Bestaande tekst
AFDELING 5
SMART-, HEAD- EN GROWSHOPS
Artikel 3:47
Toepassingsbereik
Indien en voor zover de bepalingen van deze afdeling afwijken van de overige bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven de overige bepalingen buiten toepassing.
Artikel 3:48
Begripsomschrijvingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smart-, head- of growshop;
b. ondernemer: de natuurlijke persoon voor wiens rekening en risico een inrichting wordt geëxploiteerd;
c. leidinggevende: degene die de feitelijke leiding geeft aan de exploitatie van een inrichting.
2. In deze afdeling wordt onder bezoeker niet verstaan:
a. de gezinsleden van de ondernemer alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;
d. het dienstdoend personeel.
Artikel 3:49
Vergunningplicht
1. Het is verboden een inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De ondernemer vraagt de vergunning aan met een door de burgemeester vastgesteld formulier.
3. De vergunning is niet overdraagbaar.
4.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 3:50
Afnemend maximum
1. De burgemeester stelt een maximum aantal vergunningen vast.
2.
Als de burgemeester een vergunning intrekt, neemt het in het eerste lid bedoelde maximum met hetzelfde aantal af, tenzij de intrekking verband houdt met verplaatsing van een inrichting.
Artikel 3:51
Beslistermijn
1.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 beslist de burgemeester op de aanvraag voor een vergunning binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
2.
De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste dertien weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
Artikel 3:52
Weigeringsgronden
De burgemeester weigert de vergunning indien:
a. het in artikel 3:50 bedoelde maximum aan tal vergunningen is bereikt.
b. de vestiging of exploitatie strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan dan wel met een geldende leefmilieuverordening;
c.
het gebruik van de inrichting in strijd is met artikel 2.11.1, eerste lid, dan wel artikel 2.12.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken;
d.
de inrichting gevestigd is in de nabijheid
van een school of jongerencentrum;
e.
de inrichting gevestigd is in de nabijheid van bedrijven of winkels met een dusdanig andere bezoekersgroep, dat de ontmoeting tussen de verschillende bezoekersgroepen openbare orde-problemen tot gevolg heeft of tot gevolg kan hebben;
f.
er naar zijn oordeel sprake is van een concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied, waardoor het gevaar voor aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat cumula-tief toeneemt;
g.
naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de inrichting het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
h.
ondernemer(s) of leidinggevende(n) de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt;
i.
ondernemer(s) of leidinggevende(n) niet voldoet/voldoen aan de eisen die bij of krachtens artikel 8, tweede lid sub a en b, en derde lid van de Drank- en Horecawet worden gesteld;
j.
ondernemer(s) of leidinggevende(n) een inrichting als bedoeld in artikel 3:3, 3:30 of 3:48 heeft/hebben geëxploiteerd die evenwel op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde binnen drie jaar voor de aanvraag gesloten is geweest;
k.
redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
l.
sprake is van een geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur.
Artikel 3:53
Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de krachtens de Winkeltijdenwet geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is.
Artikel 3:54
Verbod aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting voor bezoekers gesloten dient te zijn, deze inrichting voor bezoekers geopend te hebben, daarin of aldaar een of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven, of zich als bezoeker daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 3:55
Toegang ambtenaren van politie
De exploitant is verplicht ervoor zorg te dragen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
a. gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is dan wel
b. gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn, indien die ambtenaren van politie het vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
|
Nieuwe tekst
AFDELING 5
TEGENGAAN ONVEILIG, NIET LEEFBAAR EN MALAFIDE ONDERNEMERSKLIMAAT
Paragraaf 1
Vergunningplicht
Artikel 3:47
Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een inrichting zoals bedoeld in de artikelen 2:27, 2:66, 3:3 of 3:30 of een daarbij behorend perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 3:48
Exploitatie bedrijf
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
in een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
De aanvraag daartoe dient te geschieden door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
De vergunning wordt uitsluitend aan natuurlijke personen verleend. Zij is persoons- en pandgebonden en kan niet worden overgedragen. Indien het bedrijf geëxploiteerd wordt door een Vennootschap onder Firma of een Commanditaire Vennootschap, dan dienen alle (beherende) vennoten afzonderlijk als exploitant op de vergunning vermeld te worden.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.
Op de vergunning als bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3:49
Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 geweigerd indien:
a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b.
de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
c.
de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
d.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
e.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
f.
de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan;
g.
de exploitant of een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiending van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Artikel 3:50
Beheerder
1.
De exploitant van een bedrijf kan beheerders aanstellen.
2.
De exploitant verzoekt de burgemeester om de beheerder bij te schrijven op het aanhangsel bij de vergunning. Bij dit verzoek dient de exploitant het arbeidscontract met de beheerder te overleggen.
3.
Een beheerder die in enig opzicht van slecht levensgedrag is, wordt geweigerd of verwijderd van het aanhangsel.
4.
Het is verboden een bedrijf voor het publiek geopend te hebben indien in het bedrijf geen exploitant of beheerder feitelijk aanwezig is.
Artikel 3:51
Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 worden ingetrokken indien:
a.
de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
b.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
c.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
d.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
e.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie;
f.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is;
g.
de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan;
h.
zich in het betrokken bedrijf feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;
i.
naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het bedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door het laten voortbestaan van de vergunning.
Artikel 3:52
Bevelen sluiting
1.
De burgemeester kan een bedrijf als bedoeld in artikel 3:48 gesloten verklaren indien:
a.
de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3:48, tweede lid;
b.
de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
c.
gehandeld wordt in strijd met het bepaalde in artikel 3:50, vierde lid.
Paragraaf 2
Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
Artikel 3:53
Sluiting overlast gevende, voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw – niet zijnde een inrichting als bedoeld in de artikelen 2:27, 2:66, 3:3 of 3:30 – of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 3:54
Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen in geval van misdrijf
De burgemeester kan, ter bescherming van de openbare orde, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is, indien daar door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard, of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen.
|