Vaststellen van de Verordening op het lokaal bestuur Amsterdam. (2017, nr. 360/1458)

 

Nummer 360/1458

Agendapunt 46

Datum besluit B&W 10 oktober 2017

Onderwerp

Vaststellen van de Verordening op het lokaal bestuur Amsterdam.

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1458);

Mede gezien het aangenomen amendement van de raadsleden: Peters, Ten Bruggencate en Ruigrok (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1533),

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

Besluit:

I.Vast te stellen de volgende

Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam

HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1: de stadsdelen

  • 1.

    De gemeente Amsterdam kent de volgende stadsdelen die zijn onderverdeeld in de volgende gebieden:

    • a.

      Centrum;

    • i.

      Centrum-West;

    • ii.

      Centrum-Oost;

    • b.

      West;

    • i.

      Westerpark;

    • ii.

      Bos en Lommer;

    • iii.

      Oud-West/De Baarsjes;

    • c.

      Nieuw-West;

    • i.

      Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken;

    • ii.

      Osdorp;

    • iii.

      De Aker, Sloten en Nieuw-Sloten;

    • iv.

      Slotervaart;

    • d.

      Zuid;

    • i.

      Oud-Zuid;

    • ii.

      Buitenveldert/Zuidas;

    • iii.

      De Pijp/Rivierenbuurt;

    • e.

      Oost;

    • i.

      Oud-Oost;

    • ii.

      Indische Buurt/Oostelijk Havengebied;

    • iii.

      Watergraafsmeer;

    • iv.

      IJburg/Eiland Zeeburg;

    • f.

      Noord;

    • i.

      West;

    • ii.

      Oud-Noord;

    • iii.

      Oost;

    • g.

      Zuidoost;

    • i.

      Bijlmer-Centrum

    • ii.

      Bijlmer-Oost

    • iii.

      Gaasperdam/Driemond

  • 2.

    De grenzen van de gebieden en de stadsdelen zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.

HOOFDSTUK 2 - INRICHTING EN SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR

Paragraaf 1 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur

Artikel 2: dagelijks bestuur

  • 1.

    In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. De bestuurscommissie treedt op als verlengd lokaal bestuur van het college.

  • 2.

    De bestuurscommissie bestaat uit een dagelijks bestuur met drie leden die door het college worden benoemd en ontslagen. Het college benoemt de voorzitter.

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

Op een lid van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’ en waarbij in het tweede lid van artikel 36a, 41b en 41 c voor ‘raad’ wordt gelezen: ‘college’.

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

  • 1.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het dagelijks bestuur, samen met de leden van het college of ten hoogste één vergadering van de gemeenteraad later, ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Artikel 41a van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’.

  • 2.

    Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan adviescommissies instellen. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: vergaderingen

  • 1.

    Op de vergaderingen en stemmingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 53, 53a, 54 en 56 tot en met 59a van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.

  • 2.

    In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, heeft de raad, het college en de burgemeester inzage in stukken waarop door het dagelijks bestuur geheimhouding is opgelegd.

Artikel 7: bestuurssecretaris

  • 1.

    Elk dagelijks bestuur heeft een secretaris. De bestuurssecretaris staat de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De bestuurssecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Op de bestuurssecretaris is artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘ lid van de raad’ en ‘gedeputeerde staten’ wordt gelezen: ‘bestuurssecretaris’ en ‘raad’.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels over de taken en bevoegdheden en de vervanging van de bestuurssecretaris.

Artikel 8: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

  • 1.

    Op de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen uit artikel 42, 43 en 46 tot en met 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘de verkiezing’, ‘wethouder’, ‘raad’ en 'artikel 36' wordt gelezen: ‘de benoeming’, ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en 'artikel 2, tweede lid van deze verordening'.

  • 2.

    Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van het dagelijks bestuur is artikel 45, 45a en 45b van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’, ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Paragraaf 2 - taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsdeel en oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan hem heeft opgedragen.

  • 2.

    De taken en bevoegdheden die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter zijn opgedragen zijn vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden).

  • 3.

    De bijlagen kunnen bij collegebesluit en burgemeestersbesluit worden gewijzigd, elk voor zover het de eigen taken en bevoegdheden van het college of de burgemeester betreft.

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de leiding over de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die de burgemeester aan hem heeft gemandateerd.

  • 2.

    Op de voorzitter is artikel 170, eerste lid, onder a, c, d en e van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Artikel 11: bekendmaking besluiten

Op besluiten van het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn de artikelen 139 tot en met 142, 144 en 145 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.

Paragraaf 3 - de verhouding tot het college en de burgemeester

Artikel 12: advies

  • 1.

    Het college en de burgemeester betrekken het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders.

  • 2.

    Als het college of de burgemeester voornemens is over de stedelijke kaders een besluit te nemen of voornemens is een ander besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wint het college of de burgemeester bij het dagelijks bestuur advies in.

  • 3.

    Bij het inwinnen van advies verstrekt het college en de burgemeester de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen. Het college en de burgemeester kunnen ten aanzien van de informatie en het voorstel geheimhouding opleggen.

  • 4.

    Het college of de burgemeester stelt voor het advies een termijn vast. Deze termijn bedraagt minimaal vier weken. In uitzonderlijke gevallen kan het college of de burgemeester gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5.

    Het college of de burgemeester legt de adviezen van het dagelijks bestuur samen met het voorstel aan het college en de raad voor. Indien het college of de burgemeester in het voorstel afwijkt van het advies van het dagelijks bestuur, motiveert het schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

Indien in een vergadering van het college een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van een stadsdeel betrokken zijn, kan, op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

Artikel 14: inlichtingen college en burgemeester

  • 1.

    Indien het college of de burgemeester inlichtingen wenst, kunnen zij deze inlichtingen aan het dagelijks bestuur vragen. Tevens kunnen de burgemeester, de wethouder of de gemeentesecretaris inlichtingen inwinnen bij de secretaris van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Indien dat om technische of juridische redenen niet mogelijk blijkt te zijn, wordt daarvan, onder opgaaf van redenen, mededeling gedaan.

  • 3.

    Het college en de burgemeester zijn ook bevoegd het dagelijks bestuur op te dragen systematisch informatie te verstrekken over aangelegenheden waaromtrent zij bevoegd zijn.

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

  • 1.

    Indien daar naar het oordeel van het college of de burgemeester aanleiding toe is, neemt het college of de burgemeester de gedelegeerde taken en bevoegdheden terug, ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2.

    In het besluit waarmee de delegatie van de taken en bevoegdheden wordt ingetrokken, wordt bepaald welke taken en bevoegdheden worden teruggenomen, voor welke periode dit geldt en welk dagelijks bestuur het betreft.

  • 3.

    Over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vindt vooraf overleg met de betrokken dagelijks bestuur plaats.

Artikel 16: indeplaatsstelling

  • 1.

    Wanneer het dagelijks bestuur een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of anderszins een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, voorziet het college of de burgemeester daar namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. Ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2.

    Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert het college of de burgemeester het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het dagelijks bestuur de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert.

  • 3.

    Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft het college of de burgemeester in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten kunnen daarbij verschillende termijnen worden gesteld. Indien het dagelijks bestuur niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorziet het college of de burgemeester in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4.

    Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de gemeenteraad. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het college of de burgemeester de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, wordt alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.

Artikel 17: schorsing en vernietiging

  • 1.

    De besluiten van het dagelijks bestuur inzake gedelegeerde taken en bevoegdheden kunnen door het college worden vernietigd voor zover zij in strijd zijn met het recht of met het algemeen stedelijk belang.

  • 2.

    Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het college worden geschorst. Binnen twee maanden na het schorsingsbesluit draagt het college het geschorste besluit ter vernietiging aan het college.

  • 3.

    Voordat een besluit tot vernietiging wordt genomen, wordt het dagelijks bestuur de gelegenheid tot overleg geboden.

  • 4.

    Het besluit tot vernietiging wordt met redenen omkleed. Het besluit tot vernietiging, schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing wordt in het Gemeenteblad gepubliceerd.

Paragraaf 4 - de verhouding tot de raad en de stadsdeelcommissie

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

  • 1.

    Indien in een vergadering van de raadscommissies van de raad een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn, kan op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur heeft geen eigenstandige positie richting de gemeenteraad maar ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college wel verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Het is aan het college om te beoordelen of een toelichting door een of meer leden van het dagelijks bestuur daarbij aangewezen is

Artikel 19: afspraken en advies stadsdeelcommissie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt alle adviesaanvragen van het college, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, voor aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie beoordeelt over welke aanvragen zij advies wenst uit te brengen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie, naast de gevallen genoemd in het eerste lid, in elk geval om advies als het voornemens is een product in het kader van een gebiedscyclus op te stellen of op eigen initiatief een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene Inspraakverordening aan de orde is. In die gevallen:

    • a.

      maakt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie afspraken over de wijze waarop burgers en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken;

    • b.

      wordt de stadsdeelcommissie in de gelegenheid gesteld om uiterlijk gedurende de terinzagelegging of de inspraakperiode advies uit te brengen.

  • 3.

    Bij het inwinnen van advies verstrekt het dagelijks bestuur de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt voor het advies een termijn vast. Indien het advies tijdens de terinzagelegging of de inspraakperiode wordt gevraagd, is de termijn gelijk aan de periode van terinzagelegging of inspraak. In alle andere gevallen bedraagt de termijn minimaal vier weken. In uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5.

    Bij de besluitvorming maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat het advies van de stadsdeelcommissie is. Het advies is zwaarwegend in die zin dat het dagelijks bestuur het advies van de stadsdeelcommissie in beginsel overneemt indien het advies is vastgesteld met een meerderheid van stemmen en binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Indien het dagelijks bestuur afwijkt van het advies van de stadsdeelcommissie, motiveert het dagelijks bestuur schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

Paragraaf 5 - De financiën van het dagelijks bestuur

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur ontvangt jaarlijks een budget.

  • 2.

    Het budget van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld in de gemeentebegroting.

Artikel 21: gebiedscyclus

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt vierjaarlijks voor elk gebied een gebiedsagenda voor aan de gemeenteraad ter vaststelling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks meerjarige gebiedsplannen vast en legt deze voor aan het college ter kennisname.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het college over de uitvoering van de gebiedsplannen.

  • 4.

    Het college stelt voor het opstellen en aanleveren van de gebiedsplannen en de verantwoording zo nodig voorschriften vast.

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

In de Financiële verordening gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten worden de overige financiële regels voor de dagelijks besturen vastgelegd.

HOOFDSTUK 3 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSDEELCOMMISSIE

Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing stadsdeelcommissie

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

  • 1.

    In elk stadsdeel is er een stadsdeelcommissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Voor de samenstelling van de stadsdeelcommissie worden per gebied verkiezingen gehouden. Per gebied wordt het volgende aantal leden gekozen:

    • a.

      Gebieden met 50.000 inwoners of minder: 4 leden;

    • b.

      Gebieden met 50.001 tot 60.000 inwoners: 5 leden;

    • c.

      Gebieden met 60.001 inwoners of meer: 6 leden.

  • 3.

    De leden van de stadsdeelcommissie kiezen uit hun midden een voorzitter.

  • 4.

    De verkiezingen voor de leden van de stadsdeelcommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de stadsdeelcommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.

Voor de toepassing van het tweede lid, is het inwonertal van het gebied bepalend, zoals dit voorkomt in de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie.

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

  • 1.

    Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘gebied’, ‘stadsdeelcommissie’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

  • 2.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de periode als bedoeld in artikel B 3, tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op drie jaar.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 van de Kieswet en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 van de Kieswet niet per gebied maar stadsdeel ingesteld.

  • 4.

    In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage als bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.

  • 5.

    In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.

  • 6.

    In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.

  • 7.

    Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

  • 8.

    Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    In aanvulling op hetgeen in het zesde lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

Om lid te kunnen zijn van de stadsdeelcommissie is vereist dat men ingezetene is van het gebied waarvoor men gekozen is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 10, tweede en derde lid van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode als bedoeld in lid 2, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld op drie jaar.

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

Op een lid van de stadsdeelcommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’ en 'wethouder, lid van de raad of lid van het dagelijks bestuur'.

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

  • 1.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de stadsdeelcommissie samen met de nieuwe leden van de raad ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’.

  • 2.

    Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van de stadsdeelcommissie.

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Op de beëindiging van het lidmaatschap en de tijdelijke vervanging van de leden van de stadsdeelcommissie zijn de bepalingen uit hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ en ‘gemeenteraad’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’.

Artikel 29: reglement van orde

De stadsdeelcommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en de andere werkzaamheden vast.

Paragraaf 2 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris

Artikel 30: advies en agendering

  • 1.

    De stadsdeelcommissie heeft de volgende taken:

    • a.

      De stadsdeelcommissie brengt gevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel of een in het stadsdeel gelegen gebied betreffen;

    • b.

      De stadsdeelcommissie agendeert voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur de overige onderwerpen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn.

  • 2.

    De stadsdeelcommissies komen zoveel mogelijk tot een advies bij meerderheid van stemmen wordt vastgesteld. Als de standpunten van de leden van de stadsdeelcommissie uiteen lopen, kan de commissie in de adviezen en bij de onderwerpen die het voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agendeert, de verschillende standpunten binnen de commissie weergeven.

  • 3.

    De stadsdeelcommissie maakt in de adviezen en bij de onderwerpen die het voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agendeert inzichtelijk wat onder de burgers en ondernemers binnen het stadsdeel het draagvlak is.

Artikel 31: ondersteuning buurtinitiatieven

  • 1.

    De raad stelt budgetten voor buurtinitiatieven vast. Die budgetten worden opgenomen in de gemeentebegroting. De stadsdeelcommissie adviseert over de besteding van de budgetten per stadsdeel.

  • 2.

    Naar aanleiding van het advies van de stadsdeelcommissie, verleent het dagelijks bestuur subsidie. Het dagelijks bestuur verantwoordt de besteding van de budgetten voor buurtinitiatieven in de bijdrage voor de jaarstukken van het stadsdeel.

Artikel 32: overlegvergaderingen dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand minstens twee vergaderingen uit waarin de stadsdeelcommissie met het dagelijks bestuur overlegt. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen of de aanwezigheid van de leden van het dagelijks bestuur bij deze vergaderingen noodzakelijk is.

  • 2.

    De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur voor. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur nemen, als zij op verzoek van de stadsdeelcommissie aanwezig zijn, aan de beraadslaging deel.

  • 3.

    Tijdens de vergaderingen worden de adviezen vastgesteld die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19, eerste lid heeft gevraagd.

  • 4.

    Voor de vergaderingen worden daarnaast de volgende onderwerpen geagendeerd:

    • a.

      de adviezen die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19, eerste en tweede lid heeft gevraagd en die nog in voorbereiding zijn;

    • b.

      de onderwerpen die op grond van artikel 30, eerste lid, onder b op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst.

  • 5.

    De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijk plek binnen het stadsdeel.

  • 6.

    Op de vergaderingen is artikel 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van de stadsdeelcommissie’.

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

  • 1.

    De voorzitter van de stadsdeelcommissie schrijft de overige vergaderingen van de stadsdeelcommissie uit. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit die vergaderingen voor.

  • 2.

    De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijke plek binnen het stadsdeel.

  • 3.

    Op de vergaderingen is artikel 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Artikel 34: commissiesecretaris

Voor elke stadsdeelcommissie wordt een ambtelijk secretaris aangewezen. De commissiesecretaris staat de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde.

Paragraaf 3 - de verhouding tot het dagelijks bestuur en de raad

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

  • 1.

    Als de stadsdeelcommissie voornemens is een onderwerp op grond van artikel 30, eerste lid, onder b voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur te agenderen, dan maakt de stadsdeelcommissie dit aan het dagelijks bestuur kenbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur verstrekt aan de stadsdeelcommissie de informatie die nodig is om dit onderwerp voor de overlegvergadering te agenderen.

  • 3.

    Als het onderwerp op een overlegvergadering met het dagelijks bestuur is besproken, dan maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

  • 1.

    Indien in een vergadering van een raadscommissie een onderwerp behandeld wordt:

    • a.

      waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht;

    • b.

      waarover het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie om advies had moeten vragen op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, maar dit niet is gebeurd of

    • c.

      dat naar aanleiding van initiatief van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 30, eerste lid, onder b voor de vergadering van de raadscommissie is geagendeerd,

kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek op of verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

2.In die gevallen waarin een onderwerp niet op grond van het eerste lid in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie een advies over dit onderwerp voor een vergadering van een raadscommissie ter agendering aandragen. Indien het onderwerp vervolgens tijdens een vergadering van de raadscommissie behandeld wordt, kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek of op verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

HOOFDSTUK 4 - OVERGANGSBEPALINGEN

Paragraaf 1 - de verkiezingen

Artikel 37: verkiezingen stadsdeelcommissies

Deze paragraaf is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies. Deze vindt plaats op 21 maart 2018.

Artikel 38: voorbereiding van de verkiezingen

  • 1.

    De bestuurscommissies die zijn ingesteld op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn belast met de organisatie van de in artikel 38 bedoelde verkiezing. Elke bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de verkiezing van de stadsdeelcommissies die voor zijn grondgebied wordt ingesteld.

  • 2.

    De bestuurscommissies zijn in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet, dit met dien verstande dat het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 niet per gebied maar per stadsdeel wordt ingesteld.

Artikel 39: registratie groepering

  • 1.

    Aan de registratievereisten op grond van artikel G 3 van de Kieswet is voldaan, als de aanduiding van een groepering is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies zoals die op grond van de verordening op de bestuurscommissies werd gehouden.

  • 2.

    In afwijking van artikel G 3, zevende lid, onder d, van de Kieswet wordt de aanduiding van de in het eerste lid bedoelde groepering geschrapt indien voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies geen geldige kandidatenlijst wordt ingeleverd.

Artikel 40: groeperingen

De laatst gehouden verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies zoals die op grond van de verordening op de bestuurscommissies werd gehouden, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies.

Artikel 41: zitting centraal stembureau

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies, waar een beslissing wordt genomen over de nummering van de kandidatenlijsten plaats op 12 februari 2018 om 16.00 uur.

Paragraaf 2 – waarneming, regelgeving en taken en bevoegdheden

Artikel 42: waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

  • 1.

    Degenen die op grond van de verordening op de bestuurscommissies waren benoemd als de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden tot het moment dat de leden van dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd als waarnemers op. Als de waarnemers ontslag nemen of worden ontslagen, kan het college een vervanger benoemen.

  • 2.

    Over de periode van 21 maart 2018 tot op het moment dat de leden van het dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd, worden de taken en bevoegdheden die op grond van deze verordening aan het dagelijks bestuur worden opgedragen, opgedragen aan de waarnemers en hun eventuele vervangers. Zij nemen gedurende deze periode geen beslissingen, als genoemd onder punt 3 in de Algemene bepalingen en beperkingen in Bijlage 3 bij deze verordening (het bevoegdhedenregister).

  • 3.

    De waarnemers en hun eventuele vervangers kunnen voor de taken en bevoegdheden ondermandaat verlenen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 4.

    Gedurende de in het tweede lid genoemde periode, blijft voor de bezoldiging van de waarnemers de verordening voorzieningen bestuurscommissieleden van toepassing zoals die op 20 maart 2018 gold.

Artikel 43: regelgeving bestuurscommissies

De taken en bevoegdheden in de verordeningen, beleidsregels of overige voorschriften die door de gemeenteraad, het college, de burgemeester of de bestuurscommissies op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn vastgesteld en die zijn toegekend aan het algemeen of dagelijks bestuur van de bestuurscommissies die op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn ingesteld, worden vanaf 21 maart 2018 uitgeoefend door het dagelijks bestuur in dat stadsdeel. Dit geldt voor zover deze taken en bevoegdheden op grond van de deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

Artikel 44: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

  • 1.

    De besluiten die door een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn genomen, kunnen met ingang van 21 maart 2018 worden gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 2.

    De rechten en plichten die door een besluit van een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies op de gemeente rusten, gaan met ingang van 21 maart 2018 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 3.

    Een subsidie die door een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies is verleend, kan met ingang van 21 maart 2018 worden vastgesteld door het dagelijks bestuur. Dit voor zover de subsidie ziet op taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 4.

    De wettelijke en bestuursrechtelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de gemeente op basis van de besluitvorming van een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies is betrokken, gaan met ingang van 21 maart 2018 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

HOOFDSTUK 5 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 45: inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 21 maart 2018 in werking, met uitzondering van paragraaf 1 van hoofdstuk 4. Die paragraaf treedt drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

Artikel 46: citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam.

II.Kennis te nemen van de bij de verordening behorende toelichting:

ALGEMENE TOELICHTING

Al decennialang zijn de stadsdelen binnen de gemeente Amsterdam een onmisbare schakel tussen het gemeentebestuur en de inwoners en ondernemers in de stad. Lange tijd kende Amsterdam stadsdeelraden en de stadsdeelbesturen. In 2014, toen de Gemeentewet werd aangepast en de mogelijkheid om deelgemeenten in te stellen werd geschrapt, zijn er bestuurscommissies ingesteld. De wisselwerking tussen de centrale en decentrale inbreng die voor de kwaliteit van de besluitvorming binnen de gemeente Amsterdam zo van belang is, bleef dus bestaan.

Met deze verordening is een nieuwe stap gezet in de ontwikkeling van het bestuurlijk stelsel. Het voorstel is mede gebaseerd op een evaluatie naar het in 2014 ingevoerde bestuurlijke stelsel. Amsterdam houdt nadrukkelijk vast aan lokaal bestuur naast het gemeentebestuur. Gelet op de grootte van de stad en de uiteenlopende problematiek en uitdagingen waar de verschillende stadsdelen zich voor gesteld zien, is het van belang dat het lokale geluid uit de stadsdelen blijft klinken. Het stelsel wordt tot de kern teruggebracht in die zin dat er twee lokale spelers in de zeven stadsdelen komen: een driekoppige bestuurscommissie, die wordt benoemd door het college en die de taken en bevoegdheden uitoefent die voorheen aan de algemeen besturen waren toegekend. En een stadsdeelcommissie die direct wordt gekozen en een samenstel van twee tot vier verschillende gebiedscommissies is. Deze stadsdeelcommissies geven zwaarwegende adviezen aan het dagelijks bestuur van het stadsdeel over kwesties uit hun stadsdeel.

In deze verordening is aan deze inrichting van het bestuurlijk stelsel vorm en inhoud aan gegeven. Hiermee worden de bestuurscommissies en stadsdeelcommissies

ingesteld, wordt er in de inrichting en samenstelling voorzien en worden er taken en bevoegdheden toegekend. Tot slot is er in overgangsrecht voorzien.

TOELICHTING PER ARTIKEL

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

Artikel 1: de stadsdelen

Dit artikel regelt hoeveel en welke stadsdelen en gebieden er binnen de gemeente Amsterdam zijn. Het aantal stadsdelen en de aangewezen gebieden blijven hetzelfde. De grenzen van de stadsdelen en de 22 gebieden zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1 bij de verordening is opgenomen. Opmerking verdient dat grote delen van Westpoort met ingang van 1 januari 2015 aan de stadsdelen West en Nieuw-West zijn toegevoegd. Voor het deel van Westpoort dat tot de haven hoort, geldt echter dat het geen onderdeel uitmaakt van de stadsdelen of gebieden. De ingezetenen van dat deel van Westpoort kunnen dus niet voor een stadsdeelcommissie stemmen. Het aantal (stemgerechtigde) ingezetenen van dat deel is overigens zeer beperkt.

Hoofdstuk 2 - Inrichting en samenstelling dagelijks bestuur

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college of de burgemeester aan hen zijn overgedragen.

Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurscommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Het orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven.

Artikel 2: dagelijks bestuur

Met het eerste lid stelt het college per stadsdeel een bestuurscommissie in. In het tweede lid staat dat de bestuurscommissie bestaat uit drie leden en dat het college de leden van het dagelijks benoemt en ontslaat. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. In dat lid is verder geregeld dat het college de voorzitter benoemt.

Verder volgt uit dit artikel dat het college niet alleen over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur gaat maar ook een oordeel kan uitspreken over het functioneren van die leden. In het uiterste geval kan het college een lid van het dagelijks bestuur in elk geval ontslaan. Signalen uit de raad of de stadsdeelcommissie kunnen bij het vormen van een oordeel een rol spelen, maar de uiteindelijke bevoegdheid ligt bij het college.

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad en het college een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). De onverenigbaarheid geldt op het moment dat het dagelijks bestuur wordt geïnstalleerd. Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). In dit artikel wordt een aantal van deze artikelen voor het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing verklaard.

Verder geldt, net als voor collegeleden, voor de leden van het dagelijks bestuur dat zij ingezetene van de gemeente Amsterdam moeten zijn. De leden van het dagelijks bestuur hoeven niet per se in het stadsdeel te wonen waar zij in het dagelijks bestuur zitting nemen. Dat er affiniteit met het stadsdeel is kan ook op andere wijze blijken, bijvoorbeeld als zij een onderneming hebben in het stadsdeel. Voor de onverenigbare betrekkingen is tot slot nog van belang dat, in aanvulling op hetgeen in de verordening is bepaald, in de Gemeentewet staat dat in een door het college ingestelde bestuurscommissie geen leden van de gemeenteraad zitting kunnen hebben (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). Dat is hier dus ook van toepassing.

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

De leden van het dagelijks bestuur leggen een eed of verklaring en belofte af. De leden van het nieuwe dagelijks bestuur leggen hun eed of verklaring en belofte zoveel mogelijk tegelijkertijd met de leden van het nieuwe college af. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderhandelingen hierover nog niet zijn afgerond, dan doen de leden van het dagelijks bestuur dit één raadsvergadering later. Bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte in handen van de voorzitter van het dagelijks bestuur afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl het dagelijks bestuur wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat het dagelijks bestuur ook adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen.

Artikel 6: vergaderingen

Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet) en dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. In het tweede lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door het dagelijks bestuur opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit om te zorgen dat er een goede verantwoording richting de gemeenteraad, het college en de burgemeester mogelijk is.

Artikel 7: bestuurssecretaris

In het eerste lid is bepaald dat elke dagelijks bestuur over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft het dagelijks bestuur bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur plaatsvindt.

Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsdeelsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.

Artikel 8:beeindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen maar ook dat hij vanwege politieke redenen kan worden ontslagen (eerste lid). Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Dit om belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weg te nemen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

In dit artikel is in het verwoord wat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken en alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door het college aan hem zijn opgedragen.

Voor de concrete invulling van de taken en bevoegdheden wordt verwezen naar twee bijlagen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen het dagelijks bestuur in formele zin mag doen.

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Hij leidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die door de burgemeester aan hem zijn gemandateerd. Verder is aangesloten bij de bepalingen die voor wat betreft de taken en bevoegdheden van de burgemeester in artikel 170 van de Gemeentewet zijn opgenomen. Denk aan de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten.

Artikel 11: bekendmaking besluiten dagelijks bestuur

Bepaald is dat de besluiten van het dagelijks bestuur op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur.

Artikel 12: advies dagelijks bestuur

In de artikelen 12 tot en met 17 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en het college en de burgemeester anderzijds. In dat kader wordt in het eerste lid van artikel 12 geregeld dat het college en de burgemeester het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders betrekt als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of als het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders. Daarnaast staat in het tweede lid dat het college en de burgemeester advies moeten vragen aan het dagelijks bestuur als zij voornemens zijn de genoemde stedelijke kaders vast te stellen of anderszins voornemens is een besluit te nemen dat het stadsdeel raakt. Het dagelijks bestuur legt alle adviesaanvragen op grond van artikel 19 ook aan de stadsdeelcommissie voor. De stadsdeelcommissie beslist vervolgens waarover advies wordt uitgebracht.

In het derde lid staat dat het college en de burgemeester bij het inwinnen van het advies alle informatie dienen te verstrekken die nodig is om op een goede manier te kunnen adviseren. Het college en de burgemeester stellen op grond van het vierde lid voor het advies een termijn vast. Die bedraagt, uitzonderlijke gevallen daargelaten, in elk geval vier weken. Bij uitzonderlijke gevallen kan gedacht worden aan de situatie waarin een besluit op zeer korte termijn genomen moet worden. Tot slot staat in het vijfde lid dat het college en de burgemeester de adviezen van het dagelijks bestuur samen met het voorstel aan de raad of het college voorleggen en dus steeds inzichtelijk maken wat er precies geadviseerd is. Daarnaast moet het college of de burgemeester, als er van het advies wordt afgeweken, in de stukken duidelijk uitleggen waarom er van het advies afgeweken is.

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

Als een onderwerp aan de belangen van een of meerdere stadsdelen raakt, dan kan het dagelijks bestuur niet alleen om advies worden gevraagd. De verordening biedt het college of de burgemeester in dat geval ook de mogelijkheid een of meer leden van het dagelijks bestuur bij de collegevergadering aanwezig te laten zijn om het standpunt van het dagelijks bestuur toe te lichten. Overigens is ook denkbaar dat een van de leden van het college een of meer leden van het dagelijks bestuur uitnodigt voor zijn of haar staf. Dit is ter beoordeling van de individuele leden van het college.

Artikel 14: inlichtingen dagelijks bestuur

Op grond van het eerste lid kan het college en de burgemeester inlichtingen vragen aan het dagelijks bestuur of hun secretaris. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Bij technische of juridische redenen kan gedacht worden aan de situatie dat problemen met de server of bijvoorbeeld geheimhouding verspreiding van informatie belet. Tot slot biedt het derde lid het college en de burgemeester de bevoegdheid om het dagelijks bestuur op te dragen periodiek informatie te verstrekken.

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

In de verordening is voorzien in correctiemechanismen tussen het college en de burgemeester enerzijds en het dagelijks bestuur anderzijds. Aan het dagelijks bestuur zijn voornamelijk taken en bevoegdheden gedelegeerd. Dit betekent dat de taken en bevoegdheden worden overgedragen. Het dagelijks bestuur gaat deze dus onder zijn eigen verantwoordelijkheid uitoefenen.

Dit betekent echter niet dat er geen verantwoording hoeft te worden afgelegd. Het delegerende bestuursorgaan blijft verantwoordelijk voor de delegatie en het laten voortbestaan daarvan. Bovendien geldt voor een bestuurscommissie dat die altijd verantwoording af moet leggen aan het orgaan dat hem heeft ingesteld. In de verhouding tussen de gemeenteraad en het college en het dagelijks bestuur betekent dit dat de raad het college dus weliswaar niet in concrete gevallen kan aanspreken over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid door het dagelijks bestuur maar dat de raad het college wel kan vragen in meer algemene zin verantwoording af te leggen. Het college kan op zijn beurt dan het dagelijks bestuur weer aanspreken. Het resultaat hiervan kan daarna dan een aanscherping van de beleidsregels zijn of het intrekken van het delegatiebesluit.

In dat kader is in de eerste plaats in de verordening bepaald dat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen worden teruggenomen. Dit kan incidenteel of structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welk dagelijks bestuur het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaatsvindt.

Artikel 16: indeplaatsstelling

De verordening biedt ook de mogelijkheid om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan.

Kort gezegd kan het college tot indeplaatsstelling overgaan indien een dagelijks bestuur een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. Het college voorziet daar dan namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die het dagelijks bestuur moet worden gegund om een verzuim te herstellen.

Artikel 17: schorsing en vernietiging

In aanvulling op de mogelijkheid om bevoegdheden terug te nemen voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van het dagelijks bestuur te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Bij de invulling van dit correctiemechanisme is aansluiting gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is. Van belang is echter wel dat er in dit geval geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Er is sprake van verlengd lokaal bestuur en er is dus geen verhouding die vergelijkbaar is met de verhouding die er bijvoorbeeld tussen de gemeenten en het Rijk en de provincies is. Het middel kan dus in beginsel breder worden ingezet dan binnen het reguliere interbestuurlijk toezicht het geval is. Voor de vernietiging zijn verschillende procedurele voorschriften opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat het dagelijks bestuur, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden.

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

In de artikelen 18 en 19 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die zien op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en de raad en de stadsdeelcommissie anderzijds. Het dagelijks bestuur kent een directe verantwoordingsrelatie tot het college, niet tot de raad en de stadsdeelcommissie. Dit komt tot uitdrukking in de volgende werkwijze.

Zo kunnen een of meer leden van het dagelijks bestuur een vergadering van de raadscommissies van de gemeenteraad bijwonen waar een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn. Daar kunnen zij hun standpunt toelichten. Dit kan alleen op verzoek van het college of de burgemeester. Het dagelijks bestuur heeft geen eigenstandige positie richting de gemeenteraad maar ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college wel verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Het is aan het college om te beoordelen of een toelichting door een of meer leden van het dagelijks bestuur daarbij aangewezen is.

Een lid van het dagelijks bestuur vervangt het betrokken lid van het college in die zin ook niet. Het lid van het dagelijks bestuur neemt naast het desbetreffende lid van het college plaats en licht toe welke afwegingen er door het dagelijks bestuur zijn gemaakt.

Er is een belangrijk verschil tussen de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 18 in de vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad kan geven en de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 13 in een vergadering van het college kan geven. Voor het college geldt dat het dagelijks bestuur het eerste aanspreekpunt is als het gaat over zaken die in een stadsdeel spelen. Een lid van het dagelijks bestuur kan dus voor de vergaderingen van het college worden uitgenodigd en het woord voeren als het gaat om een onderwerp dat het stadsdeel raakt.

Voor de raadscommissie van de gemeenteraad is echter de stadsdeelcommissie primair de gesprekspartner als het om de belangen van het stadsdeel gaat. Een lid van het dagelijks bestuur kan in de vergaderingen van de raadscommissie van de gemeenteraad daarom alleen het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten indien het om de belangen van het dagelijks bestuur gaat. Bijvoorbeeld als een door het dagelijks bestuur genomen besluit aan de orde komt.

Artikel 19: Afspraken en advies stadsdeelcommissie

De stadsdeelcommissie voorziet primair het dagelijks bestuur gevraagd van advies. In het eerste lid van artikel 19 is in dat verband bepaald dat het dagelijks bestuur alle adviesaanvragen die het van het college ontvangt, voorlegt aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie bepaalt vervolgens of zij over het beleidsvoornemen advies wenst uit te brengen. De stadsdeelcommissie bepaalt zelf waar zij haar tijd voor wil inzetten.

In het tweede lid is bepaald dat het dagelijks bestuur daarnaast in elk geval advies vraagt aan de stadsdeelcommissie als het voornemens is een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene inspraakverordening aan de orde is. Dat geldt ook als er producten voor de gebiedscyclus worden opgesteld. De leden van de gebiedscommissies zijn daarbij een belangrijke raadgever. Als er advies moet worden gevraagd, dan bespreekt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie op welke wijze inwoners en ondernemers bij de besluitvorming worden betrokken en stelt het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie in de gelegenheid advies uit te brengen. De stadsdeelcommissie bepaalt welke rol de gebiedscommissies hierin hebben.

Het dagelijks bestuur is in bovenstaande gevallen dus verplicht om advies te vragen. Dit neemt niet weg dat het dagelijks bestuur ook in andere gevallen om advies kan vragen. Het is aan het dagelijks bestuur om te bepalen welke adviezen er verder nog aan de stadsdeelcommissie worden gevraagd en in welke gevallen er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop inwoners en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken. Dit kan ook in hele concrete gevallen zijn. Verder is van belang dat de stadsdeelcommissie ook ongevraagd adviezen kan uitbrengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Een signaal of advies kan dus ook op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda komen.

Voor wat betreft het voorgenomen besluit is overigens wel opgenomen dat het om voorgenomen besluit moet gaan dat op initiatief van het dagelijks bestuur wordt genomen. Dit is anders als het dagelijks bestuur voornemens is een besluit te nemen op grond van een door een inwoner of ondernemer aangevraagde vergunning of ontheffing. In de gevallen waarin een inwoner of ondernemer namelijk een vergunning of ontheffing aanvraagt en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk voorgeschreven is, is er geen tijd en ruimte om de stadsdeelcommissie om advies te vragen.

Bij het inwinnen van het advies moet het dagelijks bestuur op grond van het derde en vierde lid alle informatie verstrekken die voor het geven van advies nodig is en ook een termijn voor het geven van het advies stellen. De adviestermijn dient daarbij in de regel vier weken te zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur een kortere termijn vaststellen. Te denken valt aan een besluit dat vanwege onvoorziene omstandigheden op korte termijn genomen moet worden. Bovendien moet het dagelijks bestuur dan uitleggen waarom het dat doet. Gelet op het belang dat aan het lokale geluid wordt gehecht, maakt het dagelijks bestuur in de besluitvorming steeds inzichtelijk wat de inhoud van het advies is geweest en hoe dit advies in de definitieve besluitvorming een plaats heeft gekregen. Het advies is zwaarwegend. Dit betekent in de eerste plaats dat als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen is vastgesteld, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, het dagelijks bestuur het advies in beginsel overneemt en daar alleen in uitzonderlijke gevallen vanaf wijkt. Daarnaast brengt het gewicht dat aan het advies wordt toegekend ook met zich mee dat als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies van de stadsdeelcommissie afwijkt, het dagelijks bestuur motiveert waarom dit het geval is. Dit doet het dagelijks bestuur ook als er geen sprake is van een advies dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen.

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

De dagelijks besturen ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van het budget wordt bepaald in de begroting die door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

Artikel 21: gebiedscyclus

Het dagelijks bestuur stelt elke nieuwe bestuursperiode van vier jaar voor alle gebieden in het stadsdeel een gebiedsagenda op. Deze agenda komt tot stand op basis van een gebiedsanalyse en de inbreng van bewoners, ondernemers, de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid van de gemeente en verdere partners in het gebied. De leden van de gebieds- en stadsdeelcommissie zijn bij totstandkoming van alle producten voor de gebiedscyclus een belangrijke raadgever. De gebiedsagenda benoemt de belangrijkste prioriteiten voor de bestuursperiode in de gebieden. De gemeenteraad stelt deze vast.

Het meerjarig programmeren en prioriteren van de inzet in de gebieden maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk in het gebiedsplan dat elk jaar wordt vastgesteld. In het gebiedsplan staat vermeld welke zaken worden aangepakt in het komende kalenderjaar. Ook wordt opgenomen welke zaken om agendering vragen in de aanloop naar de voorjaarsnota, met het oog op uitvoering in een volgend kalenderjaar. De gebiedsplannen worden vastgesteld door het dagelijks bestuur in december opdat de uitvoering in januari van start kan gaan.

Parallel aan het opstellen van de gebiedsplannen voor het komende jaar stelt het dagelijks bestuur, geadviseerd door stadsdeelcommissie, jaarlijks een verantwoordingsdocument op. Daarin wordt gemotiveerd inzicht geboden in de realisatie van de gebiedsplannen in het afgelopen jaar. Dit document wordt in het eerste kwartaal van elk kalenderjaar aangeboden aan het college zodat het onderdeel kan uitmaken van de gemeentelijke jaarrekening. De gebiedscyclus loopt daarmee gelijk op met de planning- en controlcyclus van de gemeente.

Het dagelijks bestuur levert deze producten voor een door het college te bepalen datum en ook verder overeenkomstig de door het college vastgestelde voorschriften aan.

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Met de Financiële verordening gemeente Amsterdam, die de raad op 22 januari 2014 heeft vastgesteld, wordt de verordening bedoeld die iedere gemeente op grond van artikel 212 van de Gemeentewet verplicht is vast te stellen. Op basis van dit artikel worden beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten vastgesteld die onder andere verplichtingen bevatten waaraan alle gemeentelijke organisatieonderdelen moeten voldoen. Deze gelden ook voor de dagelijks besturen.

Hoofdstuk 3 - Inrichting en samenstelling stadsdeelcommissie

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 84 van de Gemeentewet kunnen daarbij ook commissies ingesteld worden die de gemeenteraad, het college of de burgemeester van advies voorzien. In dit hoofdstuk wordt in de instelling van dergelijke adviescommissies door de gemeenteraad voorzien. Deze commissies worden daarbij ingesteld per stadsdeel en om die reden worden ze stadsdeelcommissies genoemd. De stadsdeelcommissie heeft als taak om gevraagd en ongevraagd adviezen uit te brengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Ook onderhoudt en versterkt zij netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

Met het eerste lid stelt de raad per stadsdeel een stadsdeelcommissie in. In het tweede lid staat dat er voor de samenstelling van die commissie verkiezingen per gebied worden gehouden. De zeven stadsdelen zijn ingedeeld in 22 gebieden. Het aantal leden per gebied wordt vastgesteld op basis van het aantal inwoners. In gebieden met 50.000 inwoners of minder zijn er per gebied 4 leden. In gebieden met 50.001 tot 60.000 inwoners bestaat de gebiedscommissie uit vijf leden. In gebieden met 60.001 inwoners of meer zijn er zes leden. De gebiedscommissies vormen tezamen de stadsdeelcommissie. Het is de stadsdeelcommissie die als geheel vergadert en adviezen vaststelt. De stadsdeelcommissie kiest op grond van het derde lid uit haar midden een voorzitter. Die heeft tot taak de vergaderingen van de stadsdeelcommissie te leiden. Dit kan per vergadering ook een andere voorzitter zijn. Daarnaast staat in het vierde lid dat de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie elke vier jaar, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen, plaatsvinden. In het vijfde lid staat tot slot dat voor het inwonertal van het gebied de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers bepalend zijn. Dit betreft dan de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie.

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.

In het tweede lid wordt een uitzondering op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. Een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, kan al stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van drie jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.

Verder is in het derde lid in afwijking van de Kieswet geregeld dat het hoofdstembureau en het centraal stembureau niet per gebied maar per stadsdeel worden ingesteld. De taken van die stembureaus zijn beperkt en het is dus onnodig hier in 22 afzonderlijke hoofd- en centraal stembureaus te voorzien. In het vierde lid staat dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Dit zodat partijen bij de restzetelverdeling al een zetel kunnen verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.

Op grond van het vijfde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (zesde lid). Groeperingen hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde 'blanco lijst'.

Op grond van het zevende lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissies verantwoordelijk zijn voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.

In het achtste lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (negende lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

Om als lid van de stadsdeelcommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In aanvulling daarop is gesteld dat de kandidaat ingezetene van het desbetreffende gebied moet zijn.

Verder is in uitzondering op artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet geregeld dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, zich al na drie jaar verkiesbaar kan stellen. Voor de verkiezingen voor de gemeenteraad wordt uitgegaan van vijf jaar. Dit betekent dat de periode voor de stadsdeelcommissie met twee jaar wordt verkort en een ingezetene van buiten de Europese Unie dus eerder voor de stadsdeelcommissie verkiesbaar is. Deze eis geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen uit

EU-lidstaten is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht.

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). Deze bepalingen worden in dit artikel op de leden van de stadsdeelcommissie van overeenkomstige toepassing verklaard. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Zo wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

Overigens is nog van belang dat het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dit omdat het vanuit het oogpunt van dualisme niet wenselijk is dat een ambtenaar die ondergeschikt is aan het college zitting heeft in een commissie die door de raad is ingesteld. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de stadsdeelcommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

De leden van de stadsdeelcommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Dit doen zij op grond van het eerste lid na de verkiezingen tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad ten overstaan van de burgemeester. Bij tussentijdse benoemingen wordt de eed of verklaring en belofte in handen van de voorzitter afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 14 van de Gemeentewet.

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Voor de beëindiging van het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van de stadsdeelcommissie hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van de stadsdeelcommissie bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor

raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 29: reglement van orde

In dit artikel is geregeld dat de stadsdeelcommissie een reglement van orde voor de vergaderingen en de andere werkzaamheden vast stelt. Er zal een format worden opgesteld voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl de stadsdeelcommissie wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien.

Artikel 30: advies en agendering

De stadsdeelcommissie heeft in de eerste plaats tot taak aan het dagelijks bestuur advies uit te brengen. Het brengt dan advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel of een in het stadsdeel gelegen gebied betreffen. Dit advies is daarbij zwaarwegend. Dit betekent in de eerste plaats dat als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, het dagelijks bestuur het advies in beginsel overneemt en daar alleen in uitzonderlijke gevallen vanaf wijkt. Daarnaast brengt het gewicht dat aan het advies wordt toegekend ook met zich mee dat als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies van de stadsdeelcommissie afwijkt, het dagelijks bestuur motiveert waarom dit het geval is. Dit doet het dagelijks bestuur ook als er geen sprake is van een advies dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen.

Daarnaast heeft de stadsdeelcommissie een agenderingsrecht: de commissie kan onderwerpen voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agenderen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn. De stadsdeelcommissie is vrij in de onderwerpen die zij wenst te agenderen. Onderwerp van agendering kan ook de taken en bevoegdheden van het college en de raad betreffen; de twee organen aan wie de commissie niet direct adviseert. In het tweede lid is aangegeven dat de stadsdeelcommissie ook inzichtelijk moet maken wat het draagvlak in het gebied of het stadsdeel voor het advies of het geagendeerde onderwerp is. Gedachte hierbij is dat de stadsdeelcommissie steeds uitlegt welke signalen er van inwoners en ondernemers zijn ontvangen, hoe zij bij de uitwerking van een specifiek advies of onderwerp zijn betrokken en wat de uitkomst daarvan was.

In het derde lid is vervolgens benadrukt dat de stadsdeelcommissie niet tot een advies dat met meerderheid van stemmen zal worden vastgesteld, hoeft te komen. In een advies of bij de agendering van een onderwerp kunnen ook verschillende standpunten van de stadsdeelcommissie worden weergegeven. Het is volledig aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven. Het dagelijks bestuur moet dan aan de hand van die verschillende standpunten een afweging maken.

Artikel 31: ondersteuning buurtinitiatieven

De stadsdeelcommissie heeft ook tot taak buurtinitiatieven te ondersteunen. Zij signaleert, agendeert en adviseert over dergelijke initiatieven. De raad stelt het budget voor de ondersteuning van de buurtinitiatieven vast. Vervolgens verleent het dagelijks bestuur uit deze subsidies op basis van de adviezen van de stadsdeelcommissie. Over het beschikbaar stellen van budgetten voor dergelijke initiatieven, adviseert de commissie het dagelijks bestuur, binnen het daartoe door de gemeenteraad vastgestelde budget. Het dagelijks bestuur zorgt vervolgens voor de verantwoording. Voor deze systematiek is gekozen omdat de stadsdeelcommissie geen beslissingsbevoegdheden heeft.

Artikel 32: overlegvergaderingen dagelijks bestuur

De stadsdeelcommissie kent twee typen vergaderingen, beschreven in de artikelen 32 en33. Dit betreft in de eerste plaats de vergaderingen die door het dagelijks bestuur worden uitgeschreven, dat zijn de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur (artikel 32). Daarnaast kan de stadsdeelcommissie ook zelf vergaderingen uitschrijven (artikel 33). De eerste vorm is in deze verordening enigszins ingekaderd. Het tweede type vergadering is vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven en te bepalen hoe en in welke samenstelling die vergaderingen plaatsvinden.

Het dagelijks bestuur schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand twee overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur uit. Doel van deze vergaderingen is het vaststellen van de adviezen die gereed zijn, het bespreken van adviezen die in voorbereiding zijn en het bespreken van de onderwerpen die de stadsdeelcommissie heeft geagendeerd. De overlegvergaderingen worden op grond van het eerste lid van dit artikel door het dagelijks bestuur uitgeschreven, maar de stadsdeelcommissie beslist of en zo ja, welke leden van het dagelijks bestuur daarbij aanwezig moeten zijn en de voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de vergaderingen voor. Het initiatief ligt dus bij het dagelijks bestuur, maar de invulling is aan de stadsdeelcommissie. Verder is in het tweede lid aangegeven dat als de leden van het dagelijks bestuur op verzoek van de stadsdeelcommissie bij de vergadering aanwezig zijn, zij aan de beraadslaging deelnemen. In het derde lid staat dat tijdens de vergaderingen in de eerste plaats de adviezen van de stadsdeelcommissie worden vastgesteld.

Uit het vierde lid volgt, zoals hiervoor opgemerkt, dat tijdens de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur verder de adviezen worden besproken die de stadsdeelcommissie in voorbereiding heeft, de adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd en die onderwerpen die op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst. De adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd worden geagendeerd zodat kan worden besproken of er aanleiding is de stadsdeelcommissie bij die adviesaanvraag te betrekken.

De vergaderingen zijn openbaar en vinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel plaats (lid 5) en op grond van het zesde lid zijn de artikelen

19 en 20 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

De stadsdeelcommissies zijn vrij om, naast de plenaire vergaderingen en de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, andere vergaderingen te beleggen. Voor die vergaderingen geldt op grond van het eerste lid dat die door de voorzitter van de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven. Deze vergaderingen zijn, zoals gezegd, vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen welke onderwerpen worden geagendeerd en in welke samenstelling er wordt vergaderd. Er kunnen ook vergaderingen per gebied worden belegd.

Ook voor deze vergaderingen geldt dat ze openbaar zijn en plaatsvinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel (lid 2) en op grond van het derde lid zijn de artikelen 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34: commissiesecretaris

In dit artikel is bepaald dat voor elke stadsdeelcommissie een ambtelijk secretaris wordt aangewezen. Deze commissiesecretaris heeft tot taak de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde te staan.

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie van alle benodigde informatie voorziet voor die gevallen waarin onderwerpen op initiatief van de stadsdeelcommissie voor de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur worden geagendeerd. Als het onderwerp in de overlegvergadering is besproken, maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor één of meer leden van de stadsdeelcommissie om een toelichting te geven in een vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad. Dit kan als een onderwerp wordt besproken waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht, het dagelijks bestuur ten onrechte geen advies heeft gevraagd of als er een onderwerp wordt besproken dat op initiatief van de stadsdeelcommissie is geagendeerd. In die gevallen dat een onderwerp niet in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie het alsnog voor de agenda van de raad aandragen. Dit bijvoorbeeld als een onderwerp naar het oordeel van de stadsdeelcommissie ten onrechte niet naar aanleiding van een initiatief door het dagelijks bestuur is geagendeerd of als de commissie meent dat er door het dagelijks bestuur in verband met een adviesaanvraag of een initiatief van de stadsdeelcommissie te weinig informatie is verstrekt. De stadsdeelcommissie kan onderwerpen alleen aandragen voor bespreking in de vergadering van de raadscommissie. De gemeenteraad bepaalt vervolgens zelf of het onderwerp op de agenda komt. Als het onderwerp dan in de raadscommissie wordt besproken, kunnen een of meer leden van de stadsdeelcommissie tijdens die vergadering een toelichting geven. De toelichting kan zowel op verzoek van de raadscommissie als op verzoek van de stadsdeelcommissie worden gegeven.

Hoofdstuk 4 - Overgangsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt in verband met de invoering van het nieuwe bestuurlijk stelsel in overgangsrecht voorzien.

Artikel 37: verkiezingen stadsdeelcommissies

In dit artikel wordt benadrukt dat de bepalingen uit dit hoofdstuk die zien op verkiezingen alleen gelden voor de verkiezingen op 21 maart 2018.

Artikel 38: voorbereiding van de verkiezingen

De bestuurscommissies die in 2014 op grond van de verordening op de bestuurscommissies waren ingesteld, organiseren op grond van dit artikel de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Dit betekent dat deze bestuurscommissies zorgen voor een centraal stembureau. Dat stembureau registreert bijvoorbeeld de groeperingen die aan de verkiezingen deelnemen en stelt de verkiezingsuitslag vast. Om onnodige bureaucratie te voorkomen worden de centrale stembureaus niet per gebied maar per stadsdeel ingesteld.

Artikel 39: registratie groepering

Uitgangspunt bij de voorschriften voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie is dat deze zo naadloos mogelijk aansluiten op de voorschriften die er voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies waren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de rechten die reeds geregistreerde groeperingen op grond van de Kieswet hebben of groeperingen die op dit moment over zetels in het algemeen bestuur van de bestuurscommissies beschikken, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. In dat verband is in artikel 40 geregeld dat groeperingen die zich voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies hebben geregistreerd, zich niet opnieuw voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie hoeven te laten registreren (artikel G 3 van de Kieswet).

Artikel 40: groeperingen

In dit artikel is bepaald dat de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies bij de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement wordt aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Groeperingen die reeds over zetels in het algemeen bestuur van de bestuurscommissies beschikken, zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van de verplichting om ondersteuningsverklaringen in te leveren en een waarborgsom te betalen bij het inleveren van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie.

Artikel 41: Zitting centraal stembureau

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal

stembureau voor de nummering van de kandidatenlijsten plaats op 12 februari 2018 om 16.00 uur.

Artikel 42: Waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

De leden van het dagelijks bestuur worden op zijn vroegst pas benoemd als ook de leden van het nieuwe college worden benoemd. De leden van het algemeen en dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden op grond van de Kieswet echter al op 23 maart 2018 af. In de periode tussen de verkiezingen en het installeren van een nieuw dagelijks bestuur moet dus worden voorzien in de leemte die ontstaat bij het rechtsgeldig nemen van de dagelijkse beslissingen. In dat kader is in het eerste lid geregeld dat de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies gedurende die periode aanblijven als waarnemers. Het college kan daarbij tussentijds een vervanger benoemen als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies tussentijds ontslag neemt of wordt ontslagen. Het is aan het college om te bepalen of de benoeming van een vervanger, gezien het aantal leden en de tijd die nog rest, aangewezen is. Op grond van het tweede lid oefenen de waarnemers en hun vervangers in de overgangsperiode de taken en bevoegdheden uit die aan de nieuwe dagelijks besturen zijn gemandateerd en gedelegeerd. Daarbij is echter wel opgemerkt dat zij geen politiek-gevoelige beslissingen kunnen nemen. In het bevoegdhedenregister, onder punt 3 in de algemene bepalingen en beperkingen, staat al dat het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan moet betrekken als het om een politiek-gevoelige beslissing gaat, maar in het tweede lid is benadrukt dat de waarnemers en hun vervangers in dat geval überhaupt niet bevoegd zijn. Het college en de burgemeester zijn dan dus zelf aan zet. In het derde lid staat dat de waarnemers en hun vervangers voor de aan hen toegekende taken en bevoegdheden ondermandaat kunnen verlenen als de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet. Het vierde lid voorziet in de rechtspositie van degenen die waarnemen en hun vervangers.

Artikel 43: regelgeving bestuurscommissies

Uit de verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften binnen de stad vloeien ook taken of bevoegdheden dan wel rechten en verplichtingen voor de bestuurscommissies voort. Met dit artikel is ervoor gezorgd dat deze taken en bevoegdheden of rechten en plichten ook op de nieuwe dagelijks besturen van toepassing zijn. Dit geldt voor zover er op het betreffende beleidsterrein ook taken en bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen. Er is niet voorzien in een termijn waarbinnen de beleidsregels en voorschriften die door de bestuurscommissies zijn vastgesteld blijven gelden. Dat is ook niet nodig. Deze blijven onverminderd van kracht.

Artikel 44: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

De besluitvorming binnen de bestuurscommissies zal in veel gevallen gevolgen hebben voor de nieuwe dagelijks besturen. Om ervoor te zorgen dat de dagelijks besturen op die gevolgen ook invloed kunnen uitoefenen, is geregeld dat de dagelijks besturen de besluiten van de bestuurscommissies kunnen wijzigen en intrekken, dat zij de rechten, plichten, wettelijke procedures en rechtsgedingen kunnen beheren en dat zij de subsidies kunnen vaststellen die door de bestuurscommissies zijn verleend. Dit geldt voor zover de besluitvorming van de bestuurscommissies betrekking heeft op taken en bevoegdheden die ook aan de dagelijks besturen zijn toegekend.

Hoofdstuk 5 - slotbepalingen

Artikel 45: inwerkingtreding

De verordening treedt met de verkiezingen van de stadsdeelcommissies op 21 maart 2018 in werking, met uitzondering van paragraaf 1 van hoofdstuk 4. Die paragraaf ziet op de organisatie van de verkiezingen en daar wordt uiteraard al vóór 21 maart 2018 mee gestart. Die paragraaf treedt dus drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

Artikel 46: citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

  • III.

    in te trekken de verordening op de bestuurscommissies, vastgesteld bij zijn besluit van 13 februari 2014, Gemeenteblad 2014, afd. 3a, nr. 193/573 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 mei 2017, Gemeenteblad 2017, 104807;

  • IV.

    te bepalen dat de besluiten onder I en III in werking treden op 21 maart 2018.

    Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

    in zijn vergadering op 30 november 2017.

De plv. voorzitter

E.Ünver

De raadsgriffier

mr. M. Pe MEC

Naar boven