Verordening tot wijziging van de Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

 

gelet op de Jeugdwet;

besluit vast te stellen de volgende:

 

Verordening tot wijziging van de Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017.

Artikel I

 

De Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017 wordt gewijzigd als volgt:

 

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

- preventie (inclusief advies en voorlichting);

- lichte (opvoed)ondersteuning zoals cursussen en trainingen;

- vertrouwenspersoon;

- Veilig Thuis;

- mantelzorgondersteuning

 

 

 

 

2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

- begeleiding individueel

- begeleiding groep

- persoonlijke verzorging

- specialistische diagnostiek en behandeling

- verblijf (kortdurend/logeren en dag- & 24uursverblijf

- pleegzorg

- spoedzorg (met en zonder verblijf)

- forensische zorg

- gesloten jeugdzorg (na machtiging rechter)

- vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

- preventie, inclusief advies en voorlichting;

- lichte (opvoed)ondersteuning zoals cursussen en trainingen;

- vertrouwenspersoon;

- Veilig Thuis;

- mantelzorgondersteuning;

- diagnostisch onderzoek ernstige enkelvoudige dyslexie (EED);

- behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED).

2a. De volgende vormen van reguliere individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar op basis van één van de profielen uit het ‘’IJssellandse model resultaatgerichte inkoop jeugdhulp’’:

- begeleiding individueel;

- begeleiding groep;

- persoonlijke verzorging;

- specialistische diagnostiek en behandeling;

- vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

- verblijf;

- spoedzorg met en zonder verblijf.

2b. De volgende vormen van specifieke individuele voorzieningen zijn daarnaast in ieder geval beschikbaar:

- pleegzorg;

- forensische zorg;

- gesloten jeugdzorg.

B. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 5. Vooronderzoek

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Vooronderzoek

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

 

 

 

3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

C. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 7. Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

 

 

 

 

2. Het college verstrekt zo spoedig mogelijk na het onderzoek aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het onderzoek.

3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7. Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6. De consulent neemt het deskundige oordeel over de in te zetten voorziening(en) en indien bekend de mening van de jeugdige en/of zijn ouders hierover op in het verslag.

2. Het college verstrekt zo spoedig mogelijk na het onderzoek aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het onderzoek.

3. De jeugdige en/of zijn ouders worden in staat gesteld binnen twee weken na toezending van het verslag schriftelijk opmerkingen of aanvullingen in te zenden om aan het verslag toe te voegen. Op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders kan deze termijn worden verlengd.

4. Na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn wordt het verslag, indien van toepassing inclusief de reactie van de jeugdige en/of zijn ouders, definitief. Er kan dan worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het verslag is opgenomen.

D. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 8. Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen na afronding van het onderzoek een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk door middel van een door het college vastgesteld formulier indienen bij het college. Het verslag van het onderzoek wordt bij het aanvraagformulier gevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening indienen bij het college:

a) door dit mondeling te melden tijdens het onderzoek, waarna de consulent dit opneemt in het verslag. Op de aanvraag wordt beslist na afloop van de termijn uit artikel 7 lid 3 of na mededeling dat het verslag akkoord is;

b) door dit in de schriftelijke reactie op het verslag als bedoeld in artikel 7 lid 3 op te nemen. Op de aanvraag wordt beslist na ontvangst van de schriftelijke reactie.

E. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 9. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

 

 

3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. voor welke voorziening het pgb wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat is;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

d. wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 9. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. binnen welk profiel en intensiteit uit het ‘’IJssellandse model resultaatgerichte inkoop jeugdhulp’’ de te verstrekken voorziening wordt toegewezen en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en indien van toepassing de duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. voor welke voorziening het pgb wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat is;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

d. wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

F. Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 10. Regels voor pgb

1. Het tarief voor een pgb:

a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

b. is toereikend om veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede jeugdhulp die tot de individuele voorzieningen behoren van derden te betrekken, en

c. bedraagt – onverminderd het bepaalde in lid 3 - ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

2. De kostprijs van de zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop.

 

3. Het tarief voor een pgb voor dienstverlening door:

a. een jeugdhulpaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen (en werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

b. een jeugdhulpaanbieder zijnde een solistisch werkende jeugdhulpverlener (zzp’er) (die werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

c. een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde jeugdhulpaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum van €20,- per tijdseenheid waarmee de betreffende jeugdhulpvorm bij ZiN wordt verrekend.

 

4. Het tarief voor vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt verleend bedraagt €0,31 per kilometer.

5. Het pgb mag niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. Cadeautjes en feestdagenuitkeringen mogen ook niet uit het PGB worden bekostigd. Wanneer geen passende voorziening in natura beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (zorg in natura) aanwijzen of (al dan niet tijdelijk) toestaan dat een pgb-bureau voor ondersteuning wordt ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen de coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.

Artikel 10. Regels voor pgb

1. Het tarief voor een pgb:

a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

b. is toereikend om veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede jeugdhulp die tot de individuele voorzieningen behoren van derden te betrekken, en

c. bedraagt – onverminderd het bepaalde in lid 3 - ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

2. De kostprijs van zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop (niet zijnde trajectprijzen).

3. Het tarief voor een pgb voor dienstverlening door:

a. een jeugdhulpaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen (en werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

b. een jeugdhulpaanbieder zijnde een solistisch werkende jeugdhulpverlener (zzp’er) (die werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

c. een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde jeugdhulpaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum van €20,- per etmaal voor verblijf, per dagdeel voor begeleiding groep en per uur voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging.

4. Het tarief voor vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt verleend bedraagt €0,31 per kilometer.

5. Het pgb mag niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. Cadeautjes en feestdagenuitkeringen mogen ook niet uit het PGB worden bekostigd. Wanneer geen passende voorziening in natura beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (zorg in natura) aanwijzen of (al dan niet tijdelijk) toestaan dat een pgb-bureau voor ondersteuning wordt ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen de coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.

Artikel II

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op 1 januari 2018.

De raad voornoemd,

de griffier,

A. ten Hoff

de voorzitter,

J.H. Bats

Naar boven