Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand 2017.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Begraafplaats:

    • de gemeentelijke begraafplaats Dennenhof aan de Dennenweg in Den Ham;

    • de gemeentelijke begraafplaats aan de Molenstraat in Den Ham;

    • de gemeentelijke begraafplaats aan de Hammerweg in Vroomshoop;

    • de gemeentelijke begraafplaats aan de Weemestraat in Vriezenveen;

    • de gemeentelijke begraafplaats aan de Sibculoseweg in Westerhaar-Vriezenveensewijk;

    • de gemeentelijke begraafplaats aan de Striepeweg in Bruinehaar.

 

  • b.

    Beheerder:

    de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt.

 

  • c.

    Gebruiker:

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een gebruiksrecht op een urnennis is verleend.

     

  • d.

    Grafakte:

    de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het

    college een grafrecht wordt verleend.

 

  • e.

    Grafbedekking:

    Het gedenkteken of de grafbeplanting op een graf.

 

  • f.

    Grafkelder:

    een betonnen of gemetselde constructie, waarin één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand.

 

 

  • g.

    Grafrecht:

    het uitsluitend recht op het begraven en begraven houden in een graf of urnengraf, dan wel het gebruiksrecht op een urnennis.

 

  • h.

    Graf;

    een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon een uitsluitend recht is verleend tot:

    • het doen begraven of begraven houden van lijken;

    • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

 

  • i.

    Kindergraf:

    een graf, bestemd tot het begraven en begraven houden van kinderen tot 12 jaar.

 

  • j.

    Rechthebbende:

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een graf of een urnengraf, dat wil zeggen dat deze persoon bepaalt of en wie er (eventueel nog) in het graf begraven kunnen worden.

 

  • k.

    Urn:

    een voorwerp ter berging van één of meer asbussen.

 

  • l.

    Urnengraf:

    een graf, ten aanzien waarvan een uitsluitend recht is verleend tot het daarin bijzetten en bijgezet

    houden van urnen.

 

  • m.

    Urnennis:

    een ruimte bij de gemeente in beheer waarvoor het gebruiksrecht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

 

 

 

HOOFDSTUK 2. INDELING EN ADMINISTRATIE VAN DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 2  

 

Het college regelt de indeling van de gemeentelijke begraafplaatsen. Het college draagt er zorg voor dat per begraafplaats een actuele plattegrondtekening aanwezig is, waarop de graven, de kindergraven, de urnengraven en de urnennissen genummerd zijn aangegeven, als ook eventuele strooivelden.

 

Artikel 2a  

 

Op de begraafplaats aan de Striepeweg in Bruinehaar worden graven en urnengraven alleen uitgegeven aan inwoners van Bruinehaar alsmede aan personen , die daar tot maximaal twintig jaar geleden woonachtig zijn geweest.

 

Artikel 3  

 

  • 1.

    De administratie bevat

    • a.

      een register van alle op de begraafplaats begraven lijken, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn en het verkregen grafrecht.

    • b.

      een register van alle bijgezette asbussen, met de krach¬tens de wet voorgeschreven gegevens, waaronder de plaats van bijzetting van de asbus op de begraafplaats en het verkregen recht.

  • 2.

    Deze registers zijn openbaar; de daarin opgenomen gegevens worden op verzoek, tegen beta¬ling der daarvoor verschuldigde kosten, bekend gegeven.

  • 3.

    De administratie bevat een register van alle rechthebben¬den en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene en de gevestigde rechten. Dit register is niet openbaar.

  • 4.

    De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijzi¬ging van hun adres, e-mailadres en telefoonnummer aan het bestuur door te geven.

  • 5.

    Van de in het eerste lid bedoelde registers kan een ieder tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten een uittreksel verkrijgen, doch van het in het tweede lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvol¬gers.

 

 

HOOFDSTUK 3. OPENSTELLING BEGRAAFPLAATS

Artikel 4  

 

  • 1.

    De begraafplaats is kosteloos voor een ieder toegankelijk.

  • 2.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor publiek is geopend, zich daarop te bevinden.

  • 3.

    De openingstijden zijn, behoudens door het college te verlenen ontheffing, van zonsopgang tot zonsondergang.

  • 4.

    Het begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as is alleen mogelijk op maandag tot en met zaterdag van 08.00 uur tot 15.00 uur.

  • 5.

    Het tijdstip van begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as wordt voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken nabestaanden, vastgesteld.

 

 

HOOFDSTUK 4. ORDEMAATREGELEN

Artikel 5  

 

  • 1.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      zich op hinderlijke wijze te gedragen;

    • b.

      te colporteren of goederen voor verkoop aan te bieden;

    • c.

      op enige wijze reclame te maken voor handel of een bedrijf;

    • d.

      op de grafbedekking te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • e.

      gedenktekens te bekladden, te beschadigen of op enigerlei andere wijze te verontreinigen;

    • f.

      honden mee te voeren, met uitzondering van aangelijnde honden;

    • g.

      dieren te begraven;

    • h.

      iets te doen of na te laten dat in strijd is met de eerbiediging van de nagedachtenis van de overledene(n);

    • i.

      werkzaamheden aan grafbedekkingen door derden te laten verrichten, behoudens artikel 16 van deze verordening en zonder toestemming van de beheerder

  • 2.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      rij- of voertuigen, met uitzondering van invaliden-, kinder-, of wandelwagens, mee te nemen, anders dan ter gelegenheid van een begrafenis of tot het vervoeren van materialen bestemd voor op de begraafplaatsen te verrichten werkzaamheden;

    • b.

      met voertuigen sneller dan 10 km per uur te rijden.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 2, aanhef en onderdeel a vermelde verbod.

 

Artikel 6  

 

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats worden ontzegd.

  • 3.

    Ter handhaving van de orde op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats(en) worden ontzegd.

 

Artikel 7  

 

  • 1.

    Plechtigheden op de begraafplaats zoals dodenherdenking, onthulling van gedenktekens en dergelijke moeten ten minste vijf werkdagen van tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    Deelnemers aan de plechtigheid, zoals bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

 

 

HOOFDSTUK 5. INDELING EN UITGIFTE VAN GRAVEN

Artikel 8  

 

  • 1.

    Graven worden in principe uitgegeven aansluitend op reeds uitgegeven graven.

  • 2.

    Bij overlijden van een partner of kind kan echter ook een naastliggend grafrecht worden gekocht tot samen maximaal 3 enkeldiep of 2 dubbeldiepe graven.

  • 3.

    Bij velden, die geschikt zijn voor dubbeldiep begraven, worden alleen dubbeldiep graven uitgegeven.

  • 4.

    Het college behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de gravenvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

 

Artikel 9  

 

  • 1.

    Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven graven: kindergraven, urnengraven en urnennissen. Op strooivelden kan as worden verstrooid .

  • 2.

    Graven, waarvoor een uitsluitend recht is verleend, worden voor een termijn van 10 jaar, 30 jaar of voor onbepaalde tijd uitgegeven. De termijnen kunnen steeds met een termijn van 5, 10 en 20 jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Urnennissen, waarvoor een gebruiksrecht is verleend, worden voor een termijn van 10 jaar uitgegeven en voor onbepaalde tijd. Deze termijn kan telkens met 5 of 10 jaar worden verlengd op verzoek van de gebruiker. Een zodanig verzoek moet vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn, worden ingediend.

  • 4.

    Het is verboden om meer dan het aantal toegestane lijken te begraven of urnen te plaatsen.

  • 5.

    In een urnennis of een urnengraf kunnen ten hoogste twee urnen of asbussen worden geplaatst.

  • 6.

    Indien in geval van overlijden van één der echtgenoten dan wel samenwonende partners de langst- levende partner na overlijden wenst te worden begraven bij de eerst overledene dient dit bij de eerste begraving te worden aangegeven.

  • 7.

    Aan rechthebbenden wordt de mogelijkheid geboden om de grafrechten voor bepaalde tijd te beëindigen en vervolgens een grafrecht voor onbepaalde tijd te vestigen. Het verschil in leges voor de grafrechten wordt bij de rechthebbende in rekening gebracht.

  • 8.

    Een uitsluitend recht op een graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden, onder de voorwaarden en beperkingen van deze verordening.

  • 9.

    Het grafrecht wordt door het college schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.

  • 10.

    Rechthebbenden en gebruikers kunnen, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde leges, een

    duplicaat-grafakte verkrijgen.

 

 

HOOFDSTUK 6. VEREISTEN VOOR BEGRAVING, BIJZETTEN OF VERSTROOIING

Artikel 10  

 

  • 1.

    De rechthebbende of gebruiker die wil doen begraven, een urn of asbus wil doen bijzetten of de as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag en de zondag gelden niet als werkdag.

  • 2.

    Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in het eerste lid moet aangegeven worden of gebruik gemaakt wordt van een lijkhoes en uit welk materiaal de lijkhoes bestaat.

  • 3.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven of te verbranden, moet de kennisgeving zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 4.

    Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving of verbranding of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 5.

    Indien het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven of verbrand, dient behalve het in het derde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester aan de beheerder te worden overgelegd.

 

Artikel 11  

 

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een graf, waarvoor een (uitsluitend) recht is verleend, plaatsvindt, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, indien deze zelf de overledene is, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begravingen of bijzettingen in een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend en waarvan de termijn binnen 10 jaar afloopt, kunnen alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de termijn met tenminste 10 jaar na deze begraving of bijzetting.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

 

Artikel 12  

 

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van deze verordening door de beheerder.

  • 2.

    Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • a.

      de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 10 en 11 van deze verordening opgenomen vereisten is voldaan en vervolgens opdracht is gegeven aan het personeel van de begraafplaats.

    • b.

      bij begraving van een stoffelijk overschot het personeel van de begraafplaats de identiteit van het stoffelijk overschot heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermeld registratienummer met het bijgevoegd document dat tevens de naam/namen, overlijdens- en geboortedatum van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de levenloos geborene bevat.

 

Artikel 13  

 

Het college kan aan de rechthebbende op een graf vergunning verlenen voor het op eigen rekening (doen) aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

 

Artikel 14  

 

In de op dat moment geldende Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten gemeente Twenterand is vastgelegd, welke leges worden geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

 

HOOFDSTUK 7. VERLENGING EN OVERGANG GRAFRECHT

Artikel 15  

 

  • 1.

    Het grafrecht op een graf waarvoor een (uitsluitend) recht is verleend kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon. Hetzelfde geldt voor het gebruiksrecht van een urnennis.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn, is het college bevoegd het grafrecht vervallen te verklaren.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het bestuursorgaan het grafrecht alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende ingaande de datum waarop het betreffende recht is verlopen, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd onder betaling van de grafrechten in de tussenliggende periode.

 

HOOFDSTUK 8. EINDE GRAFRECHTEN

Artikel 16  

 

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het graf¬recht en de onder¬houdskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht of van andere kosten - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maan-den na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen 12 maanden is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbeta¬ling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende of gebruiker die - ondanks een aanmaning – in gebreke is met betalingen dan wel in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt, tijdelijk de toegang tot de begraafplaats ontzeggen.

  • 5.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of de beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een graf¬recht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwij¬derd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

 

HOOFDSTUK 9. GEDENKTEKENS EN GRAFBEPLANTINGEN

Artikel 17  

 

  • 1.

    Het plaatsen of verwijderen van gedenktekens of andere voorwerpen op graven is alleen toegestaan, wanneer daarvoor een vergunning is verleend door het college.

  • 2.

    Over de wijze van het aanvragen van een vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekkingen, alsmede het aanbrengen of onderhouden van heesters of beplantingen stelt het college nadere regels vast.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hem vastgestelde nadere regels.

  • 4.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan is aan de door hem vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van heesters of andere beplantingen op graven en urnengraven en urnennissen moet worden gedaan door of namens de rechthebbende of de gebruiker.

  • 6.

    Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of afsluitplaten, of van heesters of andere beplantingen, komen voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 7.

    Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht voor het onderhoud van gedenktekens en beplantingen zorg te dragen.

 

Artikel 18  

 

  • 1.

    De in artikel 17, vijfde lid, van deze verordening bedoelde gedenktekens of beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht.

  • 2.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – daaraan toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3.

    Indien binnen 3 maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd om op kosten van de rechthebbende of gebruiker tot verwijdering en vernietiging van het gedenkteken en/of de beplanting over te gaan,.

  • 4.

    Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken en eventuele gevolgschade voor derden, ten aanzien van de op een graf aanwezig monument, grafsteen, zerk of andere gedenktekens, beplanting en voorwerpen is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 5.

    Indien een gedenkteken naar het oordeel van de beheerder een gevaar voor bezoekers of buurgraven vormt, kan het direct worden verwijderd, zonder dat de rechthebbende of gebruiker enig recht op schadevergoeding kan doen gelden.

  • 6.

    Schade als gevolg van het afnemen en herplaatsen van een monument, grafsteen, zerk of een ander gedenkteken respectievelijk afdekplaat of van heesters of andere beplanting ten behoeve van een begraving van een lijk of de bijzetting van een urn in een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend, is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 7.

    Een rechthebbende of gebruiker is verplicht te gedogen dat het op een graf aanwezige monument, grafsteen, zerk of andere gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente door en voor haar rekening en risico tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden, zoals groot onderhoud aan het terrein of aan bomen, noodzakelijk is.

 

 

HOOFDSTUK 10. RUIMEN/SCHUDDEN VAN (URNEN)GRAVEN

Artikel 19  

 

  • 1.

    Graven en urnennissen, waar geen grafrecht meer op is gevestigd, kunnen door de gemeente worden geruimd.

  • 2.

    Ruiming geschiedt niet anders dan in opdracht van de beheerder van de begraafplaats en na verloop van tenminste 10 jaren, nadat in het graf voor het laatst een lijk of een asbus is geplaatst.

  • 3.

    De bij de ruiming van een graf aanwezige overblijfselen van lijken, worden dieper herbegraven in hetzelfde graf of overgebracht naar een door het college aangewezen gedeelte van de begraafplaats.

  • 4.

    Wanneer het hier gaat om een asbus (al dan niet met urn) kan de rechthebbende aan de beheerder vragen deze ter beschikking te stellen om elders te begraven, te (doen) verstrooien of om deze een andere bewaarplaats te geven.

  • 5.

    Op verzoek van een rechthebbende kan een graf worden geschud, wat inhoudt dat stoffelijke resten dieper in hetzelfde graf worden herbegraven opdat ruimte voor een nieuwe begraving ontstaat.

 

Artikel 20  

 

De op de (urnen)graven en bij de urnennissen geplaatste voorwerpen dienen door de rechthebbende en de gebruiker te worden verwijderd bij het aflopen van het grafrecht. Na afloop van het grafrecht vervalt het eigendom op deze voorwerpen aan de gemeente.

 

Artikel 21  

 

  • 1.

    Het openen, sluiten, ruimen en schudden van graven, als ook het opgraven en het opnieuw begraven van stoffelijke resten in een ander graf op de begraafplaats, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het college aangewezen personen.

  • 2.

    Het opgraven van lijken, ruimen en schudden van graven is slechts toegestaan, wanneer daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

 

 

HOOFDSTUK 11. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22  

 

Het college beslist in situaties waarin deze verordening niet voorziet of bij verschil van mening over de interpretatie van deze verordening.

 

Artikel 23  

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2018.

  • 2.

    De Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand 2013, vastgesteld door de raad op 2 juli 2013, wordt gelijktijdig ingetrokken.

 

Artikel 24  

 

Deze verordening wordt aangehaald als: ’Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand 2017’.

 

Vriezenveen,

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. R.J.M. Ros drs. A.E.H. van der Kolk

Naar boven