Verordening ‘Peuteropvang VVE Gemeente Nijmegen 2018’

De raad van de gemeente Nijmegen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2017,

 

gelet op de Wet Kinderopvang, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Wet op het primair onderwijs, de wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

 

besluit vast te stellen:

de Verordening ‘Peuteropvang VVE Gemeente Nijmegen 2018’

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: de aanbieder van een voorziening voor peuteropvang VVE.

  • b.

    NKS: Nijmeegse Kaderverordening Subsidies Nijmegen.

  • c.

    beleidsregels: de beleidsregels subsidie Peuteropvang VVE, zoals door het college vast te stellen.

  • d.

    bestuur: het bestuur van een voorziening voor peuteropvang VVE.

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen.

  • f.

    directie: leidinggevend orgaan in een organisatie.

  • g.

    doelgroep: peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, 2 jaar voor peuters met een VVE-indicatie.

  • h.

    gemeentelijk register: een gemeentelijk register peuteropvang VVE ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuteropvang alsmede het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn peuteropvang af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor peuteropvang VVE in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Opname in het gemeentelijk register is slechts mogelijk indien de voorziening is opgenomen in het Landelijk register kinderopvang.

  • i.

    indicatie VVE: een door het consultatiebureau van de GGD afgegeven verklaring dat er sprake is van een ontwikkelingsachterstand bij een peuter, die afname van 4 dagdelen VVE rechtvaardigt.

  • j.

    inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders betalen bij afname van een VVE-plaats. Voor de eerste 6 uur per week betalen ouders een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het bruto jaarinkomen. Hiervoor volgt het bestuur de ouderbijdragetabel van de kinderopvang die jaarlijks door het rijk wordt vastgesteld. Voor de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters zijn de extra 6 uur per week volledig voor rekening van de gemeente Nijmegen.

  • k.

    kinderopvangtoeslag (KOT): de vergoeding van de Belastingdienst die ouders kunnen aanvragen indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Wet Kinderopvang en hun peuter naar een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie gaat.

  • l.

    landelijk register kinderopvang (LRK): een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland; hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • m.

    ouder: persoon met ouderlijk gezag als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet Kinderopvang.

  • n.

    peuter met VVE: peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die in aanmerking komt voor VVE op indicatie van het Nijmeegse consultatiebureau.

  • o.

    subsidie: een bedrag dat via het bestuur beschikbaar wordt gesteld aan ouders en uitbetaald aan de aanbieder, waarbij eventuele vergoedingen via de belastingdienst verrekend worden. Indien geen fiscale compensatie mogelijk is, wordt een eigen bijdrage via het bestuur verrekend.

  • p.

    voorschoolse educatie: de uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) is erkend, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs.

  • q.

    voor-en vroegschoolse educatie (VVE): een aanbod voor kinderen tot en met groep 2 van de basisschool, waarbij aan de hand van een door het NJI erkend VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De educatie is verdeeld in een voorschoolse periode (2-en 3 jarigen) doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (de 4-en 5-jarigen), de vroegschoolse periode.

  • r.

    vve gecertificeerde peuteropvang: een voorziening voor kinderopvang binnen de gemeente Nijmegen die zowel aan de geldende wettelijke eisen van de Wet Kinderopvang als aan de in Nijmegen van toepassing zijnde kwaliteitseisen voldoet.

  • s.

    wet kinderopvang: Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang.

De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Algemene wet bestuursrecht, met name de subsidietitel, en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

Paragraaf 2 Subsidie peuteropvang VVE

Artikel 2 Aanspraak

  • 1.

    De ouders van peuters woonachtig in de gemeente Nijmegen komen in aanmerking voor subsidie.

  • 2.

    De peuteropvang die de peuter bezoekt voldoet aan de eisen van de Wet Kinderopvang evenals aan de door het college vast te stellen ‘Kwaliteitseisen Peuteropvang VVE Gemeente Nijmegen’.

  • 3.

    Een ouder en diens partner die tevens ouder is, worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag kan worden ingediend door een aanbieder van VVE-gecertificeerde peuteropvang, die staat ingeschreven in het LRK en voldoet aan de vereisten uit de wet Ontwikkelingskansen en Educatie en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

  • 2.

    Een aanvraag kan alleen worden gedaan door een aanbieder die gevestigd is in de gemeente Nijmegen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze van aanvraag en de ter beschikking te stellen informatie door de aanvrager.

Artikel 4 Subsidiegrondslag

  • 1.

    De bijdrage bestaat uit een subsidie per geplaatste en al dan niet door het consultatiebureau geïndiceerde peuter.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van de daadwerkelijk bestede dagdelen per peuter aan de hand van een door het college vast te stellen uurtarief en onderverdeling naar categorieën.

  • 3.

    De subsidie wordt uitbetaald aan de bestuurder of directie van de VVE gecertificeerde voorschoolse peuteropvang waar de ouder gebruik van maakt.

Artikel 5 Bevoorschotting

Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 6 Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie wordt betaald aan het bestuur of directie van de gecertificeerde voorschoolse peuteropvang voor maximaal 40 weken per kalenderjaar.

  • 2.

    De subsidie gaat in op de eerste of de vijftiende van de maand waarin de peuter een VVE-peuterplaats bezet.

  • 3.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de peuteropvang verlaat.

Artikel 7 Verplichtingen peuteropvang

  • 1.

    De aanvrager zorgt voor een dusdanig ingerichte boekhouding, dat daaruit een goede verantwoording aan de gemeente overlegd kan worden.

  • 2.

    De aanvrager streeft aantoonbaar naar een zo hoog mogelijke kwaliteit die naar beoordelingen door de Inspectie van het Onderwijs en de GGD minimaal geldt als voldoende of beter.

  • 3.

    De aanvrager werkt samen met zorgaanbieders en wijknetwerken rondom jeugd.

  • 4.

    De aanvrager verleent medewerking aan (gemeentelijke) monitoring en de Inspectie van het Onderwijs.

  • 5.

    Een voorziening voor peuteropvang bestaat uit ten hoogste 16 peuters per dagdeel, tenzij met het college nadrukkelijk anders overeengekomen is.

  • 6.

    Het bestuur is verplicht periodiek, conform door het college nader vast te stellen regels, informatie te verstrekken over de kinderen op hun voorziening en het voldoen aan de kwaliteitseisen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Naast de in de Awb en NKS genoemde weigeringsgronden, kan de subsidieaanvraag worden geweigerd, indien:

    • a.

      de aanvrager het aanvraagformulier niet tijdig heeft ingediend;

    • b.

      de aanvrager dan wel de activiteiten niet voldoen aan gestelde kwaliteitseisen;

    • c.

      er geen op lange termijn gerichte nauwe samenwerking is met de bijbehorende basisschool gericht op het optimaliseren van voor- en vroegschoolse educatie.

    • d.

      de levensvatbaarheid van de peutervoorziening met voorschoolse educatie door het college als onvoldoende wordt beoordeeld.

    • e.

      de bevindingen van de inspectie van het Onderwijs en/ of de GGD daartoe aanleiding geven.

Artikel 9 Verantwoording

Het college kan nadere regels stellen over de wijze en inhoud van de verantwoording.

Artikel 10 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college beslist binnen drie maanden na ontvangst van de verantwoording over de vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar de verschillende categorieën van artikel 5 lid 6.

  • 3.

    Het college kan de subsidie lager vaststellen als de vereiste gegevens uit artikel 15 niet of niet tijdig worden aangeleverd, danwel als uit de verstrekte gegevens blijkt dat niet aan alle vereisen is voldaan.

  • 4.

    Het college is bevoegd steekproefsgewijs de juistheid van de aangeleverde gegevens ten behoeve van de kwartaalrapportage en ten behoeve van de verantwoording te controleren in de administratie van de aanvrager.

Artikel 11 Overig

  • 1.

    Het college beslist op aanvragen voor subsidie, dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college kan de subsidie lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoeringsvereisten en kwaliteitseisen zoals vermeld in deze verordening.

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks de tarieven vast waarop de gemeentelijke subsidie voor peuteropvang is gebaseerd.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsrecht

Voor ouders geldt dat wanneer hun peuter voor 1 augustus 2018 al gebruik maakt van een peuteropvang of voor 1 januari 2018 staat ingeschreven, de voor 2017 geldende Nijmeegse ouderbijdragetabel van toepassing blijft indien deze gunstiger is voor de ouder. Het contract van ouders van zittende peuters blijft voor wat betreft de kosten hetzelfde.

Artikel 13 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2018.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Peuteropvang VVE Gemeente Nijmegen’.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

SUBSIDIE PEUTEROPVANG VVE

Artikel 2 Aanspraak

Enkel voor ouders waarvan het kind gebruik maakt van een voorziening voor peuteropvang kan subsidie worden aangevraagd. Deze subsidie wordt alleen verstrekt als het een peuteropvang betreft van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuteropvang, hetgeen gebeurt als wordt voldaan aan bepaalde kwaliteitseisen.

Artikel 3 Aanvraag en aanvraagtermijn

Een aanvraag voor de toekenning van een subsidie moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikelen 2 tot en met 11.

De gemeente Nijmegen heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.

Artikel 4 Subsidiegrondslag

Een kind behoort tot de doelgroep VVE als uit indicatie van de GGD blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.

BEPALINGEN OMTRENT SUBSIDIE VOOR PEUTEROPVANG VVE

Artikel 5 Bevoorschotting

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).

De gemeente betaalt de subsidie uit aan de aanbieder van het bestuur of directie van een aanbieder van peuteropvang VVE. De ouder machtigt het bestuur of directie om de aanvraag te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum, er blijft sprake van een betaling van subsidie van gemeente aan de ouder.

Artikel 6 Subsidieduur

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 Verplichtingen peuteropvang

Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie te wijzigen.

Als een aanbieder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte subsidie heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd.

Artikel 8 Weigeringsgronden

De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van voorzieningen voor peuteropvang waar kinderen opvang kunnen combineren met ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool, voor alle peuters te borgen.

Artikel 9 Verantwoording

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Vaststelling subsidie

Aanbieders mogen peutergroepen wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen, wordt geen subsidie verstrekt.

Artikel 11 Overig

Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.

SLOTBEPALINGEN

Artikelen 12 tot en met 16

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

De Griffier a.i,

Drs. M.A.H. Heffels

De Voorzitter

Drs. H.M.F. Bruls

Naar boven