Beleidsregel voor het maken of veranderen van een inrit

Beleidsregel voor het maken of veranderen van een inrit, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 27 februari 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven;

 

overwegende en gelet op, dat artikel 2:8 van de Algemene plaatselijke verordening hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van dit artikel;

 

besluiten vast te stellen: Beleidsregel voor het maken of veranderen van een inrit.

Hoofdstuk 1: Begripsomschrijvingen

 

  • Binnen de bebouwde kom: de gebieden binnen de grenzen van de bebouwde kom zoals deze zijn aangegeven op de door het college vastgestelde plattegrond op basis van artikel 1:1 onder d van de Algemene plaatselijke verordening.

  • Buiten de bebouwde kom: de gebieden buiten de grenzen van de bebouwde kom zoals deze zijn aangegeven op de door het college vastgestelde plattegrond op basis van artikel 1:1 onder d van de Algemene plaatselijke verordening.

  • Gebiedsontsluitingsweg: deze wegen faciliteren zowel het stromen als het uitwisselen van verkeer. Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 50 km/h of 70 km/h binnen de bebouwde kom, buiten de bebouwde kom geldt een maximale snelheid van 80 km/h.

  • Groeiplaats: de ondergrondse (wortelpakket) en bovengrondse ruimte (stam en kroon) van een boom, die deze inneemt bij het volledig uitgroeien van de boom.

  • Schade groen:

    • van de stam in de bast;

    • beschadiging/snoei van:

      • i.

        wortels dikker dan 5 cm;

      • ii.

        takken dikker dan 5 cm.

        • Inrit: iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid voor gemotoriseerd verkeer van een perceel naar de openbare weg, waaronder ook verstaan wordt de begrippen uitweg, oprit en uitrit.

        • Weg: weg, als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994 (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten).

        • Openbare parkeerplaats: plaats in de openbare ruimte waar een auto geparkeerd mag/kan worden. Dat kan in een parkeervak zijn, maar bijvoorbeeld ook op de rijbaan.

 

Hoofdstuk 2: Toetsingskader

2.1. Inleiding

Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg, verder genoemd als ‘inrit’. In de gemeente Veldhoven is het verboden zonder melding ingediend te hebben een inrit te maken of te veranderen. Dit is opgenomen in het hieronder weergegeven artikel 2:8 van de Algemene plaatselijke verordening (verder genoemd: Apv). Het college staat het maken of veranderen van een uitweg niet toe op basis van de gronden die zijn genoemd in lid 3 van dit artikel.

 

Artikel 2:8 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:

    • a.

      degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet minimaal 4 weken van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of

    • b.

      het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Van de melding wordt kennis gegeven via het Gemeenteblad.

  • 3.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg indien:

    • a.

      daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 4.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.

 

Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan een kader op basis waarvan de melding voor het maken of veranderen van de uitweg wordt getoetst. Dit toetsingskader is in dit beleid vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de melder vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie).

 

2.2. Toetsingscriteria

In artikel 2:8 lid 3 Apv is vermeld op welke gronden het college het maken of veranderen van een uitweg verbiedt. Deze gronden zijn hieronder aan de hand van toetsingscriteria nader uitgewerkt. Bij iedere inritmelding wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen. Afwijking van de beleidsregel is altijd mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.

 

Het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht

Onder deze grond wordt het volgende verstaan:

Het verkeer op de weg wordt in gevaar gebracht, indien de inrit als volgt is gesitueerd:

  • waardoor de verkeersveiligheid in gevaar komt, of;

  • aan een gebiedsontsluitingsweg, of;

  • op of nabij een rotonde, kruising of splitsing van wegen, of;

  • op of binnen een afstand van 5 meter van een:

  • voetgangersoversteekplaats, of;

  • bushalte, of;

  • op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit het oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden, of;

  • op een plaats aansluitend aan de inrit op eigen terrein waarbij de plaats op eigen terrein minder dan 6 meter lang/diep is, gerekend vanaf de perceelgrens, of;

  • op een plaats waar het zicht vanaf de inrit op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is voor verkeer en er alternatieven zijn, of;

  • de inrit tot gevolg heeft dat reeds aanwezig straatmeubilair, een nutsvoorziening en/of ander obstakel zicht belemmerend is en deze redelijkerwijs niet verplaatst kan worden.

 

Zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats

Dit criterium heeft betrekking op de functie en de inrichting van de betrokken weg. Een inrit wordt door het college verboden als het aanleggen van een inrit ten koste gaat van één of meerdere openbare parkeerplaatsen.

 

Het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

Een inrit wordt verboden, indien:

  • schade aan een boom of aan de groeiplaats van de boom in het openbaar gebied ontstaat. Voor toetsing dient het Handboek bomen 2014 van het Norminstituut Bomen gehanteerd te worden volgens hoofdstuk 2 Werken rond bomen. Voor de minimale graafafstand ten opzichte van het hart van de boom worden de afstanden in artikel 2.50 aangehouden; of

  • de inrit reststukken haag (<5 m1) of reststukken groen (< 5 m2) veroorzaakt. De inrit wordt niet verboden op grond van deze bovengenoemde punten, als het een eerste inrit betreft en geen alternatief voorhanden is. Er worden dan voorschriften opgenomen in de ‘toestemming’ op de melding, bijvoorbeeld een smallere inrit of een inrit met technische aanpassingen. Een tweede inrit wordt op deze gronden sowieso verboden.

 

Al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen

De noodzaak voor een tweede inrit is doorgaans minder aanwezig dan voor een eerste inrit, vandaar dat dit criterium is gesteld.

 

2.3. Bestemmingsplannen

Meldingen worden naast de toetsing op grond van de Apv, ook getoetst aan het geldende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorschriften opgenomen voor een inrit. In de bestemmingsplannen vanaf 2015 is dat niet meer het geval.

 

2.4. Voorschriften en beperkingen

Het college kan, ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de melding voor het maken of veranderen van een uitweg is vereist, voorschriften en beperkingen verbinden aan de ‘toestemming’ (artikel 1:4 Apv).

 

Artikel 1:4 Voorschriften, beperkingen en nadere regels

  • 1.

    Aan een vergunning, ontheffing of geaccepteerde melding kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning, ontheffing of melding is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend of van wie een melding is geaccepteerd, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in deze verordening kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de onderwerpen in deze verordening.

 

Hoofdstuk 3: Uitvoeringsaspecten

3.1. Inleiding

Bij het aanleggen van inritten hanteert de gemeente een aantal uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in inritten:

  • binnen de bebouwde kom, onderverdeeld naar:

    • particulier,

    • nieuwbouw en

    • bedrijfsmatig en

  • buiten de bebouwde kom.

3.2. Algemene uitgangspunten

Voor inritten binnen de bebouwde kom geldt een aantal uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn van toepassing, tenzij anders overeengekomen, bijvoorbeeld met een projectontwikkelaar bij een nieuwbouwplan:

  • 1.

    De aanleg van een inrit op gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een inrit;

  • 2.

    De constructie wordt bepaald door de gemeente;

  • 3.

    De standaard-inritbreedte van een:

    • a.

      enkele particuliere inrit is 3 meter;

    • b.

      een dubbele particuliere inrit (voor één woning) is 5 meter.

    • c.

      een dubbele inrit voor twee woningen is maximaal 7 meter.

    • d.

      een bedrijfsmatige inrit is maximaal 8 meter, afhankelijk van het maatgevend voertuig en de draaicirkels van dit voertuig.

Als afwijkende maatvoering voor inritten genoemd is in een bestemmings-, inrichtings- of beeldkwaliteitsplan, gelden die maten.

 

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotbepalingen

4.1. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze beleidsregel naar hun oordeel tot een onbillijkheid van bijzondere aard leidt, af te wijken van deze beleidsregels.

 

4.2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders,

op 27 februari 2018 en treedt in werking op 15 maart 2018.

 

4.3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel voor het maken of veranderen van een inrit’.

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven,

H.J. de Ruiter A.M. Demmers-van der Geest

secretaris burgemeester

Naar boven