Nota Vaste Activa 2018 , gemeente Krimpen aan den IJssel

 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

 

De financiële verordening 2017 is het kader voor het financiële beleid van de gemeente. In artikel 10 van de verordening wordt ingegaan op vaste activa.

 

Artikel 10 – Waardering en afschrijving vaste activa

 

  • 1.

    Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota vaste activa aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 2.

    Deze nota bevat minimaal de volgende onderdelen:

    • regels voor activering en waardering van vaste activa;

    • wijze van afschrijving van vaste activa;

    • renteberekening over vaste activa.

  • 3.

    De afschrijvingstermijnen die in de nota worden opgenomen zijn richtinggevend. Daarnaast speelt de verwachte levensduur van het actief een belangrijke rol. Wanneer er redenen zijn om van de tabel af te wijken wordt in het betreffende voorstel aan de raad over de investering hiervoor een gemotiveerde onderbouwing opgenomen.

Dit artikel is de basis voor deze nota. Inhoudelijk wordt het kader gevormd door wet- en regelgeving, die met name vastligt in het BBV. Met het vaststellen van deze nota komen alle voorgaande besluiten en documenten met betrekking tot dit onderwerp te vervallen.

 

Het activabeleid heeft grote invloed op de exploitatie en de vermogenspositie van de gemeente. Transparant activabeleid vormt één van de kaders voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. Deze nota is om die reden niet alleen van bedrijfseconomisch belang, maar ook zeker bestuurlijk relevant..

1.2 Doelstelling

De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en het vastleggen van uniforme regels voor vaste activa. Meer specifiek gaat de nota daarom in op:

  • waardering van activa

  • waardering

  • afschrijving

  • rente

 

Deze Nota Vaste Activa legt de formele kaders vast, waarbinnen het college van B&W alsmede de ambtelijke organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen. In de jaarrekening, de kadernota en de begroting wordt zichtbaar hoe in de praktijk met deze uitgangspunten is omgegaan.

 

Met deze nota wordt vastgelegd hoe de gemeente omgaat met kapitaalgoederen. Dit geeft helderheid wanneer investeringsbeslissingen aan de orde zijn. De nota is een kader, waarvan indien nodig kan worden afgeweken. In dergelijke gevallen wordt bij het investeringsvoorstel de raad om instemming gevraagd.

1.3 Wettelijk kader

De nota Vaste Activa is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de raad. Deze nota sluit aan bij de Gemeentewet (artikel 212) en bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De commissie BBV heeft op 20 december jl. een notitie gepubliceerd waarin de onderdelen investeringen, activeren, waarderen, afschrijven en onderhoud kapitaalgoederen zijn samengebracht 1. Daarmee ontstaat een overzicht van alle relevante aspecten van materiële vaste activa met betrekking tot vraagstukken van begroting en verantwoording. Tevens geven in de notitie de vragen en antwoorden over het BBV verheldering over de bedoeling en interpretatie van de artikelen.

 

Daar waar het BBV ruimte biedt aan eigen invulling door de gemeente, wordt in deze nota een uitspraak gedaan over de wijze waarop onze gemeente hiermee omgaat. Om deze nota niet onnodig groot te maken wordt slechts indien nodig nadere toelichting gegeven op wettelijke bepalingen.

2. Activeren

2.1 Soorten Activa

Onder investeringen wordt verstaan het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

De investeringen worden op de balans verantwoord. De lasten voortvloeiende uit de investeringen, zoals onderhoud, afschrijvingen, toegerekende rente, verzekeringen, behoren tot de jaarlijkse exploitatielasten

Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa. Onder deze post worden conform het BBV de volgende vaste activa onderscheiden:

  • materiële vaste activa;

  • immateriële vaste activa;

  • financiële vaste activa.

 

Schematisch is dit als volgt in beeld te brengen:

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze van activeren en de vraag of activeren mogelijk en wenselijk is.

2.1.1 Materiële vaste activa

Het BBV (artikel 35) kent drie soorten materiële vaste activa, te weten:

  • Investeringen met een economisch nut;

  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

  • Investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven

 

Het concrete verschil tussen deze investeringen is dat investeringen met een economisch nut de mogelijkheid bieden middelen te genereren en/of verhandelbaar zijn, investeringen met een maatschappelijk nut hebben die mogelijkheid over het algemeen niet.

 

Investeringen met een economisch en een maatschappelijk nut

Volgens het eerste lid van artikel 59 van het vernieuwde BBV (geldig vanaf 14 april 2016) worden alle investeringen geactiveerd. Dit geschiedt voor het volledige bedrag van de investering. Dit betekent dat reserves niet in mindering op het actief mogen worden gebracht.

Volgens artikel 62 lid 2 mogen financiële bijdragen van derden wél in mindering gebracht worden op de waardering van het actief, indien zij een directe relatie hebben met het actief.

 

De sinds 2016 gewijzigde BBV heeft er voor de gemeente Krimpen toe geleid, dat de manier van dekking van investeringen voor wegen, bruggen, verlichting en openbaar groen aanzienlijk gewijzigd is. Er is vanaf 2017 namelijk geen sprake meer van investeringen ten laste van de voorzieningen herstraten en onderhoud kapitaalgoederen (OK), maar van afschrijvingen ten laste van de exploitatie. In het najaar van 2016 is hierover geadviseerd en bij de jaarrekening 2016 is een en ander administratief verwerkt. Dat laatste heeft er in de praktijk toe geleid, dat de voorziening herstraten en (gedeelten van) de voorziening OK zijn opgeheven. Het verschil tussen de stortingen in de voorzieningen (t/m 2016) en de nieuwe afschrijvingen (vanaf 2017) wordt gestort in de reserve afschrijving Hoofdinfrastructuur (t/m 2020 t.b.v. renovatie grote kruising) en in de (nieuwe) reserve afschrijvingen investeringen maatschappelijk nut (vanaf 2021).

Een bijzondere categorie zijn de investeringen in het rioleringsstelsel. De werkwijze hieromtrent is vastgelegd in het vGRP.

 

Tenslotte zijn onder de materiële vaste activa ook de in erfpacht uitgegeven gronden opgenomen en grondposities die tot en met 2015 onder de voorraden vielen als niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG). De wijziging in BBV heeft als gevolg dat gemeenten niet in exploitatie genomen gronden moeten herrubriceren naar terreinen en gronden bij de materiele vaste activa. Het activeren en bijschrijven van kosten is daarmee niet langer mogelijk.

2.1.2 Immateriële vaste activa

In overeenstemming met het BBV (artikel 34) worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

  • bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

In artikel 63 lid 7 van het BBV is bepaald dat alle passiva – waaronder dus schulden – tegen nominale waarden moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat de lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan naar keuze al dan niet worden geactiveerd. Om het voorzichtigheidsprincipe en het verlies te nemen in het jaar waarin het verlies zich voordoet, worden deze kosten en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen direct ten laste van de exploitatie gebracht. Agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht.

 

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

De categorie bijdragen aan activa in eigendom van derden behoeft een nadere toelichting. Deze kunnen worden geactiveerd indien aan de volgende voorwaarden van het BBV (artikel 61) is voldaan;

  • er is sprake van een investering door een derde;

  • de investering draagt bij aan de publieke taak;

  • de derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de gemeente de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de gemeente.

 

Uitgangspunten:

  • 1.

    Het saldo van agio en disagio wordt direct op de exploitatie verantwoord.

  • 2.

    De kosten van het sluiten van geldleningen niet te activeren.

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, te activeren.

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden (BBV artikel 60):

  • het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;

  • het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

  • de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Als niet aan de hiervoor genoemde verplicht gestelde voorwaarden wordt voldaan, mogen de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor plannen niet worden geactiveerd maar moeten deze in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht.

 

Deze voorwaarden betekenen dat dergelijke kosten alleen dan mogen worden geactiveerd als de plannen betreffende het actief waarvoor de kosten gemaakt worden al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten in te schatten zijn. Vanaf het moment dat de investering besteksgereed wordt gemaakt is sprake van voorbereidingskosten die worden geactiveerd met het betreffende kapitaalgoed. Dat betekent dat deze voorbereidingskosten in de betreffende investeringsbegroting worden meegenomen en uiteindelijk met het totaalbedrag van de investering worden geactiveerd en afgeschreven op basis van de afschrijvingstermijn van het actief ten behoeve waarvan de voorbereidingskosten worden gemaakt. Voor het bepalen van de scheidslijn tussen onderzoekskosten en voorbereidingskosten wordt in het algemeen de start van het besteksgereedmaken genomen. Uitzondering op het bovenstaande zijn vervangingsinvesteringen, waarbij kosten voor onderzoek en ontwikkeling wel met het kapitaalgoed worden geactiveerd en afgeschreven, omdat vanaf het begin duidelijk is dat de inspanningen zijn gericht op realisatie van het kapitaalgoed.

 

Uitgangspunt:

  • 4.

    De kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet te activeren, tenzij het een vervangingsinvestering betreft.

2.1.3 Financiële vaste activa

Onder Financiële vaste activa worden volgens het BBV (artikel 36) verstaan:

  • Kapitaalverstrekkingen aan:

    • o

      deelnemingen;

    • o

      gemeenschappelijke regelingen;

    • o

      overige verbonden partijen;

  • Leningen aan:

    • o

      woningbouwcorporaties;

    • o

      deelnemingen;

    • o

      overige verbonden partijen;

  • Overige (verstrekte) langlopende leningen;

  • Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

2.2 Criteria voor het activeren

Om praktische redenen verdient het niet de voorkeur om de investeringen die in aanmerking komen voor activeren in alle gevallen te activeren. Daarom gelden de volgende minimumeisen

  • er dient sprake te zijn van een meerjarig nut;

  • activa met een levensduur van vier jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • activa met een aanschafwaarde van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, maar om redenen van efficiency direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • Investeringen met een levensduur van vier jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 25.000 niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.

 

Uitzondering vormt de categorie gronden en terreinen. Deze worden conform het BBV altijd geactiveerd;

 

Uitgangspunt:

  • 5.

    Investeringen met een levensduur van vier jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 25.000 niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.

2.3 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen uitgebracht. In het BBV is de volgende uitspraak over onderhoud opgenomen: “De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd”.

Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt;

  • Klein onderhoud; keert jaarlijks terug. Dit is ook de reden dat deze uit jaarlijkse budgetten bekostigd moet worden en dat activering van de kosten niet mogelijk is;

  • Groot onderhoud; het gaat om zaken die één keer in de zoveel jaar moeten gebeuren bijvoorbeeld het (buiten)schilderwerk van een gebouw. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat hierbij uit dekking van de kosten via de exploitatie dan wel via de vorming van een voorziening; Lasten van groot onderhoud kunnen alleen dan ten laste van een gevormde voorziening worden gebracht, indien er een recent beheerplan van het kapitaalgoed aanwezig is. Onder recent wordt een beheerplan verstaan van maximaal vijf jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Binnen deze vijf jaar bestaat wel de verplichting om het beheerplan tussentijds bij te stellen, indien het beheerplan in belangrijke mate niet meer aansluit bij de actuele situatie van staat van het onderhoud.

  • Levensduurverlengende investeringen; Hiervoor geldt expliciet dat ze bijdragen aan een substantiële levensduurverlenging van het betreffende actief, zoals bijvoorbeeld het renoveren van een gebouw. Hiervoor geldt de normale weg van het beschikbaar stellen van een investeringskrediet. Deze investeringen worden gezien als activa met economisch nut en worden dus geactiveerd.

  • Bij een bestaand actief is sprake van een investering indien de uitgaven:

    • o

      leiden tot een significante kwaliteitsverbetering; en/of

    • o

      leiden tot een levensduurverlenging; en/of

    • o

      aanpassingen betreffen om te voldoen aan wet- en regelgeving (bijv. investeringen in een gebouw om te voldoen aan veiligheidsvoorschriften).

 

In Krimpen wordt al sinds lange tijd een systeem voor onderhoud kapitaalgoederen gehanteerd, gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen. Hiervoor is een voorziening beschikbaar die alle lasten dekt die verband houden met klein en groot onderhoud. Levensduurverlengende investeringen en vervanging van kapitaalgoederen met economisch nut worden geactiveerd.

 

Vanwege de vanaf 2017 verplichte afschrijving van investeringen met maatschappelijk nut in de buitenruimte zijn de voorziening herstraten en (onderdelen van) de voorziening OK eind 2016 opgeheven en zijn de saldi daarvan gestort in afschrijvingsreserves. Dit laatste om ervoor te zorgen, dat de eerstkomende jaren de exploitatielasten voor deze kapitaalgoederen (ongeveer) gelijk blijven. De consequentie daarvan is, dat nog slechts voor het kapitaalgoed gebouwen de voorziening OK resteert.

2.4 Investeringen voor riool en afvalstoffen

De recente notitie BBV meldt nog het volgende:

Investeringen voor riool en afvalstoffen moeten apart op de balans worden opgenomen, omdat de regelgeving over de verslaggeving van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing en de daaraan gerelateerde lasten tot onduidelijkheden in fiscale procedures hebben geleid. Mede gezien de juridische consequenties, die een onjuiste kostentoerekening aan deze taken kan hebben, is deze categorie in het leven geroepen

2.5 Ambtelijke uren

Bij de totstandkoming van kapitaalgoederen worden vaak ambtelijke uren ingezet. Dit betekent dat kosten worden gemaakt die samenhangen met de investeringen. Daarbij is de vraag aan de orde of deze uren wel of niet met de investering worden geactiveerd. Met ingang van 2017 worden uitsluitend nog uren verantwoord op grondexploitaties. Ambtelijke uren op investeringen worden rechtstreeks op het betreffende programma verantwoord.

 

Uitgangspunt:

    • 6.

      Ambtelijke uren worden alleen toegerekend aan grondexploitaties.

3. Waardering

3.1 Waarderingsgrondslagen

In het voorgaande hoofdstuk werd de vraag beantwoord welke investeringen worden geactiveerd. De logische vervolgvraag is welke waardering aan de activa wordt toegekend, oftewel: voor welk bedrag komen ze op de balans te staan.

De gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden. In het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat via de waardering van vaste activa financiële resultaten worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.

 

De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaffings- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

3.2 Vaststelling waarde

In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het

bedrag van de investering. In lid 2 wordt echter een uitzondering gemaakt, namelijk:

  • Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd (artikel 62, lid 1 BBV). Dit betekent de bruto-methode. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief moeten op de investering in mindering worden gebracht. Hier is sprake van de netto-methode. Dit kan bijvoorbeeld een subsidie zijn die specifiek voor een bepaalde investering wordt verstrekt.

 

Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van de kosten die geactiveerd mogen worden;

  • Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten;

  • De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd;

  • Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde;

  • Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

 

Reserves in mindering brengen op de boekwaarde van een investering is niet toegestaan. Reserves mogen wel worden gebruikt ter dekking van de jaarlijkse kapitaallasten;

Bijdragen uit een voorziening op grond van artikel 44, lid 1d BBV (dat wil zeggen in de heffing begrepen gespaarde bijdragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen) moeten in mindering worden gebracht op de investering;

 

Hieronder wordt per activasoort beschreven hoe de waardering plaatsvindt.

 

 

Materiële vaste activa

In artikel 59 BBV is bepaald dat alle investeringen moeten worden geactiveerd, met uitzondering van de kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

Met ingang van 1 januari 2017 (vernieuwing BBV) moeten dus ook investeringen met maatschappelijk nut (wegen, parken, openbare verlichting e.d.) verplicht worden geactiveerd. Deze investeringen mogen niet meer in één keer als last worden genomen. Dit betekent dat afschrijving moet plaatsvinden over de gebruiksduur en dat voorzieningen niet meer direct in mindering op de investering mogen worden gebracht.

Erfpachtgronden zijn gewaardeerd tegen de gekapitaliseerde opbrengstwaarde. Voor nieuw uit te geven erfpachtgronden zal echter de BBV worden gevolgd, zodat die zullen worden gewaardeerd tegen de waarde bij eerste uitgifte of registratie waarde, indien sprake is van eeuwigdurend.

 

Investeringen met maatschappelijk nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:

  • de afschrijvingen;

  • eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.

 

Investeringen met een maatschappelijk nut genereren geen middelen (er is geen markt voor), maar vervullen wel duidelijk een publiekelijke taak. Zo kan er wel vraag zijn naar de grond waarop een weg of een plantsoen is aangelegd, maar er is geen vraag naar de weg of het plantsoen als zodanig. Het betreft investeringen in bijvoorbeeld wegen, pleinen, bruggen, fietspaden, openbaar groen en civiele kunstwerken.

 

Investeringen met een economisch nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:

  • de afschrijvingen;

  • eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.

 

Deze investeringen met een economisch nut kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen voor de kosten van de investering

 

Indien voor de dekking van de kapitaallasten van een investering met een economisch en/of maatschappelijk nut een reserve is opgebouwd, mag deze reserve niet in mindering worden gebracht op het bedrag van de investering. De opgebouwde reserve mag jaarlijks worden aangewend ter (gedeeltelijke) dekking van de kapitaallasten conform de afschrijvingstermijn van het bijbehorende actief.

 

Uitgangspunt:

  • 7.

    Wanneer een bestemmingsreserve beschikbaar is voor de verkrijging/vervaardiging van een kapitaalgoed met economisch en/of maatschappelijk nut, wordt deze in principe ingezet ter dekking van de kapitaallasten. De bestemmingsreserve wordt dan gelijkmatig ingezet over de gehele afschrijvingsduur.

 

Ontvangen bijdragen (bijvoorbeeld subsidies) moeten in mindering worden gebracht op het investeringsbedrag. Voorwaarde is dat de bijdrage een rechtstreekse relatie moet hebben met het actief.

 

Uitgangspunt:

  • 8.

    Bijdragen van derden die een relatie hebben met de investering moeten in mindering worden gebracht.

 

Tenslotte is er de mogelijkheid om bijdragen aan activa in eigendom van derden te activeren, op voorwaarde dat:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

 

Immateriële vaste activa

De eventuele kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd en afgeschreven als ware het activum in het bezit van de gemeente.

 

 

Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

 

Voorraden

De balanspost voorraden betreft uitsluitend grondposities. Dit betreft bouwgronden in exploitatie, en erfpachtgronden. Alle overige gronden zijn opgenomen onder de materiële vaste activa.

 

De in exploitatie genomen gronden zijn opgenomen tegen de vervaardigingprijs, inclusief bijgeschreven exploitatiekosten en verminderd met de opbrengst wegens gerealiseerde verkopen.

3.3 BTW

Met de invoering van het BTW-compensatiefonds per 1 januari 2003 is bepaald dat in principe geen BTW geactiveerd wordt voor zover deze compensabel is. Voorbeelden zijn o.a.: investeringen in wegen, riolering, verlichting en groenonderhoud. Dit betekent tevens dat kostenverhogende BTW (niet compensabel), wordt geactiveerd onder gelijke condities als het betreffende kapitaalgoed.

3.4 Afwaarderen activa

Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen;

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen.

 

In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Een actief dat niet langer bestaat of niet langer eigendom is van de gemeente mag niet op de balans blijven staan. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd. Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

3.5 Desinvesteren

Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst/het -verlies ten gunste/laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV.

3.6 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.

De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:

  • Grond: niet afschrijven;

  • Gebouw: afschrijving in 40 jaar;

  • Installaties (bijvoorbeeld verwarming): afschrijving in 15 jaar;

  • Inventaris: afschrijving in 10 jaar.

  • De componentenregeling toepassen bij nieuwe investeringen voor gebouwen (investeringen met een economisch nut).

 

De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdeling afzonderlijk geactiveerd en afgeschreven. In het voorbeeld kan na 15 jaar de vervanging van een cv-ketel opnieuw worden geactiveerd.

 

De commissie BBV doet overigens de aanbeveling om de componentenregeling alleen toe te passen voor investeringen met een economisch nut. Hierbij moet met name gedacht worden aan gebouwen en rioleringen.

 

Uitgangspunt:

  • 9.

    De componentenregeling toepassen bij nieuwe investeringen voor gebouwen (investeringen met een economisch nut).

3.7 Vastgoed

Het BBV onderschrijft dat de waarderingsgrondslag voor vastgoed de verkrijgingsprijs is, ondanks dat die zelden gelijk is aan de marktwaarde. Het BBV spreekt zich ook uit over wat te doen wanneer de directe opbrengstwaarde (marktwaarde) lager is dan de boekwaarde. Dan is namelijk duurzame waardevermindering (afwaardering) aan de orde wanneer tevens geen sprake is van bedrijfseconomische exploitatie of het ontbreken van de intentie tot duurzame exploitatie van maatschappelijk vastgoed.

 

Voor de activering van vastgoed is verder van belang of het vastgoed onderdeel uitmaakt van een grondexploitatie. In dat geval maakt de boekwaarde namelijk eveneens deel uit van de grondexploitatie en staat dus onder de voorraden op de balans. Er wordt in dat geval niet afgeschreven op het vastgoed.

 

De kadernota vastgoed geeft inzicht in de diverse typen vastgoed die de gemeente in eigendom heeft. Op grond daarvan wordt geanalyseerd wanneer afwaardering nodig is.

4. Afschrijvingen

4.1 Kapitaallasten

In de vorige hoofdstukken is behandeld welke investeringen worden geactiveerd en tegen welke waarde ze op de balans komen. De volgende twee hoofdstukken gaan over de lasten van de geactiveerde investeringen. In dit hoofdstuk komen de afschrijvingen aan de orde en in het volgende hoofdstuk worden aandacht besteed aan de rentelasten.

4.2 Afschrijven

Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Afschrijven is het op methodische wijze – volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur – ten laste van de exploitatie brengen van de kosten van het kapitaalgoed.

Eén van de vereisten van financiële verslaggeving is de stelselmatigheidsvereiste. De grondslagen dienen consistent te worden toegepast. Indien in een jaar geen afschrijving wordt berekend, bijvoorbeeld vanwege een negatief jaarrekeningresultaat, dan is er geen sprake van consistentie, hetgeen dus niet is toegestaan. Extra afschrijven, bijvoorbeeld bij een verwacht positief jaarrekeningresultaat, is sinds de recente wijziging van het BBV vanaf begrotingsjaar 2017 in geen enkel geval meer toegestaan.

4.2.1 Afschrijvingstermijnen

Het BBV kent geen regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten

voldoen, wel zijn kaders gesteld. De belangrijkste zijn:

  • De methoden volgens welke de afschrijvingen zijn berekend worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn (artikel 51);

  • Afschrijvingen vinden plaats onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar (artikel 64 lid 1);

  • Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (artikel 64, lid 3);

  • De afschrijvingstermijn voor kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio is gelijk aan de looptijd van de lening (artikel 64 lid 5);

  • De afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in bijlage 1.

 

De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en technische levensduur. Omdat de economische levensduur gebaseerd is op een schatting zullen hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld voor de diverse activa. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen waarin per activasoort de levensduur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven.

 

Uitgangspunten:

  • 10.

    De afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in bijlage 1.

4.2.2 Afschrijving op gronden

Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn die niet aan slijtage onderhevig zijn, er vindt geen duurzame waardevermindering plaats. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afschrijven. In paragraaf 4.2 is onder Voorraden toegelicht dat voorraden grond wel steeds tegen marktwaarde worden gewaardeerd.

 

Uitgangspunt:

  • 11.

    Op gronden niet af te schrijven.

4.2.3 Methoden van afschrijving

Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. De belangrijkste methoden zijn:

  • vast percentage van de aanschafwaarde (lineaire afschrijvingsmethode);

  • vast percentage van de boekwaarde (degressief afschrijven, niet gebruikelijk bij de overheid);

  • jaarlijks gelijkblijvende rente- en afschrijvingslasten (annuïtaire afschrijvingsmethode).

  • De lineaire methode toe te passen voor de afschrijvingen van activa.

 

De standaard afschrijvingsmethode is in Krimpen lineair. Incidenteel wordt de annuïteitenmethode toegepast. In voorkomende gevallen legt het college dit aan de raad voor.

 

Uitgangspunt:

  • 12.

    De lineaire methode toe te passen voor de afschrijvingen van activa.

4.2.4 Wijziging van methode van afschrijving

Artikel 64 lid 2 BBV geeft aan, dat de afschrijving slechts om gegronde reden af mag wijken van de grondslagen die in het voorgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De achtergrond hiervan is, dat de begroting, de meerjarenraming en de jaarstukken een zo goed mogelijk inzicht moeten bieden in de financiële positie van de gemeente en de ontwikkelingen daarin over de jaren heen. De grondslagen dienen daarom consistent te worden toegepast. De reden en de financiële consequenties van de verandering worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar (artikel 64, lid 2);

Het BBV onderscheidt twee soorten wijzigingen:

  • a)

    een stelselwijziging: dit betreft een wijziging van de vrij te kiezen waarderings(activerings)grondslag;

  • b)

    een schattingswijziging: dit betreft een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur.

 

Zowel stelselwijzigingen in zijn algemeenheid als schattingswijzigingen met betrekking tot materiele vaste activa moeten door de raad worden vastgesteld.

 

Een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit is een schattingswijziging. De bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven;

Een wijziging van de ‘vrij te kiezen’ waarderingsgrondslagen is een stelselwijziging. Bij een stelselwijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksduur afgeschreven.

Uit hoofde van rechtmatigheid kunnen besluiten tot een stelsel- of schattingswijziging met betrekking tot materiële vaste activa uiterlijk tot het eind (31-12) van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen door de raad.

4.2.5 Extra afschrijven

Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor hoofdstuk 3.4 Afwaarderen activa.

Daarnaast wordt om praktische redenen een ondergrens van € 5.000 voor de boekwaarde aangehouden. Indien een boekwaarde daalt onder de grens van € 5.000 wordt de boekwaarde in één keer afgeschreven.

 

Uitgangspunt:

  • 13.

    Boekwaardes < € 5.000 worden in één keer afgeschreven, met inachtneming van een eventuele restwaarde.

4.2.6 Restwaarde

De restwaarde van investeringen is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er dan ook vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Indien bij inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde levert dit in de regel een boekwinst op. In overeenstemming met de wetgeving wordt de boekwinst ten gunste van de exploitatie gebracht. Hierdoor wordt een inzichtelijk beeld verschaft in de waardering van de vervangende investering.

 

Uitgangspunt:

  • 14.

    Bij afschrijvingen op investeringen wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

4.3 Aanvang kapitaallasten

De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Om praktische redenen wordt al sinds lange tijd begonnen met afschrijven in het jaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt of verworven wordt.

 

Uitgangspunt:

  • 15.

    De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

5 Rente

 

Een apart hoofdstuk in deze nota is gewijd aan het onderwerp rente. De reden hiervoor is dat rente een bijzondere plek inneemt in relatie tot activa. Bovendien heeft Krimpen in de afgelopen jaren een eigen koers ontwikkeld voor de benadering van verdeling van rentelasten. In dit hoofdstuk wordt daarom niet alleen ingegaan op wet- en regelgeving en de keuzes die gemaakt worden, maar wordt tevens nader toegelicht hoe keuzes tot stand zijn gekomen.

 

Het onderwerp ‘bespaarde rente over eigen financieringsmiddelen’ wordt in deze nota buiten beschouwing gelaten. In de nota reserves en voorzieningen is vastgelegd dat aan reserves en voorzieningen geen rente wordt toegerekend.

5.1 Rente als kapitaallast

Investeringen kunnen alleen worden gedaan indien geld beschikbaar is. Dat betekent niet alleen dekking in de begroting, via reserves, voorzieningen of afschrijving ten laste van de exploitatie, maar ook liquiditeiten om nota’s te kunnen betalen. Hiervoor gebruikt de gemeente beschikbare liquide middelen of trekt zij leningen aan. Geld lenen kost geld. Wanneer liquide middelen voor een investering moeten worden ingezet, kunnen deze niet worden uitgeleend (bijv. deposito) tegen een vergoeding. Indien geen liquide middelen beschikbaar zijn dient een lening te worden afgesloten tegen het bij de bank geldende rentepercentage. Gebruikelijk is dat gemeenten via de zogenaamde rente-omslag het saldo van rentelasten en rentebaten toerekenen aan de activa. Tezamen met de afschrijving vormen deze kosten de kapitaallasten en worden ze toegerekend aan de begrotingsonderdelen. In de rente-omslag worden alle financieringen meegenomen. Omdat sprake is van totaalfinanciering kunnen afgesloten leningen niet direct worden gekoppeld aan bepaalde investeringen. Via de rente-omslag vindt een eerlijke verdeling plaats: hetzelfde rentepercentage voor alle activa.

5.2 Rente en het BBV

Vanwege de verschillende mogelijkheden en opvattingen over rentetoerekening heeft de commissie BBV in juli 2016 een “notitie rente 2017” opgesteld. Hierin beoogt de commissie helderheid te scheppen in de complexiteit rond het onderwerp rente.

 

De notitie beschrijft de methode van de renteomslag-berekening.

De omslagrente wordt bij de begroting berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage. Het bij de begroting gecalculeerde omslagpercentage mag binnen een marge van 0,5% worden afgerond.

 

Indien de werkelijke rentelasten die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, kan de gemeente besluiten tot correctie.

Zo’n correctie wordt verplicht gesteld indien deze afwijking groter is dan 25%.

 

Wat betreft rentebaten verandert veel door de invoering van schatkistbankieren. Doordat overtollige liquiditeiten niet meer mogen worden uitgezet, maar bij de staat dienen te worden aangehouden, zijn gemeenten sterk beperkt in hun mogelijkheden om rentebaten te genereren. Bestaande uitzettingen zorgen echter tot het einde van de looptijd voor renteopbrengsten.

De notitie gaat verder vrij uitgebreid in op het thema bespaarde rente, dat geen onderdeel uitmaakt van deze nota.

5.3 Welke rente toerekenen

In de praktijk blijkt het lastig om te bepalen welk rentepercentage voor de omslag moet worden gehanteerd. Een jaarlijks wisselend percentage is onwenselijk voor de begroting en administratief bewerkelijk. Vaak wordt daarom voor een vast percentage gekozen, dat eens in de drie of vier jaar wordt herzien.

5.4 Wel of niet toerekenen

In Krimpen was het sinds 2008 gebruik om geen rente meer te berekenen over de activa en alleen de afschrijvingslasten toe te rekenen. Door de recente wijziging in het BBV is dat dus niet meer toegestaan en is ook in de gemeente Krimpen vanaf het begrotingsjaar 2017 weer rente toegerekend aan de exploitatie. het maken van een keuze om wel of geen rente toe te rekenen is er derhalve niet meer en als zodanig is het ook niet nodig hierop verder in te gaan.

5.5 Rente bij investeringsbeslissingen

Bij het nemen van een investeringsbeslissing dienen alle lasten en baten te worden betrokken. Zoals hiervoor aangegeven hebben investeringen altijd een rente effect. Door het opnieuw gaan hanteren van een renteomslag wordt de rentecomponent bij het nemen van investeringsbeslissingen automatisch bij de beslissing betrokken. Hiervoor wordt een praktische werkwijze voorgesteld. Er wordt dan uitgegaan van een rentelast die gelijk is aan het percentage dat bij de vaststelling van de begroting is gehanteerd in de staat van activa.

 

Uitgangspunten:

  • 16.

    Aan investeringen wordt rente toegerekend

  • 17.

    Rente over voorraad grond wordt berekend en toegerekend op grond van een jaarlijks in het MPG vastgelegd percentage.

  • 18.

    Het renteresultaat wordt opgenomen als onderdeel van het taakveld Treasury

  • 19.

    Een nadere toelichting op het renteresultaat wordt bij de begroting en de jaarrekening opgenomen in de paragraaf Financiering.

6. Slotbepalingen

6.1 Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als de Nota Vaste Activa 2018 .

6.2 Wijziging van de nota

Indien wet- en regelgeving of omstandigheid dit vereist zal deze nota worden beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit, en eventueel worden aangepast.

6.3 Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

BIJLAGE 1: Afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen

BIJLAGE 2: Samenvatting van de uitgangspunten

  • 1.

    Het saldo van agio en disagio wordt direct op de exploitatie verantwoord.

 

  • 2.

    De kosten van het sluiten van geldleningen niet te activeren.

 

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, te activeren.

 

  • 4.

    De kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet te activeren, tenzij het een vervangingsinvestering betreft.

 

  • 5.

    Investeringen met een levensduur van vier jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 25.000 niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.

 

  • 6.

    Ambtelijke uren worden alleen toegerekend aan grondexploitaties.

 

  • 7.

    Wanneer een bestemmingsreserve beschikbaar is voor de verkrijging/vervaardiging van een kapitaalgoed met economisch en/of maatschappelijk nut, wordt deze in principe ingezet ter dekking van de kapitaallasten. De bestemmingsreserve wordt dan gelijkmatig ingezet over de gehele afschrijvingsduur.

 

  • 8.

    Bijdragen van derden die een relatie hebben met de investering mogen in mindering worden gebracht.

 

  • 9.

    De componentenregeling toepassen bij nieuwe investeringen voor gebouwen (investeringen met een economisch nut).

 

  • 10.

    De afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in bijlage 1.

 

  • 11.

    Op gronden niet af te schrijven.

 

  • 12.

    De lineaire methode toe te passen voor de afschrijvingen van activa.

 

  • 13.

    Boekwaardes < € 5.000 worden in één keer afgeschreven, met inachtneming van een eventuele restwaarde.

 

  • 14.

    Bij afschrijvingen op investeringen wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

 

  • 15.

    De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

 

  • 16.

    Aan investeringen wordt rente toegerekend

 

  • 17.

    Rente over voorraad grond wordt berekend en toegerekend op grond van een jaarlijks in het MPG vastgelegd percentage.

 

  • 18.

    Het renteresultaat wordt opgenomen als onderdeel van het taakveld Treasury

 

  • 19.

    Een nadere toelichting op het renteresultaat wordt bij de begroting en de jaarrekening opgenomen in de paragraaf Financiering.

Naar boven