Gemeenteblad van Heusden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heusden | Gemeenteblad 2018, 61146 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heusden | Gemeenteblad 2018, 61146 | Beleidsregels |
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Heusden 2018
Het college van burgemeester en wethouders van Heusden;
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;
de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Heusden 2018 vast te stellen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Als de houder de overtreding(en) in het daaraan voorafgaande toezichtstraject niet heeft beëindigd of als de aard en de ernst van de overtreding nopen tot direct bestuurlijk ingrijpen en de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang daarmee niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Heusden 2018’.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:
Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang .
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:
Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Heusden 2018 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’, ‘gemiddeld’ of ‘laag’, gebruik maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) kan opleggen.
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Vanaf 1 januari 2018 kan ook de inspecteur bij kinderopvang en BSO een herstelaanbod doen voorafgaand aan publicatie van het inspectierapport. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage 1 Afwegingsoverzicht dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang, gastouderbureau
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. |
(boete 4e categorie[1]) |
|
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. |
||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. |
||
Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. |
||
De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang |
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.[2] bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.. bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen. bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen. En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld. artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
||
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt. artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
||
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
||
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie [3] |
||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; |
||
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. artikel 1.50b Wko ; artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. Artikel 1.53 Wko; artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang |
kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8Wko gob artikel 1.48d en 1.56 lid 3 Wko |
|||
Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is |
|||
|
|||
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen |
|||
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 4; 15 lid 1 en 2 en 16 lid 1,2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a lid 1 en 2; artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang kdv artikel 4 lid 5; 6 lid 1 en 2; 7 lid 1,2,7,8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 lid 1, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang |
geen (juiste) beroepskwalificatie of verkeerd ingezette beroepskracht in opleiding |
||
artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; |
|||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|||
Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; |
|||
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang; |
|||
Minder beroepskrachten inzetten
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 13 lid 3f; 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4 lid 3f; 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko |
|||
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.[4] bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; |
|||
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; |
|||
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; |
|||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|||
artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|||
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang |
|||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
|||
De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode |
[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.
[2] In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.
[3] De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd.
Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt
[4] Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-61146.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.