Oude tekst (schrappingen schuin gedrukt)
|
Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)
|
Artikel 1:2 Beslistermijn
- 3.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:5, vierde lid, artikel 2:6 of artikel 4:10.
- 4.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 eerste lid en artikel 3:4 eerste lid. Hiervoor gelden de termijnen aangegeven in artikel 2:27 en artikel 3:11.
|
Artikel 1:2 Beslistermijn
Geschrapt.
- 3.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 eerste lid en artikel 3:4 eerste lid. Hiervoor gelden de termijnen aangegeven in artikel 2:27 en artikel 3:11.
|
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
- 1.
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
- 2.
Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
|
Geschrapt
|
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
- d.
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn.
|
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
- d.
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
|
Artikel 1:7 Termijnen
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
|
Artikel 1:7 Termijnen
- 1.
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
- 2.
De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
|
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
|
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
- 2.
Een vergunning of ontheffing kan ook door het bestuursorgaan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
- 3.
Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste
zesentwintig
weken.
|
Artikel 1:9 Verlening van rechtswege
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de artikelen 2:4, 2:5, 2:6, 2:47, 2:54, 4:5, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:7, 5:9, 5:11, 5:16, 5:24 en 5:25.
|
Artikel 1:9 Verlening van rechtswege
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de artikelen 2:4, 2:47, 2:54, 4:5, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:7, 5:9, 5:11, 5:16, 5:24, 5:25 en 5:26.
|
Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:25, 2:29, 2:44, 2:49, 4:13 en 4:18.
|
Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:13, 2:24, 2:25, 2:29, 2:31, 2:44, 2:49, 3:4, 4:13 en 4:18.
|
Artikel 2:5 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
- a.
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en aan de criteria en doelen zoals deze zijn vastgelegd in het reclame- en uitstallingenbeleid ;
- c.
het beoogde gebruik plaatsvindt op een weg of weggedeelte waarvoor een evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2:13 is verleend.
- 2.
- a.
Het college kan ten aanzien van de voorwerpen en gebieden nadere regels stellen in het belang van:
- a.
- b.
de woon- en leefomgeving;
- c.
de publieke functie van de weg of een weggedeelte, zoals omschreven in het eerste lid.
- b.
Op voorwerpen en gebieden waarvoor deze nadere regels gelden, geldt het verbod van het eerste lid niet.
- 3.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
- -
evenementen als bedoeld in artikel 2:12;
- -
terrassen als bedoeld in artikel 2:15;
- -
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15;
- -
verkiezingsborden, lantaarnpaalborden, spandoeken, folders en ander promotie- en/of voorlichtingsmateriaal van een politieke partij, mits aangebracht of geplaatst door of vanwege een politieke partij tijdens verkiezingscampagnes.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening.
|
Artikel 2:5 Omgevingsvergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
- 1.
- a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
- b.
De vergunning wordt door het bevoegd gezag verleend als een omgevingsvergunning
- 2.
De vergunning kan worden geweigerd indien:
- a.
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
indien het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- c.
indien de doorgang voor weggebruikers onaanvaardbaar wordt belemmerd;
- d.
het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en aan de criteria en doelen zoals deze zijn vastgelegd in het reclame- en uitstallingenbeleid;
- 3.
- a.
Het bevoegd gezag kan ten aanzien van de voorwerpen en gebieden nadere regels stellen in het belang van:
- a.
- b.
de woon- en leefomgeving;
- c.
de publieke functie van de weg of een weggedeelte, zoals omschreven in het eerste lid.
- b.
Op voorwerpen en gebieden waarvoor deze nadere regels gelden, geldt het verbod van het eerste lid niet.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
- -
evenementen als bedoeld in artikel 2:12 ;
- -
terrassen als bedoeld in artikel 2:15;
- -
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15;
- -
verkiezingsborden, lantaarnpaalborden, spandoeken, folders en ander promotie- en/of voorlichtingsmateriaal van een politieke partij, mits aangebracht of geplaatst door of vanwege een politieke partij tijdens verkiezingscampagnes.
- 5.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 2 en 3 Bijlage II van het Besluit omgevings-recht of de provinciale wegenverordening.
|
Artikel 2:6 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
- 2.
De vergunning wordt verleend:
- a.
als omgevingsvergunning door het college, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit,
- b.
als omgevingsvergunning door het college in de overige gevallen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.
- 4.
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
|
Artikel 2:6 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
- 2.
De vergunning wordt verleend:
- a.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;
- b.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag in de overige gevallen.
- 3.
De vergunning kan worden geweigerd:
- -
indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
- -
indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- -
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.
- 5.
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
|
Artikel 2:7 Maken, veranderen van een weg
- 2.
Het college kan de vergunning weigeren:
- a.
indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht,
- b.
indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats,
- c.
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.
- 3.
De vergunning wordt verleend:
- a.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan,
beheersverordening
of voorbereidingsbesluit;
- b.
als omgevingsvergunning door het college in de overige gevallen.
|
Artikel 2:7 Omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg
- 2.
Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren:
- a.
indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht,
- b.
indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats,
- c.
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.
- 3.
De vergunning wordt als omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag.
|
Artikel 2:13 Evenement
- 2.
Het college kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
|
Artikel 2:13 Evenement
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
- 3.
De burgemeester kan nadere regels ten aanzien van evenementen vaststellen.
|
Artikel 2:32 Plakken en kladden
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
|
Artikel 2:32 Plakken en kladden
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
|
Artikel 2:35 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
|
Artikel 2:35 Gedrag op openbare plaatsen
|
Artikel 2:36 Hinderlijk gebruik van drank of softdrugs
|
Artikel 2:36 Gebruik van drank of softdrugs
|
Artikel 2:43 Gevaarlijke honden
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
|
Artikel 2:43 Gevaarlijke honden
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:41, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
|
Artikel 2:52 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
|
Artikel 2:52 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
|
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
- 4.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet
bestuurs-recht
is van toepassing.
|
Geschrapt.
|
Artikel 4:14 Afstand tot erfgrens
De afstand tot de erfgrenslijn als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op 0,10 meter voor heesters en heggen.
|
Artikel 4:14 Afstand tot erfgrens
De afstand tot de erfgrenslijn als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor publieke bomen en op 0,10 meter voor publieke heesters en publieke heggen.
|
Artikel 5:5 Kampeermiddelen e.a.
- 1.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
- a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg,
- b.
op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
|
Artikel 5:5 Aanhangwagens en kampeermiddelen e.d.
- 1.
Het is verboden een aanhanger, een camper of een ander voertuig dat voor recreatie wordt gebruikt:
- a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg;
- b.
op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
|
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen
|
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen
- 5.
Het verbod geldt niet voor collectes die door een andere, door het college aangewezen instelling wordt gehouden.
|
Artikel 5:15 Begripsbepaling
|
Artikel 5:15 Begripsbepaling
- 3.
Het college kan nadere regels ten aanzien van standplaatsen vaststellen.
|
Artikel 5:16 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
- 2.
Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
- a.
indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand,
- b.
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
- 4.
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
|
Artikel 5:16 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
- 2.
De vergunning wordt verleend voor maximaal vijf jaar.
- 3.
Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
- a.
indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand,
- b.
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
- 5.
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
- 6.
Voor het innemen of hebben van een standplaats op particulier terrein is geen vergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel nodig.
|
Artikel 5:17 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel
verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
|
Geschrapt.
|
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
- 1.
De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Zoetermeer van 23 november 2013 wordt ingetrokken
- 2.
Deze verordening treedt op 1 januari 2014 in werking.
|
Artikel 6:4 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt twee weken na de bekendmaking ervan in werking tenzij een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.
|