Gemeente Hattem – Verordening op de rekenkamercommissie

De raad van de gemeente Hattem, in vergadering bijeen op 5 maart 2018,

 

gelezen het voorstel van het presidium,

 

gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet,

 

besluit:

 

in te trekken de Verordening instelling commissie voor de rekenkamerfunctie van 5 juli 2010 en vast te stellen de

 

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Hattem

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Gemeentewet;

  • b.

    commissie: rekenkamercommissie van de gemeente Hattem;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • d.

    extern lid: lid dat geen raads- of (burger)commissielid is in de gemeente Hattem;

  • e.

    intern lid: beëdigd raads- of (burger)commissielid van de gemeente Hattem;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    doelmatigheid : de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt.

  • h.

    doeltreffendheid : de mate waarin het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.

  • i.

    rechtmatigheid : de mate waarin wordt voldaan aan de wettelijke kaders en regelgeving, met name de wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

 

Artikel 2 Rekenkamercommissie

 

  • 1.

    Er is een commissie die door de raad is ingesteld voor de uitoefening van de rekenkamer-functie als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet en die wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2.

    De rekenkamercommissie bestaat uit drie externe leden, van wie één lid fungeert als voorzitter en twee interne leden, een uit de coalitie en een uit de oppositie.

 

Artikel 3 Benoeming leden

 

  • 1.

    De raad benoemt de leden op voordracht van de rekenkamercommissie.

  • 2.

    De interne leden worden benoemd voor de duur van een raadsperiode. De externe leden worden benoemd voor een periode van vier jaar, met uitzondering van de voorzitter, die voor een periode van zes jaar wordt benoemd.

  • 3.

    Alle leden van de rekenkamercommissie kunnen voor maximaal één periode worden herbenoemd.

  • 4.

    Bij verhindering van de voorzitter treedt een van de andere externe leden op als waarnemend voorzitter.

 

Artikel 4 Eed en belofte

 

Ten aanzien van de externe leden is artikel 81g van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

 

  • 1.

    De raad ontslaat de leden of stelt hen op non-actief.

  • 2.

    Het lidmaatschap van een lid eindigt:

a. aan het eind van zijn of haar benoemingsperiode volgens artikel 3 lid 2 en lid 3;

b. op eigen verzoek;

c. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

d. wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld, of wanneer bij zo’n uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

e. indien het lid bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

f. indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van lid van de rekenkamercommissie te vervullen.

g. Daarnaast eindigt het lidmaatschap van een intern lid bij een tussentijdse beëindiging van zijn of haar raads- of commissielidmaatschap.

 

Artikel 6 Vergoeding

 

  • 1.

    Leden van de rekenkamercommissie vallen niet onder de ambtelijke rechtspositie van de gemeente.

  • 2.

    De externe leden krijgen een door de gemeenteraad vast te stellen vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en een vergoeding voor gemaakte reiskosten. Voor de reiskostenvergoeding geldt de regeling die in de gemeente Hattem in gebruik is.

  • 3.

    Wanneer de externe leden zelf een onderzoek of een deel van een onderzoek uitvoeren, krijgen zij daarvoor een extra vergoeding, waarvoor het uurbedrag eveneens door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Vooraf wordt bepaald hoeveel uren naar verwachting voor het door hen uit te voeren (deel van het) onderzoek nodig zal zijn.

  • 4.

    Burgercommissieleden die lid zijn van de commissie krijgen voor het bijwonen van de vergaderingen eenzelfde vergoeding als voor het bijwonen van vergaderingen van andere raadscommissies.

  • 5.

    De vergoedingen die in lid 2, lid 3 en lid 4 worden genoemd, komen te laste van het budget van de rekenkamercommissie.

 

Artikel 7 De voorzitter

 

  • 1.

    De voorzitter van de rekenkamercommissie draagt zorg voor

    • het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie;

    • het leiden van de vergaderingen;

    • het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze;

    • het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming.

  • 2.

    De voorzitter voert daarvoor regelmatig overleg met de onderzoekers en de secretaris.

  • 3.

    De voorzitter voert namens de rekenkamercommissie het woord in de gemeenteraad.

 

Artikel 8 Ambtelijk secretaris

 

  • 1.

    In overleg met de rekenkamercommissie draagt de griffier er zorg voor dat de rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 2.

    De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de rekenkamercommissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

 

Artikel 9 Vergaderingen

 

  • 1.

    De commissie vergadert zo vaak als zij nodig acht voor een goede uitoefening van haar taak.

  • 2.

    De commissie vergadert in beslotenheid. Haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 3.

    De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

 

Artikel 10 Onderzoek

 

  • 1.

    De commissie bepaalt haar eigen onderzoeksprogramma. Per raadsperiode zullen maximaal vier onderzoeken worden uitgevoerd.

  • 2.

    Aan het begin van elke raadsperiode verzoekt de commissie de raadsfracties voorstellen voor onderzoek aan te dragen.

  • 3.

    De raad kan in de loop van de raadsperiode een gemotiveerd verzoek aan de commissie voorleggen tot het instellen van een onderzoek over een bepaald onderwerp. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 4.

    Per onderzoek informeert de commissie de raad over het gekozen onderwerp en over de centrale onderzoeksvraag.

 

Artikel 11 Werkwijze

 

  • 1.

    De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2.

    De commissie legt haar werkwijze voor het uitvoeren van onderzoeken schriftelijk vast.

  • 3.

    Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 4.

    De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

 

Artikel 12 Informatie

 

  • 1.

    De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken.

  • 2.

    De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

 

Artikel 13 Zienswijze op onderzoeksrapport

 

  • 1.

    De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 2.

    Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

 

Artikel 14 Budget

 

  • 1.

    De rekenkamercommissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de externe leden;

    • b.

      het lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamer-commissies;

    • c.

      externe deskundigen die eventueel door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3.

    De rekenkamercommissie is voor de besteding van de aan haar beschikbaar gestelde gelden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

 

Artikel 15 Reglement van orde

 

De RKC stelt een reglement van orde op waarin nadere regels worden gesteld over de invulling van haar werkzaamheden die gericht zijn op het toetsen en verbeteren van de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het functioneren van de gemeente.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 6 maart 2018.

 

Artikel 17 Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie".

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 maart 2018

 

de griffier, de voorzitter,

 

J. van Zwam drs. J.W. Wiggers

 

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Vooraf: gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet

 

Artikel 81oa van de Gemeentewet

1. Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stelt de raad bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie.

2. De artikelen 182 en 185 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

3. Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, is artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j en o, van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 182

1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

2. Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

 

Artikel 185

1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken [rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan] instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij terzake voorstellen doen.

3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.

5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.

 

 

Artikel 1  

 

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

 

Artikel 2  

 

De rekenkamercommissie bestond in de raadsperioden 2010-2014 en 2014-2018 uit vijf raadsleden (uit elke fractie één) en een externe voorzitter. In de raadsvergadering waarin deze verordening is vastgesteld, heeft de raad besloten de samenstelling van de commissie te wijzigen, in die zin dat naast twee raads- of (burger)commissieleden en een externe voorzitter twee andere externe leden worden benoemd.

De mogelijkheid om (burger)commissieleden te benoemen is ook nieuw. Daarbij is overwogen dat (burger)commissieleden dichtbij het raadswerk staan en dat het goed is kwaliteiten die zij bezitten te benutten.

 

Artikel 3  

 

Artikel 3 lid 1

Het ligt voor de hand de sollicitatieprocedure voor externe leden en de selectie van reacties op een advertentie door de rekenkamercommissie te laten plaatsvinden. Voor de voordracht van interne leden kan de rekenkamercommissie raads- of commissieleden benaderen die zij geschikt acht voor deze functie. Eventueel kan zij daarover overleggen met de fractievoorzitters.

Artikel 3 lid 2

De benoemingsperiode voor interne en externe leden is gelijkgetrokken. Een afwijkende periode voor externe leden zou betekenen dat tijdens de raadsperiode nieuwe externe leden moeten worden gezocht. Dat zou de voortgang van een onderzoek dat op dat moment loopt kunnen hinderen. Met het oog op de continuïteit is het wel goed dat voor de voorzitter een andere benoemingsperiode geldt.

 

Artikel 4  

 

De verplichting om de eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe leden van de rekenkamercommissie.

 

Artikel 81g Gemeentewet luidt als volgt:

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, legt het externe lid van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”

(“Dat verklaar en beloof ik!”)

 

Artikel 5  

 

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen in bepaalde situaties op non-actief te stellen.

Bij de aanvaarding van een functie zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, punt c, past de verwijzing naar artikel 81f Gemeentewet dat grotendeels ook van toepassing is op de rekenkamercommissie:

 

Artikel 81f

1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning;

h. lid van gedeputeerde staten;

i. griffier der staten;

j. lid van de raad (volgens artikel 81oa niet van toepassing voor een rekenkamercommissie);

k. burgemeester van de betrokken gemeente;

l. wethouder van de betrokken gemeente;

m. lid van een deelraad van de betrokken gemeente;

n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente van de betrokken gemeente;

o. lid van een commissie van de betrokken gemeente (volgens artikel 81oa niet van toepassing voor een rekenkamercommissie);

p. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

q. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c. ambtenaar, werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

 

Artikel 6  

 

De Gemeentewet regelt alleen vergoedingen voor externe leden van de commissie. Er is gekozen voor vaste vergoedingen per vergadering (en niet per maand, omdat er ook maanden zijn waarin niet vergaderd wordt). Daarnaast zal voor elk onderzoek een afzonderlijke vergoeding worden vastgesteld, die van te voren met de onderzoekers wordt overeengekomen. Daarmee wordt voorkomen dat een onderzoek onverwacht veel geld gaat kosten en dat voortdurend moet worden bijgehouden hoeveel uren eraan zijn besteed.

 

Artikel 7  

 

Bij artikel 7 lid 3 gaat het om de toepassing van artikel 15 van het Reglement van orde gemeenteraad Hattem 2017 (deelname aan de beraadslaging door anderen):

Onverminderd wat bepaald is in artikel 21 van de Gemeentewet, kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

 

Artikel 8  

 

De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. In de praktijk zal het meestal de griffiemedewerker zijn die deze functie vervult. Zijn taken beperken zich in principe tot de gebruikelijke secretariële werkzaamheden. In voorkomende gevallen kan in overleg worden besloten dat hij een beperkte rol speelt bij een onderzoek. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.

 

Artikel 9 en 11

 

De rekenkamercommissie krijgt een redelijke vrijheid om de eigen werkwijze te bepalen.

 

Artikel 10  

 

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn. Om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat de commissie zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Het verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet als mogelijkheid genoemd. Daardoor wordt aan zo’n verzoek een bepaald gewicht toegekend. Als de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad, moet zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

 

Artikel 12  

 

Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken, is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren.

 

Artikel 13  

 

Met het oog op de zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij(en) de kans krijgt(/krijgen) om op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport te reageren. Er vindt dan wederhoor plaats, waarbij de feitelijke bevindingen uit het onderzoek aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden te corrigeren. Indien van toepassing wordt het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de commissie aan de (gecorrigeerde) bevindingen verbindt. Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

 

Artikel 14  

 

De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak.

 

Artikel15

 

Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie.

 

Artikel 16 en 17

 

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

 

 

 

Naar boven