Gemeenteblad van Almere
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2018, 63095 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2018, 63095 | Beleidsregels |
Beleidsregels maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en voorzieningen in het kader van de Jeugdwet.
Het college van burgemeester en wethouders van Almere,
gelet op artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,
overwegende dat het college met betrekking tot de beoordelingsvrijheid bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet het noodzakelijk vindt om aan te geven op welke wijze daarmee wordt omgegaan en daartoe beleidsregels vast te stellen,
Beleidsregels maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en voorzieningen in het kader van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 2: Criteria rondom de toekenning van maatwerkvoorzieningen
Artikel 2. Criteria voor een maatwerkvoorziening
Het eerste en tweede lid onder a en b van dit artikel zijn gelijk aan onderdelen van artikel 8 van de
Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018. Het derde lid van dit artikel is gelijk artikel 4g van de Verordening jeugdhulp gemeente ALMERE 2018. Deze zijn opgenomen met als doel in deze Beleidsregels een zo volledig mogelijk beeld te geven van de toetsingscriteria en het afwegingskader.
Maatwerkvoorzieningen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Maatwerkvoorzieningen op het gebied van beschermd wonen of opvang.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen.
Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele voorziening ter compensatie van de problemen die zich kunnen voordoen bij jeugdigen,
indien andere mogelijkheden om het opvoed- of opgroeiprobleem op te lossen of draagbaar te maken voor de jeugdige en zijn omgeving, zijn uitgeput. Deze problemen kunnen zich voordoen ten gevolge van (vermoedelijke) onveiligheid, of een (vermoedelijke) psychische stoornis, of een licht verstandelijke beperking;
Hoofdstuk 3: Afwegingskader rondom de toekenning van maatwerkvoorzieningen
De eerste zin van dit artikel is gelijk aan de omschrijving als vermeld in artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018. Deze zin is opgenomen met als doel in deze
Beleidsregels een zo volledig mogelijk beeld te geven van de toetsingscriteria en het afwegingskader.
Onder eigen kracht wordt verstaan datgene wat de cliënt en zijn directe omgeving in redelijkheid kunnen doen om tot zelfredzaamheid of participatie te komen. De cliënt moet zich inspannen om dát aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om in zijn ondersteuningsbehoefte te voorzien.
Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die onderdeel uitmaken van dezelfde leefeenheid. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die gezamenlijk een huishouding voeren.
Het eerste lid van dit artikel is gelijk aan de omschrijving als vermeld in artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018. Deze zin is opgenomen met als doel in deze Beleidsregels een zo volledig mogelijk beeld te geven van de toetsingscriteria en het afwegingskader.
Bij mantelzorg gaat het om hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Artikel 6. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Het eerste lid van dit artikel is gelijk aan de omschrijving als vermeld in artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018. Deze zin is opgenomen met als doel in deze Beleidsregels een zo volledig mogelijk beeld te geven van de toetsingscriteria en het afwegingskader
Onder algemeen gebruikelijk wordt tevens verstaan de vervanging van algemeen gebruikelijke voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven en onder normale omstandigheden ook vervangen zouden moeten worden. Van de cliënt mag verwacht worden dat deze bij vervanging en/of renovatie rekening houdt met de bestaande beperkingen en de beperkingen die op het moment van de aanvraag te voorzien zijn.
Artikel 8. Goedkoopst adequate voorziening
Indien het college een maatwerkvoorziening noodzakelijk acht, dan wordt de goedkoopst adequate voorziening verstrekt. Hieruit vloeit voort dat:
bij het verlenen van voorzieningen gericht op het geschikt maken van de woning van de cliënt een kostenafweging wordt gemaakt tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en de mogelijkheid om te verhuizen anderzijds. Binnen deze kostenafweging wordt rekening gehouden met de huidige en de voorzienbare aanpassingskosten van de reeds bewoonde woning en de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning. Indien uit deze kostenafweging blijkt dat verhuizen de goedkoopst passende voorziening is en er binnen een aanvaardbare termijn een andere woning beschikbaar is, dan wordt het primaat van verhuizen toegepast en kan er een verhuiskostenvergoeding toegekend worden.
Van het primaat van verhuizen, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, kan worden afgeweken als een verhuizing vanuit maatschappelijke oogpunt onaanvaardbaar wordt geacht. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in de situatie waarin de cliënt zwaarwegende mantelzorg ontvangt die niet verplaatsbaar is naar een andere woning, als er een medische contra-indicatie is voor verhuizing of wanneer de psychosociale gevolgen van een verhuizing dermate belastend zijn dat een verhuizing in redelijkheid niet kan worden gevergd.
Hoofdstuk 4: PGB Kwaliteitseisen
Artikel 9. Kwaliteitseisen PGB die van toepassing zijn bij zorgverlening in het kader van de Wmo.
9a. Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een daartoe opgeleid persoon:
9b. Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een niet daartoe opgeleid persoon:
Artikel 10. Kwaliteitseisen die van toepassing zijn bij Beschermd wonen in een instelling, waarvan de bewoners hun verblijf vanuit een PGB bekostigen:
10a. Tarief beschermd wonen indicatie midden en hoog.
In artikel 11, lid 9 onder f van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018 wordt vermeld dat de hoogte van het tarief pgb beschermd wonen wordt bepaald door de indicatiestelling. Er geldt een apart tarief voor de indicatiestelling beschermd wonen midden en beschermd wonen hoog. De indicatie beschermd wonen midden of hoog wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria:
Cliënten hebben een (complexe) psychiatrische aandoening en ondervinden daar in het dagelijks leven beperkingen van. Er is zorg, begeleiding, bescherming en stabiliteit nodig in een veilige en weinig eisende woonomgeving. Deze intensieve zorg en begeleiding is gericht op het omgaan met deze beperkingen (cognitief en psychisch), het beheersbaar houden van gedragsproblematiek en is continue aanwezig.
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid in het algemeen dagelijks leven intensieve begeleiding nodig. Er zijn forse beperkingen bij het onderhouden van sociale relaties en het invullen van de dag. Er zijn forse beperkingen in de vaardigheden die nodig zijn voor het oplossen van problemen, het nemen van besluiten en bij het uitvoeren van eenvoudige en wat complexere taken. Begeleiding is nodig bij beheren van geld en verrichten van administratieve handelingen. Cliënten reizen doorgaans met begeleiding.
Cliënten hebben een actieve (complexe) psychiatrische aandoening, vaak in combinatie met een ernstig gedragsproblematiek, somatische aandoening, lichamelijke handicap, verstandelijke beperking en/of verslaving. Cliënten zijn beperkt gevoelig voor correctie, hebben geen inzicht in hun eigen aandeel bij interactie problemen en er is een relatief beperkt leervermogen. Er is sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatie, dwangmatig, destructief en reactief gedrag met betrekking tot interactie.
Er is zeer intensieve zorg, begeleiding, bescherming en stabiliteit nodig in een veilige en weinig eisende woonomgeving (gecontroleerde in- en uitgang). Deze intensieve zorg en begeleiding is gericht op het overnemen van taken op alle levensterreinen, het leren omgaan waar mogelijk met de beperkingen (cognitief en psychisch), het beheersbaar houden van gedragsproblematiek en is continue aanwezig.
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid in het algemeen dagelijks leven intensieve begeleiding nodig. Cliënten zijn nauwelijks in staat om sociale relaties te onderhouden en invulling te geven aan de dag. Er ontbreken vaardigheden die nodig zijn voor het oplossen van problemen, het nemen van besluiten en bij het uitvoeren van eenvoudige en wat complexere taken. Het aanleren van deze vaardigheden is bijna niet mogelijk. Begeleiding en/of overnemen van het beheren van geld en verrichten van administratieve handelingen is nodig. Cliënten reizen met begeleiding.
10c. Afstemming met de cliënt:
De instelling draagt zorg voor continuïteit van de ondersteuning in geval van bijvoorbeeld ziekte en vakantie. Deze continuïteit zal de instelling vormgeven in overleg met de gemeente Almere en met inachtneming van de eisen die de gemeente Almere aan de hulpverlening stelt voor die bepaalde locatie.
Hiertoe beschikt deze over een eigen klachtenregeling (inclusief klachtenregistratie) conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Onder een klacht wordt verstaan een schriftelijke of mondelinge uiting van ongenoegen over de wijze waarop een organisatie, dan wel een personeelslid daarvan, zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijke of rechtspersoon heeft gedragen.
De instelling draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in de Sociale wijkteams, de Centrale Toegang GGD en andere relevante actoren om bij te dragen aan het effectief opereren van de centrale toegang. Bij uitstroom zorgt de instelling voor een warme overdracht aan het lokale wijkteam.
De instelling beschikt over een beleid waarin is vastgelegd wat de positie is van de vrijwilligers binnen de organisatie. Hierin komen tenminste de volgende aspecten naar voren:
Artikel 11. PGB kwaliteitseisen voor een zaak (woningaanpassingen en hulpmiddelen)
11a. Voorwaarden voor verstrekking via een PGB:
11b. In de beschikking worden opgenomen:
Artikel 12. Kwaliteitseisen die van toepassing zijn bij zorgverlening in het kader van de Jeugdwet.
12a. Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een daartoe opgeleid persoon:
De zorgverlener is geregistreerd in het SKJ, kwaliteitsregister jeugd of een ander relevant beroepsregister zoals de NVO of NIP, welke richtlijnen heeft opgesteld over de kwaliteit van werken. Indien sprake is van inschrijving in een ander beroepsregister dan stelt de verwijzer vast of deze ook passend wordt geacht ten aanzien van te bieden hulp.
Een zorgverlener die vanwege gestelde opleidingseisen niet in enig register kan worden ingeschreven maar minimaal beschikt over een diploma van een relevante opleiding op tenminste MBO 4 niveau kan worden ingezet ten aanzien van te bieden hulp mits deze enkel bestaat uit begeleiding.
12c. Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een niet daartoe opgeleid persoon:
Dat is hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig is en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van jeugdige of ouder.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere van
10 oktober 2017.
Burgemeester en wethouders van Almere,
de secretaris, de burgemeester,
R. Wielinga F.M. Weerwind
Bijlage : Almeers protocol gebruikelijke hulp
Bijlage als bedoeld in artikel 4 , derde lid van de Beleidsregels maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en voorzieningen in het kader van de Jeugdwet
Vaststellen van de aanwezige gebruikelijke hulp
Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die onderdeel uitmaken van dezelfde leefeenheid. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die gezamenlijk een huishouding voeren.
Of sprake is van gebruikelijke hulp is afhankelijk van de volgende factoren:
Ad a: de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.
De aard van de ondersteuningsbehoefte kan zeer divers zijn. De cliënt kan bijvoorbeeld aangewezen zijn op hulp:
De mate van zelfredzaamheid is enerzijds afhankelijk van de beperkingen die de cliënt daarbij ondervindt. Anderzijds wordt de mate van zelfredzaamheid bepaald door wat de cliënt wel zelf kan al dan niet met bijvoorbeeld hulp van anderen of met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of eventuele algemene voorzieningen. Het college houdt in ieder geval rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling verwacht wordt aan elkaar geboden te worden. Zie verder onder het kopje ‘de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt’ van dit protocol.
Ook de omvang van de ondersteuningsbehoefte kan divers van aard zijn. Zo kan de cliënt zijn aangewezen op begeleiding bij of het overnemen van bepaalde activiteiten maar ook afhankelijk zijn van (volledig) toezicht. Naast de vraag of dit toezicht onder gebruikelijke hulp kan worden geschaard, kan het zware eisen stellen aan en/of een zware wissel trekken op de persoon die deze hulp biedt. Ook kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte in de zelfredzaamheid met zich meebrengen dat niet volledig van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Het college neemt daarbij de uitstelbare en niet-uitstelbare taken1 in aanmerking maar ook de mogelijkheid van redelijkerwijs te vergen oplossingen die een eventuele aanspraak op maatschappelijke ondersteuning (deels) kunnen voorkomen. De omvang van de ndersteuning kan (deels) ook onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en/of klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, op familiebezoek gaan, et cetera. Dergelijke hulp kan volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer als gebruikelijk worden aangemerkt.
Kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte
Afhankelijk van de aard van de beperking(en) kan er een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte bestaan bij de cliënt. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel in de mate van de zelfredzaamheid van de cliënt. In het algemeen hanteert het college hiervoor een periode van drie maanden. In deze periode wordt het redelijk geacht dat de leefeenheid tijdelijk meer taken dan gebruikelijk overneemt. Bij een langdurige ondersteuningsbehoefte gaat het om een situatie waarbij de ondersteuningsbehoefte naar verwachting langer dan drie maanden aanwezig zal zijn. Ook in die gevallen kan er nog steeds uitzicht zijn op herstel maar er kan ook sprake zijn van een (naar verwachting) permanente ondersteuningsbehoefte. Als er sprake is van hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden, is het in principe niet van belang of sprake is van een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.
Ook bij het overnemen van huishoudelijke taken wordt in principe geen rekening gehouden met een
onderscheid tussen een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte. Dat is in lijn met de vaste jurisprudentie zoals die onder de Wmo 2007 tot stand is gekomen (zie bijvoorbeeld CRVB:2015:3198). Het college zal zorgvuldig moeten onderzoeken of de andere personen uit de leefeenheid feitelijk in staat zijn om de huishoudelijke taken te verrichten. Daarbij valt op te merken dat het weigeren om huishoudelijke taken uit te voeren geen reden is om hiervoor een maatwerkvoorziening toe te kennen (CRVB:2016: 3665).
Ad. b: de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat huisgenoten elkaar onderling gebruikelijke hulp moeten bieden. Immers huisgenoten binnen de leefeenheid kiezen ervoor om gezamenlijk een huishouden te voeren. Dat maakt hen verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Het college moet wel rekening houden met de aard van de relatie die de persoon binnen de leefeenheid heeft met de cliënt. Dat betekent dat er onderscheid kan bestaan tussen wat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, tussen kinderen ten opzichte van hun ouders en huisgenoten die bijvoorbeeld geen bloedverwantschap hebben met de cliënt.
Algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer
Het college houdt bij de beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp rekening met hulp bij, of het overnemen van, taken waarvan geacht mag worden dat die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer aan elkaar geboden worden. De volgende voorbeelden worden genoemd:
Daarover kunnen huisgenoten onderling afspraken over maken.
Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijk is volgens algemene maatstaven en de onderhoudsplicht die echtgenoten/partners naar elkaar toe hebben. Zo wordt het normaal geacht dat de ene partner de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij beperkingen in de sociale redzaamheid. Bij een substantiële omvang in de ondersteuningsbehoefte kan dit er evenwel toe leiden dat er deels sprake is van mantelzorg.
Kinderen ten opzichte van ouders
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van inwonende kinderen aan hun ouders. Of deze hulp of ondersteuning gebruikelijk geacht kan worden is mede afhankelijk van de leeftijd van de inwonende kinderen. Hoe ouder de inwonende kinderen zijn, hoe meer er van hen in redelijkheid verwacht kan worden. Zie hiervoor ook ad c.
De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon die past bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Onderstaande tabel dient daarbij als richtlijn:
Huisgenoten ten opzichte van elkaar
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Voor huisgenoten ten opzichte van elkaar kan het bieden van begeleiding als gebruikelijke hulp anders liggen. Gelet op aard van de relatie (bijvoorbeeld niet familierechtelijk) kan het ook zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat ene huisgenoot de ander bijvoorbeeld aanspoort tot zelfzorg.
Ad c: De leeftijd en de ontwikkelingsfase van de inwonende, jonge kinderen.
In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Een volwassenen huisgenoot van 23 jaar en ouder dient het huishouden in principe geheel over te kunnen nemen. Een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, schoonhouden van keuken en één slaapkamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.
Ten aanzien van minderjarige kinderen geldt het volgende:
Ad d: De leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.
Redenen als ‘niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten’ leiden in principe niet tot het toekennen van een maatwerkvoorziening, tenzij het ‘niet kunnen’ verlenen van gebruikelijke hulp een medische objectiveerbare oorzaak heeft. Wel kan er tijdelijk een maatwerkvoorziening worden toegekend om de betreffende persoon de taken aan te leren. Uiteraard moet het college daarbij onderzoeken of de betreffende persoon leerbaar is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in situatie waarin men wordt geconfronteerd met een nog niet eerder aanwezige ondersteuningsbehoefte van de cliënt zoals bij een niet aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie het geval kan zijn.
2. Uitzonderingen voor het verlenen van gebruikelijke hulp
Er zijn situaties waarbij er gemotiveerd afgeweken kan worden van de uitgangspunten met betrekking tot gebruikelijke hulp. Daarbij valt te denken aan de volgende situaties:
In voorkomende gevallen kan het college, al dan niet tijdelijk, een maatwerkvoorziening inzetten opdat de cliënt en de andere personen uit de leefeenheid in de gelegenheid worden gesteld een oplossing te vinden.
Ad a: Medisch geobjectiveerde aandoening
Als uit objectief onderzoek blijkt dat een persoon binnen de leefeenheid aantoonbaar beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke hulp niet van toepassing ten aanzien van deze persoon.
Ad b: (Dreigende) overbelasting
Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren waardoor de verhouding tussen draagkracht en draaglast, al dan niet tijdelijk, uit balans is. Te denken valt aan het ernstig ziek worden en/of overlijden van een partner of andere dierbare of conflicten in de privésfeer.
Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de huisgenoot moet dat door de cliënt of huisgenoot aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. In dat geval rust er op het college de plicht daar een onderzoek naar in te stellen. De betreffende huisgenoot is dan overigens wel verplicht zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek.
Wanneer er bij de huisgenoot, die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen, eigen mogelijkheden zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het bieden van mantelzorg, dan kan het college verlangen dat de huisgenoot die overbelasting voorkomt of opheft door deze zorg door (andere) zorgverleners of ondersteuners uit te laten voeren. Dat beoordeelt het college in het individuele geval. Indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten met een niet verplichtend karakter, kan het verlenen van gebruikelijke hulp voor gaan op die maatschappelijke activiteiten.
Ad c: Dit onderdeel behoeft geen nadere toelichting.
Ad d: De cliënt heeft een zeer korte levensverwachting
In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties is het redelijk om soepeler om te gaan met het principe gebruikelijke hulp.
Ad e: Fysieke afwezigheid vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationale vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of militairen. De afwezigheid dient te voldoen aan de volgende kenmerken:
Bij het hanteren van bovengenoemde kenmerken is de individuele situatie leidend. Zo is het denkbaar dat voor niet-uitstelbare taken wordt afgeweken van de genoemde kenmerken.
Ad f: Bijzondere omstandigheden
Het college zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting in voorkomende gevallen rekening houden met de omstandigheid dat de cliënt (of diens huisgenoot) gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of mantelzorg voor andere personen binnen het sociale netwerk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-63095.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.