Gemeenteblad van Zandvoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zandvoort | Gemeenteblad 2018, 66240 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zandvoort | Gemeenteblad 2018, 66240 | Verordeningen |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Grondexploitatie: Het proces van productie en uitgifte van bouw- en woonrijpe grond dat gebaseerd is op een referentiekader en een verbonden geheel vormt (vanuit een stedenbouwkundige visie, vanuit hetzelfde bestemmingsplan en vanuit geografische ligging). De grondexploitatiebegroting bevat een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten die samenhangen met de productie en die, op basis van een eenduidig prijspeil, worden doorgerekend naar een eindresultaat (complex).
Referentiekader: Een beschrijving van de hoofdlijnen van de ruimtelijke inrichting van een plangebied, met uitwerkingen/schetsen van de hoofdstructuur voor wegen-, water- en groenvoorzieningen, de stedenbouwkundige opzet, het programma en het kwaliteitsniveau. De grondexploitatie geeft de financiële uitwerking van het referentiekader
1.2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
De raad stelt op voorstel van het college per programma en per beleidsveld (thema) ten minste de verplichte beleidsindicatoren en relevante effect- en prestatie indicatoren vast, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording gemeenten voor het meten en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke realisatie van maatschappelijke effecten, doelen en prestaties.
In de oude verordening is opgenomen dat de nota voor 30 juni moet worden vastgesteld. Daarnaast is het moment van aanbieding aan de raad toegevoegd. |
Artikel 5. Autorisatie van begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten
Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de geautoriseerde baten of lasten op programmaniveau dreigen te worden overschreden met minimaal € 25.000 in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Het college informeert de raad vooraf als een investeringskrediet met minimaal 5% van het krediet, met een minimum van € 25.000, dreigt te worden overschreden in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. De raad wordt altijd geïnformeerd als een overschrijding van € 50.000 of meer wordt voorzien, ook al is dit minder dan 5% van het investeringskrediet. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het krediet en de (meerjaren)begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Ten opzichte van de oude verordening is een minimumbedrag voor het rapporteren van een kredietoverschrijding toegevoegd. |
Nieuwe bestedingsvoorstellen en investeringen die nog niet zijn geautoriseerd worden behandeld bij de integrale financiële afwegingsmomenten zoals de Voorjaarsnota, begroting en Najaarsnota. Bij nieuwe investeringen, die niet opgenomen zijn in het investeringsplan, groter dan €500.000, informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa
Het college stelt periodiek nadere regels vast betreffende de waardering en afschrijving van activa en legt deze ter vaststelling aan de raad voor.
Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen inzake belastingen en retributies wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Hiervoor wordt de volgende staffel gehanteerd: 3 jaar en ouder 100 % van het openstaande saldo, 2 jaar 85 % van het openstaande saldo, 1 jaar 35 % van het openstaande saldo, <1 jaar 2,4 % van de begrotingsopbrengst van het jaar. Waarvan het laatste percentage (voor posten < 1 jaar) jaarlijks bij de jaarrekening wordt berekend door het gemiddelde percentage van de werkelijk oninbaar geboekte vorderingen van de vijf jaar voorafgaand aan het laatste aanslagjaar te nemen.
Voor openstaande vorderingen debiteuren sociale zaken (bijstandsverstrekking) wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000, op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen, wordt 100 % van de openstaande debiteuren voorzien.
Voor de niet in het eerste en tweede lid genoemde vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd voor 100 % van de openstaande posten ouder dan 3 jaar. Openstaande posten van het Rijk en andere overheden worden hierin niet meegenomen. Openstaande posten van > € 25.000 waarvan de incasso discutabel is, worden geheel opgenomen.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
Het college biedt de raad periodiek een nota Reserves en Voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt de vorming en besteding van reserves en voorzieningen.
Artikel 11. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen wordt een omslag methode gehanteerd. De kosten van overhead worden volledig omgeslagen naar rato van de personele kosten (inclusief inhuur) van het product. Dit wordt voor alle rechten uniform toegepast.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de voorjaarsnota vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een kwart procent afgerond.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening, wordt jaarlijks met de voorjaarsnota vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een kwart procent afgerond.
In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 13. Financieringsfunctie
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
De gemeente verstrekt geen leningen of garanties aan derden vanwege haar “publieke taak” behoudens de garantieverleningen op grond van de Wet Sociale Woningbouw. Bij uitzondering, ingeval sprake is van een zeer zwaarwegend belang van de gemeente, kan de raad hiertoe besluiten. Hierbij wordt de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij meegewogen.
De grondexploitatie bevat tenminste een opstelling van:
de (geraamde) ontwikkelingskosten voor vervaardiging van bouwrijpe grond, inclusief een eventuele bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen. De kostensoorten die hier geactiveerd mogen worden zijn aangegeven in de kostensoortenlijst conform artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit Ruimtelijke Ordening;
Jaarlijks wordt per grondexploitatie en voor het geheel van exploitaties een geactualiseerd meerjarenperspectief (MPG) opgesteld gebaseerd op actuele parameters voor kosten-en opbrengstenstijging en wordt deze ter vaststelling voorgelegd aan de raad bij de Voorjaarsnota. Hierbij dienen per grondexploitatie minimaal de volgende zaken te worden behandeld:
Artikel 16. Waardering en marktwaarde
Bij verkoop, uitneming, uitgifte in erfpacht of verhuur van grond geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde, zoals vastgesteld in de nota Grondprijzen, tenzij sprake is van grond met een bestemming openbaar areaal. Wanneer er sprake is van een interne verschuiving binnen de gemeentelijke administratie waarbij waardering plaatsvindt tegen historische kostprijs is hierop een uitzondering.
1.5 FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER
Artikel 20. Financiële organisatie
Het college zorgt voor en legt vast:
in een Organisatiebesluit: een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan organisatieonderdelen, alsmede een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;
in een Budgethouderregeling: de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van door het college aangewezen medewerkers, om binnen de hun, via de begroting en kredieten, gegeven machtiging overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten aan en/of door de gemeente Haarlem;
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
1.6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening 212 /2015 Gemeente Zandvoort, vastgesteld op 3 maart 2015 wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Het Treasury Statuut 2015, vastgesteld in 2015, wordt ingetrokken. De bepalingen in het Treasury Statuut zijn ofwel overgenomen in de financiële verordening of staan reeds in het (vernieuwde) BBV.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-66240.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.