Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Assen

De raad van de gemeente Assen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 januari 2018;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, eerste tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, 2.1.6 en 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 3.8, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;

 

gezien het advies van de cliëntenraad;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen:

 

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 9 Persoonsgebonden budget komt te luiden:

1. De hoogte van een pgb:

a. wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden

b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen e andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud, reparatie en verzekering en

c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

2. De hoogte van het pgb tarief voor formele hulp wordt bepaald voor:

a. Begeleiding onder het hoofdresultaat Z5, Schoon en leefbaar huis € 21,- per uur

b. Begeleiding onder de hoofdresultaten Z1A en B t/m Z4, M4 en M5 € 45,- per uur

c. Dagbesteding onder de hoofdresultaten M1, M2, M3 € 45, - per dagdeel

d. Logeren onder hoofdresultaat M4 op interventieniveau 8 € 171,- per etmaal

e. G3 Time Out 18+ € 2.700,- per maand

f. Z1C Begeleid Kamerwonen 18+ € 1.917,- per maand

g. Beschermd wonen onder het hoofdresultaat V2 Veilig wonen, 90% van het zin-tarief per maand

h. Voor hulpmiddelen aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst compenserende voorziening in natura.

3. Het pgb waarmee ondersteuning wordt ingekocht bij een persoon die behoort het sociaal netwerk bedraagt:

a. Begeleiding onder het hoofdresultaat Z5,  Schoon en leefbaar huis €  16,13 per uur

b. Begeleiding onder de hoofdresultaten Z1 t/m Z4, M4 en M5 € 29 per uur

c. Dagbesteding onder de hoofdresultaten M1, M2, M3 € 29 per dagdeel

d. Logeren onder hoofdresultaat M4 op interventieniveau 8 € 111,- per etmaal

e.  Beschermd wonen onder het hoofdresultaat V2 Veilig wonen, 65% van het zin-tarief per maand

4. Het college bepaalt bij nadere regeling welke voorwaarden gesteld worden aan de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waaronder de voorwaarden voor het betrekken van ondersteuning van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

 

Artikel 10 Bijdrage in de kosten komt te luiden:

1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning;

b. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een persoonsgebonden budget (PGB), zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt.

2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald door:

a. De kostprijs: de bijdrage van de maatwerkvoorziening, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of lid 3 of 4 van dit artikel geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

b. Landelijk kader: de bijdrage is afhankelijk van de leeftijd, de huishoudsamenstelling en het inkomen en vermogen binnen het huishouden.

3. De bijdrage van de cliënt voor de in dit lid opgenomen maatwerkvoorzieningen, dan wel het totaal van de bijdragen voor deze voorzieningen, bedraagt € 17,50 per bijdrageperiode, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere eigen bijdrage verschuldigd is. Het betreft de bijdrage voor de hoofdresultaten:

a. V1 Veilige huiselijke relatie

b. Z1 Zelfstandig wonen

c. Z2 Financiën op orde

d. Z3 omgang met instanties op orde

e. Z4 Activiteiten dagelijks leven op orde

f. M2 Educatieve dagbesteding

g. M3 Dagbesteding

h. M4 Sociaal netwerk

i. M5 Maatschappelijke participatie

j. G1 Gezondheid

k. G2 Verslaving

4. Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd voor de maatwerkvoorziening met hoofdresultaat M1 arbeidsmatige dagbesteding.

5. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of PGB voor de woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

6. Het college bepaalt bij nadere regels door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4., zevende lid van de Wet, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of PGB worden vastgesteld en geïnd.

7. De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald:

a. door aanbesteding;

b. na een consultatie in de markt, of

c. in overleg met de aanbieder.

 

Artikel 12 Algemene voorziening schoonmaak komt te luiden:

1. Voor het gebruik van de algemene voorziening schoonmaak geldt een eigen bijdrage ter hoogte van de kostprijs van de voorziening.

2. Deze kostprijs is het tarief per uur van de gecontracteerde aanbieder voor de levering van de algemene voorziening schoonmaak (AVS), te weten:

 

Zorgaanbieder

Tarief per uur

Allerzorg

€ 21,34

Beter Thuis Wonen Holding B.V.

€ 21,08

BiONS B.V.

€ 23,22

Chalcedoonzorg B.V.

€ 21,34

De Nieuwe Zorg Thuis B.V.

€ 22,86

Zorgzaak

€ 20,83

Dokter Schoonmaakorganisatie B.V.

€ 22,86

Flexiplus Huishouding VOF

€ 20,83

Stichting Lelie Zorggroep

€ 23,77

Stichting Zorggroep Drenthe

€ 22,84

Thuiszorg Matilda Nederland B.V.

€ 22,86

Tzorg B.V.

€ 22,67

Wijkzorg Comfort

€ 21,84

 

3. De in het tweede lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van het jaar 2018 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkeling van het cao-loonindexcijfer van de sector overheid en zorg van november, zoals gepubliceerd door het Centraal bureau voor de statistiek. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

4. Voor cliënten die beperkingen ervaren in de zorg voor een schoon en leefbaar huis geldt een korting op de bijdrage bedoeld in het eerste lid voor de eerste 12 uur ondersteuning per 4 weken:

a. De hoogte van de korting voor cliënten met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum bedraagt 100% van het uurtarief.

b. De hoogte van de korting voor cliënten met een inkomen groter dan 120% van het sociaal minimum bedraagt € 10,- per uur.

5. Indien een eigen bijdrage wordt betaald aan het CAK, wordt deze in mindering gebracht op het inkomen genoemd in lid 4. Het vermogen van cliënt wordt niet meegenomen bij de vaststelling van het inkomen.

6. Indien een cliënt meent dat de algemene voorziening met het oog op zijn beperkingen geen passende oplossing biedt, dan beoordeelt het college of hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 13 vervalt.

 

Artikel 19 Persoonsgebonden budget komt te luiden:

1. De hoogte van een pgb:

a. wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen en

c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

2. De hoogte van het pgb voor formele hulp wordt bepaald voor:

Hoofdresultaat

Soort ondersteuning

Tarief per eenheid

Z1A en B t/m Z4 en G1 en G2, M4 en M5

begeleiding

€ 45.00 per uur

Z1C

begeleiding

€ 1.917.00 per maand

G1 gezondheid intensief

begeleiding

€ 1.845.00 per maand

G1 intramuraal regulier

begeleiding

€ 220.50 per dagdeel

M1 en M3

dagbesteding

€ 45.00 per dagdeel en inclusief vervoer

M2 educatief

dagbesteding

€ 56.00 per dagdeel, inclusief vervoer

behandeling regulier en kort intensief gezondheid (G1)

behandeling

€ 84.00 per uur

G2 verslaving

behandeling

€ 96.00 per uur

G2 verslaving

Behandeling, daghulp

€ 580.00 per dagdeel

G3 gezond opgroeien/opvoeden

behandeling

€ 81.00 per uur

G3 time out

logeren

€ 2.700 per maand

M4

logeren

€ 171.00 per etmaal, inclusief vervoer

 

3. Het pgb waarmee ondersteuning wordt ingekocht bij een persoon die behoort het sociaal netwerk bedraagt € 29,- per uur voor begeleiding.

4. Het college bepaalt bij nadere regeling welke voorwaarden gesteld worden aan de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waaronder de voorwaarden voor het betrekken van ondersteuning van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

 

Artikel 21a wordt toegevoegd:

Het college kan de Sociale verzekeringsbank verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van een betaling uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

 

Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden komt te luiden:

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de voorziening stelt het college een reële prijs vast voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet. Deze geldt als ondergrens voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en voor het aangaan van een overeenkomst met de derde.

2. Het college baseert de reële prijs voor door derden te leveren diensten of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, op de volgende kostprijselementen:

a. de kosten van de beroepskracht, waaronder de loonkosten en overige kosten voortvloeiend uit de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, de kosten van wettelijk verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst;

b. redelijk overheadkosten;

c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

d. reis- en opleidingskosten;

e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f. overige kosten als gevolg van gemeentelijke verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportage verplichtingen;

3. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren hulpmiddelen, in ieder geval rekening met:

a. De marktprijs van het hulpmiddel, en

b. De eventuele extra taken die van de leverancier worden gevraagd, zoals:

i. aanmeten, leveren, en plaatsen van het hulpmiddel;

ii. onderhoud van het hulpmiddel

iii. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden

 

Artikel II

De toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen wordt als volgt gewijzigd:

 

De toelichting bij artikel 9 komt als volgt te luiden:

Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een pgb verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een pgb alleen wordt verstrekt indien de cliёnt dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b). Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103).

In de volgende leden wordt gehoor gegeven aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).

We hanteren afzonderlijke tarieven voor formele zorg en zorg uit het sociale netwerk. Dit sluit aan bij de criteria zoals die gelden in het jeugdkader en de kadernota Wmo. Als uitgangspunt geldt dat het tarief voor formele zorg 90% bedraagt van het tarief voor Zorg in Natura. De administratieve last in het geval van een PGB ligt bij de budgethouder/cliënt en niet bij de aanbieder/uitvoerder van de hulp. Een deel van de overhead bij de aanbieder valt hierdoor weg. De tarieven zijn vastgesteld in eenheden omdat dit het makkelijker maakt voor pgb houders om de ondersteuning in te kopen. Niet alle zorgaanbieders hanteren tarieven gebaseerd op een resultaat. Hierdoor worden daarnaast eventuele discussies over de toereikendheid van het pgb vereenvoudigd.

Het pgb voor ondersteuning die wordt ingekocht bij het sociaal netwerk (informele hulp), zijn eveneens vastgesteld in eenheden. Deze tarieven zijn lager dan de tarieven voor formele hulp aangezien voor hulpverleners uit het sociaal netwerk geen arbeidsrechtelijke verplichtingen (o.a. werkgeverslasten), verzekeringen, reiskosten gelden en omdat lagere kwaliteitseisen worden gesteld t.o.v. de aanbieder van formele zorg (o.a. opleidingsniveau).

Uit jurisprudentie blijkt dat het onderscheid formele-informele zorg niet altijd zwart wit is, daarom wordt een nadere uitwerking van de kaders (waaronder de invulling van de begrippen), opgenomen in de nadere regels.

Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een pgb. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen.

Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserend door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura.

De toelichting bij artikel 10 komt te luiden:

De gemeente mag van cliënten een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) alsmede voor algemene voorzieningen. Voor bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten geldt dat het vastleggen van de hoogte hiervan wel kan worden gedelegeerd. Dit volgt uit jurisprudentie onder de oude Wmo (CRvB 17-11-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6880) en heeft te maken met het feit dat de hoogte van de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten reeds wordt begrensd door landelijke regelgeving.

De gemeente Assen hanteert als lijn dat de maximale eigen bijdrage wordt gevraagd, behalve voor

• de hoofdresultaten V1, Z1, Z2, Z3, Z4, M2, M3, M4, M5, G1, G2 (logeren, begeleiding en dagbesteding): voor deze maatwerkvoorzieningen wordt een vast tarief van € 17,50 per periode gevraagd. Daarmee wordt vooruitgelopen op het voornemen van het kabinet vanaf 2019 over te gaan tot een abonnementstarief voor de Wmo van € 17,50 per periode. Dit voornemen passen we in Assen al toe op de nieuwe Wmo-taken logeren, begeleiding en dagbesteding. Reden is om te voorkomen dat inwoners om financiële redenen afzien van deze ondersteuning en zorg gaan mijden.

•het hoofdresultaat M1 arbeidsmatige dagbesteding: voor deze maatwerkvoorziening wordt geen eigen bijdrage opgelegd. Reden is dat deelnemers aan arbeidsmatige dagbesteding activiteiten verrichten, waarvoor ze een kleine bijdrage kunnen ontvangen. Er wordt op deze manier geen drempel opgelegd om te werken, waardoor de stap naar werk wordt bevorderd.

Het innen van de eigen bijdrage delegeert de gemeente aan het CAK. Het CAK berekent per cliënt op basis van de verordening hoe hoog de maximale eigen bijdrage is, en zorgt voor de inning.

In het tweede lid is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet mag overstijgen: de gemeente mag geen winst maken op de bijdragen.

In het vijfde lid is uitgewerkt dat op grond van artikel 2.1.5 Wmo bij verordening kan worden bepaald dat voor een woningaanpassing ten behoeve van een minderjarige een bijdrage in de kosten wordt opgelegd aan de ouders.

In het zevende lid is uiteengezet hoe de kostprijs van een voorziening tot stand komt.

 

De toelichting bij artikel 12 komt te luiden:

De CRvB heeft geoordeeld dat hulp bij het huishouden een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Gemeenten mogen hulp bij het huishouden aanbieden als een algemene voorziening als ze aan een aantal voorwaarden voldoen. (CRvB 18-05-2016, ECLI:CRVB:2016:1402/1403/1404) Eén van de voorwaarden is dat de grondslag voor de kosten, de eigen bijdrage en een eventuele korting in de verordening is vastgelegd.

Voor de AVS is de eigen bijdrage in principe de kostprijs. Voor cliënten met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum geldt dat zij geen eigen bijdrage betalen en alle kosten vergoed krijgen. Voor cliënten met een inkomen boven de 120% van het sociaal minimum geldt een korting van 10,- per uur. Dit betekent dat de inwoner nog ca. € 10,- per uur zelf moet bijdragen.

De algemene voorziening is financieel passend voor zover de eigen bijdrage die voor de voorziening moet worden betaald niet hoger is dan de eigen bijdrage die cliënt voor een maatwerkvoorziening verschuldigd zou zijn. Art. 3.8, lid 4 Uitvoeringsbesluit Wmo benoemt een aantal situaties waarin geen eigen bijdrage verschuldigd is. In die situaties kan in ieder geval geen eigen bijdrage worden gevraagd.

 

De toelichting bij artikel 21a luidt:

In bepaalde gevallen is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie een beter instrument dan beëindiging of weigering (op grond van artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015) of zelfs intrekken of herzien van het verleningsbesluit (op grond van artikel 2.3.10 van de wet). Middels opschorting kan ruimte geboden worden voor herstelmaatregelen of nader onderzoek. Bijvoorbeeld als het gaat om de overeenkomsten die de budgethouder is aangegaan of bij herziening van de toekenningbeschikking.

Het is aan de SVB om te beslissen over te gaan tot opschorting. Dit kan echter ook op verzoek van het college, mits dit met toepassing van bij de verordening gestelde regels gebeurd (artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015). Gemeenten die deze mogelijkheid wenselijk achten dienen dit artikel (of enig artikel ter uitvoering van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015) in de verordening op te nemen.

 

De toelichting bij artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19. Persoonsgebonden budget

De gemeenten van Noord en Midden Drenthe hebben bij diverse zorgaanbieders jeugdhulp ingekocht. Daarbij zijn afspraken gemaakt over de tarieven. Voor in natura toegekende voorzieningen is derhalve duidelijk wat de kosten zijn.

De Jeugdwet geeft aan dat een pgb toereikend moet zijn om hulp in te kopen, maar niet hoger hoeft te zijn dan de kosten voor zorg in natura.

De rechter heeft bepaald dat het is toegestaan om bij een pgb een korting te berekenen op het tarief van zorg in natura. De gemeente kiest ervoor om deze werkwijze te hanteren.

We hanteren afzonderlijke tarieven voor formele zorg en zorg uit het sociale netwerk. Dit sluit aan bij de criteria zoals die gelden in het jeugdkader en de kadernota Wmo. Als uitgangspunt geldt dat het tarief voor formele zorg 90% bedraagt van het tarief voor Zorg in Natura. De administratieve last in het geval van een PGB ligt bij de budgethouder/cliënt en niet bij de aanbieder/uitvoerder van de hulp. Een deel van de overhead bij de aanbieder valt hierdoor weg. De tarieven zijn vastgesteld in eenheden omdat dit het makkelijker maakt voor pgb houders om de ondersteuning in te kopen. Niet alle zorgaanbieders hanteren tarieven gebaseerd op een resultaat. Hierdoor worden daarnaast eventuele discussies over de toereikendheid van het pgb vereenvoudigd.

Het pgb voor ondersteuning in de vorm van begeleiding die wordt ingekocht bij het sociaal netwerk (informele hulp), is eveneens vastgesteld in eenheden. Dit tarief is lager dan het tarief voor formele hulp aangezien voor hulpverleners uit het sociaal netwerk geen arbeidsrechtelijke verplichtingen (o.a. werkgeverslasten), verzekeringen, reiskosten gelden en omdat lagere kwaliteitseisen worden gesteld t.o.v. de aanbieder van formele zorg (o.a. opleidingsniveau).

Uit jurisprudentie blijkt dat het onderscheid formele-informele zorg niet altijd zwart wit is, daarom wordt een nadere uitwerking van de kaders (waaronder de invulling van de begrippen), opgenomen in de nadere regels.

Welke voorwaarden aan het verstrekken van een pgb worden gesteld, bepaalt het college bij nadere regels. Hierin kan het college aangeven welke voorwaarden er gelden als met het pgb ondersteuning wordt betrokken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

 

De toelichting bij artikel 2 3 komt te luid en :

Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders derden laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden en de op grond van artikel 2.6.6, tweede lid, gestelde nadere regels in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Met artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is nadere invulling gegeven aan de verplichting van artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet om bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Het artikel bepaalt aan welke eisen ten minste moet worden voldaan om een goede prijs-kwaliteitverhouding te borgen. Gemeenten kunnen meer zaken hieromtrent regelen; een uitputtende regeling is in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 niet beoogd. De regels hebben tot doel dat een reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die in opdracht van het college door derden worden verleend, zodat de kwaliteit en continuïteit van deze diensten kunnen worden gewaarborgd door het gemeentebestuur (artikel 2.1.1, van de wet) en de gecontracteerde aanbieders (artikel 3.1, van de wet).

 

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2018.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 februari 2018.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven