeft betrekking op algemeen gebruikelijke voorzieningen. Criteria bij het beoordelen of een zaak algemeen gebruikelijk is :

  • -

    Is het middel niet speciaal voor mensen met een handicap of beperking ?

  • -

    is het normaal in de handel verkrijgbaar , overal te koop ?

  • -

    Is het niet aanzienlijk duurder dan vergelijkbare producten ?

Indien deze vragen met "ja" kunnen worden beantwoord , is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke zaak. In artikel 2.5 zijn zaken benoemd die als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Het betreft geen limitatieve opsomming

 

Daarnaast wordt huishoudelijke hulp als het gaat om eenvoudige schoonmaakondersteuning ( HH 1 ) tot en met 3 uur per week ook als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Voor deze huishoudelijke hulp wordt verwezen naar een algemene voorziening.

 

Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale raad van Beroep blijkt dat verwijzing naar een algemene voorziening is toegestaan onder 3 voorwaarden:

  • 1.

    De algemene voorziening moet daadwerkelijk beschikbaar zijn

  • 2.

    De algemene voorziening moet passend zijn

  • 3.

    De algemene voorziening moet niet te duur zijn

 

Ad 1)

In Smallingerland zijn er meerdere (grote en kleine) zorgaanbieders die een vorm van particuliere thuishulp aanbieden. Iedereen kan hier – tegen betaling – gebruik van maken. De kosten van deze algemene voorzieningen bedragen ongeveer 14-15 euro per uur. Daarmee is

 

deze voorziening volop beschikbaar.

 

Ad 2)

De particuliere thuishulp die wordt aangeboden is vrijwel identiek aan de hulp bij het huishouden die de gemeente nu aanbiedt. Aangezien het huidige aanbod van de gemeente zeker passend is, is de particuliere thuishulp dat vervolgens ook.

 

Ad 3)

Voor mensen met een lager inkomen zal het lastig zijn om deze algemene voorziening zelf te betalen. Daarom is er een minimaregeling hulp bij het huishouden ingesteld. Binnen deze systematiek kunnen mensen voor de kosten van bijzonder noodzakelijke hulp bij het huishouden een beroep doen op bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand beperkt zich niet tot de laagste inkomens, maar ook hogere inkomens kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand volgens het principe van draagkracht. Daarmee zal deze algemene voorziening voor iedereen betaalbaar en daarmee niet te duur zijn.

 

Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over persoonsgebonden budget, eigen bijdrage en eigen aandeel.

 

Artikel 3.1

De strekking van deze bepaling is dat indien de aanvrager een persoonsgebonden budget wenst, hij expliciet daarom zal moeten verzoeken en zal moeten aantonen waarom een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget noodzakelijk is. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

 

Artikel 3.2

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.3.6 lid 2 sub a van de Wet.

In situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie (schuldenproblematiek of verslavingsproblematiek) worden opgevat.

 

Artikel 3.3

In geval een budgethouder met een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp permanent in een AWBZ/WLZ –instelling wordt opgenomen of overlijdt, moeten de wettelijke termijnen die gelden voor het beëindigen van een dienstverband in acht worden genomen. Het persoonsgebonden budget wordt dan niet onmiddellijk beëindigd maar loopt door tot aan die verplichtingen is voldaan.

Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt de keuze voor een persoonsgebonden budget. Het verkeerd uitgegeven bedrag wordt dan teruggevorderd.

 

Artikel 3.4

Budgethouders dienen zich bewust te zijn van de eigen verantwoordelijkheid die hij of zij neemt bij de verkrijging van een persoonsgebonden budget. De compensatieplicht die het college heeft, wordt met de verstrekking van een persoonsgebonden budget ten aanzien van de betreffende voorziening gedurende de normale gebruiksduur als het ware afgekocht. Het verstrekken van een volgende voorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekkingen gebeurt.

 

Na afloop van de gebruiksduur wordt pas dan een nieuw persoonsgebonden budget dan wel hulpmiddel in natura verstrekt als de technische levensduur van het hulpmiddel is verstreken Ingeval van langduriger gebruikmaking van het hulpmiddel als de vermelde gebruiksduur blijft er een persoonsgebonden budget voor onderhoud en service en eventueel verzekering in stand. Eventuele meerkosten zijn voor eigen rekening. In het Verstrekkingenboek wordt aangegeven bij welke aanschaf van een hulpmiddel een WA verzekering moet worden afgesloten.

Als er een luxer hulpmiddel is aangeschaft dan het geïndiceerde goedkoopst doelmatige, en er daardoor onderdelen zijn die meer en hogere reparatie vergen dan het geïndiceerde hulpmiddel dan zijn deze meerdere onderhoudskosten voor rekening van de budgethouder..

Het handboek Wmo (Schulinck BV) geeft een nadere uitwerking van de procedure met betrekking tot het persoonsgebonden budget.

 

Artikel 3.5

 

De budgethouders voor huishoudelijke hulp dienen periodiek een verantwoordingsformulier in te sturen. Alle budgethouders dienen achteraf verantwoording af te leggen over de besteding van het budget. Dit gebeurt door het opvragen van de gegevens bij de budget- houder. De budgethouder dient daarom een zorgvuldige administratie bij te houden over de bestedingen vanuit het persoonsgebonden budget. Bij langdurige verstrekkingen, zoals huishoudelijke verzorging, zal die administratie gebaseerd moeten zijn op schriftelijke overeenkomsten. De gewerkte uren en dagen, uurtarief, naam adres en BSN-nummer of sofinummer. Alle persoonsgebonden budgetten worden door het college gecontroleerd.

 

Artikel 3.8

In artikel 3.8 wordt bepaald voor welke voorzieningen geen eigen bijdrage / eigen aandeel is verschuldigd. Dit betekent dat voor alle overige voorzieningen wel een eigen bijdrage /eigen aandeel is verschuldigd.

Er is een aantal specifieke bepalingen over het moment ( ingangsdatum) waarop een eigen bijdrage / eigen aandeel is verschuldigd. Dit heeft te maken met het moment ( ingangsdatum) waarop een eigen bijdrage / eigen aandeel is ingevoerd.

Per 1 januari 2012 is een eigen bijdrage ingevoerd voor scootmobielen inclusief accessoires en voor de woonvoorzieningen van bouwkundige- en woontechnische aard en van niet bouwkundige- en niet woontechnische aard .

Per 1 juli 2012 is een eigen bijdrage / eigen aandeel ingevoerd voor de in artikel 3.8.1 lid 5 genoemde vervoersvoorzieningen.

In artikel 3.8.1 lid 3 onder sub i is bepaald dat er geen eigen bijdrage is verschuldigd voor de voorzieningen die vóór 1 januari 2012 in eigendom zijn verstrekt.

In artikel 3.8.1 lid 4 is bepaald dat voor de voorzieningen die vóór 1 januari 2012 in bruikleen zijn verstrekt en per 1 januari 2012 nog steeds in gebruik zijn per 1 april 2012 een eigen bijdrage is verschuldigd.

In artikel 3.8.1 lid 5 is bepaald , in afwijking van lid 4 , dat voor een vergoeding voor de kosten van het gebruik van een ( rolstoel) taxi , eigen auto of vervoer door derden , voor een bruik-leenauto / buitenwagen met verbrandingsmotor , voor een gesloten buitenwagen , voor andere verplaatsingsmiddelen als genoemd in artikel 7.2 lid 1 a t/m e. en voor een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto of van een ander verplaatsingsmiddel die vóór 1 juli 2012 zijn verstrekt of vóór 1 juli 2012 zijn aangevraagd per 1 januari 2013 een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.

 

De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2015 doet men aangifte over 2014, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dat het verzamelinkomen over 2013 in 2015 gebruikt wordt. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling. Het in mindering brengen van eigen bijdragen of een eigen aandeel zal daardoor vaak niet mogelijk zijn. Al deze activiteiten zullen door het CAK worden uitgevoerd.

 

Uitgangspunten bij het opleggen van een eigen bijdrage of eigen aandeel:

De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt , net als bij de hulp bij het huishouden , gelijk gesteld aan de maximale periodebijdrage , tenzij deze hoger is dan de kosten van de voorziening: in dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de kosten van de voorziening. De maximale duur van de eigen bijdrage of het eigen aandeel s afhankelijk van de wijze van verstrekking ( in eigendom , in bruikleen of een financiële tegemoetkoming ) en afhankelijk van de kostprijs van de voorziening. In andere gevallen is dat zolang de voorziening wordt gebruikt, ook indien de voorziening al vóór 1 januari 2012 in gebruik was , waarbij rekening wordt gehouden met de gebruiksduur van de voorziening.

 

Voor hulp bij het huishouden en begeleiding is de eigen bijdrage verschuldigd voor de duur van de beschikking (meestal 5 jaar) Het voorstel is voor de voorzieningen die in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt of in de vorm van een financiële tegemoetkoming de volgende gebruiksduur in acht te nemen.

 

Voorziening

Kostprijs

Duur in jaren

Duur in 4 wekelijkse perioden

Vervoersvoorzieningen (scootmobielen en/of accessoires voor scootmobielen ,gesloten buitenwagen en andere verplaatsingsmiddelen

,aanpassing eigen

auto of aanpassing van een ander verplaatsing- middel)

Tot € 250,-

1 jaar

13

€ 250,- tot € 500,-

2 jaar

26

€ 500,- tot € 1000,-

3 jaar

39

€ 1000,-tot € 2000,-

5 jaar

65

€ 2000,- en hoger

7 jaar

91

Woonvoorzieningen

( niet bouwkundige en niet woontechnische voorzieningen)

Tot € 250,-

1 jaar

13

€ 250,- tot € 500,-

2 jaar

26

€ 500,- tot € 1000,-

3 jaar

39

€ 1000,-tot € 2000,-

5 jaar

65

€ 2000,- en hoger

7 jaar

91

Woonvoorziening in eigendom verstrekt

tot € 250,-

1 jaar

13

€ 250,- tot €  500,-

2 jaar

26

€ 500,- tot € 1000,-

3 jaar

39

€ 1000,- tot € 2000,-

5 jaar

65

€ 2000,- tot € 10.000,-

7 jaar

91

€ 10.000,- tot € 30.000,-

10 jaar

130

€ 30.000,- en hoger

15 jaar

195

Vervoersvoorzieningen ( vergoeding voor de kosten van het gebruik van de eigen auto , vervoer door derden , taxi , rolstoeltaxi , bruikleenauto/buiten-wagen met verbrandings- motor of van een ander verplaatsingsmidel )

Ongeacht kostprijs

Voor de duur van de beschikking

Voor de duur van de beschikking

Hulp bij hethuishouden

Ongeacht kostprijs

Voor de duur van de beschikking

Voor de duur van de beschikking

Begeleiding enkortdurend verblijf

Ongeacht kostprijs

Voor de duur van de beschikking

Voor de duur van de beschikking

 

Indien er sprake is van een herverstrekking van een voorziening dan is de duur van de eigen bijdrage of het eigen aandeel afhankelijk van de reeds verstreken gebruiksduur. Dus als bijvoorbeeld een scootmobiel 4 jaar oud is dan geldt voor de nieuwe gebruiker dat er nog ruim 3 jaar een eigen bijdrage is verschuldigd.

Niet voor alle voorzieningen wordt een eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd. De uitzonderingen zijn te onderscheiden in : uitzonderingen op wettelijke gronden en uitzonderingen op beleidsmatige gronden.

 

Wettelijke gronden :

De wetgever staat niet toe dat een eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd wordt voor voorzieningen voor kinderen tot 18 jaar met uitzondering van een woningaanpassing.

Er mag geen eigen bijdrage opgelegd worden voor rolstoelen. ( zie artikel 3.8 lid 4 sub d van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ).Hoewel dat niet letterlijk in de wet is opgenomen geldt dat ook voor elektrische rolstoelen. Er zou wellicht nog wel een discussie kunnen ontstaan over het wel of niet opleggen van een eigen bijdrage voor scootmobielen

Een scootmobiel is echter bedoeld voor buitengebruik en een elektrische rolstoel voor binnengebruik. Op grond van jurisprudentie is de keuze van de gemeente om niet een eigen bijdrage op te leggen voor een elektrische rolstoel en wel voor een scootmobiel mogelijk. Ook is op grond van artikel 3.8 lid 4 sub a van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd indien de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 3.11

( beschermd wonen ) van het het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel een bijdrage is verschuldigd ingevolge de artikelen 3.3.2.1 of 3.3.2.2 van het Besluit langdurige zorg. Dit geldt dus voor personen die verblijven in een WLZ instelling ( voorheen AWBZ ) .

 

Beleidsmatige gronden:

Er wordt geen eigen aandeel opgelegd voor een financiële tegemoetkoming voor verhuis en inrichtingskosten (dit is geen woningaanpassing en bovendien is het een forfaitaire vergoeding los van de werkelijke kosten ). Voorts wordt geen eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd voor enkele niet veel voorkomende woonvoorzieningen zoals de kosten voor onderhoud , keuring en reparatie van woonvoorzieningen als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ( kosten zijn ook laag en wegen niet op tegen de uitvoeringskosten ), woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten (die zijn in redelijkheid niet aan een individueel persoon toe te rekenen) en vergoedingen voor tijdelijke huisvesting en huurderving.

 

Artikel 3.9

De punten a t/m c van artikel 3.9 hebben betrekking op zogenaamde kruimelbedragen. De kosten van het opleggen en uitvoeren van een eigen bijdrage wegen tot deze bedragen niet op tegen de opbrengst..

 

Hoofdstuk 4 Huishoudelijke hulp

 

Artikel 4.1

 

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van de 2 vormen van hulp bij het huishouden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2 .

Bij HH1 gaat het om het effectief en efficiënt verrichten van huishoudelijke werkzaamheden in de thuissituatie bij cliënten .HH1 komt voor de meeste cliënten voort uit lichamelijke beperkingen zonder (aankomende) regietekorten, daarbij is de kern van HH1: schoonmaken en is de behoefte aan aanvullende hulp beperkt.

HH2 gaat om het effectief en efficiënt ondersteunen van de organisatie direct verbonden met de activiteiten voor het voeren van een huishouding ( regie )

HH2 vereist meer vaardigheid en ondersteuning als gevolg van regietekorten dan in het geval van HH1 en tevens is de behoefte aan aanvullende hulp groter.

 

Artikel 4,2

In dit artikel wordt bepaald hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geschiedt aan de hand van het uurtarief. Het uurtarief wordt vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren. Het uurtarief vertegenwoordigt een reële tegenwaarde van de kosten van zorg in natura.

De uurtarieven zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland

 

De plaatselijke arbeidsmarkt biedt voldoende ruimte om gekwalificeerde krachten te vinden die binnen het beschikbaar gestelde budget kunnen weken en het toegekende persoons- gebonden budget biedt ruimte om te voorzien in overheadkosten ( incl. arbeidsvoorwaarden)

 

Het uurtarief kan jaarlijks worden geïndiceerd met dezelfde indexering als bij de contracten hulp bij het huishouden in natura die de gemeente heeft afgesloten. De eerste indexering is pas mogelijk met ingang van 1 januari 2016.

 

In het vierde lid wordt bepaald dat de verantwoording van het budget volledig is ( 100% ).

 

Hoofdstuk 5 Extramurale begeleiding individueel en groep en kortdurend verblijf

 

In de artikelen in dit hoofdstuk wordt bepaald hoe het persoonsgebonden budget voor de extramurale begeleiding individueel , extramurale begeleiding groep en voor kortdurend verblijf wordt vastgesteld. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor extramurale begeleiding individueel geschiedt aan de hand van het uurtarief , voor de extramurale begeleiding groep aan de hand van een tarief per dagdeel en voor kortdurend verblijf aan de hand van een tarief per etmaal.

De tarieven zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland

 

Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen

 

Algemeen

De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in de gemeente Smallingerland bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 2 van de voormalige Verordening voorzieningen gehandicapten 2001 en het bijbehorende Besluit, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015, in dit hoofdstuk een plaats hebben gevonden.

 

Artikel 6.1

In dit artikel worden de type woonvoorzieningen nader aangeduid. Hierna worden de type woonvoorzieningen kort toegelicht

 

Verhuis- en inrichtingskosten:

Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en inrichtingskosten. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een afweging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het primaat van verhuizen is versoepeld. Het primaat van verhuizen geldt namelijk niet als de WMO gerechtigde alleen een traplift nodig heeft. In dat geval wordt er niet gekeken naar verhuizen als goedkoopst doelmatige oplossing. Als mocht blijken dat er naast een traplift ook andere aanpassingen aan de woning nodig zijn en er wordt vastgesteld dat verhuizen de goedkoopst doelmatige oplossing is, dan komt aanvrager in principe alleen in aanmerking voor een tegemoetkoming van de verhuis- en inrichtingskosten. Iedere keer wordt dit zorgvuldig beoordeeld Tevens moet bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden worden met de sociale omstandigheden waarin de cliënt zich bevindt zoals de aanwezigheid van mantelzorg (hieronder worden hand- en spandiensten door familie, buren en vrienden verstaan, waardoor de cliënt minder aanspraak hoeft te doen op reguliere voorzieningen). .

Het college kan besluiten om een financiële tegemoetkoming te verstrekken ten behoeve van het vrijmaken van een aangepaste woning. Als het dagelijks bestuur de achterblijvende gezinsleden verzoekt om de woning vrij te maken kunnen deze in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

In het handboek Wmo is het beleid met betrekking tot verhuizen dan wel woningaanpassing en het gebruik van de voorraad aangepaste woningen nader uitgewerkt.

 

Woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard:

 

Het betreft hier de woningaanpassingen. De volgende kosten komen in aanmerking voor een vergoeding:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997(Standaard Rechtsverhoudingen Opdrachtgever-Architect) van de BNA (Bond van Nederlandse Architecten); Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking.Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

  • 9.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

  • 12.

    De administratie- en begeleidingskosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gerechtigde;

 

Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of van niet woontechnische aard:

 

Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk vooral een financiële tegemoetkoming voor woningsanering in verband met CARA of het verstrekken van rolstoeltapijten worden verstaan. Ook kan onder deze categorie worden begrepen hulpmiddelen voor baden, wassen en douchen welke niet nagelvast aan de woning zijn bevestigd, evenals mobiele patiëntenliften. Deze laatste twee categorieën roerende woonvoorzieningen kunnen ook in de vorm van een voorziening in natura ( in bruikleen) worden verstrekt, zodat hergebruik mogelijk is. Ook valt een traplift onder deze categorie. Dit betekent dat een traplift in bruikleen wordt verstrekt.

 

Kosten van onderhoud , keuring en reparatie:

 

Kosten voor onderhoud, keuring en reparatie worden gesubsidieerd omdat deze kosten regelmatig moeten worden gemaakt dan wel relatief hoog zijn. Het gaat hier uitsluitend om voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Het betreft met name liften, automatische deuropeners en (elektrische) beweegbare keukens. Vervanging door normale slijtage wordt in dit artikel niet genoemd. Uiteraard worden de kosten van dergelijke vervangingen wel volgens de regels van de verordening vergoed.

 

Tijdelijke huisvesting:

 

In die gevallen waarin de cliënt tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.

 

Huurderving:

 

Dit punt wordt ingevoerd om van verhuurders medewerking te krijgen bij het beschikbaar houden van leeggekomen aangepaste woningen voor de doelgroep.

 

Artikel 6.1 lid 2. Voorziening in natura.

 

Dit artikellid biedt de mogelijkheid zowel onroerende- als roerende woonvoorzieningen als voorziening in natura te verstrekken. Als voorbeeld van een onroerende woonvoorziening in natura kan een traplift als voorbeeld dienen. Voorbeelden van roerende woonvoorzieningen: zie toelichting hiervoor

 

Artikel 6.2

In dit artikel is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het dagelijks bestuur goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Zie de toelichting bij het vorige artikel. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.

Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen zoals mobiele tilliften ,

Losse douchestoelen, douchebrancards en toiletstoelen worden gebaseerd op de huurprijs van de goedkoopste doelmatige voorzieningen eventueel vermeerderd met de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering.

 

Hoofdstuk 7 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

 

Algemeen

 

De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in de gemeente Smallingerland bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2001 en het bijbehorende Besluit, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2007, in dit hoofdstuk

zijn opgenomen.

 

Artikel 7.1, 7.2 Soorten vervoersvoorzieningen.

 

Vervoersvoorzieningen kunnen in natura verstrekt worden, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Dit artikel benoemt deze vormen en regelt wanneer er slechts een financiële vergoeding verstrekt kan worden. In het verstrekkingenboek wordt nader in gegaan op de voorwaarden van de vervoersvoorzieningen .

Artikel 7.1 en 7.2 maakt een onderscheid tussen drie soorten voorzieningen, te weten:

  • a.

    de voorzieningen in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget

  • c.

    een financiële tegemoetkoming

 

Artikel 7.1. Vervoersvoorzieningen in natura

 

In artikel 7.1 onder a , en c worden de vervoersvoorzieningen genoemd, die in natura kunnen worden verstrekt:

  • a.

    Een open elektrische buitenwagen of een scootermobiel voor (binnen- en) buitengebruik.. Een dergelijke voorziening kan worden verstrekt in combinatie met een taxi- of autokosten- vergoeding. Het gaat hier om vervoermiddelen die voorzien in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning.

  • b.

    Een (aangepaste) gesloten buitenwagen

  • c.

    Een ander verplaatsingsmiddel.

 

Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden Budget.

 

Dit artikel heeft betrekking op de vervoersvoorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming ( lid 1 ) en in de vorm van een persoonsgebonden budget ( lid 2 ) .

De financiële tegemoetkoming in de vorm van een gemaximeerde vergoeding geldt voor de kosten van het gebruik van een vervoermiddel genoemd in lid onder a , een financiële tegemoetkoming op basis van de werkelijke kosten geldt voor de kosten van de aanpassing van de eigen auto of aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel , een financiële tegemoetkoming op basis van de werkelijke kosten geldt ook voor de kosten van de medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer. Een persoonsgebonden budget geldt voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 1 onder c.

 

Artikel 7.3 t/m 7.5 .

 

Deze artikelen hebben betrekking op het recht op een vervoersvoorsziening, bepalingen ten aanzien van de verstrekking en de hoogte van de verstrekking.

 

Hoofdstuk 8 Verplaatsing in en rond de woning

 

Artikel 8.1 Soorten rolstoelvoorzieningen

 

Een rolstoelvoorziening kan bestaan uit een handbewogen rolstoel, een elektrische rolstoel, een duwrolstoel of een sportrolstoel. Daarnaast vallen rolstoelaccessoires onder het begrip rolstoelvoorziening. Rolstoelvoorzieningen kunnen in natura verstrekt worden of als persoonsgebonden budget.

 

Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening in natura

 

Een rolstoelvoorziening in natura wordt in bruikleen verstrekt. Artikel 8.3 Accessoires in natura

Accessoires voor een rolstoel in natura kunnen zowel in bruikleen of in eigendom worden Verstrekt. Zo zal bijvoorbeeld een spiegel of een stokhouder in bruikleen worden verstrekt en bijvoorbeeld een schootskleed in eigendom

 

Artikel 8.4. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel voorziening.

 

Het college verstrekt de rolstoelvoorziening in bruikleen en niet in eigendom (zie artikel 8.2). Daarom wordt een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de kosten van onderhoud ,reparatie en verzekering.

 

Artikel 8.5. De hoogte van de forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel.

 

De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening. De sportrolstoel wordt alleen verstrekt als een forfaitaire vergoeding in de vorm van een persoonsgebonden budget.

De vergoeding is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van zes jaar. Na zes jaar kan opnieuw een forfaitaire tegemoetkoming worden toegekend.

 

Hoofdstuk 9 Beschermd wonen

 

In de artikelen in dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent de eigen bijdragen bij Beschermd Wonen en Opvang opgenomen. In onze gemeente hebben wij momenteel geen Opvangvoorziening. Onze inwoners die (tijdelijk) in de Opvang in een andere gemeente in Friesland verblijven kunnen echter wel met deze regels te maken krijgen. Verder zijn de PGB bedragen zoals deze met in de regio (24 Friese gemeenten) zijn afgestemd opgenomen. In de verordening van centrumgemeente Leeuwarden is bepaald hoe de PGB tarieven tot stand zijn gekomen. De gemeente heeft gebruik gemaakt van de de mogelijkheid om een differentiatie aan te brengen in de hoogte van het PGB. Er kunnen verschillende tarieven gehanteerd worden voor verschillende vormen van ondersteuning.

Het tarief voor PGB is lager dan het tarief voor zorg in natura, omdat de zorgaanbieder die op basis van een PGB werkt lagere overheadkosten heeft.

Het tarief voor een PGB middels informele ondersteuning is lager dan voor een PGB middels formele ondersteuning, omdat aan informele ondersteuning lagere deskundigheids- en kwaliteitseisen worden gesteld

 

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

 

Artikel 10.3

Het handboek Wmo ( Schulinck BV ) geeft een nadere uitwerking van de uitvoerings- beleidsregels omtrent de Wmo. Deze beleidsregels zijn openbaar en te raadplegen via het Juridisch Loket

 

De overige artikelen zijn voor regelgeving als deze gebruikelijke slotbepalingen.

BIJLAGE 1 Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland

Clienten die vallen onder het overgangsrecht

 

Het jaartarief is leidend, dat is het bedrag waar iemand per kalenderjaar recht op heeft. De overige tarieven zijn afgeronde bedragen ter informatie. Het tarief per maand is waar de SVB mee rekent, het tarief per 4 weken is het bedrag dat wordt doorgegeven aan het CAK voor de eigen bijdrageberekening.

 

Begeleiding individueel

 

Klasse

Uren

per week

Uren

per week gemiddeld

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

0 – 1,9

1,0

€ 1.869,-

€ 156,-

€ 144,-

€ 35,84

2

2 – 3,9

3,0

€ 5.608,-

€ 468,-

€ 432,-

3

4 – 6,9

5,5

€ 10.282,-

€ 857,-

€ 791,-

4

7 – 9,9

8,5

€ 15.891,-

€ 1.325,-

€ 1.223,-

5

10 – 12,9

11,5

€ 21.499,-

€ 1.792,-

€ 1.654,-

6

13 – 15,9

14,5

€ 27.107,-

€ 2.259,-

€ 2.086,-

7

16 – 19,9

18,0

€ 33.651,-

€ 2.805,-

€ 2.589,-

8

20 – 24,9

22,5

€ 42.063,-

€ 3.506,-

€ 3.236,-

 

Persoonlijke verzorging

 

Klasse

Uren

per week

Uren

per week gemiddeld

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

0 – 1,9

1,0

€ 1.409,-

€ 118,-

€ 109,-

€ 27,02

2

2 – 3,9

3,0

€ 4.226,-

€ 353,-

€ 326,-

3

4 – 6,9

5,5

€ 7.748,-

€ 646,-

€ 596,-

4

7 – 9,9

8,5

€ 11.975,-

€ 998,-

€ 922,-

5

10 – 12,9

11,5

€ 16.201,-

€ 1.351,-

€ 1.247,-

6

13 – 15,9

14,5

€ 20.428,-

€ 1.703,-

€ 1.572,-

7

16 – 19,9

18,0

€ 25.358,-

€ 2.114,-

€ 1.951,-

8

20 – 24,9

22,5

€ 31.698,-

€ 2.642,-

€ 2.439,-

 

Begeleiding groep zonder vervoer

 

Klasse

Aantal dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per dagdeel

1

1

€ 2.310,-

€ 193,-

€ 178,-

€ 44,30

2

2

€ 4.622,-

€ 386,-

€ 356,-

3

3

€ 6.932,-

€ 578,-

€ 534,-

4

4

€ 9.244,-

€ 771,-

€ 712,-

5

5

€ 11.555,-

€ 963,-

€ 889,-

6

6

€ 13.865,-

€ 1.156,-

€ 1.067,-

7

7

€ 16.177,-

€ 1.349,-

€ 1.245,-

8

8

€ 18.487,-

€ 1.541,-

€ 1.423,-

9

9

€ 20.798,-

€ 1.734,-

€ 1.600,-

 

Begeleiding groep met vervoer

 

Klasse

Aantal dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per dagdeel

1

1

€ 2.588,-

€ 216,-

€ 200,-

€ 49,63

2

2

€ 5.175,-

€ 432,-

€ 399,-

3

3

€ 7.763,-

€ 647,-

€ 598,-

4

4

€ 10.348,-

€ 863,-

€ 796,-

5

5

€ 12.939,-

€ 1.079,-

€ 996,-

6

6

€ 15.248,-

€ 1.271,-

€ 1.173,-

7

7

€ 17.561,-

€ 1.464,-

€ 1.351,-

8

8

€ 19.871,-

€ 1.657,-

€ 1.529,-

9

9

€ 22.183,-

€ 1.849,-

€ 1.707,-

 

Kortdurend verblijf

 

Klasse

Aantal etmalen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per etmaal

1

1

€ 5.252,-

€ 438,-

€ 404,-

€ 101,-

2

2

€ 10.504,-

€ 876,-

€ 808,-

3

3

€ 15.756,-

€ 1.313,-

€ 1.212,-

 

Hulp bij het huishouden

 

Aantal uren

per week

 

 

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

 

€ 793,-

€ 67,-

€ 61,-

€ 15,24

2

 

€ 1.586,-

€ 133,-

€ 122,-

3

 

€ 2.378,-

€ 199,-

€ 183,-

4

 

€ 3.171,-

€ 265,-

€ 244,-

5

 

€ 3.964,-

€ 331,-

€ 305,-

6

 

€ 4.756,-

€ 397,-

€ 366,-

7

 

€ 5.549,-

€ 463,-

€ 427,-

8

 

€ 6.342,-

€ 529,-

€ 488,-

9

 

€ 7.134,-

€ 595,-

€ 549.-

10

 

€ 7.927,-

€ 661,-

€ 610,-

 

Als uw aantal geïndiceerde uren en/of dagdelen hoger is dan hier staat, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met uurtarief of dagdeeltarief op jaarbasis maal aantal extra uren of dagdelen.

 

Tarieventabel 2015 Gemeente Smallingerland

Nieuwe cliënten

Cliënten voor wie het overgangsrecht niet (langer) van toepassing is

 

Het jaartarief is leidend, dat is het bedrag waar iemand per kalenderjaar recht op heeft. De overige tarieven zijn afgeronde bedragen ter informatie. Het tarief per maand is waar de SVB mee rekent, het tarief per 4 weken is het bedrag dat wordt doorgegeven aan het CAK voor de eigen bijdrageberekening. De PGB-tarieven zullen in 2016 met nog eens 10% dalen.

Deze daling wordt veroorzaakt door de dalende kosten van zorg in natura voor de gemeente.

 

Formele hulp:

  • als zorgverlenende organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en geen familie of aanverwante van u is of;

  • staat ingeschreven in het BIG-register (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) en geen familie of aanverwante van u is of;

  • een zelfstandige zonder personeel (zzp-er) is, die beschikt over een VAR-verklaring van de Belastingdienst en geen familie of aanverwante van u is.

 

In alle andere gevallen is het tarief voor informele hulp van toepassing.

 

Begeleiding individueel, formele hulp

 

Uren

per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

€ 1.820,-

€ 152,-

€ 140,-

€ 35,-

2

€ 3.640,-

€ 303,-

€ 280,-

3

€ 5.460,-

€ 455,-

€ 420,-

4

€ 7.280,-

€ 607,-

€ 560,-

5

€ 9.100,-

€ 758,-

€ 700,-

6

€ 10.920,-

€ 910,-

€ 840,-

7

€ 12.740,-

€ 1.062,-

€ 980,-

8

€ 14.560,-

€ 1.213,-

€ 1.120,-

9

€ 16.380,-

€ 1.365,-

€ 1.260,-

10

€ 18.200,-

€ 1.517,-

€ 1.400,-

11

€ 20.020,-

€ 1.668,-

€ 1.540,-

12

€ 21.840,-

€ 1.820,-

€ 1.680,-

13

€ 23.660,-

€ 1.972,-

€ 1.820,-

14

€ 25.480,-

€ 2.123,-

€ 1.960,-

15

€ 27.300,-

€ 2.275,-

€ 2.100,-

 

Begeleiding groep met vervoer, formele hulp

 

Dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per dagdeel

1

€ 1.664,-

€ 139,-

€ 128,-

€ 32,-

2

€ 3.328,-

€ 277,-

€ 256,-

3

€ 4.992,-

€ 416,-

€ 384,-

4

€ 6.656,-

€ 555,-

€ 512,-

5

€ 8.320,-

€ 693,-

€ 640,-

6

€ 9.620,-

€ 802,-

€ 740,-

Ca. € 30,-

7

€ 10.920,-

€ 910,-

€ 840,-

8

€ 12.220,-

€ 1.018,-

€ 940,-

9

€ 13.520,-

€ 1.127,-

€ 1.040,-

 

Begeleiding groep zonder vervoer, formele hulp

 

Dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief per maand

Tarief per 4 weken

Tarief

per dagdeel

1

€ 1.300,-

€ 108,-

€ 100,-

€ 25,-

2

€ 2.600,-

€ 217,-

€ 200,-

3

€ 3.900,-

€ 325,-

€ 300,-

4

€ 5.200,-

€ 433,-

€ 400,-

5

€ 6.500,-

€ 542,-

€ 500,-

6

€ 7.800,-

€ 650,-

€ 600,-

7

€ 9.100,-

€ 758,-

€ 700,-

8

€ 10.400,-

€ 867,-

€ 800,-

9

€ 11.700,-

€ 975,-

€ 900,-

 

Kortdurend verblijf, formele hulp

 

Etmalen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per etmaal

1

€ 1.040,-

€ 87,-

€ 80,-

€ 20,-

2

€ 2.080,-

€ 173,-

€ 160,-

3

€ 3.120,-

€ 260,-

€ 240,-

 

Hulp bij het huishouden, formele hulp

 

Uren

per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

€ 793,-

€ 67,-

€ 61,-

€ 15,24

2

€ 1.586,-

€ 133,-

€ 122,-

3

€ 2.378,-

€ 199,-

€ 183,-

4

€ 3.171,-

€ 265,-

€ 244,-

5

€ 3.964,-

€ 331,-

€ 305,-

6

€ 4.756,-

€ 397,-

€ 366,-

7

€ 5.549,-

€ 463,-

€ 427,-

8

€ 6.342,-

€ 529,-

€ 488,-

9

€ 7.134,-

€ 595,-

€ 549.-

10

€ 7.927,-

€ 661,-

€ 610,-

 

Persoonlijke verzorging Jeugd, formele hulp

 

Uren

per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

€ 1.404,-

€ 117,-

€ 108,-

€ 27,-

2

€ 2.808,-

€ 234,-

€ 216,-

3

€ 4.212,-

€ 351,-

€ 324,-

4

€ 5.616,-

€ 468,-

€ 432,-

5

€ 7.020,-

€ 585,-

€ 540,-

6

€ 8.424,-

€ 702,-

€ 648,-

7

€ 9.828,-

€ 819,-

€ 756,-

8

€ 11.232,-

€ 936,-

€ 864,-

9

€ 12.636,-

€ 1.053,-

€ 972,-

10

€ 14.040,-

€ 1.170,-

€ 1.080,-

 

Begeleiding individueel, informele hulp

 

Uren

per week

Tarief

per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per uur

1

€ 1.040,-

€ 87,-

€ 80,-

€ 20,-

2

€ 2.080,-

€ 173,-

€ 160,-

3

€ 3.120,-

€ 260,-

€ 240,-

4

€ 4.160,-

€ 347,-

€ 320,-

5

€ 5.200,-

€ 433,-

€ 400,-

6

€ 6.240,-

€ 520,-

€ 480,-

7

€ 7.280,-

€ 607,-

€ 560,-

8

€ 8.320,-

€ 693,-

€ 640,-

9

€ 9.360,-

€ 780,-

€ 720,-

10

€ 10.400,-

€ 867,-

€ 800,-

11

€ 11.440,-

€ 953,-

€ 880,-

12

€ 12.480,-

€ 1.040,-

€ 960,-

13

€ 13.520,-

€ 1.127,-

€ 1.040,-

14

€ 14.560,-

€ 1.213,-

€ 1.120,-

15

€ 15.600,-

€ 1.300,-

€ 1.200,-

 

Begeleiding groep met vervoer, informele hulp

 

Dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief per maand

Tarief per 4 weken

Tarief per dagdeel

1

€ 1.222,-

€ 102,-

€ 94,-

€ 23,50

2

€ 2.444,-

€ 204,-

€ 188,-

3

€ 3.666,-

€ 306,-

€ 282,-

4

€ 4.888,-

€ 407,-

€ 376,-

5

€ 6.110,-

€ 509,-

€ 470,-

6

€ 7.150,-

€ 596,-

€ 550,-

Ca. € 22,50

7

€ 8.190,-

€ 683,-

€ 630,-

8

€ 9.230,-

€ 769,-

€ 710,-

9

€ 10.270,-

€ 856,-

€ 790,-

 

Begeleiding groep zonder vervoer, informele hulp

 

Dagdelen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per dagdeel

1

€ 1.040,-

€ 87,-

€ 80,-

€ 20,-

2

€ 2.080,-

€ 173,-

€ 160,-

3

€ 3.120,-

€ 260,-

€ 240,-

4

€ 4.160,-

€ 347,-

€ 320,-

5

€ 5.200,-

€ 433,-

€ 400,-

6

€ 6.240,-

€ 520,-

€ 480,-

7

€ 7.280,-

€ 607,-

€ 560,-

8

€ 8.320,-

€ 693,-

€ 640,-

9

€ 9.360,-

€ 780,-

€ 720,-

 

Kortdurend verblijf, informele hulp

 

Etmalen per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief

per etmaal

1

€ 1.040,-

€ 87,-

€ 80,-

€ 20,-

2

€ 2.080,-

€ 173,-

€ 160,-

3

€ 3.120,-

€ 260,-

€ 240,-

 

Hulp bij het huishouden, informele hulp

 

Uren

per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

€ 793,-

€ 67,-

€ 61,-

€ 15,24

2

€ 1.586,-

€ 133,-

€ 122,-

3

€ 2.378,-

€ 199,-

€ 183,-

4

€ 3.171,-

€ 265,-

€ 244,-

5

€ 3.964,-

€ 331,-

€ 305,-

6

€ 4.756,-

€ 397,-

€ 366,-

7

€ 5.549,-

€ 463,-

€ 427,-

8

€ 6.342,-

€ 529,-

€ 488,-

9

€ 7.134,-

€ 595,-

€ 549.-

10

€ 7.927,-

€ 661,-

€ 610,-

 

Persoonlijke verzorging Jeugd, informele hulp

 

Uren

per week

Tarief per jaar

Tarief

per maand

Tarief

per 4 weken

Tarief per uur

1

€ 1.040,-

€ 87,-

€ 80,-

€ 20,-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

€ 2.080,-

€ 173,-

€ 160,-

3

€ 3.120,-

€ 260,-

€ 240,-

4

€ 4.160,-

€ 347,-

€ 320,-

5

€ 5.200,-

€ 433,-

€ 400,-

6

€ 6.240,-

€ 520,-

€ 480,-

7

€ 7.280,-

€ 607,-

€ 560,-

8

€ 8.320,-

€ 693,-

€ 640,-

9

€ 9.360,-

€ 780,-

€ 720,-

10

€ 10.400,-

€ 867,-

€ 800,-

 

Als uw aantal geïndiceerde uren en/of dagdelen hoger is dan hier staat, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met uurtarief of dagdeeltarief op jaarbasis maal aantal extra uren of dagdelen.

 

Het tarief per uur is telkens het maximumtarief dat u uw zorgverlener mag betalen. U mag een hoger tarief betalen, maar de meerkosten hiervan mogen niet uit het PGB betaald worden, maar moet u uit eigen middelen betalen.

Naar boven