Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2018, 6505 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2018, 6505 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2018
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 21 december 2017 de Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2018 heeft vastgesteld.
De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.
Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.
De raad van de gemeente Breda;
het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2018.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
professionele zorgverlener: zorgverlener welke in bezit in van branche-specifieke diploma’s voor het verlenen van de betreffende ondersteuning en welke voor het verlenen van de betreffende ondersteuning in dienst is bij een professionele zorgaanbieder of als zelfstandige (ZZP-er) is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
Het college is bevoegd om in een besluit nadere regels vast te stellen die een nadere uitwerking geven van deze verordening.
Artikel 1.3 Afstemming Sociaal Domein
Als cliënten te maken hebben met meervoudige problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet, zorgt het college voor een goede afstemming van de ondersteuning.
Artikel 1.4 Fraudepreventiebeleid
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college cliënten informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening dan wel pgb zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Het college onderzoekt in het gesprek tussen deskundigen, de cliënt en zijn eventuele mantelzorger(s) of andere personen uit zijn sociaal netwerk:
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorzieningen, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als zij dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag of melding om een maatwerkvoorziening. De cliënt en zo nodig zijn huisgenoten moeten aan dit onderzoek meewerken.
Artikel 2.9 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a en e, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 3.1 Richting voor het resultaat
De inzet van een maatwerkvoorziening is gericht op:
Hoofdstuk 4 Criteria algemene en maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.3 Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de:
beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke of voorliggende voorzieningen dan wel algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen;
problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van (dreigend) huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Hoofdstuk 5 Het persoonsgebonden budget
Artikel 5.2 Voorwaarden pgb sociaal netwerk
Voor het bepalen van de hoogte van het pgb wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning die wordt geboden door:
professionele zorgverlener niet in dienst van een professionele zorgaanbieder: kostprijs die niet hoger is dan het laagst toepasselijke tarief dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde partij voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, minus het percentage van dit tarief dat betrekking heeft op de overhead zoals benoemd in artikel 7.2, lid 3, onderdeel b.
eigen sociaal netwerk: kostprijs die niet hoger is dan het laagst toepasselijke tarief dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde partij voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, minus het percentage dat betrekking heeft op de bedrijfsvoering zoals benoemd in artikel 7.2, lid 3, onderdeel b tot en met f.
Artikel 5.6 Opschorting betaling pgb
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Hoofdstuk 7 De kwaliteit van de voorzieningen
Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente wordt door het college in overleg met de mantelzorger bepaald. Daarbij kan afgeweken worden van de periodiciteit.
Artikel 8.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan 130% van het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Deze verordening geeft de nadere regels die nodig zijn om inwoners die (tijdelijk) een maatwerkvoorziening nodig hebben ondersteuning te bieden bij hun zelfredzaamheid en participatie in onze samenleving. Daarmee geeft deze verordening de handvatten om de geformuleerde doelstellingen van het beleid uit te voeren. In Breda ligt de focus op: maatwerk, integraal, nabij en tijdig.
Met deze verordening kan iedereen die met de uitvoering van de Wmo te maken heeft een beeld vormen van de (wettelijke) mogelijkheden die er zijn aan maatschappelijke ondersteuning. De cliënt krijgt inzicht in het proces die zijn vraag bewandeld en het belang van het leveren van maatwerk en dus ook het belang van een goed onderzoek naar de specifieke kenmerken van zijn situatie. Daarbij wordt onder andere gekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk. Aanvullend hierop zal er middels algemene voorzieningen en als dat niet (volledig) volstaat een maatwerkvoorziening verstrekt worden om een bijdrage te leveren aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren in de maatschappij. Dit betekent ook dat de voorzieningen tijdelijk worden verstrekt en regelmatig wordt bekeken of de cliënt nog de voor hem juiste ondersteuning krijgt.
Met deze verordening voldoet de gemeente Breda aan de wettelijke plicht om per verordening regels op te stellen ter uitvoering van het gemeentelijke beleidsplan, zoals opgenomen in artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015. In de verordening moet worden opgenomen:
op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de wet door voorstellen voor beleid te doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg (artikel 2.1.3, derde lid);
Daarnaast bevat de wet nog diverse bepalingen die in de verordening opgenomen kunnen worden. Deze zijn allen verwerkt in deze verordening. Het betreft regels over:
of de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen ook als de cliënt de voorziening zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget anders bepaald wordt. Daarbij kan ook worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarvoor aangewezen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot (artikel 2.1.4, tweede lid);
of aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot hun financiële draagkracht (artikel 2.1.7);
In deze verordening is er naar gestreefd al deze onderwerpen te behandelen en het beleid te vertalen in regels voor de uitvoering. Dit althans voor zover onderwerpen niet opgenomen zijn in een andere gemeentelijke verordening of ervoor gekozen is om geen regeling in de verordening op te nemen. Er is uitdrukkelijk voor gekozen om de rechten en plichten van cliënten, aanbieders en gemeente zo helder mogelijk te verwoorden.
Daarbij is het van belang te stellen dat deze verordening slechts de regels bevat die van toepassing zijn als een inwoner een maatwerkvoorziening vraagt en nodig heeft. Daaraan vooraf gaat een integrale afweging die breder is dan alleen de Wmo. Hiervoor werken we samen met het netwerk van Zorg voor elkaar Breda. Samen zorgen we ervoor dat elke inwoner de ondersteuning, hulp of zorg krijgt die nodig is.
Tot slot van deze inleiding is het goed om nogmaals te benadrukken dat de uitvoering van de Wmo maatwerk vraagt. Dit maakt de uitvoering tijdrovend en kostbaar maar de opbrengst is dat zeker waard, het gaat immers steeds om kwetsbare mensen die hulp vragen en op weg geholpen moeten worden om weer zelf de regie te nemen over hun leven.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Alleen de belangrijkste begrippen die gebruikt worden in de verordening zijn hier opgenomen. Voor alle begrippen in de verordening geldt dat de omschrijving aansluit bij die van de wet zelf.
Waar in de verordening over cliënt gesproken wordt moet steeds ook gelezen worden zijn of haar vertegenwoordiger.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen in aanvulling op de verordening. Dit artikel is van toepassing op de gehele verordening. Bij andere artikelen wordt daarom niet nog separaat opgenomen dat het college nadere regels kan stellen.
Artikel 1.3 Cliëntparticipatie
De gemeente vindt het belangrijk om cliënten of hun vertegenwoordigers te betrekken bij het beleid en de uitvoering van de Wmo. Om dit tot uiting te brengen is het artikel waarin de cliëntenparticipatie geregeld wordt aan het begin van de verordening geplaatst.
Artikel 1.4 Afstemming Sociaal Domein
Ondersteuningsvragen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie staan niet los van andere hulpvragen binnen het Sociaal Domein. Daarom wordt in alle gevallen ingezet op een brede uitvraag en afstemming met andere ondersteuning die geboden kan worden.
Artikel 1.5 Fraudepreventiebeleid
Dit artikel sluit aan bij het algemene gemeentelijke fraudebeleid. Door inwoners vooraf goed te informeren, willen we (onbewuste) fraude zoveel mogelijk voorkomen.
Formeel wordt de hulpvraag bij het college gedaan, feitelijk wordt de toegang zo ingericht zodat hulpvragen op een eenvoudige manier gedaan kunnen worden en er ook informatie en advies gegeven kan worden alvorens de vraag door te leiden.
Er zijn geen eisen aan de vorm gesteld waarop een hulpvraag moet worden ingediend.
De ontvangst van een hulpvraag of melding wordt altijd schriftelijk of digitaal bevestigd, omdat dan de wettelijke termijn gaat lopen waar binnen het gesprek plaats moet vinden en eventueel een besluit genomen moet worden. Op deze termijnen is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. In de situatie van opvang is een schriftelijke bevestiging niet altijd mogelijk. De melding is wel terug te vinden in het dossier van betreffende cliënt.
De gemeente streeft ernaar om zo snel mogelijk na de melding een beslissing te nemen.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
De cliëntondersteuning is kosteloos en onafhankelijk. Als een cliënt een eigen ondersteuner wil meenemen kan dat natuurlijk. Maar daarvoor kan geen vergoeding verstrekt worden.
Het is belangrijk dat de cliënt en zijn mantelzorger of andere persoon uit zijn sociaal netwerk voor het gesprek (actief) geïnformeerd worden over deze mogelijkheid.
De cliëntondersteuning moet van voldoende kwaliteit zijn om de cliënt ook echt te kunnen ondersteunen. Belangrijk daarbij is dat hij bijdraagt aan de zelfredzaamheid en afhankelijkheid tegengaat.
Artikel 2.3 Vooronderzoek; persoonlijke situatie cliënt
Het college stelt altijd een vooronderzoek in waarbij gegevens die al bekend zijn al vast verzameld worden. Dit om te voorkomen dat iemand telkens al bekende gegevens opnieuw moet aanleveren.
Hierbij wordt opgemerkt dat de beoordeling van de toegang tot ‘opvang’ in situaties van huiselijk geweld bij Veilig Thuis ligt. Om tot een goede beoordeling van een situatie te komen, heeft Veilig Thuis een aantal bevoegdheden die het college niet heeft. Uiteraard laat de bepaling in dit artikel onverlet dat Veilig Thuis deze bevoegdheden in kan zetten.
We willen de cliënt en zijn netwerk zoveel mogelijk in de gelegenheid stellen om zelf het persoonlijk plan op te stellen. In de wet is geregeld dat hier slechts 7 dagen voor beschikbaar zijn. Wij leggen dit uit als 7 werkdagen waardoor maximale ruimte ontstaat voor het maken van het plan.
Uiteraard kan het vooronderzoek achterwege blijven als de situatie voldoende bekend is bij het college.
Bij het gesprek geldt altijd als uitgangspunt dat de mantelzorger(s) of andere persoon uit zijn sociaal netwerk aanwezig is. Het gesprek is de kern waar een succesvolle uitvoering van de Wmo van afhangt. Daarom is hier uitgebreid beschreven wat zoal in het gesprek aan de orde zal moeten komen. Onderdeel van het gesprek is het vaststellen van de draagkracht en de draaglast van de mantelzorger.
In het gesprek wordt de hele situatie van de cliënt en zijn sociaal netwerk geïnventariseerd.
Samen met de cliënt wordt nagegaan welke oplossingen er zijn om de hulpvraag te beantwoorden. Deze oplossingen kunnen gevonden worden in allerlei voorzieningen die de gemeente, het Rijk of instellingen/organisaties aanbieden. Denk hierbij aan het aanbod van algemene voorzieningen als maaltijdvoorzieningen, sociale alarmering, boodschappendienst, aanbod van buurtactiviteiten, maatschappelijk werk, begeleiding door vrijwilligers voor bijvoorbeeld het leren op orde brengen van de financiële administratie, etc. Denk ook aan de voorzieningen vanuit andere wetgeving.
De hulpvraag en de oplossingen kunnen dus veel breder zijn dan het aanbod van de maatwerkvoorzieningen Wmo vanuit de gemeente.
Het gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.
Tijdens het gesprek wordt een complete inventarisatie gemaakt, met aandacht voor:
Speciale aandacht gaat uit naar de mantelzorger(s). Als er sprake is van een meer dan gebruikelijke belasting wordt individueel de belastbaarheid vastgesteld.
Het gesprek vindt zoveel mogelijk in de eigen omgeving van de cliënt plaats. Omdat hier niet altijd sprake van is kan het college ook de cliënt oproepen om op een andere plaats het onderzoek te doen. Omdat het onderzoek zo’n belangrijke schakel is voor het leveren van maatwerk is de cliënt verplicht mee te werken aan dit onderzoek. Als cliënt weigert en dit tot gevolg heeft dat de aanspraak op een maatwerkvoorziening niet of niet goed is vast te stellen, kan het college de maatwerkvoorziening weigeren.
Als de situatie van de cliënt voldoende bekend is bij het college hoeft natuurlijk geen gesprek gehouden te worden en kan een aanvraag meteen in behandeling genomen worden .
De ondersteuningsvraag en te bereiken resultaten, worden opgenomen in het persoonlijk plan. Bij voorkeur wordt dit door de cliënt zelf gemaakt, maar anders samen met de medewerker van de gemeente. Dit persoonlijk plan wordt als bijlage toegevoegd aan de beschikking van de gemeente. Het maakt daarmee onderdeel uit van het besluit. De informatie in het persoonlijk plan wordt daarom niet ook in de beschikking opgenomen.
De cliënt kan in het gesprek aangeven dat hij een aanvraag indient; er hoeft dan geen apart formulier ingevuld te worden.
In situaties dat er geen gesprek is gehouden kan de aanvraag rechtstreeks ingediend worden door een aanvraagformulier in te vullen. Om te beoordelen of een gevraagde maatwerkvoorziening passend is voor de persoonlijke omstandigheden vindt er alsnog een gesprek plaats.
Het college kan zich aanvullend laten adviseren. Cliënten zullen mee moeten werken aan een dergelijk onderzoek. Als de cliënt onvoldoende meewerkt en dit tot gevolg heeft dat de aanspraak op een maatwerkvoorziening niet of niet goed is vast te stellen, kan het college de maatwerkvoorziening weigeren.
Artikel 2.8 Inhoud beschikking
In de beschikking geeft het college aan of een maatwerkvoorziening wel of niet wordt toegekend. De beschikking zal bij een toekenning een integraal onderdeel vormen met het persoonlijk plan van de cliënt zelf. In de beschikking wordt de voorziening in algemene bewoordingen beschreven. De cliënt heeft samen met de aanbieder ruimte om de precieze invulling af te spreken. Bij een pgb wordt in de beschikking ook verwezen naar het budgetplan.
Artikel 2.9 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Dit artikel geeft aan de cliënt de verplichting het college in te lichten indien zijn situatie wijzigt.
In een aantal situaties kan het college besluiten de toegekende voorziening te herzien of in te trekken. Een dergelijk besluit is een beslissing waartegen de cliënt bezwaar kan maken.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a (cliënt heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt die tot een andere beslissing zouden hebben geleid) of lid 3 (cliënt heeft het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet gebruikt voor de maatwerkvoorziening waarvoor deze is toegekend) intrekt, kan de verstrekte voorziening worden teruggevorderd, bijvoorbeeld door verrekening
Artikel 3.1 Richting voor het resultaat
Er zijn drie mogelijke richtingen waarvoor een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Dat kan zijn om de zelfredzaamheid en/of participatie te verbeteren, zodat de cliënt zelfstandiger kan deelnemen aan de samenleving. Maar het kan in voorkomende gevallen ook gaan om stabilisatie van de bestaande situatie of zelfs het begeleiden bij verslechtering van de situatie. Welke richting reëel en haalbaar is, is onderdeel van individuele maatwerk n.a.v. het onderzoek.
Dit artikel beschrijft de diverse resultaatgebieden waarvoor een maatwerkvoorziening kan worden ingezet. Op een of meerdere van deze gebieden wordt middels de inzet van een maatwerkvoorziening ingezet op de verbetering van de zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt.
Soms kunnen de genoemde resultaatgebieden ook worden bereikt door de inzet van eigen kracht, het sociaal netwerk, voorliggend veld of algemene voorzieningen. Dan is er geen maatwerkvoorziening nodig om het resultaat te bereiken.
Hoofdstuk 4 Criteria algeme ne en maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Opvang dak- en thuislozen
De eerste en directe opvang voor dak- en thuislozen wordt ingericht als een algemene voorziening. Er is geen beschikking nodig om hiervan gebruik te kunnen maken. Wel wordt de eis gesteld dat iemand tijdens het verblijf meewerkt aan het opstellen van een persoonlijk plan. Onderdeel van dit persoonlijk plan is een vervolgtraject om weer zelfredzaam te worden. Dat kan dus ook zijn de inzet van een maatwerkvoorziening.
De gemeente Breda voert deze opvang uit voor 12 gemeenten in de regio West-Brabant.
Artikel 4.2 Opvang bij (dreigend) huiselijk geweld
De opvang bij (dreigend) huiselijk geweld wordt door Veilig Thuis West-Brabant toegekend. Er is geen beschikking van de gemeente nodig om hier gebruik van te kunnen maken. Daarmee is het mogelijk om direct over te gaan tot het bieden van opvang in bedreigende situaties. De opvang is daarom een algemene voorziening.
De gemeente Breda voert deze opvang uit voor 18 gemeenten in de regio West-Brabant.
Artikel 4.3 Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend, als er geen andere passende oplossing kan worden geboden. Dit artikel geeft aan dat er eerst wordt gekeken naar andere oplossingen zoals het eigen netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene voorzieningen. Wanneer dat niet toereikend is, kan een maatwerkvoorziening worden toegekend.
De maatwerkvoorzieningen zijn ter bevordering van participatie en zelfredzaamheid, hetgeen niet betekent dat cliënt met de voorziening altijd weer volledig kan wat hij voorheen kon.
In dit artikel is ook aangegeven wanneer een vervangende maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wanneer een voorziening zonder meer niet verstrekt wordt.
De term goedkoopst adequaat verwijst naar een goede afstemming op de situatie van de cliënt en dat we daarbij altijd wel kijken naar de goedkoopste passende oplossing
Voorliggende voorzieningen zijn zowel algemeen gebruikelijke voorzieningen (bijvoorbeeld mengkranen, douchestangen etc.) als algemeen toegankelijke voorzieningen (bijvoorbeeld maatschappelijk werk, steunpunt mantelzorg etc.).
Artikel 4.4 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening beschermd wonen
Dit artikel bevat enkele nadere criteria waaraan kan worden getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor beschermd wonen.
In het kader van de ketenaanpak beschermd wonen is gemeente Breda gemandateerd door de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert, om de taken van beschermd wonen voor hen uit te voeren.
Naast de cliënten met een psychische of psychosociale problematiek gaat het ook om cliënten met een licht verstandelijke beperking die (tijdelijk) behoefte hebben aan een beschermde woonvorm. Hierbij is de afstemming met de Wlz noodzakelijk. De Wlz laat echter deze groep niet toe als zij nog leerbaar zijn en zij het IQ hebben boven de 50.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening opvang
Dit artikel bevat enkele nadere criteria waaraan kan worden getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening opvang. Dit betreft zowel maatschappelijke opvang als opvang in verband met huiselijk geweld.
Bij opvang vanwege dak- en thuisloosheid geldt de hoofdregel dat het gaat om personen vanaf 18 jaar. De opvang staat ook open voor jongeren vanaf 16 jaar die dak- en thuisloos zijn (‘zwerfjongeren’) en waarvoor geen voorliggende voorziening via bijvoorbeeld de Jeugdwet getroffen kan worden.
In situaties van huiselijk geweld kan de cliënt vergezeld worden van zijn of haar minderjarige kinderen.
Hoofdstuk 5 Het persoonsgebonden budget
Artikel 5.1 Criteria voor toekenning pgb
Het is mogelijk om maatwerkvoorzieningen middels een pgb te bekostigen. Daar zijn wel voorwaarden aan verbonden.
Bij lid 2 onderdeel b waar het gaat om de motivatie voor de inzet van het pgb is het van belang om aan te tonen dat het de beslissing van de cliënt zelf is om het pgb aan te vragen. In het derde lid is een verplichte rolscheiding opgenomen tussen degene die het pgb beheert en degene die de ondersteuning biedt. Dit kan niet dezelfde aanbieder dan wel persoon uit het eigen sociaal netwerk zijn. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
Het vierde lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren die betrekking hebben op de periode voor het indienen van de aanvraag, en waarvan de noodzaak niet meer kan worden vastgesteld..
Artikel 5.2. Voorwaarden pgb sociaal netwerk
Dit artikel stelt specifieke voorwaarden aan het gebruik van een pgb voor bekostiging van ondersteuning die wordt geleverd vanuit het eigen sociaal netwerk van de cliënt. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn het onderscheid tussen ondersteuning als maatwerkvoorziening en gebruikelijk hulp en de belasting van de persoon uit het eigen sociaal netwerk.
Het pgb is gemaximeerd tot de kostprijs van een gelijkwaardige maatwerkvoorziening in natura. In het besluit van het college is de hoogte van het pgb nader uitgewerkt, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen 3 soorten van hulpverleners. De cliënt kan zelf bepalen wie de ondersteuning biedt. Dat kan ook bij een professionele aanbieder, ook als deze dezelfde zorg als zorg in natura levert via de gemeente. Wel is het maximale tarief is afhankelijk van het soort hulpverlener. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een professional werkend bij een instelling, een zzp-er en een betaalde kracht uit het sociaal netwerk. Dit onderscheid is gebaseerd op een andere verhouding tussen kostprijs en overheadkosten.
De hoogte van een pgb voor deze dienstverlening is gerelateerd aan de tarieven voor zorg in natura. Deze zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. Bij het onderscheid tussen de diverse hulpverleners wordt hier gebruik van gemaakt.
Als een pgb verstrekt wordt voor een hulpmiddel en een tweedehands voorziening aangeschaft wordt, wordt het pgb daar op afgestemd met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarover de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. Dat betekent dat cliënten dan zelf moeten bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Artikel 5.4 Vaststellen van de hoogte pgb
Dit artikel geeft handvatten voor het vaststellen van de hoogte van een pgb en met welke factoren daarbij rekening moet worden gehouden.
Artikel 5.5 Voorwaarden voor bes teding pgb
In dit artikel zijn voorwaarden opgenomen waaraan de cliënt moet voldoen bij de besteding van het pgb. Onderdeel van de voorwaarden is een aantal doelen waaraan het pgb niet besteed mag worden. Deels betreft dit zaken (bijvoorbeeld reiskosten of overheadkosten aanbieder) die niet los gedeclareerd kunnen worden, maar onderdeel moeten zijn van het integrale tarief zoals opgenomen in het budgetplan.
Hoofdstuk 6 Bijdrage in de kosten
Artikel 6.1 Bijdrage in de kosten van een algemene voorzieningen
Van dak- en thuislozen wordt een bijdrage in de kosten gevraagd voor het verblijf in de opvang. Deze bijdrage wordt geïnd door de organisatie die de opvang uitvoert. Deze bijdrage kan verschillend zijn voor de verschillende vormen van opvang. Dat geldt niet voor inwoners die in de opvang verblijven vanwege (dreigend) huiselijk geweld. Daarvoor mag er geen enkele drempel zijn om in (levens)bedreigende situaties gebruik te maken van opvang.
Artikel 6.2 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura en per pgb’s
De eigen bijdrage van de maatwerkvoorziening is maximaal de kostprijs van de voorziening en de maximale bijdragen zoals die in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn opgenomen. Bij een woningaanpassing voor minderjarigen is een bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige.
De kostprijs van de voorziening en daarmee ook de hoogte van de eigen bijdrage wordt voor zowel de voorziening in natura als de voorziening in pgb bepaalt door de aanbesteding of consultatie van de markt of in overleg met de aanbieder.
In de verordening zijn enkele uitzonderingen opgenomen op het hanteren van de maximale bijdragen zoals opgenomen in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Bij incidentele kosten lager dan € 300,- zoals de aanschaf van een hulpmiddel of aanpassing van de woning wordt geen eigen bijdrage opgelegd.
Voor de maatwerkvoorziening individuele begeleiding wordt de kostprijs waarop de eigen bijdrage wordt bepaald, berekend door het genoemde uurtarief te vermenigvuldigen met de daadwerkelijk geleverde uren zorg. Deze uren moeten door de aanbieder worden doorgegeven aan het CAK.
Verder wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de wettelijke uitzondering van cliëntondersteuning en rolstoelen.
Hoofdstuk 7 De kwaliteit van de voorziening en
Artikel 7.1 Kwaliteitseisen van maatwerkvoorzieningen
Van aanbieders van maatwerkvoorzieningen – zowel in natura als middels een pgb – wordt verwacht dat zij kwaliteit leveren. In dit artikel zijn daarvoor eisen opgenomen. Naast het hebben van een professionele standaard en het leveren van een veilige, doeltreffende en doelmatige voorziening, zijn er eisen opgenomen die gaan over de wijze waarop met de cliënten omgegaan moet worden. De aanbieder moet maatwerk leveren gericht op de situatie en wensen van de cliënt.
In overeenkomsten met aanbieders worden eventueel aanvullende kwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast is het college voortdurend in overleg met aanbieders en cliënten om nieuwe kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen en bestaande te verbeteren. Ook voert het college het jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek uit.
Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de borging van goede prijs-kwaliteit afspraken met derden (aanbieders) die de maatwerkvoorziening leveren. De gemeente dient daarbij rekening te houden met diverse factoren om te garanderen dat er een reële prijs wordt betaald voor de voorziening. Er zijn drie manieren om dit te doen, welke alle drie zijn opgenomen in dit artikel. Allereerst kan het college op basis van de genoemde kostprijselementen tot één prijs komen, waarvoor aanbieders zich mogen inschrijven. Alle aanbieders hanteren dan deze vaste prijs voor de voorziening. Ten tweede mag het college een prijs bepalen aan de hand van de genoemde kostprijselementen die als ondergrens geldt bij de aanbesteding. Aanbieders mogen inschrijven met hun eigen prijs, maar deze mag niet lager zijn dan de door het college vastgestelde ondergrens. Als derde kan het college de aanbieders zelf vragen om in te schrijven met een prijs zonder vooraf zelf een ondergrens te stellen. In dat geval dient de aanbieder zelf te laten zien dat rekening is gehouden met de genoemde kostprijselementen.
Het college hoeft geen keuze te maken voor een van deze manieren om de verhouding tussen prijs en kwaliteit te bepalen. Voor verschillende aanbestedingen mogen verschillende manieren gehanteerd worden.
Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In dit artikel is bepaald dat aanbieders elke calamiteit die zich bij de verstrekking van een voorziening voor heeft gedaan en elke vorm van geweld bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk moeten melden aan de toezichthoudend ambtenaar.
Er is geen speciale regeling voor ontwikkeld; de betreffende ambtenaar kan naar bevinding van zaken handelen en adviseert vervolgens het college over eventueel te zetten stappen.
De gemeente is op grond van de Algemene wet bestuursrecht al verplicht een klachtenregeling te hebben voor klachten over personen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid.
Daarnaast is in dit artikel bepaald dat voor alle aanbieders die maatwerkvoorzieningen leveren geldt dat zij een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten moeten hebben. Het college kiest er dus niet voor om dit alleen voor bepaalde voorzieningen vast te leggen.
Cliënten moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen door de aanbieder. Het kan bijvoorbeeld gaan over de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder).
Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open.
Gezien de aanleiding van de opvang kan dit gevolgen hebben voor omvang en aard van de klachten. Onverminderd het belang van bovenstaande kan het college voor opvang aparte afspraken maken met de aanbieders. De aanbieders beschikken hiervoor over protocollen.
Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders maatwerkvoorzieningen
In het eerste lid is bepaald dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap moeten hebben voor alle besluiten die voor de gebruikers van belang zijn.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Dit artikel maakt het mogelijk om van geval tot geval te beoordelen hoe de waardering het beste tot uitdrukking gebracht kan worden. De aandacht gaat daarbij niet alleen uit naar mantelzorgers die via het gesprek in beeld zijn, maar ook mantelzorgers die geen contact met de gemeente of de wijkteams hebben.
Het hoeft uitdrukkelijk niet om een jaarlijks terugkerend gebaar te gaan. In overleg met de mantelzorger kan het ook om een eenmalig of juist frequenter gebaar gaan. Het staat het college vrij om hiernaast een bijeenkomst te organiseren voor mantelzorgers of een speciale groep van mantelzorgers.
Artikel 8.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om inwoners met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een tegemoetkoming te bieden in de kosten van bijvoorbeeld de aanvullende verzekering.
Hoewel maatwerk voorop staat in de Wmo kunnen er altijd bepalingen zijn die in een situatie onbillijk uitpakken. Voor die gevallen is dit artikel opgenomen.
Artikel 9.2 Gevallen waarin de verordening niet voorziet
Dit artikel geeft de college de bevoegdheid om te besluiten in situaties waarin de verordening niet voorziet. Zo nodig zullen die leiden tot aanpassing van de verordening.
In dit artikel zijn alleen de overgangsbepalingen opgenomen zoals die gelden voor cliënten die een voorziening toegekend hebben gekregen op basis van de voormalige verordeningen en op grond van de AWBZ. Deze rechten worden niet zomaar beëindigd met het vaststellen van een nieuwe verordening. Wanneer er een nieuw besluit moet worden genomen is wel deze verordening van kracht.
Voor cliënten beschermd wonen met overgangsrecht vanuit de AWBZ geldt een maximaal overgangsrecht van 5 jaar.
Artikel 9.4 Inwerking treding en citeertitel
Dit artikel geeft aan per wanneer deze verordening van kracht is en hoe deze genoemd wordt. Daarnaast worden de bestaande verordeningen ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-6505.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.